NL2013034A - Geluidscherm langs een openbare weg of spoorweg. - Google Patents

Description

Geluidscherm langs een openbare weg of spoorweg.

Bekende geluidschermen zijn bijvoorbeeld geopenbaard in EP10 812 8 7A1, GB2258482, W09812387A1, DE4416201A1 en DE8708808U1. Het doel van het geluidscherm is de woonomgeving af te schermen van het lawaai van voertuigen op de weg, met name een weg waar men harder mag rijden dan 80 km/u. Het scherm kan zich enkele honderden meters of meer parallel aan de weg uitstrekken.

Uit onderzoek van TNO is gebleken dat bepaalde geluidschermen een averechts effect hebben op de geluidsbelasting van de woonomgeving nabij een weg. Dus met geluidscherm is de geluidsbelasting voor de woonomgeving hoger dan zonder.

Het geluidscherm volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door de combinatie van eenvoud van assemblage, lange onderhoudsvrije levensduur, milieuvriendelijkheid, goede recyclebaarheid van de onderdelen, minimaal gebruik van materialen, maximaal gebruik van hout, terwijl ruimschoots wordt voldaan aan de genormeerde eisen van geluidsreductie of geluiddemping, om de nabije woonomgeving maximaal van het verkeersgeluid of treingeluid af te schermen (het effect van dit geluidscherm is zodanig dat achter het geluidscherm het geluid afkomstig van de weg (80 decibel 10 meter naast de rijbaan) niet harder is dan 54 decibel). Het geluidscherm zorgt voor minimaal een gewogen geluidsabsorptie van 20 dB(A) en een gewogen geluidsreductie van 30 dB(A). Ook het geluid van treinverkeer kan met het geluidscherm effectief worden bestreden.

Het geluidscherm wordt opgebouwd uit identieke cassettes (ofwel: modules) naast elkaar. Een cassette heeft bij voorkeur één of meer van: minimaal 1 meter hoogte en/of breedte (in de bedrijfstand), minimaal 1 vierkante meter oppervlak van het hoofdvlak, maximaal 3 meter hoogte en/of breedte, maximaal 3 vierkante meter oppervlak van het hoofdvlak; rechthoekig. Door cassettes boven elkaar te plaatsen kan de gewenste hoogte worden bereikt. De cassettes worden met hun zijranden aan in de grond verankerde, opstaande staanders vastgezet. Deze staanders kunnen verticaal of schuin staan. Zodoende wordt een gesloten wand of muur gevormd.

Door de modulaire opbouw is prefabriceren onder geconditioneerde omstandigheden in een fabriekshal mogelijk, hetgeen reproduceerbaarheid garandeert.

Door de keuze van het type massief hout en de aangegeven afmetingen en kwaliteit van de verschillende lagen van de cassette wordt in een voorkeursuitvoering een verrassend goede geluiddemping bereikt bij minimaal gewicht, dus minimaal materiaalgebruik en maximale levensduur.

Een cassette kan worden beschouwd als een relatief dikke plaat, dus heeft een relatief geringe dikte ten opzichte van zijn lengte en breedte (de lengte en breedte spannen het hoofdvlak van de cassette op) , en heeft bij voorkeur de volgende opbouw: de aan het hoofdvlak parallelle kern is gevormd door een luchtdichte laag, op een plaat gelijkend, massief hout met een lengte en breedte in hoofdzaak gelijk aan die van de cassette. Deze kernlaag is aan zijn ene of beide zijden bedekt met een samenhangende deklaag, op een plaat gelijkend, met geluid absorberende eigenschappen, van geperste vezels, bijvoorbeeld minerale wol of steenwol, bij voorkeur bekleed met een afwerkdoek, bijvoorbeeld geotextiel of een weefsel of mat of vilt van (bijvoorbeeld minerale) vezels, bijvoorbeeld glasvezels. Daarover strekt zich de buitenlaag uit die is gevormd door identieke massief houten latten die met (bij voorkeur identieke) tussenruimte parallel aan elkaar lopen en zich in hoofdzaak over de gehele hoogte van de cassette uitstrekken. Zodoende is de buitenlaag luchtdoorlatend en is door de buitenlaag heen de deklaag of, indien aanwezig, het afwerkdoek zichtbaar. Alle voornoemde lagen strekken zich evenwijdig aan het hoofdvlak van de cassette uit en deze lagen zijn in de richting van de dikte van de cassette gestapeld.

Bij voorkeur zijn de kernlaag en de deklagen nauwpassend, gevat in een massief houten, bij voorkeur rechthoekig, frame welke de begrenzing van de cassette in de lengte en breedte vormt. Eventueel steekt de kernlaag aan twee, bij voorkeur alle vier, tegenover elkaar gelegen zijden van de cassette voorbij de deklagen uit zodat de cassette langs die randen een centraal in de dikte geplaatste, zich over in hoofdzaak die gehele rand uitstrekkende, lip bezit welke bij voorkeur nauwpassend is opgenomen in een randsparing of groef van het frame. De nauwpassendheid waarborgt de noodzakelijke luchtdichtheid en/of biedt de mogelijkheid van eenvoudige fabricage.

Bij voorkeur overlapt de buitenlaag en/of het afwerkdoek met de parallel aan het hoofdvlak gelegen zijde van het frame en is bij voorkeur daaraan gemonteerd. Van de buitenlaag zijn bij voorkeur alle latten alleen met de uiteinden gefixeerd aan het frame en liggen tussen de uiteinden vrij. Van het afwerkdoek zijn bij voorkeur alleen de randgebieden, bij voorkeur alle vier randgebieden, gefixeerd aan de cassette en ligt daartussen vrij. Bij voorkeur is de buitenlaag en/of het afwerkdoek door mechanische bevestigingsmiddelen aan het frame gefixeerd en met meer voorkeur is het afwerkdoek met dezelfde bevestigingsmiddelen aan het frame gefixeerd. Het afwerkdoek is bij voorkeur plooivrij en/of op voorspanning aan het frame gefixeerd; en/of gelijkmatig langs de lengte van het randgebied aan het frame gefixeerd. De positionering en/of wijze van fixatie van buitenlaag en/of afwerkdoek waarborgt het voldoende droog houden van de constructie en/of het verhogen van de buigstijfheid van de constructie voor belasting dwars op het hoofdvlak van de cassette (bijvoorbeeld windlast). Het plooivrije en/of voorgespannen afwerkdoek draagt bij aan de buigstijfheid van de cassette voor belasting loodrecht (dwars) op het hoofdvlak. Zelfs bij zware regenval weet geen regenwater voorbij het plooivrije en/of voorgespannen afwerkdoek te komen, zodat de kernlaag en de deklaag droog blijven en hun akoestische prestatie handhaven. Bovendien wordt zodoende voorkomen dat water zich in het onderste gedeelte van de cassette verzamelt, zodat houtrot in het onderste deel van het frame en schimmelen mosgroei in het onderste deel van de deklaag wordt vermeden.

Bij voorkeur is de cassette ter weerszijden van de kernlaag identiek opgebouwd, zodat de kernlaag het symmetrievlak van de cassette vormt. De kernlaag kan zijn gevormd van gestapelde planken, eventueel met veer en groef.

Het massief hout van de cassette (één of meer van frame, kernlaag, buitenlaag, of alle delen van de cassette anders dan de deklaag en afwerkdoek) is bij voorkeur naaldhout of zacht hout behandeld met zuur, bijvoorbeeld azijnzuur (bijvoorbeeld behandeld volgens EP2242624) of warmte tussen 150 en 200 graden Celsius in zuurstofarme en/of vochtrijke omgeving (Finnforest Ikipuu Oy, Hammaslahti, Finland, of Plato International BV, Arnhem, Nederland) om dit te verduurzamen en er goede kwaliteit timmer-of constructie- of bouwhout van te maken. Bijvoorbeeld hout verkocht onder de merknamen Accoya of Plato, of vergelijkbaar in soort, kwaliteit en verduurzamende behandeling.

Bij voorkeur hebben één of meer van de lagen van de cassette de volgende afmetingen (in millimeter): kernlaag dikte tussen 30 en 55, zoals ongeveer 45; deklaag dikte tussen 35 en 60, zoals ongeveer 50; latten van de afwerklaag dikte tussen 25 en 40, zoals ongeveer 32, breedte tussen 30 en 55, zoals ongeveer 45, tussenruimte tussen 30 en 55, zoals ongeveer 45, of tussenruimte gelijk aan de breedte van de lat; afwerkdoek dikte minimaal 0,1 of 0,5 en/of maximaal 3, bijvoorbeeld ongeveer 1 of 1,5.

Het frame vormt bij voorkeur een met de opening naar buiten wijzend C-profiel langs twee tegen over elkaar gelegen randen van de cassette, tussen de poten waarvan de staander nauwpassend kan worden gevat. Dit C-profiel is bij voorkeur van massief hout. De benen van deze C zijn bij voorkeur afzonderlijke delen, bijvoorbeeld planken, die ter weerszijden aan een lijfprofiel zijn gemonteerd. Deze detaillering is ook gunstig met het oog op fixatie van het (eventueel voorgespannen) afwerkdoek op de in het hoofdvlak van de cassette gelegen zijde van het frame.

De latten van de afwerklaag lopen bij voorkeur verticaal in de bedrijfstand van de cassette. Afgezien van de deklaag, het afwerkdoek en bevestigingsmiddelen, zoals lijm of spijkers, bestaat de cassette bij voorkeur geheel uit massief hout. In een uitvoering lopen de latten aan één van de boven- of onderzijde voorbij het frame door, zodat de latten van de ene cassette een stukje doorlopen over het frame van de cassette erboven resp. eronder, bij een geluidscherm uit op elkaar gestapelde cassettes.

De latten hebben bij voorkeur een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede, eventueel met afgeronde of afgeschuinde hoeken.

Voor het afwerkdoek is bij voorkeur één of meer van het volgende van toepassing: een weefsel of vlies of vilt; voldoende luchtdoorlatendheid en/of maaswijdte om geluid nauwelijks tot niet te reflecteren; kwaliteit minimaal 50 en/of maximaal 300 gram per vierkante meter, bijvoorbeeld 100, 150, 180 of 190; in weefpatroon en/of maaswijdte vergelijkbaar met horrengaas, screendoek of glasvezelbehang; trekvast; aanzienlijk dunner, bijvoorbeeld minimaal 10 of 15 keer dunner dan de deklaag; een enkellaags weefsel; plat of recht weefsel, dit wil zeggen in hoofdzaak even veel schering- en inslagdraden per eenheid oppervlak; dikte en/of trekvastheid van de schering- en inslagdraden in hoofdzaak gelijk; opgebouwd uit twee separate, individuele lagen van bij voorkeur verschillende sterkte en/of materiaal en/of weefdichtheid, bijvoorbeeld akoestisch transparant doek (bijvoorbeeld technisch textielweefsel) gecombineerd met gaas, bijvoorbeeld horgaas van bij voorkeur metaal zoals RVS, met het gaas het verst naar buiten. Bij voorkeur is het verschil in weefdichtheid gebaseerd op maaswijdte welke bij voorkeur minimaal 10% verschilt. Technisch textielweef sel oogt voor het blote oog in de regel dicht zoals de stof van een overhemd. Het gaas biedt bij voorkeur grote weestand tegen kapot snijden.

De deklaag heeft bij voorkeur een kwaliteit van minimaal 35 kilogram per kubieke meter, bijvoorbeeld tussen 45 en 55, eventueel maximaal 70, 80 of 100.

Bij voorkeur wordt het afwerkdoek, of één of meer of alle onderdelen van de cassette behandeld, bij voorkeur geïmpregneerd, met brandwerend middel, welke bij voorkeur wordt gecoat met een waterafstotend middel, bij voorbeeld welke nanodeeltjes bevat, bijvoorbeeld om uitspoelen van het brandwerend middel te verhinderen of vertragen.

Voorbeeld, zonder daartoe te beperken, zie de tekening:

Fig. 1 en 2 tonen een doorsnede;

Fig. 3 een perspectief;

Fig. 4 en 5 een toepassing;

Fig. 6 een uiteengetrokken beeld;

Fig. 7 een vooraanzicht;

Fig. 8 een doorsnede;

Fig. 9 een detail; en

Fig. 10 en 11 alternatieve cassettes.

Fig. 1 en 2 tonen een bovenaanzicht in doorsnede van gedeelten van een enkele, separate cassette, respectievelijk twee cassettes naast elkaar, ondersteund aan een gemeenschappelijke, verticale staander. Onderdelen: kernlaag 1, deklaag 2, latten 3 van afwerklaag, frame 4, lip 6 van kernlaag 1, poten 5 van C-profiel (separate planken), staander 7, afwerkdoek 8.

Fig. 3 toont een perspectief van de cassette van fig. 1, met de cassette in de bedrijfstand en kijkend tegen een afwerklaag, dus tegen een hoofdvlak kijkend.

Fig. 4 toont een geluidscherm uit twee cassettes naast elkaar, ondersteund tussen drie staanders.

Fig. 5 toont een geluidscherm uit twee cassettes naast elkaar en vier cassettes boven elkaar, dus in totaal acht cassettes, ondersteund tussen drie staanders.

Fig. 4 en 5 zijn aanzichten in perspectief.

Fig. 6 toont in een aanzicht in perspectief de balken 4 en 11 van het frame, en de kernlaag 1 uiteengetrokken. De balken 4, 11 zijn uitgerust met een groef 12 waarin de rand van de kernlaag 1 past. De balken 4 passen tussen de balken 11, zoals fig. 7 (naad 14) duidelijker toont.

Fig. 7 toont in aanzicht het frame uit de balken 4, 11, en daarop het afwerkdoek 8 gemonteerd. Enkele van de latten 3 van de afwerklaag zijn getoond. De randgebieden 13 van het doek 8 overlappen met de aan het hoofdvlak parallelle zijde van de balken 4, 11. Met 9 is de plaats van de schroeven voor het vastzetten van het doek 8, de latten 3 en de planken 5 aangegeven. Tevens zijn van een variant de latten 33 getoond die aan de onderzijde van de cassette voorbij de balk 11 lopen (bovenin de tekening van fig. 7 zijn gestippeld de latten 33 van een erboven gestapelde cassette getoond). Het doek 8 is plooivrij strak getrokken op het frame gemonteerd in de gebieden van overlap met het frame.

Fig. 8 toont een bovenaanzicht met de onderdelen op enige afstand van elkaar, vergelijkbaar met fig. 1, nu duidelijker de positie van het doek 8 tonend.

Fig. 9 toont in het aanzicht van fig. 1 een alternatieve opbouw van de balk 4, uit separate stukken 41, 42 en 43, hetgeen eveneens de groef 12 verschaft.

Fig. 10 en 11 tonen in het aanzicht van fig. 1 een alternatieve uitvoering van de cassette. De deklaag 2, latten 3 en doek 8 ontbreken aan de ene zijde van de kernlaag 1. In fig. 11 is de groef 12 vervangen door een in twee op elkaar aansluitende zijden van de balk 4 gemaakte randuitsparing.

De tekening, de beschrijving en de conclusies bevatten talrijke maatregelen in combinatie. De vakman zal de maatregelen op doelmatige wijze ook individueel beschouwen en tot zinvolle verdere combinaties samennemen.

Claims (10)

1. Geluidscherm in de buitenlucht langs een zonder een overkapping uitgevoerde weg voor auto- of treinverkeer, met een geluid reflecterende laag (1) en aan de geluidzijde daarvan een geluid absorberende laag (2) en aan de geluidzijde daarvan een geluid doorlatende laag (8) welke het van de bron afkomstige geluid in hoofdzaak ongehinderd laat passeren, welke laag (8) plooivrij en/of op voorspanning in het scherm is verschaft, bij voorkeur overlapt met de aan het hoofdvlak van het scherm parallelle zijde van het frame van het scherm, welk scherm is ingericht de woonomgeving af te schermen van het lawaai van voertuigen op de weg.

2. Scherm volgens conclusie 1, de aan het hoofdvlak parallelle kern is gevormd door een luchtdichte laag, op een plaat gelijkend, massief hout met een lengte en breedte in hoofdzaak gelijk aan die van de cassette, deze kernlaag is aan zijn ene of beide zijden bedekt met een samenhangende deklaag, op een plaat gelijkend, met geluid absorberende eigenschappen, van geperste vezels, bijvoorbeeld minerale wol of steenwol, bij voorkeur bekleed met een afwerkdoek, bijvoorbeeld geotextiel of een weefsel of mat of vilt van (bijvoorbeeld minerale) vezels, bijvoorbeeld glasvezels, daarover strekt zich de buitenlaag uit die is gevormd door identieke massief houten latten die met (bij voorkeur identieke) tussenruimte parallel aan elkaar lopen en zich in hoofdzaak over de gehele hoogte van de cassette uitstrekken.

3. Scherm volgens conclusie 1 of 2, de kernlaag en de deklagen zijn nauwpassend, gevat in een massief houten, bij voorkeur rechthoekig, frame welke de begrenzing van de cassette in de lengte en breedte vormt, eventueel steekt de kernlaag aan twee, bij voorkeur alle vier, tegenover elkaar gelegen zijden van de cassette voorbij de deklagen uit zodat de cassette langs die randen een centraal in de dikte geplaatste, zich over in hoofdzaak die gehele rand uitstrekkende, lip bezit welke bij voorkeur nauwpassend is opgenomen in een randsparing of groef van het frame.

4. Scherm volgens conclusie 1, 2 of 3, de buitenlaag en/of het afwerkdoek overlapt met de parallel aan het hoofdvlak gelegen zijde van het frame en is bij voorkeur daaraan gemonteerd; en/of van de buitenlaag zijn alle latten alleen met de uiteinden gefixeerd aan het frame en liggen tussen de uiteinden vrij.

5. Scherm volgens één van de voorgaande conclusies, van het afwerkdoek zijn alleen de randgebieden, bij voorkeur alle vier randgebieden, gefixeerd aan de cassette en ligt daartussen vrij; en/of is de buitenlaag en het afwerkdoek door dezelfde mechanische bevestigingsmiddelen aan het frame gefixeerd.

6. Scherm volgens één van de voorgaande conclusies, het frame vormt een met de opening naar buiten wijzend C-profiel langs twee tegen over elkaar gelegen randen van de cassette, tussen de poten waarvan de staander nauwpassend kan worden gevat, dit C-profiel is bij voorkeur van massief hout, de benen van deze C zijn bij voorkeur afzonderlijke delen, bijvoorbeeld planken, die ter weerszijden aan een lijfprofiel zijn gemonteerd.

7. Scherm volgens één van de voorgaande conclusies, de latten van de afwerklaag lopen verticaal in de bedrijfstand van de cassette; en/of afgezien van de deklaag, het afwerkdoek en bevestigingsmiddelen, zoals lijm of spijkers, bestaat de cassette geheel uit massief hout.

8. Scherm volgens één van de voorgaande conclusies, de latten lopen aan één van de boven- of onderzijde voorbij het frame door, zodat de latten van de ene cassette een stukje doorlopen over het frame van de cassette erboven resp. eronder, bij een geluidscherm uit op elkaar gestapelde cassettes.

9. Scherm volgens één van de voorgaande conclusies, de latten hebben een rechthoekige of vierkante dwarsdoorsnede, eventueel met afgeronde of afgeschuinde hoeken.

10. Scherm volgens één van de voorgaande conclusies, het afwerkdoek is opgebouwd uit twee separate, individuele lagen van bij voorkeur verschillende sterkte en/of materiaal en/of weefdichtheid, bijvoorbeeld akoestisch transparant doek (bijvoorbeeld technisch textielweefsel) gecombineerd met gaas, bijvoorbeeld horgaas van bij voorkeur metaal zoals RVS, met het gaas het verst naar buiten.