NL2015144B1

NL2015144B1 - Inrichting en werkwijze voor het testen op micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn.

Info

Publication number: NL2015144B1
Application number: NL2015144A
Authority: NL
Inventors: Maria Franciscus Donatus Rijkx Joseph; Diepenbruck Jens
Original assignee: Amiris B V
Priority date: 2015-07-10
Filing date: 2015-07-10
Publication date: 2017-02-01
Also published as: WO2017010867A1; EP3320346B1; ES2737412T3; US20180204392A1; CN108139412A; PL3320346T3; EP3320346A1

Abstract

De uitvinding betreft een inrichting en werkwijze voor het testen op aanwezigheid van micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn. De inrichting omvat een invoereenheid voor een verpakking met een levensmiddel; een monsteranalyseerinrichting die stroomafwaarts van de invoereenheid geplaatst is en die is ingericht voor het nemen van een monster van het levensmiddel in de verpakking, alsmede voor het testen van het monster op de aanwezigheid van micro-organismen; en een uitvoereenheid die stroomafwaarts van de monsteranalyseerinrichting geplaatst is voor het uit de inrichting voeren van de verpakking. Volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van een tussen de monsteranalyseerinrichting en de uitvoereenheid geplaatste opslageenheid voor de verpakking. De inrichting omvat verder weergavemiddelen voor het ter plaatse van de uitvoereenheid weergeven van een resultaat van het testen van het monster uit de verpakking. De inrichting is daarbij zodanig ingericht dat, in hoofdzaak gelijktijdig met het weergeven van de resultaten van de betreffende verpakking, de opslageenheid de verpakking bij de uitvoereenheid aflevert.

Description

Korte aanduiding: Inrichting en werkwijze voor het testen op micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1. Een dergelijke inrichting is geschikt voor het testen van levensmiddelen in verpakkingen, zoals bijvoorbeeld melk- of fruitsappen. De aanwezigheid van micro-organismen in dergelijke producten kan leiden tot een voortijdig bederf van het verpakte product.

In de praktijk worden verpakkingen met levensmiddelen, zoals bijvoorbeeld melk- of fruitsappakken, in een productielijn gevuld. Op het eindproduct zal een kwaliteitscontrole moeten worden uitgevoerd. Steekproefsgewijs zal er een aantal samples genomen worden uit de geproduceerde producten. De geproduceerde producten die gerelateerd zijn aan het sample, worden ondertussen opgeslagen in een tijdelijke opslag. De samples worden eerst geplaatst in een incubatieruimte, om ervoor te zorgen dat eventueel in het product aanwezige organismen uitgroeien tot een detecteerbaar niveau. De incubatietijd is afhankelijk van het te controleren product. Na de incubatietijd, worden de producten in een monsteranalyseerinrichting daadwerkelijk gecontroleerd en getest op de aanwezigheid van micro-organismen in het product. Afhankelijk van de uitkomst van de test, kunnen de producten in de tijdelijke opslag worden vrijgegeven voor verkoop, kunnen verdere tests gedaan worden, of worden de producten in de tijdelijke opslag afgekeurd.

De onderhavige uitvinding heeft met name betrekking op het gedeelte van de monsteranalyseerinrichting, dat wil zeggen op het gedeelte van het daadwerkelijk controleren en testen op de aanwezigheid van micro-organismen in het aantal samples dat gekozen of verkregen is uit de productielijn, en heeft derhalve met name betrekking op het stuk na de hierboven genoemde incubatietijd, tot en met het stuk van het verkrijgen van de resultaten van de test.

Volgens de stand van de techniek worden de verpakkingen die onderdeel uitmaken van het sample, getest op de aanwezigheid van micro-organismen. Een verpakking wordt in een bij voorkeur afgesloten toestand in de invoereenheid ingevoerd. Vanaf de invoereenheid bewegen de verpakkingen stroomafwaarts naar de monsteranalyseerinrichting. Deze monsteranalyseerinrichting omvat een probe, welke doordringt tot binnen in de verpakking om een monster van het vloeibare levensmiddel te nemen. Het monster wordt vervolgens in de monsteranalyseerinrichting in een monsterhouder geplaatst, die is ingericht voor het analyseren van eventueel in het monster aanwezige micro-organismen, bijvoorbeeld door het toevoegen van reagentia en het verrichten van een meting aan het monster om te bepalen of micro-organismen aanwezig zijn, bijvoorbeeld door middel van ATP meting van micro-organismen. De monsteranalyseerinrichting test het monster, bijvoorbeeld op de aanwezigheid van ATP afkomstig van micro-organismen, terwijl ondertussen de verpakking waar het monster uit genomen is verder stroomafwaarts beweegt naar een uitvoereenheid. Bij de uitvoereenheid kunnen de verpakkingen uit de inrichting worden genomen.

Tijdens de analyseerperiode van het monster worden de bijbehorende verpakkingen opgeslagen, bijvoorbeeld op een transportband van de inrichting of in een afzonderlijke ruimte. Na de analyse van het monster wordt een resultaat gekoppeld aan de betreffende verpakking. Hiertoe zijn de verpakkingen in een bepaalde ordening opgeslagen, bijvoorbeeld in de volgorde waarin de verpakkingen zijn ingevoerd. De opgeslagen verpakkingen wachten in een statische toestand op hun resultaten. Afhankelijk van het resultaat kunnen de verpakkingen vernietigd en bij een positieve waarde op andere wijze getest worden ter bevestiging.

Een nadeel van de bekende methode is het relatief grote risico op een foutieve koppeling tussen een verpakking en het resultaat. Het resultaat van een monster uit de eerste verpakking kan verbonden worden aan een andere, tweede verpakking, bijvoorbeeld doordat de ordening van de opgeslagen verpakkingen niet overeenkomt met de ordening van de resultaten, of doordat een gebruiker zich vergist bij het koppelen van het resultaat van het monster met de opgeslagen verpakking.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding om een verbeterde inrichting voor het testen op aanwezigheid van micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn te verschaffen, waarin het risico op een foutieve koppeling tussen een verpakking en een resultaat wordt verminderd en bij voorkeur weggenomen.

Met dit doel voor ogen verschaft de uitvinding een inrichting volgens conclusie 1. De inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een opslageenheid voor de verpakking. Deze opslageenheid is tussen de monsteranalyseerinrichting en de uitvoereenheid geplaatst, zodat een verpakking stroomafwaarts vanaf de monsteranalyseerinrichting naar de opslageenheid en verder naar de uitvoereenheid wordt getransporteerd.

Verder omvat de inrichting volgens de onderhavige uitvinding weergavemiddelen voor het weergeven van een resultaat van het testen van het monster uit de verpakking. De resultaten worden zodanig weergeven dat deze ter plaatse van de uitvoereenheid merkbaar, bij voorkeur zichtbaar of hoorbaar, zijn.

Verder is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig ingericht, dat de opslageenheid de verpakking bij de uitvoereenheid aflevert in hoofdzaak gelijktijdig met het door de weergavemiddelen weergeven van de resultaten van de betreffende verpakking. Een verpakking bereikt als het ware de uitvoereenheid tegelijk met diens betreffende resultaat, waardoor het resultaat op effectieve wijze aan de bijbehorende verpakking wordt gekoppeld. Aan de onderhavige uitvinding ligt de gedachte ten grondslag, dat wanneer bij het uitvoeren uit de inrichting een verpakking gelijktijdig met diens resultaat wordt waargenomen er geen verwisseling tussen resultaten en verpakkingen mogelijk is. Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

De inrichting is bijzonder geschikt voor het testen op aanwezigheid van micro-organismen in vloeibare levensmiddelen, zoals melk of vruchtensappen.

Bij voorkeur arriveren de verpakkingen één voor één bij de uitvoereenheid, zodat de weergave van één resultaat samenvalt met de aankomst van één verpakking voor een heldere koppeling tussen de verpakking en het resultaat. Het is overigens denkbaar dat parallelle inrichtingen met elk een uitvoereenheid met weergavemiddelen voorzien zijn voor een snellere doorvoer van verpakkingen.

In een uitvoeringsvorm omvat de inrichting een regeleenheid die werkzaam verbonden is met de monsteranalyseerinrichting, de opslageenheid, de uitvoereenheid en de weergavemiddelen, en die is ingericht voor het sturen van de inrichting voor het in hoofdzaak volledig automatisch testen van het monster uit de verpakking, zodanig dat, in hoofdzaak gelijktijdig met het weergeven van de resultaten van de betreffende verpakking, de opslageenheid de verpakking bij de uitvoereenheid aflevert. Door toepassing van een dergelijke regeleenheid hoeft de gebruiker slechts de te analyseren verpakking toe te voeren aan de invoereenheid, waarna de test op de verpakking, en het weergeven van het resultaat bij de uitvoer van de betreffende verpakking, volledig automatisch, in afhankelijkheid van het bijbehorende assay, plaats vindt.

In een uitvoeringsvorm omvat de opslageenheid een transporteur, bijvoorbeeld een transportband, transportrollen, transportkarretjes of andere op zich bekende transportmiddelen. De transporteur transporteert de verpakking door de opslageenheid naar de uitvoereenheid.

De transporteur is bij voorkeur ingericht om een veelheid verpakkingen in gelijke volgorde in alsmede uit de opslageenheid te voeren. De transporteur werkt daarbij volgens een “eerste in, eerste uit” principe, waardoor de eerste verpakking van een reeks verpakkingen bij invoer in de opslageenheid de eerste verpakking bij uitvoer in de opslageenheid is. Bij voorkeur test de monsteranalyseerinrichting de monsters in dezelfde volgorde als waarin de verpakkingen in de opslageenheid worden opgeslagen, zodat op een eenvoudige wijze de reeks resultaten aan de reeks verpakkingen kan worden gekoppeld zonder risico op fouten.

Bij voorkeur is de transporteur een continue of een semicontinue transporteur, waarbij de verpakking al dan niet stapgewijs door de opslageenheid beweegt. Wanneer daarbij een verpakking de opslageenheid binnengaat verplaatst de transporteur de reeds in de opslageenheid aanwezige verpakkingen stroomafwaarts. Bij een dergelijke inrichting kunnen met een constante snelheid verpakkingen in de invoereenheid worden ingevoerd.

In een uitvoeringsvorm is de lengte van de transporteur en/of de snelheid van de transporteur zodanig, dat de verpakking bij de uitvoereenheid arriveert in hoofdzaak gelijktijdig met het weergeven van het resultaat voor de betreffende verpakking door de weergavemiddelen. De snelheid of gemiddelde snelheid van een verpakking is daarbij zodanig, dat de verblijftijd van de verpakking op de transporteur overeenkomt met, of groter is dan, de analyseerperiode van het monster. Deze snelheid kan vooraf aan het in gebruik nemen van de inrichting worden gekozen op basis van de omstandigheden van het gebruikte assay, zoals de duur, van het analyseren van het monster. Het analyseren van het monster omvat het toevoegen van reagentia, het laten staan van het monster met reagentia voor een bepaalde tijd (contacttijd), en het verrichten van een meting op het monster voor het testen op micro-organismen.

Bij voorkeur is de transporteur zodanig ingericht, dat bij gebruik de verblijfsduur van een verpakking in de transporteur in hoofdzaak gelijk is aan, of groter is dan, de duur van het analyseren (contacttijd plus verrichten van meting) van het monster uit de betreffende verpakking. De lengte van de transporteur gedeeld door de snelheid of, bij een stapsgewijze verplaatsing of variabele snelheid, gemiddelde snelheid van een verpakking in de transporteur bij gebruik kan in hoofdzaak gelijk aan de duur van het analyseren van het monster uit de betreffende verpakking worden ingesteld.

In een uitvoeringsvorm van de inrichting is de snelheid instelbaar, waardoor een dergelijke inrichting eenvoudig is aan te passen voor verschillende levensmiddelen, waarbij elk levensmiddel een van de andere levensmiddelen verschillende tijdsduur van de analyseerperiode vereist. De verblijfstijd van de verpakking in de opslageenheid, in het bijzonder de transporteur, is volgens deze uitvoeringsvorm in hoofdzaak afhankelijk van de duur van het analyseren van het monster, en daarmee dus afhankelijk van het gebruikte assay/protocol. Tussen verschillende levensmiddelen kunnen verschillende tijden nodig zijn. Zo geldt voor melk bijvoorbeeld een contacttijd van ongeveer 15 minuten, en voor vruchtensappen een contacttijd van ongeveer 45 minuten. Met de onderhavige uitvinding kan de snelheid van de transporteur worden aangepast in afhankelijkheid van het gebruikte levensmiddel en het bijbehorende protocol, zodanig dat de opslageenheid zo efficiënt mogelijk gebruikt wordt, en de verpakking in hoofdzaak gelijktijdig met het resultaat van de monsterneming bij de uitvoer terecht komt. Bij voorkeur omvat de inrichting een regeleenheid voor het regelen van de snelheid van de transporteur. Zodanig is de inrichting geschikt voor een brede variëteit aan levensmiddelen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat de opslageenheid een veelheid parallelle transporteurbanen. De parallelle transporteurbanden zijn daarbij onderling verbonden: een verpakking op een eerste transporteurband beweegt vanaf het stroomafwaarts gelegen uiteinde van de eerste transportband naar een uiteinde van een tweede transporteurband, welke tweede transportband de verpakking verder stroomafwaarts transporteert. Bij voorkeur zijn de transporteurbanen van gelijke lengte. Door middel van de parallelle transporteurbanen wordt een compacte constructie van de opslageenheid bereikt.

In een uitvoeringsvorm zijn de parallelle transporteurbanen in hoofdzaak nabij elkaar en boven of naast elkaar gelegen, waarbij de bewegingsrichtingen van de transporteurbanen alternerend zijn. De transporteurbanen liggen zodanig boven of naast elkaar, dat er voldoende tussenruimte tussen aanliggende transporteurbanen is voor het passeren van een verpakking. De bewegingsrichtingen van de transporteurbanen zijn alternerend, zodat een verpakking op een eerste transporteurbaan in tegengestelde richting beweegt ten opzichte van een verpakking op een tweede, aan de eerste transporteurbaan aanliggende transporteurbaan. Wanneer de transporteurbanen boven elkaar zijn gelegen, beweegt een onderste transporteurbaan de verpakking in voorwaartse richting, waarna een rechtstreeks boven de onderste transporteurbaan de verpakking in achterwaartse richting beweegt. De parallelle transporteurbanen zijn ingericht voor een in hoofdzaak heen en weer gaande beweging van de verpakking in de richting van de transporteurbanen alsmede een effectieve verplaatsing van de verpakking dwars op de richting van de transporteurbanen. Een dergelijke uitvoering vereist relatief weinig ruimte doordat de verpakking een relatief lange weg door een relatief klein volume beschrijft.

In een uitvoeringsvorm vormen de parallelle transporteurbanen in hoofdzaak paren transporteurbanen, waarbij de eerste transporteurbaan van elk paar transporteurbanen een verpakking in een eerste baanrichting transporteert en een tweede transporteurbaan van het betreffende paar transporteurbanen de verpakking in een tweede baanrichting tegengesteld aan de eerste richting transporteert. De transporteurbanen van één paar transporteurbanen kunnen daarbij nabij elkaar, maar ook op afstand van elkaar gelegen zijn. Zodoende kan als het ware een vierkante wenteltrap-vormige uitvoering worden gerealiseerd.

In een uitvoeringsvorm omvat de transporteur verder een veelheid transportmiddelen voor het telkens overbrengen van een verpakking van een transporteurband naar een daarnaast of daarboven gelegen transporteurband. Bij voorkeur transporteren de transportmiddelen een verpakking in een richting in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting van de transporteurbanden. Een verpakking kan daarbij bijvoorbeeld van een eerste, horizontale transporteurband naar een tweede, horizontale, boven de eerste transporteurband gelegen transporteurband worden overgebracht.

In een uitvoeringsvorm zijn de transportrichtingen van de veelheid transporteurbanen in in hoofdzaak één transportvlak gepositioneerd. De verhouding tussen de lengte van de weg van een verpakking over de transporteurbanen en tussen het oppervlak van het transportvlak dat wordt bepaald door de transportrichtingen van de transporteurbanen is bij voorkeur in hoofdzaak maximaal, zodat een verpakking een zo lang mogelijke weg, en daarmee een zo lang mogelijke verblijfduur in de transporteur, ondervindt ten opzichte van het oppervlak van het vlak dat wordt bepaald door de transporteurbanen.

In een uitvoeringsvorm omvat de transporteur verder aanvullende transporteurbanen en aanvullende transportmiddelen, die ten minste in in hoofdzaak één vlak ongelijk aan het transportvlak gepositioneerd zijn. Deze aanvullende transporteurbanen en aanvullende transportmiddelen kunnen zijn voorzien met dezelfde eigenschappen en voordelen als de bovenbeschreven transporteurbanen en transportmiddelen.

Bij voorkeur is de transporteur, en daarmee ten minste de parallelle transporteurbanen en eventuele verdere transporteurbanen, zodanig gevormd, dat een verpakking op in hoofdzaak elke positie binnen de opslageenheid uit de opslageenheid kan worden genomen. In een uitvoeringsvorm is elke transporteurbaan vanaf ten minste één zijde daarvan toegankelijk. Hiertoe omvat de opslageenheid bijvoorbeeld een frame waaraan de transporteurbanen zijn bevestigd met in het frame openingen, door welke openingen de verpakking op de transporteurbanen toegankelijk is.

In een uitvoeringsvorm zijn de weergavemiddelen ingericht om informatie weer te geven over de consumeerbaarheid van het levensmiddel in de verpakking. Het resultaat van het testen van het monster wordt vanuit de analyseerinrichting doorgeven aan de weergavemiddelen. Deze zijn bij voorkeur een deel van de uitvoereenheid, maar kunnen van de uitvoereenheid afgelegen zijn. Informatie omtrent het resultaat wordt op de weergavemiddelen kenbaar gemerkt, zodat deze informatie bij de uitvoereenheid is op te vangen door bijvoorbeeld een gebruiker.

Bij voorkeur zijn de weergavemiddelen ingericht om op een directe en duidelijke wijze het testresultaat weer te geven. In een uitvoeringsvorm omvatten de weergavemiddelen ten minste een afwijzingsindicator voor het weergeven van een resultaat dat overeenkomt met een geteste hoeveelheid micro-organismen in het monster boven een bepaalde bovengrenswaarde. Een acceptatieindicator is daarbij ingericht voor het weergeven van een resultaat, dat overeenkomt met een geteste hoeveelheid micro-organismen in het monster beneden een bepaalde benedengrenswaarde. De weergavemiddelen zijn bijvoorbeeld voorzien van een rode lamp en een groene lamp, die respectievelijk een ongewenst hoge hoeveelheid en een voor latere consumptie geschikte hoeveelheid micro-organismen in het monster (en daarmee de verpakking) aangeven. Zodoende kan bij de uitvoereenheid snel en effectief het resultaat van het monster aan de betreffende verpakking gekoppeld worden zonder kans op fouten. Het is verder denkbaar, dat de weergavemiddelen aanvullende indicatoren omvatten, bijvoorbeeld een oranje lamp voor verpakkingen met een resultaat dat een aanvullende test vereist.

Bij voorkeur is de inrichting zodanig compact dat deze toepasbaar is binnenin een zeecontainer. De uitvinding heeft verder betrekking op een zeecontainer, in het bijzonder zeecontainer van het 2 TEU type, met een inrichting volgens de onderhavige uitvinding. Door de inrichting in een zeecontainer te voorzien wordt deze op eenvoudige wijze mobiel inzetbaar, zodat de inrichting op verschillende locaties kan worden toegepast. De zeecontainer wordt bij voorkeur aan de uitvoer van een productielijn voor verpakkingen met levensmiddelen geplaatst, zodat de verpakkingen op eenvoudige wijze getest kunnen worden op de aanwezigheid van micro-organismen.

De verpakking wordt bij voorkeur opgeslagen binnen de zeecontainer gedurende de analyseerperiode. De verpakking beweegt zich daarbij al dan niet stapsgewijs over een veelheid transporteurbanen, die een zodanig kronkelend traject binnen de container afleggen, dat de verpakking bij de weergavemiddelen in de zeecontainer arriveert wanneer de testresultaten door de weergavemiddelen worden weergegeven. Bij voorkeur strekken de transporteurbanen zich zodanig boven elkaar ten minste gedeeltelijk in de lengterichting van de zeecontainer daarbinnen uitstrekken, dat de gezamenlijke lengte van de veelheid transporteurbanen gedeeld door de snelheid (of de gemiddelde snelheid bij een onderbroken beweging) van de verpakking over de veelheid transporteurbanen overeenkomt met de duur van de analyse van het monster. Bij voorkeur zijn in de zeecontainer ten minste een tweetal naast elkaar gelegen opslageenheden volgens de onderhavige uitvinding voorzien, zodat een verpakking een relatief lange baan binnen de zeecontainer kan afleggen zonder daarbij een relatief grote effectieve verplaatsing te ondergaan. Daarnaast is een verpakking bij toepassing van twee opslageenheden gedurende de beweging toegankelijk.

De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het testen op micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn, waarbij een verpakking met een levensmiddel wordt verschaft en een monster van het levensmiddel in de verpakking wordt genomen, bijvoorbeeld met behulp van een probe die tot in het binnenste van de verpakking steekt. Het monster wordt getest op de aanwezigheid van micro-organismen en de resultaten van de analyse van het monster worden weergegeven. De werkwijze volgens de onderhavige uitvinding omvat de stap van het opslaan van de verpakking gedurende het testen en de stap van het vervolgens vrijgeven van de verpakking, waarbij in hoofdzaak gelijktijdig met het weergeven van de resultaten van de betreffende verpakking ter plaatse van de verpakking de verpakking wordt vrijgegeven. Op het moment van het kenbaar maken van de resultaten van een verpakking wordt deze verpakking vrijgegeven, zodat een duidelijke en eenvoudige verbinding tussen de resultaten en de verpakking wordt gelegd. Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

Bij voorkeur wordt, aansluitend op het vrijgeven van de verpakking, de verpakking uit de inrichting wordt uitgevoerd.

De uitvinding zal navolgend nader worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvormen die in de navolgende figuren getoond zijn. In de figuren tonen:

Fig. 1a - een zijaanzicht van een zeecontainer omvattende een inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 1b - een zijaanzicht van de zeecontainer uit Fig. 1a, vanaf de tegenoverliggende zijde, met daarin de inrichting volgens de onderhavige uitvindinge;

Fig. 2 - een opengewerkt bovenaanzicht van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding, in een zeecontainer, zoals getoond in Fig. 1a en 1b;

Fig. 3a en 3b - een zijaanzicht en vooraanzicht van een opslageenheid voor een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 4a en 4b - een schematisch aanzicht van een uitvoereenheid voor een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Het wordt allereerst opgemerkt dat de uitvinding navolgend in hoofdzaak zal worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvorm waarbij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding in een zeecontainer geplaatst is. Het moge echter duidelijk zijn voor de vakman dat de uitvinding niet beperkt is tot een plaatsing van de inrichting in een zeecontainer. Andere plaatsingen en toepassingen zijn denkbaar.

Figuren 1a en 1b tonen respectievelijk een linkerzijaanzicht en een rechterzijaanzicht van een zeecontainer 101, omvattende een containerwand 103 en een toegangsdeur 105, waarin een inrichting voor het testen op aanwezigheid van micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn volgens de onderhavige uitvinding voorzien is. Daarbij zijn ten behoeve van de inrichting in de zijwand 103 van de container 101 voorzieningen en/of aansluitingen voorzien, welke schematisch in figuren 1a en 1b getoond zijn. Daarbij is bijvoorbeeld een wateraansluiting 111, een luchtuitlaat en/of-inlaat 113, een stroomaansluiting 119, en een airconditioningaansluiting 115, 117 voorzien. Uiteraard kunnen de aansluitingen anders voorzien zijn, al naar gelang de behoefte.

Volgens een aspect, is de zeecontainer aangesloten op een compressoreenheid 201. De compressoreenheid 201 bevindt zich, tijdens gebruik van de inrichting, buiten het inwendige van de zeecontainer 101, maar de zeecontainer 101 is zodanig ingericht, dat de compressoreenheid 201 tijdens transport van de zeecontainer 101 in het inwendige daarvan kan worden opgenomen. Zo kan de inrichting als opzichzelfstaande unit in een zeecontainer vervoerd worden, ter plaatse worden opgebouwd zonder aanvullende, of slechts minimale, benodigdheden.

Fig. 2 toont schematisch een bovenaanzicht van een zeecontainer 101 met een inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding. Daarbij is met name de lay-out van de inrichting 1 schematisch getoond. Het inwendige van de zeecontainer is in de getoonde uitvoeringsvorm onderverdeeld in twee gedeeltes A, B, door middel van scheidingswand W. De twee gedeeltes omvatten een operator-gedeelte A, en een onderhoudsgedeelte B. Tijdens gebruik is met name het operator-gedeelte A in gebruik, en is het onderhoudsgedeelte B bij voorkeur afgesloten ten behoeve van de veiligheid van gebruikers. Wanneer de inrichting 1 niet in gebruik is, dan is het onderhoudsgedeelte toegankelijk, zodat de apparatuur die zich daar bevindt schoongemaakt, gecontroleerd, gerepareerd, en/of onderhouden kan worden. Verder kan in het onderhoudsgedeelte B een niet getoonde opslag voorzien zijn, bijvoorbeeld om kleding, gebruiksvoorwerpen, reagentia en/of monsters tijdelijk op te slaan. In een uitvoeringsvorm, omvat de opslag koelmiddelen zodat reagentia en/of monsters veilig bewaard kunnen worden.

De in Fig. 2 getoonde inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding is ingericht voor het testen op aanwezigheid van micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn, in het bijzonder van verpakkingen die als sample uit een reeks geproduceerde producten gekozen of verkregen zijn. De inrichting omvat een invoereenheid 31 voor een verpakking met een levensmiddel dat geanalyseerd moet worden. In het bijzonder kan bij de invoereenheid 31 een trilapparaat in de vorm van een shaker voorzien zijn, welke het te testen levensmiddel homogeniseert door te trillen met een tijd en snelheid volgens een vooraf bepaald protocol (assay). Stroomafwaarts van de invoereenheid 31 is een monsteranalyseerinrichting 4 voorzien. De monsteranalyseerinrichting 4 is ingericht voor het nemen van een monster van het levensmiddel in de verpakking, alsmede voor het testen van het monster op de aanwezigheid van micro-organismen. De inrichting 1 omvat verder een uitvoereenheid 32 die stroomafwaarts van de monsteranalyseerinrichting geplaatst is en die is ingericht voor het uit de inrichting 1 voeren van de verpakking.

De werking van deze monsteranalyseerinrichting 4 is op zich bekend voor de vakman. Omwille van de volledigheid zal de werking kort toegelicht worden. De monsteranalyseerinrichting 4 neemt bijvoorbeeld een monster uit de verpakking en brengt dit over in een “well” van zogeheten microtiterplaat (bijvoorbeeld 96-wells plaat). Een of meerdere reagentia worden toegevoegd volgens een vooraf bepaald protocol (assay) en de microtiterplaat wordt vervolgens wanneer alle of een gedeelte van de wells gevuld zijn, op een trilapparaat (shaker) geplaatst gedurende een vooraf bepaalde tijd die nodig is om de een of meer reagentia te laten inwerken (inwerktijd). Ondertussen is de betreffende verpakking reeds verder gevoerd en opgeslagen, zoals later nog zal worden toegelicht. Na de inwerktijd kan een meting verricht worden op het monster in de microtiterplaat, en kan er een resultaat voor de aanwezigheid van micro-organismen in de betreffende verpakking gegeven worden.

In de praktijk zullen meerdere verpakkingen getest worden op aanwezigheid van microorganismen. Deze verpakkingen worden achtereenvolgens toegevoerd aan de monsteranalyseerinrichting, en een monster uit elk van de verpakkingen wordt in de microtiterplaat gebracht. De verpakkingen worden verder getransporteerd en opgeslagen.

Wanneer de microtiterplaat vol is, zal de monsteranalyseerinrichting een nieuwe, lege microtiterplaat verschaffen, zodat monsters uit verdere verpakkingen geanalyseerd kunnen worden.

Volgens de onderhavige uitvinding omvat de inrichting een tussen de monsteranalyseerinrichting 4 en de uitvoereenheid 32 geplaatste opslageenheid 5 voor de verpakking. Dat wil zeggen dat de opslageenheid stroomafwaarts van de monsteranalyseerinriching 4 geplaatst is, en stroomopwaarts van de uitvoereenheid 32. De opslageenheid 5 wordt gebruikt om de te analyseren verpakking tijdelijk op te slaan, in het bijzonder zolang op te slaan als dat de analyse duurt, dat wil zeggen ten minste zolang als de tijd die de inwerktijd en de meting in beslag nemen. In de getoonde uitvoeringsvorm, is de opslageenheid 5 voorzien in het onderhouds-gedeelte B, zodanig dat de gebruiker geen toegang heeft tot de verpakking die geanalyseerd wordt.

De inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding omvat weergavemiddelen 22 die onderdeel zijn van een operator-eenheid 2. Deze weergavemiddelen 22 zijn ingericht voor het weergeven van een resultaat van het testen van het monster uit de verpakking. De resultaten worden zodanig weergeven dat deze ter plaatse van de uitvoereenheid merkbaar, bij voorkeur zichtbaar of hoorbaar, zijn. In een uitvoeringsvorm omvatten de weergavemiddelen een display. Het is aanvullend denkbaar dat een auditief signaal wordt afgegeven wanneer een test op de verpakking positief is.

Om verwisselingen tussen resultaten en verpakkingen te voorkomen, is de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zodanig ingericht, dat de verpakking bij het uiteinde van de uitvoereenheid 32 wordt afgeleverd in hoofdzaak gelijktijdig met het door de weergavemiddelen 22 weergeven van de resultaten van de betreffende verpakking. Zoals reeds vermeld, bereikt een verpakking daardoor het uiteinde van de uitvoereenheid 32 tegelijk met diens betreffende resultaat (welke wordt weergegeven door middel van de weergavemiddelen), waardoor het resultaat op effectieve wijze aan de bijbehorende verpakking wordt gekoppeld.

Verdere details van de in Fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm zullen navolgend worden toegelicht.

De operator-eenheid 2 omvat een werktafel 21 en de eerder genoemde weergavemiddelen 22. De operator-eenheid 2 bevindt zich in het operator-gedeelte A. De invoereenheid 31 en de uitvoereenheid 32 sluiten aan op de operator-eenheid, en bevinden zich gedeeltelijk in het operator-gedeelte, op zodanige wijze dat de operator de te analyseren verpakking kan invoeren en uithalen uit de inrichting 1. Een verpakking met een te analyseren levensmiddel kan op de invoereenheid 31 geplaatst worden. Bij voorkeur wordt de verpakking in een daarvoor geschikte houder 9a geplaatst, welke vervolgens op de invoereenheid 31 geplaatst wordt.

De invoereenheid 3 is ingericht om de te analyseren verpakking 9b toe te voeren aan de monsteranalyseerinrichting 4. De monsteranalyseerinrichting 4 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een robotarm 42 welke is ingericht om een monster te nemen uit een bij de monsteranalyseerinrichting 4 aanwezige verpakking 9b, bijvoorbeeld door met een probe een monster te nemen uit het inwendige van de verpakking, om deze vervolgens naar een analyseerapparaat 41 over te brengen voor het analyseren daarvan. Bijvoorbeeld, kan het monster overgebracht worden in een microtiterplaat 45, waarna de monsters die zich in de microtiterplaat 45 bevinden geanalyseerd worden in het analyseerapparaat 41, zoals bijvoorbeeld een luminometer (b.v. Promilite III, vervaardigd door Promicol B.V.). Het wordt daarbij opgemerkt dat de vakman in principe bekend is met de mogelijke analyses die gedaan kunnen worden op monsters, in het bijzonder op monsters van een inhoud van een verpakking, zoals bijvoorbeeld op monsters van melk of vruchtensappen. De uitvinding is niet beperkt tot het soort analyse dat wordt uitgevoerd; de monsteranalyseerinrichting 4 kan in principe gebruikt worden voor het uitvoeren van elke gewenste analyse.

Stroomafwaarts van de monsteranalyseerinrichting 4 is de opslageenheid 5 voorzien. Na het nemen van een monster wordt de verpakking naar de opslageenheid 5 gevoerd. De opslageenheid 5 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een viertal torens van een aantal boven elkaar geplaatste transporteurs 52. De transporteurs 52 strekken zich in de langsrichting van de zeecontainer 101 uit, en zijn in hoofdzaak horizontaal geplaatst voor het in hoofdzaak heen-en-weer transporteren van de houders 9d, 9f. Aan beide uiteinden van de transporteurs 52 zijn transportmiddelen 51 voorzien voor het tussen de verschillende transporteurs 52 verplaatsen van de houders 9e. De transportmiddelen 51 kunnen ingericht zijn voor het telkens overbrengen van een verpakking van een transporteurband 52 naar een daarnaast of daarboven gelegen transporteurband 52.

De opslageenheid 5 is in groter detail getoond in Fig. 3a en 3b, welke schematisch achtereenvolgens een zijaanzicht en vooraanzicht tonen van deze opslageenheid 5. Zoals te zien is in Fig. 3a, omvat de opslageenheid 5 een negental boven elkaar geplaatste transporteurs 52a, 52b, die afwisselend zijn ingericht om naar links (52a) of naar rechts (52b) te bewegen. Aldus zijn parallelle transporteurbanen 52a, 52b voorzien waarbij de bewegingsrichtingen van de transporteurbanen alternerend zijn. Aan de uiteinden van de transporteur zijn de transportmiddelen 51, 51’ voor het tussen transporteurs 52a, 52b bewegen van de houders 9h, 9i, 9j. Doordat de transportmiddelen 51, 51’ zijn uitgevoerd in de vorm van een roterend rad (zie Fig. 3b), kan de houder 9m ook tussen aangrenzende torens van transporteurs bewogen worden (zie ook Fig. 2).

Door de uitvoering met de transporteurs 52 en de genoemde transportmiddelen 51, kunnen de houders met verpakkingen naar wens kort of lang bewaard worden in de inrichting, en wel op een FIFO (first in first out) wijze, zodanig dat wanneer een analyse van een verpakking (bijna) gereed is, deze verpakking door middel van de transporteur 52 in de opslageenheid 5 weer naar de uitvoereenheid 32 vervoerd kan worden, zodanig dat het resultaat van de analyse kan worden doorgegeven aan de weergavemiddelen 22, waarbij de geanalyseerde verpakking in hoofdzaak tegelijkertijd uit de uitvoereenheid 32 gevoerd wordt. Door toepassing van in totaal vier torens van transporteurs, wordt het mogelijk om een enorme hoeveelheid verpakkingen tijdelijk op te slaan, hetgeen voordelig is bij testen die relatief lang duren. Indien gewenst, bijvoorbeeld bij korte testen, hoeven een aantal van de torens niet gebruikt te worden. Op alternatieve wijze kan de snelheid van de transporteurs versneld of vertraagd worden, en wel zodanig afgestemd op de duur van de test, dat de geanalyseerde verpakking in hoofdzaak gelijktijdig met het weergegeven resultaat bij het uiteinde van de uitvoereenheid 32 komt. Daartoe is de inrichting bij voorkeur voorzien van een regeleenheid 118 (zie Fig. 2).

De opstelling van vier torens van transporteurs zorgt er verder voor dat de transporteur toegankelijk is, vanaf de onderhouds-gedeelte B, voor het uit de transporteur nemen van een verpakking op in hoofdzaak elke positie binnen de transporteur. Indien er een storing is, of indien het anderszins noodzakelijk is, dan is de transporteur eenvoudig toegankelijk, zodanig dat een gewenste houder met een verpakking (of een veelheid houders) uit de transporteur genomen kan worden.

Nu verwijzend naar Fig. 4a en 4b ten slotte, wordt de operator-eenheid 2 met de werktafel 21 en de weergavemiddelen 22 getoond. De weergavemiddelen 22 zijn bij voorkeur ingericht om informatie 25, 25’ weer te geven over de consumeerbaarheid van het levensmiddel in de verpakking 9h op basis van het resultaat vanuit de analyseerinrichting 4. De informatie kan een afwijzingsindicator 25’ (Fig. 4b) omvatten voor het weergeven van een resultaat dat overeenkomt met een geteste hoeveelheid micro-organismen in het monster boven een bepaalde bovengrenswaarde, alsmede een acceptatieindicator 25 (Fig. 4a) voor het weergeven van een resultaat, dat overeenkomt met een geteste hoeveelheid micro-organismen in het monster beneden een bepaalde benedengrenswaarde. Zoals reeds vermeld, kan andere informatie weergegeven worden. Verder kan ook een auditief signaal gebruikt worden bij het aangeven van een acceptatieindicator en/of een afwijzingsindicator.

Hierboven is de inrichting 1 omschreven aan de hand van een in een zeecontainer, in het bijzonder een zeecontainer van het 2 TEU type, ingebouwde situatie. Alhoewel een dergelijke uitvoeringsvorm voordelig is, is de uitvinding echter niet hiertoe beperkt.

Met de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het testen op micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn bijzonder eenvoudig. Volgens de uitvinding wordt een verpakking met een levensmiddel verschaft, bijvoorbeeld nabij de invoereenheid, wordt een monster van het levensmiddel in de verpakking genomen en wordt dit getest op de aanwezigheid van micro-organismen, bijvoorbeeld met behulp van de monsteranalyseerinrichting, en worden de resultaten van de analyse van het monster weergegeven. Volgens de uitvinding omvat de werkwijze de stap van het opslaan van de verpakking gedurende het testen en de stap van het vervolgens vrijgeven van de verpakking, waarbij in hoofdzaak gelijktijdig met het weergegeven van de resultaten van de betreffende verpakking ter plaatse van de verpakking de verpakking wordt vrijgegeven. De verpakking kan worden opgeslagen in de opslageenheid. Aansluitend op het vrijgeven van de verpakking kan de verpakking uit de inrichting worden gevoerd.

De uitvinding is hierboven toegelicht aan de hand van een de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm, waarbij de inrichting in een zeecontainer voorzien is. Het moge echter duidelijk zijn voor de vakman dat, alhoewel een plaatsing in een zeecontainer bijzonder voordelig is, de inrichting volgens de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot een plaatsing in een zeecontainer, maar dat een conventionele opbouw in bijvoorbeeld een fabrieksruimte of laboratoriumruimte ook denkbaar is. Binnen het kader van de uitvinding zijn vele equivalente uitvoeringsvormen denkbaar. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de aangehechte conclusies.

Claims

1. Inrichting voor het testen op aanwezigheid van micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn, de inrichting omvattende: - een invoereenheid voor een verpakking met een levensmiddel; - een monsteranalyseerinrichting die stroomafwaarts van de invoereenheid geplaatst is en die is ingericht voor het nemen van een monster van het levensmiddel in de verpakking, alsmede voor het testen van het monster op de aanwezigheid van micro-organismen; een uitvoereenheid die stroomafwaarts van de monsteranalyseerinrichting geplaatst is voor het uit de inrichting voeren van de verpakking; met het kenmerk, - dat de inrichting een tussen de monsteranalyseerinrichting en de uitvoereenheid geplaatste opslageenheid voor de verpakking omvat; - dat de inrichting verder weergavemiddelen omvat voor het ter plaatse van de uitvoereenheid weergeven van een resultaat van het testen van het monster uit de verpakking; en - dat de inrichting zodanig is ingericht dat, in hoofdzaak gelijktijdig met het weergeven van de resultaten van de betreffende verpakking, de opslageenheid de verpakking bij de uitvoereenheid aflevert.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de opslageenheid een transporteur omvat.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de transporteur is ingericht om een veelheid verpakkingen in gelijke volgorde in, alsmede uit de opslageenheid te voeren.

4. Inrichting volgens conclusies 2 of 3, waarbij de transporteur zodanig is ingericht, dat bij gebruik de verblijfsduur van een verpakking in de transporteur in hoofdzaak gelijk is aan de duur van het analyseren van het monster uit de betreffende verpakking.

5. Inrichting volgens conclusie 4 waarbij de lengte van de transporteur gedeeld door de gemiddelde snelheid van een verpakking in de transporteur bij gebruik in hoofdzaak gelijk is aan de duur van het analyseren van het monster uit de betreffende verpakking.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 5, waarbij de lengte van de transporteur en/of de snelheid van de transporteur zodanig gekozen of instelbaar is, dat de verpakking bij de uitvoereenheid arriveert in hoofdzaak gelijktijdig met het weergeven van het resultaat voor de betreffende verpakking door de weergavemiddelen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de inrichting een regeleenheid omvat voor het regelen van de snelheid van de transporteur.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 7, waarbij de transporteur een veelheid parallelle transporteurbanen omvat.

9. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de parallelle transporteurbanen in hoofdzaak nabij elkaar en boven of naast elkaar gelegen zijn, waarbij de bewegingsrichtingen van de transporteurbanen alternerend zijn.

10. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de parallelle transporteurbanen in hoofdzaak paren transporteurbanen vormen, waarbij de eerste transporteurbaan van elk paar transporteurbanen een verpakking in een eerste baanrichting transporteert en een tweede transporteurbaan van het betreffende paar transporteurbanen de verpakking in een tweede baanrichting tegengesteld aan de eerste richting transporteert.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 8 toten met 10, waarbij de transporteur verder een veelheid transportmiddelen omvat voor het telkens overbrengen van een verpakking van een transporteurband naar een daarnaast of daarboven gelegen transporteurband.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de transportmiddelen een verpakking transporteren in een richting in hoofdzaak loodrecht op de transportrichting van de transporteurbanden.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 8 tot en met 12, waarbij de transportrichtingen van de veelheid transporteurbanen in in hoofdzaak één transportvlak gepositioneerd zijn.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij de verhouding tussen de lengte van de weg van een verpakking over de transporteurbanen en tussen het oppervlak van het transportvlak dat wordt bepaald door de transportrichtingen van de transporteurbanen in hoofdzaak maximaal is.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, waarbij de transporteur verder aanvullende transporteurbanen en aanvullende transportmiddelen omvat, die ten minste in in hoofdzaak één vlak ongelijk aan het transportvlak gepositioneerd zijn.

16. Inrichting volgens een van de conclusies 2 tot en met 5, waarbij de transporteur is ingericht om toegankelijk te zijn voor het uit de transporteur nemen van een verpakking op in hoofdzaak elke positie binnen de transporteur.

17. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de weergavemiddelen zijn ingericht om informatie weer te geven over de consumeerbaarheid van het levensmiddel in de verpakking op basis van het resultaat vanuit de analyseerinrichting.

18. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de weergavemiddelen ten minste een afwijzingsindicator voor het weergeven van een resultaat dat overeenkomt met een geteste hoeveelheid micro-organismen in het monster boven een bepaalde bovengrenswaarde alsmede een acceptatieindicator voor het weergeven van een resultaat, dat overeenkomt met een geteste hoeveelheid micro-organismen in het monster beneden een bepaalde benedengrenswaarde omvatten.

19. Zeecontainer, in het bijzonder zeecontainer van het 2 TEU type, omvattende een inrichting volgens een van de voorgaande conclusies.

20. Zeecontainer volgens conclusie 19, waarbij de transporteurbanen zich zodanig boven elkaar ten minste gedeeltelijk in de lengterichting van de zeecontainer daarbinnen uitstrekken, dat de gezamenlijke lengte van de veelheid transporteurbanen gedeeld door de snelheid van de verpakking bij gebruik over de veelheid transporteurbanen overeenkomt met de duur van de analyse van het monster.

21. Werkwijze voor het testen op micro-organismen in levensmiddelen die in verpakkingen gehouden zijn, de werkwijze omvattende de stappen van: - het verschaffen van een verpakking met een levensmiddel; - het nemen van een monster van het levensmiddel in de verpakking; - het testen van het monster op de aanwezigheid van micro-organismen; - het weergeven van de resultaten van de analyse van het monster, met het kenmerk, dat de werkwijze de stap omvat van het opslaan van de verpakking gedurende het testen en de stap van het vervolgens vrijgeven van de verpakking, waarbij in hoofdzaak gelijktijdig met het weergegeven van de resultaten van de betreffende verpakking ter plaatse van de verpakking de verpakking wordt vrijgegeven.

22. Werkwijze volgens conclusie 21, waarbij aansluitend op het vrijgeven van de verpakking de verpakking uit de inrichting wordt uitgevoerd.