NL2014125B1 - Wasinrichting voor het wassen van objecten, en verwarmer en werkwijze daarvoor. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een wasinrichting voor het wassen van objecten, zoals handen, en een verwarmer en een werkwijze daarvoor. De wasinrichting omvat: een wasbak voorzien van een afvoer; een toevoer voor het toevoeren van water; een met de toevoer verbonden verwarmer ingericht om van de toevoer toegevoerd water te verwarmen; en een met de verwarmer verbonden sproeier die is ingericht om van de verwarmer toegevoerd verwarmd water in de wasbak te sproeien, welke sproeier een vernevelaar omvat voor het vormen van een nevel van waterdruppels in de wasbak, waarin de verwarmer een lichaam omvat van een warmtegeleidend materiaal, waarin in het lichaam een verwarmingselement voor het verwarmen van het lichaam en een kanaal voor het door het lichaam voeren van op te warmen water zijn aangebracht.

Description

WASINRICHTING VOOR HET WASSEN VAN OBJECTEN, EN VERWARMER EN

WERKWIJZE DAARVOOR

De uitvinding heeft betrekking op een wasinrichting voor het wassen van objecten, in het bijzonder voor het wassen van handen.

Conventionele wasinrichtingen zijn veelal voorzien van een kraan. Dit heeft als nadeel dat relatief veel water wordt gebruikt voor het wassen van bijvoorbeeld handen, gemiddeld ongeveer 1 liter per wasbeurt. In het geval de wasinrichting beschikt over een warmwaterkraan, wordt bovendien energie verbruikt om de gebruikte hoeveelheid water te verwarmen.

Uit WO 2012/030216 is een wasinrichting bekend waarin water wordt verneveld voor het wassen van handen. Dit reduceert de hoeveelheid water die nodig is per wasbeurt. WO 2012/030216 beschrijft het gebruik geïsoleerde vloeistofopslag om een hoeveelheid water op een temperatuur van ten minste 80°C te houden. Echter, het continu op een dergelijke, relatief hoge temperatuur houden van een aanzienlijke hoeveelheid water vereist de nodige energie.

Een doel van de uitvinding is bovengenoemde nadelen van de bekende wasinrichtingen te reduceren en een wasinrichting te verschaffen die een geringe hoeveelheid water verbruikt per wasbeurt en bovendien energie-efficiënt is.

Dit doel wordt bereikt met de wasinrichting voor het wassen van objecten, zoals handen, volgens de uitvinding. De wasinrichting volgens de uitvinding omvat: - een wasbak voorzien van een afvoer; - een toevoer voor het toevoeren van water; - een met de toevoer verbonden verwarmer ingericht om van de toevoer toegevoerd water te verwarmen; en - een met de verwarmer verbonden sproeier die is ingericht om van de verwarmer toegevoerd verwarmd water in de wasbak te sproeien, welke sproeier een vernevelaar omvat voor het vormen van een nevel van waterdruppels in de wasbak.

Door het voorzien van een vernevelaar, kan worden volstaan met een geringe hoeveelheid per wasbeurt, terwijl objecten toch even schoon worden als met conventionele wasinrichtingen. Bijvoorbeeld is de sproeier voorzien in een wand van de wasbak.

In een eerste uitvoering omvat de verwarmer een lichaam van een warmtegeleidend materiaal, waarin in het lichaam een verwarmingselement voor het verwarmen van het lichaam en een kanaal voor het door het lichaam voeren van op te warmen water zijn aangebracht.

Met het verwarmingselement wordt het lichaam verwarmd. Zodra water door het kanaal in het lichaam wordt gevoerd, zal het verwarmde lichaam het water verwarmen. In conventionele wasinrichtingen wordt continu een aanzienlijke hoeveelheid water op temperatuur gehouden. Veelal wordt in der gelijke inrichtingen gebruik gemaakt van water als opslagvloeistof. De wasinrichting volgens de uitvinding verbruikt door de aanwezigheid van een vernevelaar echter een kleine hoeveelheid water per wasbeurt. Het op temperatuur houden van een grote hoeveelheid water door middel van water als opslagmiddel zoals in conventionele is daarmee niet energie-efficiënt. Met de verwarmer volgens de uitvinding is het echter mogelijk om kleine hoeveelheden water snel op temperatuur te brengen.

Het verwarmingselement kan in het lichaam van de verwarmer zijn geïntegreerd, bijvoorbeeld door het verwarmingselement in het lichaam in te gieten. In een ander voorbeeld is het verwarmingselement ingevoerd in een nauw passende opening van het verwarmerlichaam. In een derde voorbeeld is het verwarmingselement in een opening in het verwarmerlichaam geplaatst, welke opening vervolgens is opgevuld met een warmtegeleidende stof, bijvoorbeeld een warmtegeleidende pasta.

Het lichaam is bij voorkeur uitgevoerd als een massief lichaam.

Bijvoorbeeld omvat het warmtegeleidend materiaal een metaal, waaronder in de context van de uitvinding tevens een metaallegering wordt verstaan. Bij voorkeur omvat het warmtegeleidend materiaal aluminium, bijvoorbeeld in de vorm van een aluminiumlegering.

Een verder voordeel van de verwarmer volgens de uitvinding is dat deze eenvoudig te produceren is in vergelijking met conventionele boilers.

Bijvoorbeeld omvat de wasinrichting een met het verwarmingselement verbonden regeling om het lichaam op een temperatuur binnen een vooraf bepaald temperatuurbereik te houden. De temperatuur van het lichaam wordt bij voorkeur onder het kookpunt van water bij de gegeven druk gehouden. Voor atmosferische druk wordt het lichaam bijvoorbeeld op een temperatuur van minimaal 50 graden gehouden, bij voorkeur op een temperatuur van minimaal 60 graden Celsius, met meer voorkeur op een temperatuur van minimaal 70 graden Celsius en met meeste voorkeur op een temperatuur van 80-95 graden.

In een voorkeursuitvoering heeft het kanaal een inhoud van minder dan 400 ml, bij voorkeur minder dan 200 ml, met meer voorkeur minder dan 100 ml en met meeste voorkeur ten hoogste 50 ml.

Bij voorkeur is de wasinrichting ingericht om per wasbeurt ongeveer 5-100 ml water te sproeien, met meer voorkeur 5-50 ml, met nog meer voorkeur 5-25 ml en met meest voorkeur 5-10 ml.

Bij voorkeur heeft het lichaam een volume van ten minste 5 maal de inhoud van het kanaal, met meer voorkeur ten minste 8 maal, met nog meer voorkeur ten minste 10 maal, en met meeste voorkeur ten minste 12 maal.

Bijvoorbeeld heeft het lichaam een volume van 600 cm3 en het kanaal een inhoud van 50 ml.

In een voorkeursuitvoering omvat de wasinrichting een druppelaar. Bijvoorbeeld is de druppelaar voorzien tussen de watertoevoer en de verwarmer of tussen de verwarmer en de sproeier. Eveneens is het mogelijk om meerdere druppelaars te voorzien, bijvoorbeeld zowel tussen de watertoevoer en de verwarmer als tussen de verwarmer en de sproeier.

In een verdere voorkeursuitvoering is de druppelaar ingericht om water toe te voeren met een debiet van minder dan 20 ml/s, bij voorkeur minder dan 10 ml/s, met meer voorkeur met minder dan 5 ml/s en met meeste voorkeur ten hoogste 2 ml /s.

In een voorkeursuitvoering omvat de inrichting een luchttoevoerleiding die een pomp en een luchtfilter omvat.

De luchttoevoer kan bijvoorbeeld worden toegepast voor het vernevelen van het water, in welk geval de luchttoevoer is verbonden met de vernevelaar. Bij voorkeur wordt de luchttoevoer alternatief of additioneel toegepast voor drogen van het gewassen object aan het einde van de wascyclus.

De lucht wordt aangevoerd via de luchttoevoerleiding. In de toevoerleiding zijn een pomp en een luchtfilter voorzien. De pomp kan in de stromingsrichting vóór of na het luchtfilter zijn voorzien. Door middel van het luchtfilter wordt bewerkstelligd dat het wassen hygiënisch verloopt.

In een verdere voorkeursuitvoering omvat de wasbak verder een afzuigopening die via een luchtrecirculatieleiding is verbonden met de pomp voor recirculatie van lucht.

In het bijzonder wanneer voor verneveling gebruik wordt gemaakt van luchtdruk, is het voordelig een afzuiging te voorzien om een overdruk in de wasbak, en daarmee rondspatten van water, te voorkomen. Bijzonder voordelig is gebleken de lucht af te zuigen door middel van dezelfde pomp die wordt gebruikt voor aanvoer van lucht. Bijvoorbeeld is de afzuigopening in een onderste zone van de wasbak voorzien, terwijl de vernevelaar in een bovenste zone van de wasbak is voorzien.

De gerecirculeerde lucht wordt gefilterd doordat naast een pomp ook een filter is voorzien. Eventueel in de afgezogen lucht aanwezige bacteriën en vuil worden daarmee uit de lucht gefilterd voordat deze naar de vernevelaar wordt gevoerd.

Bij voorkeur omvat het luchtfilter een in hoofdzaak cilindrische luchtkamer, waarin een luchtin voer is voorzien in de gekromde zijwand van de luchtkamer, welke luchtin voer is ingericht om een circulaire stroming in de luchtkamer te vormen, en waarin een luchtafvoer is voorzien in de boven- of onderzijde van de luchtkamer, welke luchtafvoer een diameter heeft die kleiner is dan de diameter van de luchtkamer en nabij de lengteas van de luchtkamer is voorzien, waarin het luchtfilter een UV lichtbron omvat die is ingericht om UV-licht in de luchtkamer te schijnen.

Bijvoorbeeld is het luchtfilter uitgevoerd als een cycloon. Een cycloon heeft naast een luchtafvoer veelal ook een afvoer voor vaste deeltjes. Volgens de uitvinding is een afvoer voor vaste deeltjes echter optioneel, en omvat het luchtfilter bij voorkeur niet een dergelijke afvoer, hoewel in een alternatieve uitvoering desgewenst een afvoer kan worden voorzien.

De luchtinvoer is bij voorkeur tangentieel voorzien aan de cilindrische luchtkamer, om zo een circulaire, althans in hoofdzaak circulaire, stroming van de lucht te bewerkstelligen.

Door het luchtfilter worden micro-organismen in richting van de binnenwand van de luchtkamer gedwongen, waar ze gedurende langere tijd blijven circuleren. Aangezien de luchtafvoer nabij de lengteas van de cilindervormige luchtkamer is geplaatst, dat wil zeggen nabij het centrum van de luchtkamer, verblijven zwaardere deeltjes zoals micro-organismen langer in de luchtkamer. Hierdoor worden eventueel aanwezige micro-organismen gedurende een relatief lange tijdsduur blootgesteld aan het UV-licht. Dit zorgt voor een effectievere af doding van micro-organismen dan bij conventionele luchtfilters.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de binnenwand van de luchtkamer voorzien van titaniumdioxide. UV-licht in combinatie van titaniumdioxide zorgt voor de vorming van vrije radicalen. Deze vrije radicalen worden via de pomp in de wasbak gebracht, wat leidt tot afdoding van bacteriën door het gehele apparaat, althans door alle delen van het apparaat waar de lucht met vrije radicalen door stroomt. Bovendien zorgen de vrije radicalen voor desintegratie van organische materialen. Het apparaat heeft daarmee een zeker zelfreinigend vermogen. Daarmee wordt de hygiëne van het wassen vergroot.

In een voorkeursuitvoering is de pomp ondergebracht in een warmte-geïsoleerde behuizing en door middel van een thermostaat schakelbaar tussen een gebruiksmodus waarin de pomp lucht via de luchttoevoerleiding naar de vernevelaar voert en een koelmodus waarin de pomp buitenlucht aanzuigt.

De pomp zal in gebruik opwarmen. Dit heeft als voordeel dat opgewarmde lucht wordt toegevoerd voor bijvoorbeeld het drogen van objecten aan het einde van de wascyclus. Echter, de temperatuur van de lucht moet niet zodanig warm worden dat dit voor de gebruiker onprettig is of dat de pomp oververhit raakt. Daarom wordt door middel van een thermostaat de pomptemperatuur geregeld, waarbij de pomp buitenlucht aanzuigt indien de temperatuur van de pomp te hoog wordt.

In een verdere voorkeursuitvoering is het lichaam van de verwarmer met de pomp ondergebracht in de warmte-geïsoleerde behuizing.

Dit heeft als voordeel dat de warmte van de pomp wordt gebruikt om het lichaam van de verwarmer op temperatuur te brengen of te houden. Daarmee is de wasinrichting volgens de uitvinding energiezuinig.

In een tweede, alternatieve uitvoeringsvorm kunnen bovenstaande uitvoeringen met de pomp zijn voorzien in combinatie met een andere verwarmer dan bovenstaand vermeldt. Met andere woorden, de uitvinding heeft tevens betrekking op een wasinrichting omvattende: - een wasbak voorzien van een afvoer; - een toevoer voor het toevoeren van water; - een met de toevoer verbonden verwarmer ingericht om van de toevoer toegevoerd water te verwarmen; en - een met de verwarmer verbonden sproeier die is ingericht om van de verwarmer toegevoerd verwarmd water in de wasbak te sproeien, welke sproeier een vernevelaar omvat voor het vormen van een nevel van waterdruppels in de wasbak, verder omvattende een luchttoe voer leiding die een pomp en een luchtfilter omvat. Bij voorkeur is het luchtfilter een luchtfilter met een UV-lichtbron zoals bovenstaand beschreven, waarin met meer voorkeur titaniumdioxide is voorzien aan de binnenwand van de luchtkamer.

In de eerste en/of tweede uitvoeringsvorm omvat de sproeier bij voorkeur een uitlaatopening, waarin rondom de uitlaatopening een afzuigkanaal is voorzien dat is verbonden met een afzuiging.

Het afzuigkanaal rond de uitlaatopening van de sproeier voorkomt ophoping van water rond de uitlaatopening. Indien nadat water op het te wassen object gesproeid is, een droogfase wordt gestart, kunnen deze opgehoopte druppels meegezogen worden in de luchtstroom voor het drogen. Hierdoor wordt het object opnieuw vochtig, wat het drogen bemoeilijkt. Door een afzuigkanaal rond de sproeiers te voorzien wordt derhalve bewerkstelligt dat naderhand een efficiënt droogproces kan plaatsvinden.

Bijvoorbeeld is het afzuigkanaal verbonden met de aanzuigzijde van de pomp die dient voor toevoer van lucht aan de vernevelaar.

In een verdere voorkeursuitvoering omvat de inrichting verder een inrichting voor deïonisatie van water, bij voorkeur een inrichting voor capacitieve deïonisatie van water.

Door deïonisatie van water wordt mineraalafzetting, zoals kalkvorming, voorkomen. Aangezien met kleine volumes water kan worden gewerkt, kan mineraalafzetting de relatief kleine leidingstelsel eenvoudig blokkeren. Bovendien kan met name kalkafzetting de verwarmer negatief beïnvloeden. Door middel van de deïonisatieinrichting worden deze problemen tegengegaan. Bijvoorbeeld is de deïonisatieinrichting na de watertoevoer geschakeld.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een verwarmer voor een wasinrichting zoals bovenstaand beschreven en op een werkwijze voor het wassen van objecten, omvattende het verschaffen van een wasinrichting zoals bovenstaand beschreven. Voor de verwarmer en de werkwijze volgens de uitvinding gelden dezelfde voordelen en effecten zoals bovenstaand beschreven met betrekking tot de wasinrichting volgens de uitvinding.

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij wordt verwezen naar de bijgevoegde tekeningen. - Figuur 1 toont schematisch een voorbeelduitvoering van een wasinrichting volgens de uitvinding, in het bijzonder voor het wassen van handen; - Figuur 2 toont een doorsnede van een deel van de wasinrichting uit figuur 1; - Figuur 3 toont een blokschema van enkele onderdelen van de wasinrichting, en bovendien de lucht- en waterstromen tussen deze onderdelen; - Figuur 4 toont schematisch een voorbeeld van een verwarmer volgens de uitvinding, voorzien van een thermostaat; en - Figuur 5 toont schematisch een luchtfilter voor een wasinrichting volgens de uitvinding. Wasinrichting 2 (figuur 1) omvat een behuizing 4 waarop een wasbak 6 is voorzien.

Wasbak 6 is aan zijn bovenzijde voorzien van een opening 8. In een bovenste deel van wasbak 6 zijn in de wand een aantal sproeier 10 voorzien. Rond de sproeiers 10 is een sleuf voorzien die is verbonden met een afzuiging.

Flet bovenste deel van wasbak 6 is optioneel voorzien van verlichting 12 (figuur 2), in dit voorbeeld in de vorm van ledverlichting. Tevens is in de wasbak optioneel een luchtuitlaat 14 voorzien, voor het drogen van handen. Aan de onderzijde van wasbak 6 is een afvoer 16 voorzien, via welke water kan worden af gevoerd. Figuur 2 toont bovendien schematisch een pomp 18 voor het afzuigen van lucht uit wasbak 6 en/of het toevoeren van lucht aan de vernevelaar en/of de uitlaatopeningen 14.

Optioneel omvat de wasbak 6 een sensor (niet weergegeven) voor detectie van één of meer handen in wasbak 6. Bijvoorbeeld is de sensor een nabijheidssensor, zoals een infraroodsensor. Bij voorkeur wordt de wascyclus automatisch gestart bij detectie van handen in de wasbak. Alternatief kan de wascyclus handmatig worden gestart door het indrukken van een knop, die bijvoorbeeld door middel van de voet van een gebruiker te bedienen is.

Volgens de uitvinding is het eveneens optioneel mogelijk dat een additionele bewegingssensor (“buitensensor”) detecteert wanneer iemand nabij de handenwasser is. Bijvoorbeeld gaat ledverlichting 12 aan op basis van deze detectie. Bijvoorbeeld schakelt de ledverlichting 12 uit als er binnen een voorafbepaalde tijd, bijvoorbeeld 10 seconden, geen handen in wasbak 6 worden gestoken.

Tijdens de wascyclus worden gedurende een eerste stap, die bijvoorbeeld 5 seconden duurt, de handen met water in snelstromende lucht gereinigd. Daarna worden de handen in een tweede stap, die bijvoorbeeld 10 tot 15 seconden duurt, gedroogd door de luchtstroom zonder water. Optioneel kan deze droogtijd worden verlengd door de handen langer in de bak te houden.

De wascyclus wordt in het getoonde voorbeeld geregeld door het aanzetten van de luchtpomp, het bedienen van een aantal kleppen en vervolgens het uitzetten van de luchtpomp. Navolgend wordt de wascyclus toegelicht met verwijzing naar figuur 3. In dit voorbeeld zijn vier kleppen toegepast.

De wasinrichting omvat waterkraan 20, ontharder 22 die in het getoonde voorbeeld is uitgevoerd als een inrichting voor capacitieve deïonisatie, verwarmer 24, een verdeler / menger 26, sproeiers 10, wasbak 6, luchtfilter 28, luchtpomp 18, inverter 30, opvangbak 16, ventilator 32 en waterafvoer 34. De kleppen A, B, C en E zijn elektrische kleppen van het type “normaal dicht”. Klep D is een overdrukventiel. Alternatief kan klep A als terugslagklep uitgevoerd zijn.

Bij de start van de wascyclus worden in de eerste stap klep A en C open geschakeld en wordt water uit verwarmer 24 naar verdeler 26 gevoerd. Water uit ontharder 22 vult het water in verwarmer 24 aan en water uit waterkraan 20 loopt ontharder 22 binnen voor ontharding.

Het water wordt door verdeler 26 verdeeld over een aantal slangen en via de slangen naar sproeiers 10 getransporteerd. Daar wordt het water in een luchtstroom geïnjecteerd en in een groot aantal fijne druppels opgedeeld. Bijvoorbeeld heeft de lucht een snelheid van 100-200 m/s, bij voorkeur ongeveer 150 m/s.

De slangen zijn voorzien van druppelaars om de doorstroomsnelheid te beheersen. Bijvoorbeeld is een druppelaar voorzien in de verbinding tussen waterkraan 20 en ontharder 22 en/of de verbinding tussen ontharder 22 en verwarmer 24 en/of de verbinding tussen de verwarmer 24 en verdeler 26 en/of de verbinding tussen verdeler 26 en sproeiers 10. Bijvoorbeeld wordt de stroomsnelheid van het water door de druppelaars beperkt tot 2 ml / s.

In wasbak 6 worden de druppels tegen de handen geblazen en reinigen daar de handen. De waterdruppels worden vervolgens opgevangen in opvangbak 16, waar de druppels worden gescheiden van de luchtstroom en verdwijnen onder invloed van de zwaartekracht in afvoer 34.

Optioneel verlichten leds 12 de waternevel, waardoor de gebruiker kan zien dat de wascyclus actief is en zijn handen gereinigd worden. Aan het einde van de eerste stap gaan klep A en C dicht zodat de watertoevoer naar wasbak 6 stopt. In de tweede stap van de wascyclus blijft de luchttoevoer naar de sproeiers 10 geactiveerd, echter doordat klep A en C gesloten zijn wordt geen water meer gesproeid. Klep E wordt geopend zodat restwater uit verdeler 26 door de aanwezige luchtdruk naar waterafvoer 34 gaat. Uit de sproeiersgaten 10 komt nu alleen nog maar warme lucht, die de handen droog blaast.

Optioneel gaan de leds 12 knipperen om de overgang naar de droogstap te markeren. De droogstap duurt in ieder geval een voorafbepaalde droogtijd, bijvoorbeeld 10 seconden. Bijvoorbeeld wordt dit aangegeven door middel van leds 12, die bijvoorbeeld na afloop van de voorafbepaalde droogtijd een andere kleur vertonen of uit gaan of gaan knipperen. Na de voorafbepaalde droogtijd blijft de toevoer van warme lucht naar sproeiers 10 actief zolang de sensor handen in de wasbak 6 detecteert. Optioneel is de additionele droogtijd begrensd, bijvoorbeeld op vijf seconden. Wanneer de gebruiker zijn handen uit de bak haalt, of de maximale droogtijd is bereikt, loopt de motor van pomp 18 uit en kan de gebruiker kan zijn handen uit de bak halen als hij dat nog niet gedaan heeft.

Zodra de handen uit de wasbak 6 zijn gehaald staat de handenwasser klaar voor de volgende gebruiker. Dit kan ook als de motor van pomp 18 aan het uitlopen is. Indien tijdens het uitlopen al opnieuw handen worden gedetecteerd, start de motor door.

Na een vooraf bepaald aantal wascycli, bijvoorbeeld 10-100 wascycli, wordt de polariteit op ontharder 22 omgewisseld. Vervolgens gaat klep B open terwijl klep A dicht blijft. Hierdoor loopt de inhoud van ontharder 22 naar waterafvoer 34 en wordt ververst met kraanwater. Hierdoor wordt ontharder 22 schoongespoeld. Zodra ontharder 22 schoon genoeg is, of zodra er weer een nieuwe wascyclus wordt gestart, gaat klap B dicht en wordt de polariteit van ontharder weer omgeschakeld, zodat ontharder 22 weer klaar voor gebruik is. Bij een voortijdige stop van de spoeling wordt na de eerstvolgende wascyclus nogmaals een poging gedaan.

Verwarmer 24 (figuur 4) omvat een blok aluminium 36. In blok 36 is een doorgaand kanaal 38 voor water aangebracht. Daarnaast is een uitsparing aangebracht in blok 36 waarin een verwarmingselement 40 geplaatst is. De uitsparing is vervolgens opgevuld met een warmtegeleidende pasta. Kanaal 38 is aan zijn uiteinden afgesloten met een slangkoppeling voor het verbinden aan toe- en afvoerslangen. Aan de afvoerzijde, en optioneel ook de toevoerzijde, wordt gebruikt gemaakt van een hittebestendige slang en een hittebestendige slangkoppeling.

Sensoren 42, 44 monitoren de temperatuur van blok 36. Verwarmingselement 40 wordt gevoed door een voeding 46, in dit voorbeeld een 230 Volt spanningsbron. Tussen de voeding 46 en verwarmingselement 40 is een thermostaatschakelaar 50 geschakeld, die ook verbonden is met sensor 44. Op basis van de door sensor 44 gedetecteerde temperatuur schakelt thermostaat 50 verwarmingselement 40 aan of uit, zodat de temperatuur op een voorafbepaalde waarde wordt gehouden. Bij voorkeur wordt blok 36 op een temperatuur van ongeveer 95 graden Celsius gehouden.

Optionele sensor 42 is verbonden met de regeling van de wasinrichting. Als additionele beveiliging schakelt de regeling de verwarmer uit bij een temperatuur boven 100 graden Celsius.

In gebruik stroomt koud water het verwarmde blok 36 binnen via kanaal 38. Het water warmt op door de warmte van blok 36, die op een temperatuur van ongeveer 95 graden Celsius wordt gehouden. Het blok 36 zal door het afstaan van de warmte afkoelen. Indien de temperatuur van het blok 36 onder een vooraf ingestelde drempelwaarde komt, bijvoorbeeld 90 graden Celsius, dan schakelt thermostaatschakelaar elektrisch verwarmingselement 40 in. De temperatuur van blok 36 neemt vervolgens weer toe.

Als de temperatuur te hoog oploopt zou het water kunnen gaan koken, waardoor een overdruk ontstaat. Door overdrukventiel D (figuur 3) wordt dan water richting afvoer 34 gevoerd. Bovendien schakelt de wasinrichting het verwarmingselement 40 uit via de thermostaat of een globale regeling.

Blok 36 kan aan zijn buitenzijde voorzien van isolatiemateriaal (niet weergegeven in de figuur). Bij voorkeur echter is blok 36 gezamenlijk met pomp 18 ondergebracht in een geïsoleerde behuizing. Bijvoorbeeld is de behuizing geïsoleerd door een laag steenwol en/of een isolerende folie.

In de behuizing wordt pomp 18 op een temperatuur van 30-50 graden Celsius gehouden. Op deze wijze wordt de lucht die pomp 18 verplaatst verwarmd tot ongeveer deze temperatuur. De verwarmde lucht wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het drogen van handen.

Een regelaar bewaakt de temperatuur van pomp 18. Indien de temperatuur boven een bepaalde drempelwaarde komt, schakelt de regelaar pomp 18 naar een koelmodus, waarin koude buitenlucht wordt aangezogen. Bij voorkeur draait pomp 18 op matige snelheid in de koelmodus.

In het getoonde voorbeeld wordt in de koelmodus de draairichting van pomp 18 omgekeerd met behulp van inverter 30. Door een keerklep in de toevoerleiding naar de sproeiers 10 (niet weergegeven in figuur 3) zuigt de pomp nu buitenlucht aan en bovendien vervalt de compressie. Hierdoor koelt de pomp af.

Indien de temperatuur boven een tweede bovengrens komt, bijvoorbeeld 60 graden Celsius, dan schakelt de regeling de wasinrichting naar een storingsmodus, waarin geen wasprogramma meer kan worden uitgevoerd om schade aan het apparaat te voorkomen. De wasinrichting is in de storingsmodus volledig uitgeschakeld, met uitzondering van een optionele storingsindicatie.

Als de wasinrichting enige tijd niet gebruikt is, zal de temperatuur van de pomp dalen. Als de pomptemperatuur onder een onderste drempelwaarde komt, bijvoorbeeld 35 graden, dan schakelt de regelaar pomp 18 in, zodat deze opwarmt. De pomp kan continu op de gewenste temperatuur gehouden worden. Alternatief wordt de pomp op temperatuur gebracht zodra een gebruiker in de nabijheid van de inrichting gedetecteerd wordt, of indien handen in wasbak 6 gedetecteerd worden.

Optioneel is in de regeling bovendien een tweede ondergrens voor de temperatuur gedefinieerd. Indien de temperatuur onder de tweede ondergrens van bijvoorbeeld 0-5 graden Celsius komt, schakelt de regeling de wasinrichting in de storingsmodus om schade aan het apparaat te voorkomen.

Navolgend zullen de luchtstromen van de wasinrichting worden toegelicht aan de hand van figuur 3. Lucht wordt aangezogen via een kanaal in de zijwand van wasbak 6. Deze lucht wordt gerecirculeerd als blaaslucht. De lucht aangezogen uit wasbak 6 wordt door een luchtfilter 28 gevoerd en wordt vervolgens via pomp 18 richting de sproeiers geleid. Tijdens de eerste stap van de wascyclus is het primaire doel van de aangevoerde lucht het vernevelen van het water, tijdens de tweede stap van de wascyclus dient de lucht om de gewassen handen te drogen. In de tweede stap van de wascyclus wordt geen water meer toegevoerd naar sproeiers 10.

In filter 28 wordt de lucht door UV gedesinfecteerd. Tevens worden vrije OH radicalen in de lucht gebracht, door een fotokatalytische reactie met titaniumdioxide dat is voorzien in het filter. Hierdoor worden vuildeeltjes, micro-organismen en geuren overal in het apparaat onschadelijk gemaakt.

Daarnaast wordt lucht aangezogen door een ventilator 32 die is verbonden met een afvoeropening in een onderste zone van wasbak 6. Deze lucht is gefilterd en voorzien van vrije OH radicalen, en is dus vrij van schadelijke micro-organismen.

Luchtfilter 28 is nader geïllustreerd in figuur 5. Filter 28 omvat een cilindrische luchtkamer 52 waarin een UV lichtbron 54 is voorzien. Bovendien is luchtkamer 52 voorzien van een inlaat 56 aan zijn gekromde zijwand en een uitlaat 58 aan zijn bovenzijde. Uitlaat 58 heeft in het getoonde voorbeeld een kleinere diameter dan luchtkamer 52 en is bovendien centraal voorzien op het bovenvlak van luchtkamer 52.

Lucht met eventuele microbiologische vervuiling zoals bacteriën komt met een zekere snelheid via inlaat 56 luchtkamer 52 binnen. Inlaat 56 sluit asymmetrisch aan op luchtkamer 52. Zoals weergegeven is inlaat 56 tangentieel aan cilindrische luchtkamer 52. Daardoor gaat de ingevoerde lucht circuleren. Door de centrifugaal werking gaan zware deeltjes naar de buitenkant van luchtkamer 52. Deze deeltjes blijven daar geruime tijd rondcirkelen, terwijl een deel van de lucht zonder zware deeltjes, of althans met minder deeltjes, via uitlaat 58 wordt afgevoerd.

Door de circulaire beweging van de lucht wordt de verblijftijd van de microbiologische vervuiling zoals bacteriën in filter 28 vergroot. Daardoor heeft het UV-licht van lichtbron 54 langer de tijd om ze onschadelijk te maken. Hierdoor kan desgewenst met UV-straling van relatief lage intensiteit en lange golflengte (365 nanometer) toch een sterke afdoding worden verkregen.

Aan de binnenwand van luchtkamer 52 is titaniumdioxide voorzien. Bijvoorbeeld kan dit voorzien zijn als een titaniumfolie waarop een laag titanium dioxide is aangebracht. Door de belichting van het titanium dioxide met het UV licht van lichtbron 54 ontstaat een fotokatalytische reactie, waarbij OH radicalen ontstaan. Deze radicalen verspreiden zich in de lucht door het hele apparaat heen. Deze OH radicalen hebben een sterke afdodende werking op micro-organismen. Bovendien wordt organisch materiaal afgebroken. Daardoor worden ook elders in het apparaat de bacteriën gedood en wordt verontreiniging die zich op de wand zou vormen opgeruimd.

De uitvinding is geenszins beperkt tot de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies.

Claims (17)

1. Wasinrichting voor het wassen van objecten, zoals handen, omvattende: - een wasbak voorzien van een afvoer; - een toevoer voor het toevoeren van water; - een met de toevoer verbonden verwarmer ingericht om van de toevoer toegevoerd water te verwarmen; en - een met de verwarmer verbonden sproeier die is ingericht om van de verwarmer toegevoerd verwarmd water in de wasbak te sproeien, welke sproeier een vemevelaar omvat voor het vormen van een nevel van waterdruppels in de wasbak, waarin de verwarmer een lichaam omvat van een warmtegeleidend materiaal, waarin in het lichaam een verwarmingselement voor het verwarmen van het lichaam en een kanaal voor het door het lichaam voeren van op te warmen water zijn aangebracht.

2. Wasinrichting volgens conclusie 1, waarin het warmtegeleidend materiaal een metaal omvat, bij voorkeur aluminium.

3. Wasinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarin het lichaam is uitgevoerd als een massief lichaam.

4. Wasinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin het kanaal een inhoud heeft van minder dan 400 ml, bij voorkeur minder dan 200 ml, met meer voorkeur minder dan 100 ml en met meeste voorkeur ten hoogste 50 ml.

5. Wasinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een druppelaar.

6. Wasinrichting volgens conclusie 5, waarin de druppelaar is ingericht om water toe te voeren met een debiet van minder dan 20 ml/s, bij voorkeur minder dan 10 ml/s, met meer voorkeur met minder dan 5 ml/s en met meeste voorkeur ten hoogste 2 ml /s.

7. Wasinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een luchttoevoerleiding die een pomp en een luchtfilter omvat.

8. Wasinrichting volgens conclusie 7, waarin de wasbak verder een afzuigopening omvat die via een luchtrecirculatieleiding is verbonden met de pomp voor recirculatie van lucht.

9. Wasinrichting volgens conclusie 7 of 8, waarin het luchtfilter een in hoofdzaak cilindrische luchtkamer omvat, waarin een luchtinvoer is voorzien in de gekromde zijwand van de luchtkamer, welke luchtinvoer is ingericht om een circulaire stroming in de luchtkamer te vormen, en waarin een luchtafvoer is voorzien in de boven- of onderzijde van de luchtkamer, welke luchtafvoer een diameter heeft die kleiner is dan de diameter van de luchtkamer en nabij de lengteas van de luchtkamer is voorzien, waarin het luchtfilter een UV lichtbron omvat die is ingericht om UV-licht in de luchtkamer te schijnen.

10. Wasinrichting volgens conclusie 9, waarin de binnenwand van de luchtkamer is voorzien van titaniumdioxide.

11. Wasinrichting volgens één van de conclusies 7-10, waarin de pomp is ondergebracht in een warmte-geïsoleerde behuizing en door middel van een thermostaat schakelbaar is tussen een gebruiksmodus waarin de pomp lucht via de luchttoevoerleiding naar de vernevelaar voert en een koelmodus waarin de pomp buitenlucht aanzuigt.

12. Wasinrichting volgens conclusie 11, waarin het lichaam van de verwarmer met de pomp is ondergebracht in de warmte-geïsoleerde behuizing.

13. Wasinrichting volgens één van de conclusies 7-12, waarin de luchttoevoer is verbonden met de vernevelaar voor het met behulp van de luchttoevoer vernevelen van water.

14. Wasinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarin de sproeier een uitlaatopening omvat, waarin rondom de uitlaatopening een afzuigkanaal is voorzien dat is verbonden met een afzuiging.

15. Wasinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een inrichting voor deïonisatie van water, bij voorkeur een inrichting voor capacitieve deïonisatie van water.

16. Verwarmer voor een wasinrichting volgens één van de voorgaande conclusies.

17. Werkwijze voor het wassen van objecten, omvattende het verschaffen van een wasinrichting volgens één van de conclusies 1-15.