NL2014035A - Inrichting voor het blokkeren van een in tenminste twee lagers gelagerde wikkelas voor het opwikkelen van een scherm. - Google Patents

Description

Inrichting voor het blokkeren van een in tenminste twee lagers gelagerde wikkelas voor het opwikkelen van een scherm.

De uitvinding betreft een inrichting voor het blokkeren van een in tenminste twee lagers gelagerde wikkelas voor het opwikkelen van een scherm, omvattende een met de wikkelas mee roterende klos, een aan een einde met één van de lagers verbonden strop die beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de strop vrij is van de klos en een tweede positie waarin de strop in contact is met de klos en een met het lager verbonden, tussen een eerste en een tweede positie bedienbare hefboom, die met de strop is gekoppeld voor bij bewegen van de hefboom van zijn eerste naar zijn tweede positie, het naar de tweede positie doen bewegen van de strop.

Dergelijke schermen zijn bekend. Zij zijn aantrekkelijk, onder meer omdat zij, in het bijzonder wanneer de wikkelas vast is opgesteld, gemakkelijk, zonder verdere handelingen kunnen worden uitgerold voor gebruik of kunnen worden ingerold om te worden opgeborgen. Het andere einde van het scherm kan aan een vast punt losmaakbaar worden bevestigd.

Bij tot de stand van de techniek behorende schermen, hangt het scherm in de uitgerolde toestand nogal eens slap. Het uiterlijk van het scherm is aantrekkelijker wanneer het scherm strak is gespannen. De uitvinding poogt middelen te verschaffen om dit nadeel te vermijden.

De uitvinding verschaft een inrichting van bovengenoemde soort, waarbij de strop is ingericht voor het bij het bewegen van zijn eerste naar zijn tweede positie doen roteren van de klos.

Wanneer het scherm is uitgerold wordt, als gevolg van deze maatregel, het scherm bij het blokkeren van de wikkelas iets strak getrokken, hetgeen het uiterlijk van het scherm verbetert.

Volgens een constructief aantrekkelijke voorkeursuitvoeringsvorm is de strop vervaardigd van stijf, maar buigbaar materiaal, zoals staal, strekt de strop zich rondom het tenminste de helft van de omtrek van de klos uit en is de hefboom voorzien van een uitsteeksel dat in de tweede positie van de hefboom het vrije einde van de strop naar de tweede positie dringt.

De constructie wordt sterker vereenvoudigd wanneer het uitsteeksel van de hefboom in de tweede positie van de hefboom het vrije einde van de strop naar het met het lager verbonden einde van de strop dringt.

Een andere aantrekkelijk uitvoeringsvorm verschaft de maatregel dat het met het lager verbonden einde van de strop tegen rotatie geblokkeerd met het lager is verbonden.

Om de constructie zo gemakkelijk mogelijk te kunnen toepassen bij een bestaande windscherm, heeft het de voorkeur, dat het lager een eindlager is, dat het lager is voorzien van een wand die zich dwars op de as van de wikkelas uitstrekt, dat het strop bevestigd is aan de wand, de strop zich parallel aan de wand uitstrekt en voor een deel in aanraking is met op de wand aangebrachte verhogingen.

Andere aantrekkelijke uitvoeringsvormen blijken uit de overige conclusies.

Ten slotte verschaft de uitvinding een opwikkelbare windschermeenheid, omvattende een in een huis geplaatste en in het huis gelagerde wikkelas en een op de wikkelas wikkelbaar windscherm, waarbij de windschermeenheid is voorzien van tenminste één inrichting van bovengenoemde soort.

Vervolgens wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande figuren, waarin voorstellen:

Figuur 1: een schematisch perspectivisch aanzicht van een windschermeenheid, waarvan het eigenlijke windscherm is uitgerold; en

Figuur 2: een doorsnedeaanzicht de blokkeerinrichting in een huis van de in figuur 1 afgebeelde windschermeenheid.

Figuur 1 toont een woonhuis 1 met een terras 2, dat tegen wind wordt beschermd door een windscherm 3. Het windscherm 3 kan worden opgerold in een huis 4, maar in de in de tekening weergegeven situatie is het windscherm uitgerold vanuit het huis 4 en is het met een aan zijn vrije einde bevestigde stok 5 losmaakbaar bevestigd aan een wand van het woonhuis 1 door middel van klemmen 6. In plaats van de weergegeven situatie, kan het windscherm voorzien zijn van anderssoortige bevestigingsmiddelen.

Het huis 4 is in doorsnede weergegeven in figuur 2. De doorsnede betreft het deel van het huis 4 waar de blokkeringsinrichting in is opgenomen. Het huis 4 heeft een vierkante doorsnede met bolle wanden. Het huis is bij voorkeur gevormd door twee geëxtrudeerde aluminiumprofielen. In één van de wanden van het huis 4 is een zich over de lengte van het huis uitstrekkende opening 10 aangebracht, waar het windscherm 3 zich doorheen uitstrekt. In figuur 2 is het deel van de opening 10 getoond waar een hefboom 11 zich door heen uitstrekt, maar het overgrote deel van de opening in axiale richting is vrij voor het scherm 3.

Aan de onderzijde en aan de bovenzijde van het huis 4 is een niet in de tekening weergegeven bodemplaat respectievelijk een deksel geplaatst. Zowel de bodemplaat als het deksel zijn voorzien van een asstomp 12. Een zich over de gehele axiale lengte uitstrekkende wikkelas 13 is gelagerd op de beide asstompen, en een torsieveer 14 strekt zich in het inwendige van de wikkelas 13 uit. Het windscherm 3 is aan zijn van de stok 5 afgekeerde einde aan de wikkelas 13 bevestigd. De torsieveer 14 heeft een zodanig voorspanning dat het windscherm naar zijn op de wikkelas 13 gewikkelde positie wordt gedrongen.

Op de wikkelas 13, aan de bovenzijde is een klos 15 bevestigd voor rotatie met de wikkelas. Rondom de klos 15 is een strop 16 in de vorm van een doorgesneden ring geplaatst, die aan één einde 16C is verbonden met het huis 4. De strop 16 met de configuratie van een doorgesneden ring is gevormd uit staal, zoals plaatstaal van ca 2 mm dikte en de strop strekt zich rondom de klos 15 uit. Het andere einde van de strop 16 is los en het is voorzien van een verbreding 16A. De hefboom 11 is voorzien van een uitsteeksel 1 IA dat in een eerste positie van de hefboom 11, waarbij deze zich nagenoeg parallel aan de wand van het huis 4 uitstrekt, in contact is met de verbreding 16A van de strop 16 die zich eveneens in de eerste positie bevindt. Dan is de strop 16 los van de klos 15. Zodra de hefboom 11 naar een tweede positie wordt bewogen, dringt het uitsteeksel 1 IA van de hefboom 11 het verdikte deel 16A van de strop 16 naar de klos 15 toe, maar eveneens een stuk in tangentiële richting van de klos 15, waardoor de klos over een klein traject in rotatie wordt meegenomen en waardoor het scherm wordt strakgespannen. Het verdikte deel van de strop 16 is van een uitsparing 16B voorzien voor het arreteren van de hefboom 11 in de tweede, rotatie van de as blokkerende positie. Hierbij is de bewegingsrichting van het uitsteeksel 1 IA van de hefboom tegengesteld aan de bewegingsrichting van de strop 16. Voorts is de strop 16 voorzien van een uitsparing 16B in de nabijheid van het uitsteeksel voor het arreteren van de hefboom 11 in de eerste positie met zijn uitsteeksel 1 IA in de uitsparing 16B.

Aan de onderzijde van de wikkelas 13 is de asstomp 12 langer uitgevoerd. Aan het vrije einde van deze lange as stomp 12 is een einde van de torsieveer 14 bevestigd, waarvan het andere einde met de klos 15 is verbonden. Deze torsieveer 14 strekt zich dus in het inwendige van de wikkelas 13 uit. De torsieveer 14 is ingericht om de wikkelas naar zijn positie te dringen waarin het scherm 3 volledig op de wikkelas 13 is gewikkeld. Deze torsieveer 14 werkt aldus mee bij het bereiken van het effect van de uitvinding; het strak spannen van het scherm 3 bij het blokkeren.

Voorts is de klos 15 te plaatse van de strop 16 bij voorkeur als een ring uitgevoerd, aan de binnenwand waarvan zich verhogingen uitstrekken opdat bij sterk aandrukken van de strop 16, de klos 15 door eventuele vervorming, glijden van de klos 15 ten opzichte van de wikkelas 13 tegengaat.

Vervolgens wordt de werking van de inrichting toegelicht; uitgaande van de positie waarbij het scherm 3 volledig op de wikkelas 13 in het huis 4 is gewikkeld, dient de gebruiker aanvankelijk de hefboom 11 van de tweede, rotatie van de as blokkerende positie naar de eerste, rotatie van de as vrijgevende positie te bewegen. Vervolgens trekt de gebruiker de stok 5 aan het vrije einde van het scherm 3 naar de gewenste positie, zoals naar de klemmen 6, zoals die in figuur 1 zijn weergegeven. Hierbij zal de torsieveer 14 het scherm in lichte mate strak trekken. Voor het verder strak trekken van het scherm 3 en het blokkeren van de wikkelas 13 om ongewenst afwikkelen van het scherm, bijvoorbeeld als gevolg van wind, te voorkomen, wordt de hefboom 11 van de eerste naar de tweede positie bewogen. Hierbij wordt niet alleen as wikkelas 12 geblokkeerd, maar wordt bovendien de wikkelas 13 over een kleine afstand geroteerd in de richting waarin het windscherm 3 wordt gespannen.

Na gebruik van het windscherm brengt de gebruiker de hefboom 11 van de tweede, blokkerende positie naar de eerste, rotatie van de wikkelas 13 vrijgevende positie. Vervolgens maakt hij de stok 5 los van de klemmen 6 en beweegt hij de stok 5 naar het huis 4, waarbij het scherm 3 zichzelf op de wikkelas 13 opwikkelt, als gevolg van de door de torsieveer 14 opgewekte kracht. Wanneer het scherm geheel is opgewikkeld, brengt de gebruiker de hefboom 11 weer naar de twee positie.

In het bijzonder, maar niet uitsluitend is het huis vervaardigd van geëxtrudeerd aluminium, is de wand vervaardigd van gegoten aluminium, is de strop vervaardigd van staalplaat, is de hefboom vervaardigd van roestvast staal, is de wikkelas vervaardigd van staal en is de klos vervaardigd van kunststof.

Ten slotte wordt opgemerkt dat de strop op verhoging van de wand kan rusten op de schuivende beweging van de strop te vergemakkelijken.

Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding, zoals uiteengezet door de conclusies, diverse veranderingen in de bovengenoemde uitvoeringsvormen kunnen worden uitgevoerd.

Claims (11)

1. Inrichting voor het blokkeren van een in tenminste twee lagers gelagerde wikkel as voor het opwikkelen van een scherm, omvattende: - een met de wikkelas meeroterende klos; - een aan een einde met één van de lagers verbonden strop die beweegbaar is tussen een eerste positie waarin de strop vrij is van de klos en een tweede positie waarin de strop in contact is met de klos; - een met het lager verbonden, tussen een eerste en een tweede positie bedienbare hefboom, die met de strop is gekoppeld voor bij bewegen van de hefboom van zijn eerste naar zijn tweede positie, het naar de tweede positie doen bewegen van de strop, met het kenmerk, dat de strop is ingericht voor het bij het bewegen van zijn eerste naar zijn tweede positie doen roteren van de klos.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strop is vervaardigd van stijf, maar buigbaar materiaal, zoals staal, dat de strop zich rondom het tenminste de helft van de omtrek van de klos uitstrekt en dat de hefboom is voorzien van een uitsteeksel dat in de tweede positie van de hefboom het vrije einde van de strop naar de tweede positie dringt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het uitsteeksel van de hefboom in de tweede positie van de hefboom het vrije einde van de strop naar het met het lager verbonden einde van de strop dringt.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat het met het lager verbonden einde van de strop tegen rotatie geblokkeerd met het lager is verbonden.

5. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het lager een eindlager is, dat het lager is voorzien van een wand die zich dwars op de as van de wikkelas uitstrekt, dat het strop bevestigd is aan de wand, de strop zich parallel aan de wand uitstrekt en voor een deel in aanraking is met op de wand aangebrachte verhogingen.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het lager is voorzien van een op de plaat aangebrachte asstomp waarop de klos is gelagerd, en dat de klos bewegingen van de strop in axiale richting beperkt.

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de hefboom aan de wand van het lager draaibaar is bevestigd.

8. Inrichting volgens conclusie 5, 6 of 7, met het kenmerk, dat de wand een eindwand vormt van een huis, waarin de wikkelas zich uitstrekt en dat het huis is ingericht voor het bevatten van het scherm in op de wikkelas gewikkelde toestand.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de wikkelas hol is, dat de wikkelas aan beide einden op een klos is gelagerd.

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat in de wikkelas een veer is opgenomen voor het naar de opgewikkelde positie dringen van de wikkelas.

11. Opwikkelbare windschermeenheid, omvattende een in een huis geplaatste en in het huis gelagerde wikkelas en een op de wikkelas wikkelbaar windscherm, met het kenmerk, dat de windschermeenheid is voorzien van tenminste één inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies.