NL2013780B1 - Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan. - Google Patents

Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan. Download PDF

Info

Publication number
NL2013780B1
NL2013780B1 NL2013780A NL2013780A NL2013780B1 NL 2013780 B1 NL2013780 B1 NL 2013780B1 NL 2013780 A NL2013780 A NL 2013780A NL 2013780 A NL2013780 A NL 2013780A NL 2013780 B1 NL2013780 B1 NL 2013780B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rotator
mowing
grinding device
control means
arm
Prior art date
Application number
NL2013780A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Schreuders Aart
George Schreuders Johan
Original Assignee
Rilu B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Rilu B V filed Critical Rilu B V
Priority to NL2013780A priority Critical patent/NL2013780B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2013780B1 publication Critical patent/NL2013780B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/835Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes
    • A01D34/86Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for use on sloping ground, e.g. on embankments or in ditches
    • A01D34/863Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for use on sloping ground, e.g. on embankments or in ditches and for mowing around obstacles, e.g. posts, trees, fences or the like
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/835Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes
    • A01D34/84Mowers; Mowing apparatus of harvesters specially adapted for particular purposes for edges of lawns or fields, e.g. for mowing close to trees or walls

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Harvester Elements (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een maaiinrichting voor het om objecten heen maaien, omvattende: - een draaggestel dat is ingericht om aan een voertuig aanbrengbaar te zijn; - een eerste arm die met een eerste rotator roteerbaar is verbonden met het draaggestel; - een tweede arm die met een tweede rotator roteerbaar is verbonden met de eerste arm; - een met een derde rotator roteerbaar aan de tweede arm aangebracht maaigestel dat ten minste één maaikop omvat; - regelmiddelen voor het zodanig aansturen van de eerste, tweede en derde rotator dat de ten minste één maaikop ten minste gedeeltelijk rondom het te maaien object verplaatsbaar is. Verder heeft de uitvinding betrekking op een daarvan voorzien voertuig, alsmede op een werkwijze voor het met een dergelijke maaiinrichting maaien rondom een object.

Description

MAAIINRICHTING, DAARVAN VOORZIEN VOERTUIG, EN WERKWIJZE VOOR DE
TOEPASSING DAARVAN
De uitvinding heeft betrekking op een maalinrichting voor het om objecten heen maaien, alsmede op een van een dergelijke maalinrichting voorzien voertuig. Daarnaast heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met een dergelijke maalinrichting maaien rondom een object/obstakel.
Wanneer grote oppervlakken dienen te worden gemaaid, worden veelal voertuigen met speciaal ingerichte maaimachines ingezet. Een voorbeeld van een veelgebruikte combinatie betreft een tractor die is voorzien van een klepelmaaier. Dergelijke machines zijn ingericht om grote oppervlakken relatief snel te kunnen maaien, maar ontberen de mogelijkheid om zeer nauwkeurig rondom objecten, zoals bomen, verkeerspalen, etc. te kunnen maaien. Als gevolg hiervan is handmatige nabewerking met zogenaamde bosmaaiers noodzakelijk. Het gebruik van een bosmaaier is arbeidsintensief, fysiek zwaar en risicovol. Bosmaaiers zijn zware machines die door een persoon met behulp van een harnas worden gedragen. Tussen het te maaien gras liggende objecten kunnen met gevaarlijke snelheden worden weggeslagen, en om deze reden dienen gebruikers beschermende kleding, inclusief helm met gezichtsbescherming, te dragen. De zware bosmaaier, gecombineerd met de beschermende kleding, maakt maaien in het zomerseizoen fysiek erg zwaar. Daarnaast produceren bosbeschermers veel lawaai, waardoor gebruikers genoodzaakt zijn om gehoorbescherming te dragen. Het lawaai zal tijdens de werkzaamheden echter ook geluidsoverlast voor de nabije omgeving met zich meebrengen. Verder zijn bosmaaiers doorgaans voorzien van een 2-takt motor, die een relatief hoge belasting op het milieu met zich meebrengt. Indien het gebruik van een bosmaaier kan worden gereduceerd door een voertuig met een dieselmotor, is dat minder milieubelastend.
Om de noodzaak van nabewerking met bosmaaiers te reduceren is het gewenst om een maalinrichting te verschaffen die in staat is om nauwkeuriger rondom objecten te kunnen maken.
Een doel van de onderhavige uitvinding is om een maalinrichting te verschaffen, waarbij de genoemde nadelen zich niet, of althans in mindere mate voordoen.
Het genoemde doel is bereikt met de maalinrichting voor het om objecten heen maaien volgens de uitvinding, omvattende: - een draaggestel dat is ingericht om aan een voertuig aanbrengbaar te zijn; - een eerste arm die met een eerste rotator roteerbaar is verbonden met het draaggestel; - een tweede arm die met een tweede rotator roteerbaar is verbonden met de eerste arm; - een met een derde rotator roteerbaar aan de tweede arm aangebracht maaigestel dat ten minste één maaikop omvat; - regelmiddelen voor het zodanig aansturen van de eerste, tweede en derde rotator dat de ten minste één maaikop ten minste gedeeltelijk rondom het te maaien object verplaatsbaar is. Doordat de eerste, tweede en derde arm met rotators roteerbaar verbonden zijn en de regelmiddelen zijn ingericht om de ten minste één maaikop ten minste gedeeltelijk rondom het te maaien object te verplaatsen, is het met de maalinrichting volgens de uitvinding mogelijk dicht rondom een object te maaien. De noodzaak van nabewerking met een bosmaaier wordt hierdoor geminimaliseerd.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de regelmiddelen ingericht om tijdens het rondom een object heen maaien de eerste rotator en de tweede rotator in tegengestelde rotatierichting aan te sturen, en tegelijkertijd de eerste rotator en derde rotator in dezelfde rotatierichting aan te sturen. Hierdoor zal de beweging van de ten minste één maaikop ten minste een gedeeltelijke boog rondom het te maaien object beschrijven. Als het voertuig stil staat, zal deze boog een cirkel zijn. De maalinrichting volgens de uitvinding zal de maaikoppen rondom het object draaien, waarbij het object zich in het virtuele draaipunt van de door de maaikoppen beschreven cirkel bevindt.
Wanneer volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm het draaggestel een afstandhouder omvat waarop de eerste rotator is aangebracht en waarbij de eerste arm ten minste korter is dan de afstandhouder, is de afstandhouder voor het voertuig langs beweegbaar. Hierdoor wordt een beweging toegestaan die het mogelijk maakt om de boogvorm rondom het te maaien object met de constructie van roteerbaar aan elkaar bevestigde armen mogelijk te maken.
Doordat de regelmiddelen volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm ten minste schakelbaar zijn tussen een heengaande en een teruggaande schakeltoestand, kan het maaigestel met de ten minste één maaikop, nadat deze in een boog rondom een te maaien object heeft bewogen, terug worden bewogen naar een beginstand. Een voertuig waarop de maalinrichting is aangebracht kan vervolgens verder rijden en de maalinrichting positioneren voor het maaien van een volgend object.
Indien de regelmiddelen verder een neutrale schakeltoestand omvatten, kunnen deze desgewenst permanent van energie worden voorzien. Zo kan een hydraulische of pneumatische motor van een voertuig waarop de maalinrichting is aangebracht permanent fluïdum rondpompen, en kunnen de regelmiddelen enkel voor een doorgeleiding van dit fluïdum zorgen wanneer aansturing van de rotators van de maalinrichting gewenst is.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten ten minste de eerste rotator en de derde rotator een eigen hydraulische motor die in hoofdzaak identiek zijn en zodanig in fluïdumverbinding staan dat ze tijdens gebruik een zelfde rotatierichting hebben. Met ‘in hoofdzaak identiek’ wordt bedoeld dat de hydraulische motoren bij een zelfde doorstroming in hoofdzaak een zelfde hoekverdraaiing ondergaan. De richting van de hoekverdraaiing kan dezelfde zijn (bij voorkeur bij de eerste en derde rotator) of tegengesteld zijn (bij voorkeur bij de eerste en tweede rotator). Hoewel het denkbaar is dat de rotators als elektromotoren worden uitgevoerd, is het bijzonder voordelig wanneer de actuatoren hydraulisch of pneumatisch zijn en met elkaar gekoppeld zijn doordat ze in fluïdumverbinding met elkaar staan. Een complexe regeling die nodig zou zijn om de synchroniciteit tussen elektromotoren te waarborgen is hierdoor overbodig, wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid en robuustheid van de maalinrichting. Ten opzichte van een mechanische overbrenging heeft een fluïdumverbinding het voordeel dat deze flexibel langs de armen te geleiden is, en daardoor extra flexibiliteit verschaft. Zo kan een fluïdumleiding langs een scharnierbare tweede arm, die in het navolgende nog zal worden toegelicht, worden geleid.
Een synchrone aansturing van de eerste rotator en tweede rotator kan worden verkregen indien volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm de eerste rotator en de tweede rotator een eigen hydraulische motor omvatten die in hoofdzaak identiek zijn en zodanig in fluïdumverbinding staan dat de rotatierichting van de rotators tegengesteld is. Indien alle drie de rotators in hoofdzaak identieke hydraulische motors omvatten, kan bovendien een enkel systeem voor de aansturing worden toegepast.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm staan de eerste rotator, staan de tweede rotator en de derde rotator zodanig via een fluïdumverbinding in serieschakeling met elkaar dat in de heengaande schakeltoestand van de regelmiddelen fluïdum van de regelmiddelen naar de eerste rotator, van de eerste rotator naar de tweede rotator, van de tweede rotator naar de derde rotator, en vervolgens van de derde rotator terug naar de regelmiddelen stroomt. Een enkele fluïdumstroom, die kan worden opgewekt door een fluïdumpomp van het voertuig waarop de maalinrichting is aangebracht, kan zo worden aangewend om alle drie de actuators via een enkel systeem en synchroon aan te sturen.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm staan de eerste rotator, de tweede rotator en de derde rotator zodanig via een fluïdumverbinding in serieschakeling met elkaar dat in de teruggaande schakeltoestand van de regelmiddelen fluïdum van de regelmiddelen naar de derde rotator, van de derde rotator naar de tweede rotator, van de tweede rotator naar de eerste rotator, en vervolgens van de eerste rotator terug naar de regelmiddelen stroomt. De regelmiddelen schakelen voor de terugbeweging van de maalinrichting naar een tegengestelde doorstroming van de actuators.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm zijn de eerste rotator en de tweede rotator mechanisch gekoppeld, bijvoorbeeld met een (getande) riem of ketting.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het maaigestel voorzien van één of meer zich van het maaigestel uitstrekkende maaiarmen die ieder ten minste één maaikop omvatten. Dergelijke maaiarmen, ook wel maaidekken genoemd, plaatsen de maaikop op enige afstand van het maaigestel, waardoor een grotere flexibiliteit in omvang van te maaien objecten ontstaat.
Bijzonder voordelig is het wanneer het maaigestel van twee maaiarmen is voorzien, die bij het maaien aan weerszijden van het object geplaatst worden. Het volstaat dan immers om het maaigestel een halve cirkelvorm, d.w.z. 180°, te laten beschrijven om volledig rondom het object te maaien. Deze halve cirkelvorm brengt het bijzondere voordeel met zich mee dat een voertuig kan aanrijden totdat het te maaien object zich op een vooraf bepaalde positie tussen de maaiarmen bevindt. Tijdens het maaien doorloopt het maaigestel met de maaidekken een rotatie van 180°, waardoor deze na de maaibewerking zodanig is georiënteerd dat het voertuig rechtdoor kan rijden. In de tussentijd dat het voertuig de maalinrichting naar een volgend object verplaatst, kan de maalinrichting terug draaien naar zijn beginstand.
Als volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm de zich van het maaigestel uitstrekkende maaiarmen zijn voorzien van ten minste twee, en meer bij voorkeur ten minste drie, maaikoppen, kan een grotere maaigebied rondom het object bestreken worden. Bij voorkeur sluiten de maaibanen van de afzonderlijke maaikoppen in radiale richting vanaf het object op elkaar aan, waarbij naastgelegen maaikoppen ieder een bepaald bereik vanaf het object maaien.
Maaikoppen die zijn voorzien van slijtvaste draad, zoals staaldraad, maaien erg goed en behoeven relatief weinig onderhoud. Ze hebben echter het nadelen dat ze het te maaien object kunnen beschadigen. Om beschadiging van het te maaien object te voorkomen, zijn volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm de nabij het maaigestel aangebrachte maaikoppen voorzien van een inrichting voor het opnemen van een verbruikshoeveelheid slijtbaar draad. Dergelijke maaikoppen die zijn voorzien met draad dat afbreekt voordat het objecten kan beschadigen worden ook wel poetskoppen genoemd. De overige maaikoppen zijn bijvoorbeeld voorzien van slijtvast staaldraad, dat relatief gezien slechts zeer langzaam slijt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het maaigestel voorzien van twee uitstrekkende maaiarmen die zodanig onderling verschuifbaar aan het maaigestel zijn aangebracht, dat de afstand tussen de maaiarmen instelbaar is. Hierdoor is het mogelijk om de maaikoppen op de twee uitstrekkende armen op een gewenste afstand aan weerszijden van een object te positioneren. De maalinrichting is hierdoor instelbaar voor verschillende afmetingen objecten, die telkens tot dicht nabij de omtrek daarvan maaibaar zijn.
In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is een stoporgaan voorzien dat voorkomt dat de maaiarmen het object te dicht kunnen benaderen. Een dergelijke stoporgaan kan bijvoorbeeld een slang omvatten die bij indrukken een verdere toenadering van de maaiarmen tot het object voorkomt.
De maalinrichting is bijzonder flexibel inzetbaar indien het maaigestel met de daaraan aangebrachte armen met één of meer maaikoppen op verschillende afstanden naast het voertuig plaatsbaar is. Teneinde dit te bereiken is de eerste en/of tweede arm volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm in lengte verstelbaar. Deze verstelbaarheid kan worden verkregen door de eerste en/of tweede arm uit te voeren als een schaararm, d.w.z. met twee t.o.v. elkaar scharnierbare armsegmenten. Alternatief kunnen de eerste en/of tweede arm uitschuifbaar worden gemaakt.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de afstandhouder zodanig scharnierbaar aan het draaggestel aangebracht, dat de afstandhouder verplaatsbaar is tussen een ingeklapte transportstand en een uitgeklapte bedrijfsstand.
Volgens een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de maalinrichting voorzien van een hulp-maaigestel, dat een zijwaarts t.o.v. het voertuig uitschuifbare arm omvat, waaraan ten minste één maaikop, bij voorkeur een poetskop, is voorzien.
De uitvinding heeft verder betrekking op een voertuig omvattende een maalinrichting zoals in het voorgaande beschreven.
Voorts heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het met een hierboven beschreven maalinrichting maaien rondom een object, omvattende de stappen van: - het nabij een te maaien object plaatsen van de ten minste één maaikop; - het met de regelmiddelen zodanig aansturen van de eerste, tweede en derde rotator dat de ten minste één maaikop een beweging doorloopt die ten minste gedeeltelijke rondom het te maaien object loopt.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze sturen de regelmiddelen tijdens het rondom een object heen maaien de eerste rotator en de tweede rotator in tegengestelde rotatierichting aan, en sturen ze tegelijkertijd de eerste rotator en derde rotator in dezelfde rotatierichting aan.
In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan de hand van de tekening verder verklaard, waarin toont:
Figuur 1: een perspectivische weergave van een maalinrichting volgens de uitvinding;
Figuur 2: een schematisch bovenaanzicht van de in figuur 1 getoonde maalinrichting in een transportstand;
Figuur 3: een schematisch bovenaanzicht van de maalinrichting in een gedeeltelijk uitgeklapte stand;
Figuren 4-11: schematische bovenaanzichten van de maalinrichting in acht opeenvolgende fasen van een arbeidsstand;
Figuur 12: een schematische weergave van de aansturing van de maalinrichting in een ruststand;
Figuur 13: een schematische weergave van de aansturing van de maalinrichting tijdens het doorlopen van een maaibewerking rondom een object;
Figuur 14: een schematische weergave van de aansturing van de maalinrichting tijdens het naar een beginstand terug bewegen van de maalinrichting;
Figuur 15: een perspectivische weergave van een voorkeursuitvoeringsvorm van een maalinrichting volgens de uitvinding;
Figuur 16: een perspectivische weergave vanaf de andere zijde van de in figuur 15 getoonde maalinrichting.
In figuur 1 wordt een maalinrichting 1 getoond die met een draaggestel 2 is aangebracht op een voertuig 78. De maalinrichting 1 is ingericht voor het om objecten O heen maaien, en omvat een afstandhouder 4 die aan het draaggestel is aangebracht.
In de getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is de afstandhouder 4 scharnierbaar rond een scharnier 6 aan het draaggestel 2 aangebracht, en is een rotatieorgaan 8 in de vorm van een hydraulische cilinder voorzien om de afstandhouder 4 tussen een (niet getoonde) in hoofdzaak ingeklapte transportstand en een in de figuur 1 getoonde uitgeklapte arbeidsstand te kunnen verplaatsen.
Een eerste arm 10 is met een eerste rotator 24 roteerbaar verbonden met de afstandhouder 4, en verder is een tweede arm 14 voorzien die met een tweede rotator 26 roteerbaar is verbonden met de eerste arm 10. Aan deze tweede arm 14 is met een derde rotator 28 een maaigestel 52 aangebracht, dat ten minste één maaikop 62 omvat. Tenslotte omvat de maalinrichting 1 regelmiddelen 32 voor het zodanig aansturen van de eerste rotator 24, tweede rotator 26 en derde rotator 28, dat de ten minste één maaikop 62 ten minste gedeeltelijk rondom het te maaien object O verplaatsbaar is. De eerste rotator 24 heeft een rotatieas Ri, de tweede rotator 26 een rotatieas R2, en de derde rotator 28 een derde rotatieas R3.
De tweede arm 14 heeft een schaarconstructie doordat deze is opgedeeld in twee deelsegmenten 16 en 18, die met een scharnier 20 zijn verbonden. Hierdoor is de tweede arm 14 in lengte verstelbaar, en kan het maaigestel 52 door een bestuurder van het voertuig 78 in zijwaartse richting op een gewenste afstand van het voertuig 78 worden gepositioneerd, zodat de maaikoppen 62 nabij een te maaien object O kunnen worden geplaatst alvorens de rondgaande maaibewerking te starten. In de in figuur 1 getoonde uitvoeringsvorm zijn de linker maaiarm 54 en rechter maaiarm 58 beiden voorzien van slechts één maaikop 62, die in de getoonde uitvoeringsvorm een zogenaamde poetskop 64 omvat. Een poetskop 64 is voorzien van draad dat eenvoudig afbreekt, waardoor beschadiging aan het te maaien object O als gevolg van het maaien wordt voorkomen.
Het maaigestel 52 is in de in figuur 1 getoonde voorkeursuitvoeringsvorm voorzien van twee maai armen 54, 58, wat bijzonder voordelig is. Zoals aan de hand van de bovenaanzichten in de figuren 2-11 in verschillende fases zal worden toegelicht, is het met twee maaiarmen 54, 58 mogelijk om bijzonder efficiënt te werken. Met twee maaiarmen 54, 58 die aan weerszijden van het object O worden geplaatst is het mogelijk om met een slag van 180° volledig rondom het object O te maaien. Een bijzonder praktisch gevolg van de omkering van de maalinrichting 1 is dat deze na de maaibewerking zodanig is georiënteerd dat het voertuig 78 meteen rechtdoor kan rijden. In de tussentijd dat het voertuig 78 de maalinrichting 1 naar een volgend object O verplaatst, zullen de regelmiddelen 32 van de maalinrichting 1 het maaigestel 52 terug draaien naar zijn beginstand, zodat deze klaar staat voor een volgende maaibewerking.
In figuur 2 wordt een mogelijke transporttoestand van een maalinrichting 1 volgens de uitvinding getoond. In een alternatieve (niet getoonde) transportstand is de tweede arm 14 in hoofdzaak evenwijdig aan de eerste arm 10 en dwars op de langsrichting van het voertuig 78 gepositioneerd, waarbij de maaiarmen 54, 48 zich in voorwaartse richting van het voertuig 78 vandaan uitstrekken. Deze alternatieve transportstand heeft het verdere voordeel dat de maalinrichting 1 in de transportstand bruikbaar is voor maai werkza amheden vóór het voertuig 78.
De maalinrichting 1 bevindt zich in figuur 2 in hoofdzaak voor het voertuig 78, zodat deze een beperkte breedte heeft. Wanneer het voertuig een te maaien gebied G met objecten O nadert, wordt de maalinrichting 1 naar een werkzame arbeidsstand gebracht. Daartoe wordt de afstandhouder 4 met het rotatieorgaan 8 rondom scharnier 6 gescharnierd in de uitklaprichting Ui, waardoor de afstandhouder 4 in een oriëntatie wordt gebracht waarin deze zich in hoofdzaak voorwaarts van het voertuig 78 vandaan uitstrekt (figuur 3). Het maaigestel 52 wordt hierdoor van een positie voor het aan het voertuig 78 aangebrachte draaggestel 2 naar een positie naast het draaggestel 2 gebracht. Het maaigestel 52 bevindt zich nu naast en enigszins voor het voertuig 78, d.w.z. enigszins boven het te maaien gebied G. Door de tweede arm 14 in de richting U2 te verlengen wordt het maaigestel verder zijwaarts ten opzichte van het draaggestel 2 en het voertuig 78 verplaatst, waardoor het maaigestel 52 in hoofdzaak voor object O wordt geplaatst (figuur 4).
De maaiarmen 54, 58 worden voldoende ver uit elkaar verplaatst, dat het object O daartussen past. Vervolgens kan het voertuig in de rijrichting D voorwaarts rijden, totdat het object O zich in hoofdzaak tussen de maaikoppen 62, ofwel poetskoppen 64, bevindt (figuur 5). Vervolgens worden de maaiarmen in de breedte-instelrichting B naar elkaar toe bewogen totdat de maaikoppen 62, 64 zich op een gewenste afstand van het object O bevinden. Deze breedte-instelling is mogelijk doordat de linker maaiarm 54 in een geleiding 56 is opgenomen, en doordat de rechter maaiarm 58 in een geleiding 60 is opgenomen. De voorbereidingsfase is met deze breedte-instelling van de maaiarmen 54 afgerond, en de werkelijke maaibewerking, die getoond wordt in de figuren 6-10, kan nu starten.
In figuur 6 wordt getoond hoe de maaikoppen 62, 64 zich nabij het object O bevinden en in een rotatierichting Rm worden geroteerd, waardoor de maaibewerking start. De regelmiddelen 32 sturen vervolgens de eerste, tweede en derde rotators 24, 26, 28 zodanig aan dat de maaikoppen 62, 64 in de maairichting M om het object O heen worden verplaatst. Opeenvolgende stadia van deze maaibewerking worden getoond in de figuren 7-10, waarin het voltooide gemaaide gebied V wordt weergegeven.
In figuur 10 wordt de toestand getoond waarin de maaibewerking rondom het object O is beëindigd. Het maaigestel 52 van de maalinrichting 1 is volledig omgekeerd, waardoor de maalinrichting 1 nu zodanig is georiënteerd dat het voertuig 78 meteen in de rijrichting D rechtdoor kan rijden (figuur 11).
In de tussentijd dat het voertuig 78 de maalinrichting 1 naar een volgend object O verplaatst, zullen de regelmiddelen 32 van de maalinrichting 1 het maaigestel 52 terug draaien naar zijn beginstand, zodat deze klaar staat voor een volgende maaibewerking. De werking van de regelmiddelen zal nu worden toegelicht aan de hand van de schematische weergave in de figuren 12-14.
De regelmiddelen 32 zijn ingericht om tijdens het rondom een object O heen maaien de eerste rotator 24 en de tweede rotator 26 in tegengestelde rotatierichting aan te sturen, en tegelijkertijd de eerste 24 rotator en derde rotator 28 in dezelfde rotatierichting aan te sturen.
De regelmiddelen 32 omvatten in de getoonde uitvoeringsvorm een drietal schakeltoestanden. In de heengaande schakeltoestand 34 worden de rotators 24, 26, 28 conform de maairichting M in de figuren 7-10 aangedreven. De teruggaande schakeltoestand 36 draait de rotatierichting van de rotators 24,26, 28 om, waardoor de maalinrichting tegengesteld aan de maairichting M wordt terug bewogen van de in figuur 11 getoonde toestand naar de in figuur 6 getoonde toestand. Om het fluïdum rond te kunnen pompen zijn meerdere fluïdumverbindingen voorzien: een fluïdumverbinding 40 tussen voertuigpomp 80 en de regelmiddelen 32, een fluïdumverbinding 42 tussen de regelmiddelen 32 en de eerste rotator 24, een fluïdumverbinding 44 tussen de eerste rotator 24 en de tweede rotator 26, een
Fluïdumverbinding 46 tussen de tweede rotator 26 en de derde rotator 28, en tenslotte een fluïdumverbinding 48 tussen de derde rotator 28 en de regelmiddelen 32.
Een neutrale schakeltoestand 38 is voorzien om de rotators 24, 26, 28 tijdelijk te kunnen ontkoppelen van een fluïdumpomp 80 van het voertuig 78, die daardoor permanent kan blijven draaien. Dit is noodzakelijk indien de fluïdumpomp 80 van het voertuig 78 ook andere hydraulische / pneumatische systemen van rondgepompt fluïdum voorziet.
Het is bijzonder voordelig indien de maaiarmen 54, 58 enige lengte omvatten en ieder van meerdere maaikoppen 62 zijn voorzien. De meest nabij het maaigestel 52 bevindende maaikoppen zijn bij voorkeur poetskoppen 64, omdat deze maaikoppen 62 conform figuur 6 nabij het object O worden geplaatst. Doordat echter meerdere maaikoppen 62 zijn voorzien, zullen zij tijdens het doorlopen van de rondgaande beweging rondom het object O ieder een eigen baan V rondom het object O wegmaaien. Als gevolg hiervan neemt het gemaaide gebied V rondom het object O enorm toe.
Overigens wordt opgemerkt dat in de in figuren 15 en 16 nabij elkaar geplaatste toestand van de maaiarmen 54, 58 tevens op een vlak stuk - en zelfs onder objecten zoals bankjes - kan worden gemaaid. Indien de maaiarmen enigszins schuin t.o.v. de rijrichting van het voertuig 78 wordt georiënteerd, zal de overlap tussen de door de verschillende maaikoppen 62 gemaaide delen V toenemen, waardoor een evenwichtiger maairesultaat wordt bereikt.
Tenslotte wordt gewezen op een bijzonder voordelige uitbreiding in de vorm van een hulp-maaigestel 68 (figuren 15 en 16). Dit hulp-maaigestel 68 omvat een uitschuifbare arm 72 waarop ten minste één maaikop 70, bij voorkeur een poetskop, is voorzien. Met een dergelijk hulp-maaigestel 68 is het mogelijk om kleine nabewerkingen uit te voeren.
De hierboven beschreven uitvoeringsvorm is, hoewel ze een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding toont, enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. Zo is de getoonde uitvoeringsvorm voorzien van een optionele afstandhouder 4. Een alternatieve (niet getoonde) uitvoeringsvorm van de uitvinding ontbeert een dergelijke afstandhouder 4, waardoor de eerste rotator 24 nabij het voertuig 78 aan het draaggestel 2 is aangebracht. De eerste arm 10 en/of tweede arm 14 kunnen in een dergelijk geval in lengte verstelbaar zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld conform de tweede arm 14 in de getoonde uitvoeringsvorm. Een dergelijke uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld worden aangewend om rondom een object O recht voor het voertuig 78 te maaien.
Wanneer maatregelen in de conclusies gevolgd worden door verwijzingscijfers, dienen dergelijke verwijzingscijfers enkel om bij te dragen aan het begrip van de conclusies, maar zijn ze op geen enkele wijze beperkend voor de beschermingsomvang. De beschreven rechten worden bepaald door de navolgende conclusies in de strekking waarvan vele modificaties denkbaar zijn.

Claims (20)

1. Maalinrichting voor het om objecten heen maaien, omvattende: - een draaggestel dat is ingericht om aan een voertuig aanbrengbaar te zijn; - een eerste arm die met een eerste rotator roteerbaar is verbonden met het draaggestel; - een tweede arm die met een tweede rotator roteerbaar is verbonden met de eerste arm; - een met een derde rotator roteerbaar aan de tweede arm aangebracht maaigestel dat ten minste één maaikop omvat; - regelmiddelen voor het zodanig aansturen van de eerste, tweede en derde rotator dat de ten minste één maaikop ten minste gedeeltelijk rondom het te maaien object verplaatsbaar is.
2. Maalinrichting volgens conclusie 1, waarbij de regelmiddelen zijn ingericht om tijdens het rondom een object heen maaien de eerste rotator en de tweede rotator in tegengestelde rotatierichting aan te sturen, en tegelijkertijd de eerste rotator en derde rotator in dezelfde rotatierichting aan te sturen.
3. Maalinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het draaggestel een afstandhouder omvat waarop de eerste rotator is aangebracht, en waarbij de eerste arm ten minste korter is dan de afstandhouder opdat deze voor het voertuig langs beweegbaar is.
4. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de regelmiddelen ten minste schakelbaar zijn tussen een heengaande en een teruggaande schakeltoestand.
5. Maalinrichting volgens conclusie 4, waarbij de regelmiddelen verder een neutrale schakeltoestand omvatten.
6. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste de eerste rotator en de derde rotator een eigen hydraulische motor omvatten die in hoofdzaak identiek zijn en zodanig in fluïdumverbinding staan dat ze tijdens gebruik een zelfde rotatierichting hebben.
7. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste rotator en de tweede rotator een eigen hydraulische motor omvatten die in hoofdzaak identiek zijn en zodanig in fluïdumverbinding staan dat de rotatierichting van de rotators tegengesteld is.
8. Maalinrichting volgens één van de conclusie 4-7, waarbij de eerste rotator, de tweede rotator en de derde rotator zodanig via een fluïdumverbinding in serieschakeling met elkaar staan dat in de heengaande schakeltoestand van de regelmiddelen fluïdum van de regelmiddelen naar de eerste rotator, van de eerste rotator naar de tweede rotator, van de tweede rotator naar de derde rotator, en vervolgens van de derde rotator terug naar de regelmiddelen stroomt.
9. Maalinrichting volgens één van de conclusies 4-7, waarbij de eerste rotator, de tweede rotator en de derde rotator zodanig via een fluïdumverbinding in serieschakeling met elkaar staan dat in de teruggaande schakeltoestand van de regelmiddelen fluïdum van de regelmiddelen naar de derde rotator, van de derde rotator naar de tweede rotator, van de tweede rotator naar de eerste rotator, en vervolgens van de eerste rotator terug naar de regelmiddelen stroomt.
10. Maalinrichting volgens één van de conclusies 1-5, waarbij de eerste rotator en de tweede rotator mechanisch zijn gekoppeld.
11. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het maaigestel is voorzien van één of meer zich van het maaigestel uitstrekkende maaiarmen die ieder ten minste één maaikop omvatten.
12. Maalinrichting volgens conclusie 11, omvattende twee maaiarmen die ieder aan weerszijden van een object plaatsbaar zijn.
13. Maalinrichting volgens conclusie 11, waarbij de zich van het maaigestel uitstrekkende maaiarmen zijn voorzien van ten minste twee, en meer bij voorkeur ten minste drie, maaikoppen.
14. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de nabij het maaigestel aangebrachte maaikoppen zijn voorzien van een inrichting voor het opnemen van een verbruikshoeveelheid slijtbaar draad.
15. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het maaigestel is voorzien van twee uitstrekkende maaiarmen die zodanig onderling verschuifbaar aan het maaigestel zijn aangebracht, dat de afstand tussen de maaiarmen instelbaar is.
16. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de tweede arm in lengte verstelbaar is.
17. Maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de afstandhouder zodanig scharnierbaar aan het draaggestel is aangebracht, dat de afstandhouder verplaatsbaar is tussen een ingeklapte transportstand en een uitgeklapte bedrijfsstand.
18. Voertuig, omvattende een maalinrichting volgens één van de voorgaande conclusies.
19. Werkwijze voor het met een maalinrichting volgens één van de conclusies 1-17 maaien rondom een object, omvattende de stappen van: - het nabij een te maaien object plaatsen van de ten minste één maaikop; - het met de regelmiddelen zodanig aansturen van de eerste, tweede en derde rotator dat de ten minste één maaikop een beweging doorloopt die ten minste gedeeltelijke rondom het te maaien object loopt.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de regelmiddelen tijdens het rondom een object heen maaien de eerste rotator en de tweede rotator in tegengestelde rotatierichting aansturen, en tegelijkertijd de eerste rotator en derde rotator in dezelfde rotatierichting aansturen.
NL2013780A 2014-11-12 2014-11-12 Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan. NL2013780B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013780A NL2013780B1 (nl) 2014-11-12 2014-11-12 Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2013780A NL2013780B1 (nl) 2014-11-12 2014-11-12 Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2013780B1 true NL2013780B1 (nl) 2016-10-06

Family

ID=52630456

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2013780A NL2013780B1 (nl) 2014-11-12 2014-11-12 Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2013780B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1527670A2 (de) * 2003-11-03 2005-05-04 Joachim Wiedmann Verfahren zum Betreiben einer einem Fahrzeug zugeordneten Mäheinrichtung
EP1709857A1 (de) * 2005-04-05 2006-10-11 MULAG Fahrzeugwerk Heinz Wössner GmbH & Co. KG Randstreifen-Mähgerät
NL1033890C2 (nl) * 2007-05-25 2008-12-30 Fransiscus Josephus Maria Kennes Maai-inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermen.

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1527670A2 (de) * 2003-11-03 2005-05-04 Joachim Wiedmann Verfahren zum Betreiben einer einem Fahrzeug zugeordneten Mäheinrichtung
EP1709857A1 (de) * 2005-04-05 2006-10-11 MULAG Fahrzeugwerk Heinz Wössner GmbH & Co. KG Randstreifen-Mähgerät
NL1033890C2 (nl) * 2007-05-25 2008-12-30 Fransiscus Josephus Maria Kennes Maai-inrichting, in het bijzonder voor het maaien rond bomen en wegmeubilair in wegbermen.

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2743567A (en) Multiple unit contour mower
US7401456B2 (en) Horizontally retractable mower deck
US9750198B2 (en) Cutter apparatus
US20140026528A1 (en) Resilient mounting joint for a sickle bar
CA3099064C (en) Turftrimmer rotary mowing attachment
US5174098A (en) Apparatus for cutting vegetation
US5375398A (en) Multiposition mowing device
NL2013780B1 (nl) Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan.
KR100764605B1 (ko) 접철구조를 갖는 예초기
RU2020117681A (ru) Сельскохозяйственная машина, оснащенная упрощенной предохранительной системой, позволяющей орудию или группе орудий, соединенной со сцепным кронштейном через несущую штангу, осуществлять безопасное движение
JP2020528275A (ja) 電動ディスク草刈機
US3126968A (en) Lawn edger
KR101552665B1 (ko) 트랙터 장착형 붐 타입 예초 장치
DK170920B1 (da) Slåmaskine til høstning af græsafgrøder
CN206423137U (zh) 割草机
NL2015365B1 (nl) Maaiinrichting, daarvan voorzien voertuig, en werkwijze voor de toepassing daarvan.
CA2910723C (en) Three headed cutting apparatus for attachment to a lawnmower tractor
CN108200800A (zh) 割草机
NL2004859C2 (nl) Werkvoertuig.
GB2482467A (en) Mowing apparatus with resiliently mounted secondary mower
JP3960509B2 (ja) 走行式作業機
NL1043874B1 (nl) Afschermmodule voor een maai-inrichting met roterende maaidraden, omvattende een vangscherm dat zich in hoofdzaak aan de voorkant van de inrichting uitstrekt
DK176811B1 (da) Aggregat for klipning af bevoksning omkring vejkantpæle
KR102332479B1 (ko) 유체 분사형 예초장치
US20050050873A1 (en) Tractor mountable brush cutting device

Legal Events

Date Code Title Description
RC Pledge established

Free format text: DETAILS LICENCE OR PLEDGE: RIGHT OF PLEDGE, ESTABLISHED

Name of requester: E.J. SCHREUDERS

Effective date: 20171123