NL2014272B1 - Systeem en werkwijze voor het zeven of malen van vrij stroombaar materiaal. - Google Patents

Abstract

De uitvinding verschaft een systeem voor naar keuze hetzij het, in een zeefmodus, zeven of hetzij het, in een maalmodus, malen van vrij stroombaar materiaal. Het systeem omvat een aandrijfmotor, een haakse overbrenging, een zich verticaal uitstrekkend aslichaam dat via de haakse overbrenging met een met de aandrijfmotor werkzaam verbonden horizontaal aslichaam is verbonden, een stationair afschermlichaam, een uitsluitend in de zeefmodus, roterend, toe te passen zeeflichaam, een uitsluitend in de maalmodus, stationair, toe te passen schermlichaam, en een uitsluitend in de maalmodus toe te passen maallichaam dat zich uitstrekt langs de binnenzijde van een rechtervormige schermwand van het schermlichaam. Het verticaal uitstrekkend aslichaam en het zeeflichaam zijn ingericht voor onderlinge koppeling in de zeefmodus en dat het verticaal uitstrekkend aslichaam en het maallichaam zijn ingericht voor onderlinge koppeling in de maalmodus. In de zeefmodus wordt het zeeflichaam omgeven door het afschermlichaam en in de maalmodus wordt het schermlichaam omgeven door het afschermlichaam. De uitvinding verschaft verder een werkwijze voor het toepassen van het systeem.

Description

Korte aanduiding: Systeem en werkwijze voor het zeven of malen van vrij stroombaar materiaal.

Beschrijving

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een systeem voor naar keuze hetzij het, in een zeefmodus, zeven of hetzij het, in een maalmodus, malen van vrij stroombaar materiaal, omvattende een aandrijfmotor, een met de aandrijfmotor werkzaam verbonden, zich horizontaal uitstrekkend, uitgaand aslichaam, een haakse overbrenging, een zich verticaal uitstrekkend aslichaam dat via de haakse overbrenging met het horizontaal aslichaam is verbonden, een stationair afschermlichaam, een uitsluitend in de zeefmodus, roterend, toe te passen zeeflichaam met een cilindrische zeefwand waarin zeefopeningen zijn voorzien en met een eerste toevoeropening voor het vrij stroombare materiaal aan de bovenzijde van de cilindrische wand en een bodem aan de onderzijde van de cilindrische wand, een uitsluitend in de maalmodus, stationair, toe te passen schermlichaam met een neerwaarts gerichte trechtervormige schermwand waarin schermopeningen zijn voorzien en met een tweede toevoeropening voor het vrij stroombare materiaal aan de bovenzijde van de trechtervormige wand alsmede een doorvoeropening aan de onderzijde van het schermlichaam, een uitsluitend in de maalmodus toe te passen maallichaam dat zich uitstrekt langs de binnenzijde van de trechtervormige schermwand en is ingericht voor rotatie om de hartlijn van het schermlichaam voor malende samenwerking met het schermlichaam. Een dergelijk systeem wordt door de Canadese firma Quadro op de markt gebracht onder de naam ComilSift. In een folder van Quadro over Comilsift wordt omschreven dat Comilsift de zogenaamde Comil technologie en de zogenaamde FlexSift technologie van Quadro combineert. Het Comil systeem is ingericht om poedervormig materiaal te vermalen terwijl het FlexSift systeem is ingericht om poedervormig materiaal te zeven. Het ComilSift systeem omvat zowel een zeefeenheid als een maaleenheid die als alternatief voor elkaar gekoppeld kunnen worden met een basiseenheid. Meer specifiek omvat zowel de zeefeenheid als de maaleenheid een eigen cilindrisch afschermlichaam met daar binnen een eigen haakse overbrenging en een eigen, op de haakse overbrenging aansluitend verticaal aslichaam. Met het bovenste uiteinde van het verticale aslichaam van de zeefeenheid is een zeeflichaam voor gezamenlijke rotatie met het betreffende verticale aslichaam gekoppeld, terwijl met het bovenste uiteinde van het verticale aslichaam van de maaleenheid een maallichaam voor gezamenlijke rotatie met het betreffende verticale aslichaam is gekoppeld. Het basisdeel omvat onder andere een elektromotor en een horizontale uitgaande as welke althans over een deel van de lengte daarvan wordt omgeven door een buisvormige omhulling. De koppeling tussen de zeefeenheid en de basiseenheid vindt plaats tussen de buisvormige omhulling en het cilindrische afschermlichaam van de zeefeenheid waarbij er tevens sprake is van een koppeling tussen de horizontale uitgaande as van het basisdeel en de haakse overbrenging van de zeefeenheid. Aldus kan het systeem in de zeefmodus worden toegepast. Voor toepassing van het systeem in de maalmodus wordt de zeefeenheid ontkoppelt van het basisdeel en wordt vervolgens op een vergelijkbare wijze als waarop de zeefeenheid met het basisdeel wordt gekoppeld, de maaleenheid met het basisdeel gekoppeld. Het aldus ombouwen van het systeem vergt in de praktijk circa een half uur door geschoold personeel. Vaak wordt een dergelijke ombouw door twee personen uitgevoerd mede vanwege het aanzienlijke gewicht van de zeefeenheid en de maaleenheid. Zowel de zeefeenheid als de maaleenheid wegen typisch circa 45 kg.

De uitvinding beoogt een systeem volgens de aanhef te verschaffen waarmee het mogelijk is om de ombouwtijd voor het wisselen tussen een zeefmodus en een maalmodus te verkorten. Hiertoe kenmerkt het systeem volgens de uitvinding zich doordat het verticaal uitstrekkend aslichaam en het zeeflichaam zijn ingericht voor onderlinge koppeling in de zeefmodus en doordat het verticaal uitstrekkend aslichaam en het maallichaam zijn ingericht voor onderlinge koppeling in de maalmodus welke onderlinge koppeling via de doorvoeropening in het schermlichaam verloopt, waarbij in de zeefmodus het zeeflichaam althans in bovenaanzicht wordt omgeven door het afschermlichaam en in de maalmodus het schermlichaam althans in bovenaanzicht wordt omgeven door het afschermlichaam. Bij een dergelijk systeem is er bij ombouw van de zeefmodus naar de maalmodus geen noodzaak om onder andere het afschermlichaam en de haakse overbrenging te wisselen die een aanzienlijk deel vormen van het gewicht van de zeefeenheid en de maaleenheid van het ComilSift system volgens de stand van de techniek. In wezen volstaat slechts verwisseling van het cilindrische zeeflichaam eventueel met een schraaplichaam enerzijds en het maallichaam met het conische schermlichaam anderzijds. Een dergelijke ombouw kan relatief snel, bijvoorbeeld in circa 5 minuten, met beperkte fysieke inspanning door relatief ongeschoold personeel worden uitgevoerd. Bovendien kan het systeem volgens de uitvinding tegen aanmerkelijk lagere kosten worden geproduceerd vanwege een belangrijke reductie van het aantal benodigde onderdelen.

Het vrij stroombaar materiaal dat in de zeefmodus door het systeem volgens de uitvinding kan worden gezeefd is in de regel droog van karakter en bestaat uit deeltjes, zoals bij een poeder of bij een granulaat. Het vrij stroombaar materiaal dat in de maalmodus door het systeem volgens de uitvinding kan worden gemaaid kan zowel droog als vochtig van karakter zijn en bestaat uit deeltjes of delen, bijvoorbeeld uit stukken gember of bollen nootmuskaat. Door het maalproces verkleinen de deeltjes of delen van het vrij stroombaar materiaal en ontstaat indien het om droog materiaal gaat poeder (deeltjesgrootte kleiner dan 500 pm), granulaat (deeltjesgrootte groter dan 500 pm en kleiner dan 1500 pm) of breukmateriaal (deeltjesgrootte groter dan 1500 pm). Indien het uitgangsmateriaal vochtig is, kan het maalproces resulteren in pasta-achtig materiaal.

Bij voorkeur omvat het systeem een, uitsluitend in de maalmodus toe te passen, ringvormig adapterlichaam dat is ingericht voor oplegging op het afschermlichaam waarbij het schermlichaam is voorzien van een flensrand voor oplegging op het adapterlichaam aan de binnenzijde van de ringvorm daarvan. Door toepassing van een dergelijk adapterlichaam heeft men meer vrijheid ten aanzien van de maatvoering en vormgeving van het schermlichaam. Door eventueel verschillende adapterlichamen toe te passen waarbij bijvoorbeeld de binnendiameter van de ringvorm daarvan varieert, is dat mogelijk het systeem volgens de uitvinding met verschillende schermlichamen te bedrijven om het schermlichaam optimaal af te kunnen stemmen op de aard van het poedervormig materiaal. Los daarvan kan ook een enkel adapterlichaam worden toegepast in combinatie met verschillende schermlichamen. Deze schermlichamen kunnen bijvoorbeeld van elkaar verschillen voor wat betreft de grootte van de openingen die in de wand van de schermlichamen zijn voorzien.

Het geniet de voorkeur dat het adapterlichaam en het schermlichaam ieder vormdelen hebben die in elkaar kunnen grijpen ter voorkoming van rotatie van het schermlichaam ten opzichte van het adapterlichaam. Aldus wordt op constructief eenvoudige wijze bewerkstelligd dat er geen rotatie plaatsvindt van het schermlichaam ten opzichte van het adapterlichaam en daarmee ten opzichte van het afschermlichaam. Het risico van een dergelijke rotatie bestaat vanwege de rotatie, althans in bedrijf, van het maallichaam.

Ter verhoging van de efficiëntie waarmee het systeem in de zeefmodus kan worden toegepast omvat het systeem bij voorkeur een, uitsluitend in de zeefmodus toe te passen, schraaplichaam dat zich stationair aan en nabij de binnenzijde van de zeefwand uitstrekt.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het toepassen van een systeem volgens de uitvinding al dan niet in voorkeursuitvoeringsvormen zoals bovenstaand omschreven. Bij de werkwijze volgens de uitvinding worden, nadat het systeem in de maalmodus is toegepast, ten behoeve van het toepassen van het systeem in de zeefmodus de volgende achtereenvolgende stappen uitgevoerd A1 het ontkoppelen van het maallichaam van het verticale aslichaam en het uit het afschermlichaam verwijderen van het maallichaam en het schermlichaam, A2 het plaatsen van het zeeflichaam in het afschermlichaam en het koppelen van het zeeflichaam met het verticale aslichaam, A3 het roterend aandrijven van het zeeflichaam door bekrachtiging van de aandrijfmotor terwijl poedervormig materiaal via de eerste toevoeropening aan het roterende zeeflichaam wordt toegevoerd, en waarbij, nadat het systeem in de zeefmodus is toegepast, ten behoeve van het toepassen van het systeem in de maalmodus, de volgende achtereenvolgende stappen worden uitgevoerd B1 het ontkoppelen van het zeeflichaam van het verticale aslichaam en het uit het afschermlichaam verwijderen van het zeeflichaam, B2 het plaatsen van het schermlichaam en het maallichaam in het afschermlichaam en het koppelen van het maallichaam met het verticale aslichaam, B3 het roterend aandrijven van het maallichaam door bekrachtiging van de aandrijfmotor terwijl poedervormig materiaal via de tweede toevoeropening aan het stationaire schermlichaam wordt toegevoerd.

Bij verdere voorkeur wordt tussen stappen A1 en A2 of tijdens stap A2 het ringvormige adapterlichaam met de flensrand op het adapterlichaam aan de binnenzijde van de ringvorm daarvan wordt gelegd en waarbij, tussen stappen A1 en A2 het ringvormige adapterlichaam op het afschermlichaam wordt gelegd.

De voordelen die aan een dergelijke werkwijze, al dan niet in een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, zijn verbonden, zijn voorgaand reeds toegelicht aan de hand van de toelichting van het systeem volgens de uitvinding.

Navolgend zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de omschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm van een systeem volgens de uitvinding waarmee tevens de werkwijze volgens de uitvinding kan worden uitgevoerd onder verwijzing naar de navolgende figuren:

Figuur 1 toont in zij- en gedeeltelijk transparant aanzicht een systeem volgens de uitvinding zoals deze bijvoorbeeld deel kan uitmaken van een doseersysteem en is ingericht om te worden toegepast in de zeefmodus;

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht het systeem volgens figuur 1;

Figuren 3, 4, 5 en 6 tonen vier achtereenvolgende stadia waarbij het zeeflichaam uit het afschermlichaam van het systeem wordt verwijderd ten behoeve van het ombouwen van het systeem van de zeefmodus naar de maalmodus;

Figuren 7 en 8 tonen twee achtereenvolgende stadia tijdens de inbouw van een schermlichaam en een maallichaam in het afschermlichaam om het systeem geschikt te maken om in de maalmodus te worden bedreven.

Figuur 1 toont een deel van een doseersysteem 1 waar een zeef-/maalsysteem 2 volgens de uitvinding, verder te noemen het systeem 2 deel van uitmaakt. Het doseersysteem 1 omvat een stortleiding 3 dat via een doseerklep of dergelijke in verbinding staat met een bovengelegen voorraadhouder voor vrij stroombaar materiaal zoals bijvoorbeeld poedervormig materiaal, bijvoorbeeld een opslagtank of -silo. Door geschikte bediening van de doseerklep kan een gecontroleerde hoeveelheid van het poedervormig materiaal via de stortleiding 3 aan het systeem 2 worden toegevoerd. In de toestand volgens figuur 1 is het systeem 2 ingericht om het poedervormig materiaal dat via de stortleiding 3 aan het systeem 2 wordt toegevoerd te zeven. Typerend voor het zeven is dat dit proces geen invloed heeft op de poederdeeltjes zelf. Het is de doelstelling van het zeefproces om eventueel ongewenste objecten in het poedervormig materiaal, uit dit poedervormig materiaal te verwijderen. Bij het maalproces is het de bedoeling om de grootte van de poederdeeltjes te verkleinen zodat deze een gewenste maximale grootte bezitten.

Aan de onderzijde van het systeem 2 sluit een afvoerleiding 4 aan op het systeem 2. De afvoerleiding 4 mondt uit in een vultrechter 5. Aan de onderzijde van de vultrechter 5 is een schijfvormig houderlichaam 6 voorzien waaraan een niet nader getoonde, met poedervormig materiaal dat aan de werkzaamheid van het systeem 2 is onderworpen, te vullen verpakking, zoals een zak, kan worden opgehangen. Op het houderlichaam 6 sluiten afsluitleidingen 7 (stippellijnen) aan die zijn aangesloten op een centrale afzuigeenheid 8. Op de afzuigeenheid 8 sluit afvoerleiding 9 aan via welke door de afzuigeenheid 8 via afzuigleidingen 7 aangezogen stof kan worden afgevoerd.

Mede onder verwijzing naar figuur 2 omvat het systeem 2 een gestel 10 dat op niet nader getoonde wijze afsteunt op de omgeving, bijvoorbeeld op een vloer of een wand van de ruimte waarin het systeem 2 is opgesteld. Het systeem 2 omvat verder een elektromotor 11 waarvan de behuizing is vastgemaakt aan het gestel 10. De elektromotor 11 heeft een horizontale uitgaande as die aansluit op een haakse overbrenging 12 (zie ook figuren 6, 7 en 8). De haakse overbrenging is in de diverse figuren slechts schematisch weergegeven hetgeen voor de vakman voldoende zal zijn. De uitgaande as van de elektromotor 11 wordt omgeven door een buisvormig afschermlichaam 13 dat aan één uiteinde star is verbonden met de behuizing van elektromotor 11 en met het tegenover gelegen uiteinde star is verbonden met de behuizing van de haakse overbrenging 12. Systeem 2 omvat verder een cilindrisch stationair afschermlichaam 14. In de wand van het afschermlichaam 14 is nabij de onderzijde daarvan een ringvormig haaks aansluitstuk 15 voorzien. De afschermbuis 13 strekt zich via het aansluitstuk 15 door de wand van het cilindrisch afschermlichaam 14 uit waarbij de afschermbuis 13 star via flensverbinding 16 met het aansluitstuk 15 is verbonden. Op de haakse overbrenging 12 sluit een zich verticaal naar boven toe gerichte aandrijfas 17 aan. Het bovenste uiteinde van deze aandrijfas 17 is onrond voor vormgesloten aangrijping op een aan te drijven onderdeel. In het bovenste uiteinde is verder inwendig schroefdraad 26 voorzien.

In de situatie volgens figuur 1, waarbij het systeem 2 is ingericht om te worden bedreven in de zeefmodus, wordt voornoemd aan te drijven onderdeel gevormd door een zeeflichaam 21 (zie ook figuur 6). Het zeeflichaam 21 is in hoofdzaak cilindrisch van vorm en heeft een cilindrische zeefwand 22 met daarin een groot aantal zeefopeningen waarvan de diameter typisch is gelegen tussen 0,5 en 9 mm, afhankelijk van de aard van het te zeven poedervormig materiaal. Op de onderzijde van de zeefwand 22 sluit een zeefbodem 23 aan die in het hart is voorzien van een staande aangrijpingsbuis 24 met een onronde doorgang waarvan de vorm aansluit op die van aandrijfas 17. De zeefbodem 23 strekt zich ook uit aan de buitenzijde van de zeefwand 22.

Door zeeflichaam 21 over de aandrijfas 17 te schuiven en vervolgens moer 27 eventueel met een tussenring 28 aan te draaien in inwendig schroefdraad 26 wordt het zeeflichaam 21 werkzaam gekoppeld met de aandrijfas 17. Aldus zal bekrachtiging van elektromotor 11 leiden tot rotatie van het zeeflichaam 21 in de zeefmodus. Zeeflichaam 21 heeft verder aan de bovenzijde van zeefwand 22 een flens 29 die, net als overigens bodemplaat 23, uitsteekt buiten de cilindrische zeefwand 22 en die via trekstangen 30 met de bodemplaat 23 is verbonden. De binnenzijde van de flens 29 vormt een toevoeropening via welke, in gebruik, poedervormig materiaal aan de binnenzijde van de cilindrische zeefwand 22 wordt toegevoerd.

Het systeem 2 omvat verder een flens 35 die aansluit op de bovenzijde van de cilindrische wand van afschermlichaam 14. Flens 29 van zeeflichaam 21 sluit in gemonteerde toestand aan op de binnenzijde van flens 35. Deksel 37 met centrale doorgang 38 is scharnierbaar om scharnieras 36 met flens 35 verbonden. In neergeklapte toestand kan deksel 37 met behulp van sluitingen 39 vast worden verbonden met flens 35. Ten behoeve van een goede afdichting is in de bovenzijde van flens 35 een cirkelvormige groef voorzien waarin een rubberen afdichting 62 is aangebracht. Deksel 37 heeft aan zijn bovenzijde een centraal buisvormig koppeldeel 40 met flens 41 (figuur 2). In de zeefmodus omvat het systeem 2 verder een ringlichaam 42 met flenzen 43, 44. Aan de binnenzijde van het ringlichaam 42 is een schraaplichaam 45 voorzien dat zich vanaf het ringlichaam 42 neerwaarts uitstrekt door koppeldeel 40 en de centrale opening 38 in deksel 37 waarbij het schraaplichaam 45 in gebruik nabij de binnenzijde van de cilindrische zeefwand 22 is gelegen. Daarbij is het schraaplichaam 45 stationair voorzien en draagt deze er zorg voor dat geen materiaal zich ophoopt aan de binnenzijde van zeefwand 22 hetgeen het zeefproces zou kunnen verstoren. Het ringlichaam 42 is met het koppeldeel 40 verbonden via een koppelring 51. Koppelring 51 omvat twee scharnierbaar met elkaar verbonden, halfcirkelvormige klemdelen, welke klemdelen ieder een U-vormige dwarsdoorsnede hebben waarbij de poten van de U-vorm om de flenzen 41, 43 vallen. De halfcirkelvormige delen zijn tegenover het scharnierpunt losmaakbaar met elkaar verbonden. Het ringlichaam 42 is aan de bovenzijde in gebruik met stortleiding 3 verbonden, eveneens door toepassing van een koppelring, namelijk koppelring 52. Afvoerleiding 4 is met de onderzijde van het cilindrische afschermlichaam 14 verbonden via koppelring 53 waartoe het cilindrisch afschermlichaam 14 alsmede de afvoerleiding 4 aldaar zijn voorzien van flenzen zoals flenzen 41, 43, 44.

Voor het ombouwen van systeem 2 van een toestand waarin deze in de zeefmodus kan worden bedreven naar een toestand waarin deze in de maalmodus kan worden bedreven, worden allereerst de koppelringen 51, 52 losgenomen (figuur 3). Hierdoor komt ringlichaam 42 met schraaplichaam 45 vrij (figuur 4) en wordt deze verwijderd. Vervolgens opent men de deksel 37 (figuur 5) waardoor het zeeflichaam 21 uit het cilindrisch afschermlichaam 14 kan worden genomen nadat moer 27 is losgedraaid van aandrijfas 17 (figuur 6). Vervolgens wordt een adapterring 61 concentrisch op de flens 35 gelegd. In de buitenomtrek van adapterring 61 is een uitsparing 64 voorzien waarin een nok 65 valt op flens 35 die juist aan de binnenzijde van afdichtingsring 62 is voorzien. Vervolgens wordt concentrisch ten opzichte van adapterring 61 een schermlichaam 66 in de adapterring 61 opgehangen. Hiertoe omvat het schermlichaam 66 een flens 67 waarmee het schermlichaam 66 op de adapterring 61 kan rusten. Adapterring 61 is eveneens voorzien van een concentrische rubberen afdichtingsring 68 voor aansluiting op deksel 37.

De opening aan de binnenzijde van flens 67 vormt in gebruik de toevoeropening via welke te malen poedervormig materiaal aan het inwendige van het schermlichaam 66 wordt toegevoerd. Schermlichaam 66 omvat verder een trechtervormige schermwand 69 waarin een groot aantal schermopeningen zijn voorzien. De diameter van dergelijke schermopeningen is typisch 0,1 tot 5 mm, afhankelijk van de gewenste grootte van de deeltjes die door het malen van poedervormig materiaal ontstaan. Aan de onderzijde is het schermlichaam 66 voorzien van een bodem 76 waarin een centrale doorvoeropening 70 is voorzien. De diameter van de doorvoeropening is groter dan die van aandrijfas 17 zodat aandrijfas 17 vrijelijk binnen de doorvoeropening 70 kan roteren. Schermlichaam 66 is bestemd om tijdens werkzaamheid van inrichting 2 in de maalmodus niet te roteren maar stationair te blijven ten opzichte van behuizingslichaam 14. Hiertoe is flens 67 voorzien van een uitsparing 71 waar binnen in gemonteerde toestand nok 72 valt die juist aan de binnenzijde van afdichtingsring 68 op de adapterring 61 is voorzien.

Verder omvat het systeem 2 ten behoeve van het bedrijven daarvan in de maalmodus, een maallichaam 73. Maallichaam 73 omvat een aangrijpingsbus 74 met een centrale doorgang 75. De vorm van deze doorgang sluit aan op de onronde vorm van aandrijfas 17 voor een vormgesloten koppeling daarmee. Aangrijpingsbus 74 is voorzien op een schijfvormige basisplaat 75 waarvan de diameter, althans aan de onderzijde, overeenkomt met de diameter van de bodem 76 van schermlichaam 66 waarin de doorvoeropening 70 is voorzien. De basisplaat 75 heeft een afgeschuinde omtreksrand 77 waarbij de afschuining overeenkomt met de helling van de trechtervorm van schermwand 69. Maallichaam 73 omvat verder twee maalstaven 78 die recht tegenover elkaar zijn voorzien en zich vanaf de basisplaat 75 schuin omhoog uitstrekken waarbij de hellingshoek overeenkomt met die van schermwand 69. Ter versteviging zijn de maalstaven 78 via verbindingsstaven 79 met aangrijpingsbus 74 verbonden.

Na ophanging van schermlichaam 66 aan de adapterring, waarbij de aandrijfas 17 door doorvoeropening 17 steekt, wordt het maallichaam 73 in het schermlichaam 66 geplaatst waarbij de aangrijpingsbus 74 over de aandrijfas 17 wordt geschoven. Vervolgens wordt moer 80, die feitelijk dezelfde moer kan zijn als moer 27, aangedraaid in het inwendig schroefdraad 26 waarvan aandrijfas 17 is voorzien. In een dergelijke gemonteerde toestand strekken de maalstaven 78 zich op zeer korte afstand van de schermwand 69 uit aan de binnenzijde daarvan.

Na de demontage van het zeeflichaam 21 en de montage van het schermlichaam 66 in combinatie met maallichaam 73 zoals voorgaand omschreven is een situatie volgens figuur 8 bereikt. Vervolgens wordt deksel 37 gesloten en vastgemaakt aan flens 35, waarna systeem 2 weer wordt aangesloten op stortleiding 3 met behulp van ringlichaam 42 en/of 43, eventueel gebruikmakend met een tussenstuk overeenkomend met ringlichaam 42 maar dan zonder schraaplichaam 45. Bij bekrachtiging van elektromotor 11 zal het maallichaam 73 roteren terwijl schermlichaam 66 stilstaat. Dit leidt ertoe dat poedervormig materiaal dat wordt toegevoerd via stortleiding 3 aan het systeem 2, terwijl deze wordt bedreven in de maalmodus, door de samenwerking tussen de maalstaven 78 en de binnenzijde van schermwand 69 wordt vermaald/verkleind totdat de grootte van de poederdeeltjes dusdanig klein is geworden dat deze door de openingen in schermwand 69, schermwand 69 kunnen passeren om vervolgens via afvoerleiding 4 en vultrechter 5 verder te worden afgevoerd.

De ombouw van het systeem 2 van de zeefmodus naar de maalmodus kan door één persoon binnen typisch vijf minuten worden uitgevoerd, zonder dat de betreffende persoon technisch geschoold is.

De ombouw van het systeem 2 van de maalmodus naar de zeefmodus vindt op omgekeerde wijze plaats als voorgaand omschreven. Deze wijze zal de vakman op basis van zijn vakkennis duidelijk zijn. Er is derhalve geen noodzaak om deze ombouw hier gedetailleerd te omschrijven.

Claims (6)

1. Systeem voor naar keuze hetzij het, in een zeefmodus, zeven of hetzij het, in een maalmodus, malen van vrij stroombaar materiaal, omvattende een aandrijfmotor (11), een met de aandrijfmotor werkzaam verbonden, zich horizontaal uitstrekkend, uitgaand aslichaam, een haakse overbrenging (12), een zich verticaal uitstrekkend aslichaam (17) dat via de haakse overbrenging met het horizontaal aslichaam is verbonden, een stationair afschermlichaam (14), een uitsluitend in de zeefmodus, roterend, toe te passen zeeflichaam (21) met een cilindrische zeefwand (22) waarin zeefopeningen zijn voorzien en met een eerste toevoeropening voor het vrij stroombare materiaal aan de bovenzijde van de cilindrische wand en een bodem (23) aan de onderzijde van de cilindrische wand, een uitsluitend in de maalmodus, stationair, toe te passen schermlichaam (66) met een neerwaarts gerichte trechtervormige schermwand (69) waarin schermopeningen zijn voorzien en met een tweede toevoeropening voor het vrij stroombare materiaal aan de bovenzijde van de trechtervormige wand alsmede een doorvoeropening (70) aan de onderzijde van het schermlichaam, een uitsluitend in de maalmodus toe te passen maallichaam (73) dat zich uitstrekt langs de binnenzijde van de trechtervormige schermwand en is ingericht voor rotatie om de hartlijn van het schermlichaam voor malende samenwerking met het schermlichaam, met het kenmerk, dat het verticaal uitstrekkend aslichaam en het zeeflichaam zijn ingericht voor onderlinge koppeling in de zeefmodus en dat het verticaal uitstrekkend aslichaam en het maallichaam zijn ingericht voor onderlinge koppeling in de maalmodus welke onderlinge koppeling via de doorvoeropening in het schermlichaam verloopt, waarbij in de zeefmodus het zeeflichaam althans in bovenaanzicht wordt omgeven door het afschermlichaam en in de maalmodus het schermlichaam althans in bovenaanzicht wordt omgeven door het afschermlichaam.

2. Systeem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het systeem een, uitsluitend in de maalmodus toe te passen, ringvormig adapterlichaam (61) omvat dat is ingericht voor oplegging op het afschermlichaam waarbij het schermlichaam is voorzien van een flensrand (67) voor oplegging op het adapterlichaam aan de binnenzijde van de ringvorm daarvan.

3. Systeem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het adapterlichaam en het schermlichaam ieder vormdelen (72, 71) hebben die in elkaar kunnen grijpen ter voorkoming van rotatie van het schermlichaam ten opzichte van het adapterlichaam.

4. Systeem volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem een, uitsluitend in de zeefmodus toe te passen, schraaplichaam (45) omvat dat zich stationair aan en nabij de binnenzijde van de zeefwand uitstrekt.

5. Werkwijze voor het toepassen van een systeem volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij, nadat het systeem in de maalmodus is toegepast, ten behoeve van het toepassen van het systeem in de zeefmodus, de volgende achtereenvolgende stappen worden uitgevoerd A1 het ontkoppelen van het maallichaam van het verticale aslichaam en het uit het afschermlichaam verwijderen van het maallichaam en het schermlichaam, A2 het plaatsen van het zeeflichaam in het afschermlichaam en het koppelen van het zeeflichaam met het verticale aslichaam, A3 het roterend aandrijven van het zeeflichaam door bekrachtiging van de aandrijfmotor terwijl vrij stroombaar materiaal via de eerste toevoeropening aan het roterende zeeflichaam wordt toegevoerd, en waarbij, nadat het systeem in de zeefmodus is toegepast, ten behoeve van het toepassen van het systeem in de maalmodus, de volgende achtereenvolgende stappen worden uitgevoerd B1 het ontkoppelen van het zeeflichaam van het verticale aslichaam en het uit het afschermlichaam verwijderen van het zeeflichaam, B2 het plaatsen van het schermlichaam en het maallichaam in het afschermlichaam en het koppelen van het maallichaam met het verticale aslichaam, B3 het roterend aandrijven van het maallichaam door bekrachtiging van de aandrijfmotor terwijl vrij stroombaar materiaal via de tweede toevoeropening aan het stationaire schermlichaam wordt toegevoerd.

6. Werkwijze volgens conclusie 5 voor het toepassen van een systeem volgens conclusie 2, waarbij, tussen stappen A1 en A2 of tijdens stap A2 het ringvormige adapterlichaam met de flensrand op het adapterlichaam aan de binnenzijde van de ringvorm daarvan wordt gelegd en waarbij, tussen stappen A1 en A2 het ringvormige adapterlichaam op het afschermlichaam wordt gelegd.