NL2012707B1 - Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat. - Google Patents

Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat. Download PDF

Info

Publication number
NL2012707B1
NL2012707B1 NL2012707A NL2012707A NL2012707B1 NL 2012707 B1 NL2012707 B1 NL 2012707B1 NL 2012707 A NL2012707 A NL 2012707A NL 2012707 A NL2012707 A NL 2012707A NL 2012707 B1 NL2012707 B1 NL 2012707B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
liquid
coupling component
tag
storage container
coupling
Prior art date
Application number
NL2012707A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2012707A (nl
Inventor
Joseph André Bostoen Alain
Maria Cornelis Gerardus Warmoeskerken Marinus
Van Haasteren Cornelis
Original Assignee
Christeyns B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Family has litigation
First worldwide family litigation filed litigation Critical https://patents.darts-ip.com/?family=51398796&utm_source=google_patent&utm_medium=platform_link&utm_campaign=public_patent_search&patent=NL2012707(B1) "Global patent litigation dataset” by Darts-ip is licensed under a Creative Commons Attribution 4.0 International License.
Application filed by Christeyns B V filed Critical Christeyns B V
Priority to NL2012707A priority Critical patent/NL2012707B1/nl
Priority to DK15163504.2T priority patent/DK2939975T3/da
Priority to ES15163504T priority patent/ES2886077T3/es
Priority to EP15163504.2A priority patent/EP2939975B1/en
Publication of NL2012707A publication Critical patent/NL2012707A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2012707B1 publication Critical patent/NL2012707B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/32Arrangements of safety or warning devices; Means for preventing unauthorised delivery of liquid
    • B67D7/34Means for preventing unauthorised delivery of liquid
    • B67D7/344Means for preventing unauthorised delivery of liquid by checking a correct coupling or coded information
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B67OPENING, CLOSING OR CLEANING BOTTLES, JARS OR SIMILAR CONTAINERS; LIQUID HANDLING
    • B67DDISPENSING, DELIVERING OR TRANSFERRING LIQUIDS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • B67D7/00Apparatus or devices for transferring liquids from bulk storage containers or reservoirs into vehicles or into portable containers, e.g. for retail sale purposes
    • B67D7/06Details or accessories
    • B67D7/32Arrangements of safety or warning devices; Means for preventing unauthorised delivery of liquid
    • B67D7/34Means for preventing unauthorised delivery of liquid
    • B67D7/342Means for preventing unauthorised delivery of liquid by discriminating the kind of liquid by analysis or by physical properties, e.g. vapour-pressure
    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06FLAUNDERING, DRYING, IRONING, PRESSING OR FOLDING TEXTILE ARTICLES
    • D06F39/00Details of washing machines not specific to a single type of machines covered by groups D06F9/00 - D06F27/00 
    • D06F39/02Devices for adding soap or other washing agents
    • D06F39/022Devices for adding soap or other washing agents in a liquid state
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L11/00Hoses, i.e. flexible pipes
    • F16L11/04Hoses, i.e. flexible pipes made of rubber or flexible plastics
    • F16L11/12Hoses, i.e. flexible pipes made of rubber or flexible plastics with arrangements for particular purposes, e.g. specially profiled, with protecting layer, heated, electrically conducting
    • F16L11/124Distinguishing marks for hoses
    • DTEXTILES; PAPER
    • D06TREATMENT OF TEXTILES OR THE LIKE; LAUNDERING; FLEXIBLE MATERIALS NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D06FLAUNDERING, DRYING, IRONING, PRESSING OR FOLDING TEXTILE ARTICLES
    • D06F31/00Washing installations comprising an assembly of several washing machines or washing units, e.g. continuous flow assemblies
    • D06F31/005Washing installations comprising an assembly of several washing machines or washing units, e.g. continuous flow assemblies consisting of one or more rotating drums through which the laundry passes in a continuous flow
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16LPIPES; JOINTS OR FITTINGS FOR PIPES; SUPPORTS FOR PIPES, CABLES OR PROTECTIVE TUBING; MEANS FOR THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16L2201/00Special arrangements for pipe couplings
    • F16L2201/40Special arrangements for pipe couplings for special environments
    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01VGEOPHYSICS; GRAVITATIONAL MEASUREMENTS; DETECTING MASSES OR OBJECTS; TAGS
    • G01V15/00Tags attached to, or associated with, an object, in order to enable detection of the object

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • General Factory Administration (AREA)
  • Loading And Unloading Of Fuel Tanks Or Ships (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat. De uitvinding heeft tevens betrekking op een systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat, in het bijzonder door toepassing van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, in meer in het bijzonder voor gebruik in een industriële textielwasserij.

Description

Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat. De uitvinding heeft tevens betrekking op een systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat, in het bijzonder door toepassing van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, in meer in het bijzonder voor gebruik in een industriële textielwasserij.
Bij het op locatie met vloeistoffen, zoals detergenten of vloeibare bleekmiddelen, bijvullen van kleinere opslagvaten, ook wel aangeduid als buffervaten, vanuit grotere (bulk)voorraadhouders, is het van groot belang dat de juiste vloeistof in het juiste buffervat terecht komt, enerzijds om vervuiling van de vloeistof te voorkomen, en anderzijds om gevaarlijke situaties als gevolg met elkaar reagerende vloeistoffen te kunnen voorkomen. Hierbij is het denkbaar om elke (bulk)voorraadhouder middels een unieke koppeling te koppelen met een bijbehorend buffervat, zodat het abusievelijk koppelen van een (bulk)voorraadhouder met een buffervat kan worden voorkomen, doch deze optie is relatief omslachtig en duur, en geniet derhalve vanuit praktisch oogpunt doorgaans niet de voorkeur, daar in de praktijk met name wordt gestreefd naar eenvoud en standaardisatie. Het slechts toepassen van een gemeenschappelijke (universele) overslagleiding om een (bulk)voorraadhouder te koppelen met een buffervat komt de gewenste eenvoud weliswaar ten goede, maar voorkomt niet dat vloeistofverontreiniging optreedt tijdens het overslagproces.
De uitvinding heeft als doel het verschaffen van een verbeterde werkwijze voor het op relatief eenvoudige wijze verplaatsen van een vloeistof vanuit een (bulk)voorraadhouder naar een buffervat, waarbij de kans op vloeistofverontreiniging sterk wordt gereduceerd.
De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze van het in aanhef genoemde type, omvattende de stappen: A) het identificeren van een zich in een (eerste) voorraadhouder bevindende (eerste) vloeistof, B) het onder tussenkomst van ten minste één gemeenschappelijk koppelcomponent koppelen van de eerste voorraadhouder met een (eerste) buffervat, C) het identificeren van de ten minste ene koppelcomponent, D) het uit een database ophalen van historische informatie met betrekking tot een laatste door de geïdentificeerde koppelcomponent geleide vloeistof, E) het, op basis van de tijdens stap A), stap C), en stap D) verzamelde informatie, op basis van ten minste één vooraf bepaald criterium verifiëren of de geïdentificeerde koppelcomponent mag worden doorstroomd met de geïdentificeerde eerste vloeistof, en F) ingeval de verificatie overeenkomstig stap E) slaagt, het vanuit de eerste voorraadhouder via de ten minste ene koppelcomponent naar het eerste buffervat verplaatsen van vloeistof. De werkwijze overeenkomstig de uitvinding ziet toe op het beheersbaar houden van welke vloeistoffen onder welke voorwaarde(n) door de ten minste ene koppelcomponent mag worden geleid naar een buffervat.. Aldus vindt primair controle plaats op het voorkomen van vervuiling van de vloeistof in de ten minste ene koppelcomponent, en optioneel tevens op het aansluiten van de voorraadhouder op het juiste buffervat. Details van deze laatstgenoemde optioneel uitbreiding zijn in het navolgende nader uiteengezet. De werkwijze overeenkomstig de uitvinding vindt bij voorkeur op locatie (eindlocatie) plaats, waar de vloeistof ook zal worden toegepast, zoals bijvoorbeeld in een industriële textielwasserij. De (bulk)voorraadhouder wordt veelal tijdelijk op deze locatie worden gepositioneerd, en wordt doorgaans gedragen door een voertuig. Tijdens de controle op het voorkomen van vervuiling van de vloeistof in de ten minste ene koppelcomponent, vindt een verificatiestap plaats door de identiteit van de door de ten minste ene koppelcomponent te leiden vloeistof te vergelijken met de identiteit van de meest recentelijk door diezelfde koppelcomponent geleide vloeistof. Op deze wijze kan worden getoetst of doorstroming van de ten minste ene koppelcomponent met de vloeistof, voor het overhevelen van vloeistof vanuit de voorraadhouder naar een buffervat, ongevaarlijk is en akkoord wordt bevonden. De criteria hiervoor kunnen zeer divers van aard zijn en hangen sterk af van de situationele omstandigheden.
Voorbeelden zijn in het navolgende in nader detail beschreven. Het identificeren van de vloeistof tijdens stap A) kan betrekking hebben op het vaststellen (identificeren) van de aard van de vloeistof, in het bijzonder uit welke substantie de vloeistof bestaat. Eventueel kan deze identificatie tevens betrekking hebben op verdergaande details, zoals bijvoorbeeld de specifieke samenstelling, in het bijzonder de concentratie, van de vloeistof. De term vloeistof dient in de context van dit octrooischrift breed te worden geïnterpreteerd; de vloeistof kan tevens vaste of gasvormige bestanddelen omvatten en kan tevens worden gevormd door een mengsel van meerdere vloeistoffen. De voorraadhouder kan zeer divers van aard zijn en kan bijvoorbeeld worden gevormd door een metalen of kunststof tank die op een voertuig is geplaatst, doch de voorraadhouder kan bijvoorbeeld tevens worden gevormd door een jerrycan. De toegepaste ten minste ene koppelcomponent is gemeenschappelijk van aard, hetgeen wil zeggen dat deze koppelcomponent is ingericht om (successievelijk) direct of indirect te worden gekoppeld met meerdere buffervaten en meerdere voorraadhouders, althans binnen een bepaalde omgeving. Deze universele eigenschap maakt het mogelijk het aantal koppelcomponenten tot een minimum te beperken, hetgeen vanuit economisch en logistiek oogpunt voordelig is. De koppelcomponent wordt bijvoorbeeld gevormd door een pomp (voor geforceerde verplaatsing van vloeistof van de voorraadhouder naar een buffervat), een afsluiter, of een leiding. De leiding kan daarbij op de voorraadhouder worden aangesloten en kan tevens ten minste gedeeltelijk, bijvoorbeeld als lans, in de voorraadhouder worden gestoken. Veelal worden in de praktijk meerdere koppelcomponenten toegepast die onderling in serie zijn geschakeld om een verbinding te kunnen realiseren tussen de voorraadhouder en een buffervat. De identificatie van iedere koppelcomponent overeenkomstig stap C) betreft een identificatie op individueel niveau en niet op soortniveau, zodat informatie met betrekking tot ieder individuele koppelcomponent kan worden bijgehouden. De historische informatie die tijdens één of meerdere eerdere sessie van het gebruik van de koppelcomponent is opgeslagen geeft duidelijkheid met welke vloeistof de koppelcomponent het laatst in aanraking is geweest. De historische informatie kan in de database als volgt zijn opgeslagen:
Doorgaans zal vloeistof door de ten minste ene koppelcomponent worden geleid, en aldus de ten minste ene koppelcomponent doorstromen. Het is echter tevens denkbaar dat de ten minste ene koppelcomponent op andere wijze in contact komt met de vloeistof, bijvoorbeeld doordat de vloeistof een koppelcomponent tevens kan om stromen in plaats van doorstromen of aanvullend op doorstromen.
Navolgend zullen ter illustratie meerdere voordelige uitvoeringsvormen van de werkwijze overeenkomstig de uitvinding worden beschreven. In enkele uitvoeringsvormen zijn meerdere inventieve concepten terug te vinden. Het is denkbaar dat individuele inventieve concepten en technische maatregelen worden toegepast zonder daarbij alle details van een bepaalde uitvoeringsvorm eveneens toe te passen.
Het moge duidelijk zijn dat diverse modificaties op de hieronder beschreven uitvoeringsvormen denkbaar zijn voor een vakman, waarbij een vakman verschillende inventieve concepten en/of technische maatregelen van verschillende uitvoeringsvormen kan combineren zonder daarbij afstand te doen van de in bijgesloten conclusies beschreven uitvindingsgedachte.
Het identificeren van de zich in de (eerste) voorraadhouder bevindende (eerste) vloeistof kan op diverse wijze geschieden, en kan bijvoorbeeld geschieden via een meegeleverde orderbon. Echter, bij voorkeur geschiedt deze identificatie ten minste gedeeltelijk geautomatiseerd, door het identificeren van de zich in de eerste voorraadhouder bevindende eerste vloeistof overeenkomstig stap A) te laten geschieden door het scannen van een met de eerste voorraadhouder verbonden tag, welke tag aan de eerste vloeistof gerelateerde informatie omvat. Het scanproces kan hierbij volledig geautomatiseerd geschieden. Vanuit praktisch oogpunt en oogpunt van veiligheid geniet het echter tevens de voorkeur om het scanproces gedeeltelijk manueel te laten geschieden door gebruikmaking van een manueel bedienbare scanner, in het bijzonder een handscanner. De tag kan zeer divers van aard zijn, en kan bijvoorbeeld worden gevormd door een (tekst)etiket, een RFID tag, een barcode en/of een streepjescode, in het bijzonder een QR-code. De tag kan direct informatie bevatten waaruit de identiteit van de vloeistof kan worden afgeleid. Echter, het is tevens denkbaar dat de tag informatie, in het bijzonder een internetlink (URL), bevat welke leidt naar een digitale locatie, zoals een internetlocatie, via welke locatie de identiteit van de vloeistof kan worden vastgesteld. Bij voorkeur zal daarbij tijdens of na het scannen van de tag de identiteit van de vloeistof worden bepaald door het op basis van de gescande informatie ophalen van de vloeistof identificerende gegevens uit een digitale database. Deze database kan lokaal zijn geïnstalleerd, bij een derde partij lokaal zijn geïnstalleerd, en/of op een Webserver (in de cloud) zijn geïnstalleerd. Een voorbeeld van een record (kruisverwijzing) uit de database is hieronder weergegeven:
Tevens kan het identificeren van de ten minste ene koppelcomponent op diverse wijzen geschieden. Bij voorkeur geschiedt ook deze identificatiestap overeenkomstig stap C) door het scannen van een met de koppelcomponent verbonden tag, welke tag aan de koppelcomponent gerelateerde informatie omvat. Ook dit scanproces kan volledig geautomatiseerd geschieden. Vanuit praktisch oogpunt en oogpunt van veiligheid geniet het echter ook hier de voorkeur om het scanproces gedeeltelijk manueel te laten geschieden door gebruikmaking van een manueel bedienbare scanner, in het bijzonder een handscanner. Als tag kan één van voomoemde tags worden toegepast, met behulp waarvan de koppelcomponent direct en/of indirect kan worden geïdentificeerd. Bij voorkeur zal daarbij tijdens of na het scannen van de tag de identiteit van de koppelcomponent worden bepaald door het op basis van de gescande informatie ophalen van de koppelcomponent identificerende gegevens uit een digitale database. Deze database kan lokaal zijn geïnstalleerd, bij een derde partij lokaal zijn geïnstalleerd, en/of op een Webserver (in de cloud) zijn geïnstalleerd. Deze database kan zijn geïntegreerd met voomoemde database voor het identificeren van de vloeistof uit de voorraadhouder en eventueel met de tijdens stap D) toegepaste database. Een voorbeeld van een record (kruisverwijzing) in deze database is hieronder weergegeven:
Zoals reeds opgemerkt kunnen meerdere in serie geschakelde universele (gemeenschappelijke) koppelcomponenten tijdens stap B) worden toegepast voor het koppelen van de voorraadhouder en het buffervat. De koppelcomponenten kunnen daarbij gelijkaardig zijn, doch doorgaans worden (tevens) verschillende typen koppelcomponenten toegepast. Daarbij geniet het de voorkeur ingeval tijdens stap C) alle toegepaste koppelcomponenten worden geïdentificeerd, en opvolgend, tijdens stap D) en stap E), voor alle geïdentificeerde koppelcomponenten, op basis van in de database opgeslagen historische informatie, wordt geverifieerd of de koppelcomponenten mogen worden doorstroomd met de geïdentificeerde eerste vloeistof, waarbij stap F) slechts plaatsvindt ingeval de verificatiestap voor elke geïdentificeerde koppelcomponent slaagt. In dit geval de gehele keten van koppelcomponenten getoetst en wordt doorstroming van de keten slechts toegestaan ingeval alle koppelcomponenten positief worden beoordeeld tijdens de controlestap (verificatiestap) overeenkomstig stap E).
Het ten minste ene tijdens stap E) gehanteerde criterium kan divers van aard zijn, en hangt van de omstandigheden, met name van gevaarlijkheid van de vloeistoffen als zodanig, alsook het gevaar voor de omgeving. Het is denkbaar dat tijdens stap E) de verificatie volgens het ten minste vooraf bepaalde criterium slaagt ingeval de geïdentificeerde vloeistof in hoofdzaak overeenkomt met de laatst gebruikte vloeistof. Dit zou betekenen dat een koppelcomponent meerdere malen achtereenvolgens met eenzelfde vloeistof mag worden doorstroomd. Tussen de verschillende sessies hoeft de toegepaste ten minste ene koppelcomponent dan niet gereinigd, in het bijzonder gespoeld, te worden. Dit betekent dat een waterige perazijnzuuroplossing van 5% en een waterige perazijnzuuroplossing van 10% direct na elkaar kunnen worden gebruikt, en de controle tijdens stap E) passeren. In een aanvullend criterium kan echter tevens worden bepaald dat de vloeistofsamenstelling, in het bijzonder de concentratie van de actieve bestanddelen in de vloeistof, tevens in hoofdzaak overeen moeten komen. Dit zou betekenen dat een waterige perazijnzuuroplossing van 5% en een waterige perazijnzuuroplossing van 10% niet direct na elkaar kunnen worden gebruikt, en de controle tijdens stap E) aldus niet zullen passeren. Tussendoor zal de koppelcomponent vooreerst gereinigd dienen te worden. Het is tevens denkbaar dat tijdens stap E) de verificatie volgens het ten minste vooraf bepaalde criterium slaagt ingeval de geïdentificeerde vloeistof niet reageert met de laatst gebruikte vloeistof. Ingeval slechts een (brand)gevaarlijke situatie in of rondom de koppelcomponent(en) ongewenst is, dan kan worden volstaan met een dergelijk criterium. Tevens is het denkbaar dat tijdens stap E) de verificatie volgens het ten minste vooraf bepaalde criterium slaagt ingeval de geïdentificeerde vloeistof reageert met de laatst gebruikte vloeistof onder vorming van toelaatbar geachte reactieproducten, zoals bijvoorbeeld water of koolstofdioxide. In dit geval wordt het optreden van een reactie in de koppelcomponent(en) conditioneel toegestaan.
Doorgaans zal stap E) geautomatiseerd geschieden middels een voorgeprogrammeerde besturingseenheid. Deze besturingseenheid is ingericht om al dan niet draadloos te communiceren met voornoemde (hand)scanners en database(s).
Het is als aanvullende veiligheidsvoorziening voordelig ingeval tijdens stap A) wordt geïdentificeerd welke vloeistof in het eerste buffervat dient te worden opgenomen. Dit maakt het mogelijk om een aanvullende verificatiestap tijdens stap E) uit te voeren, waarbij wordt geverifieerd of de eerste vloeistof uit het voorraadhouder overeenkomt met de in het buffervat gewenste vloeistof, waarbij stap F) slechts plaatsvindt ingeval voornoemde aanvullende verificatiestap slaagt. Op deze wijze kan vervuiling van het systeem, in het bijzonder de toegepaste koppelcomponent(en) en het buffervat, en daarmee mogelijk gevaarlijke of anderszins ongewenste situaties, verdergaand worden tegengegaan. Daarbij is het voordelig ingeval het identificeren van het (eerste) buffervat tijdens stap A) geschiedt door het scannen van een met het (eerste) buffervat verbonden tag, welke tag aan het buffervat gerelateerde informatie omvat. Voorbeelden van toepasbare tags en de werking ervan zijn in het voorgaande reeds beschreven.
Ingeval de verificatie overeenkomstig stap E) niet slaagt, wordt de ten minste ene koppelcomponent tijdens stap G) bij voorkeur gereinigd middels een spoelvloeistof of het doorblazen van de koppelcomponent met lucht, waarna de koppelcomponent opnieuw kan worden toegepast voor het verplaatsen van vloeistoffen van het voorraadhouder naar een gewenst buffervat. Bij voorkeur omvat de werkwijze overeenkomstig de uitvinding tevens stap H), omvattende het tijdens of na het uitvoeren van stap G), het in de tevens tijdens stap D) gebruikte database opslaan van ten minste één kruisverwijzing tussen de identificatie van de ten minste ene koppelcomponent en de identificatie van de spoelvloeistof als vloeistof die het meest recent door het koppelcomponent is geleid. Eventueel kan tijdens het opslaan van informatie de eerdere informatie met betrekking tot de betreffende koppelcomponent worden overschreven.
In een alternatieve uitvoeringsvariant wordt tijdens stap H) de historische informatie met betrekking tot de betreffende koppelcomponent gewist. Het - na wissen -ontbreken van historische informatie met betrekking tot het gebruik van de betreffende koppelcomponent kan alsdan tijdens stap E) worden beschouwd als een situatie waarin de koppelcomponent is gereinigd en opnieuw kan worden toegepast. Na het uitvoeren van stap H), kunnen stap E) en opvolgend stap F) opnieuw worden uitgevoerd.
Bij voorkeur omvat de werkwijze tevens stap I) omvattende het opvolgend op stap F) ontkoppelen van de ten minste ene koppelcomponent van zowel de eerste voorraadhouder als het eerste buffervat. Na gebruik de koppelcomponent kan deze worden ontkoppeld en worden opgeslagen, aan een andere voorraadhouder en/of buffervat worden gekoppeld, en/of worden gereinigd. Het is derhalve denkbaar dat opvolgend op stap I) de stappen A)-E) en conditioneel stap F) opnieuw worden uitgevoerd voor het verplaatsen van een - van de eerste vloeistof afwijkende - tweede vloeistof van een tweede voorraadhouder naar een tweede buffervat. Het geniet daarbij veelal evenwel de voorkeur dat na het ontkoppelen van de ten minste ene koppelcomponent overeenkomstig stap I) de ten minste ene ontkoppelde koppelcomponent tijdens een opvolgende stap J) wordt gereinigd middels een spoelvloeistof, en waarbij tijdens of na het uitvoeren van stap J), stap K) wordt uitgevoerd, omvattende het in de tevens tijdens stap D) gebruikte database opslaan van ten minste één kruisverwijzing tussen de identificatie van de ten minste ene koppelcomponent en de identificatie van de spoelvloeistof als vloeistof die het meest recent door het koppelcomponent is geleid. Ook in deze situatie geldt dat tijdens het opslaan van informatie de eerdere informatie met betrekking tot de betreffende koppelcomponent eventueel kan worden overschreven, dan wel dat de historische informatie met betrekking tot de betreffende koppelcomponent gewist. Zoals reeds aangegeven zal het ontbreken van historische informatie met betrekking tot het gebruik van de betreffende koppelcomponent tijdens stap E) worden beschouwd als een situatie waarin de koppelcomponent is gereinigd en zonder gevaar opnieuw kan worden toegepast.
Het is denkbaar dat stap B) eerder wordt uitgevoerd dan stap A). Het is tevens denkbaar dat stap C) eerder wordt uitgevoerd dan stap B) en/of stap A). Ook stap D) die volgt op stap C) kan eerder worden uitgevoerd dan stap A) en/of stap B).
De uitvinding heeft tevens betrekking op een systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat, in het bijzonder door toepassing van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, in meer in het bijzonder voor gebruik in een industriële textielwasserij, omvattende: ten minste één voorraadhouder voorzien van een vloeistof, meerdere buffervaten, waarbij ten minste één eerste buffervat is ingericht voor het houden van een eerste vloeistof en ten minste één tweede buffervat is ingericht voor het houden van een van de eerste vloeistof afwijkende, tweede vloeistof, ten minste één koppelcomponent voor het onderling koppelen van de voorraadhouder met een buffervat voor het via de ten minste ene koppelcomponent verplaatsen van vloeistof vanuit de voorraadhouder naar het gekoppelde buffervat, welke ten minste ene koppelcomponent is voorzien van ten minste één tag, welke tag is voorzien van de koppelcomponent identificerende informatie, ten minste één database voorzien van meerdere kruisverwijzingen, waarbij elke kruisverwijzing wordt gevormd door een identificatie van een koppelcomponent en de identificatie van de vloeistof die als laatst door de koppelcomponent is geleid, ten minste één scaninrichting ingericht voor het scannen van de ten minste ene tag voor het identificeren van de ten minste ene koppelcomponent, en ten minste één met de database en de scaninrichting verbonden verificatie-inrichting voor het op basis van de geïdentificeerde koppelcomponent en de hieraan gerelateerde kruisverwijzing uit de database verifiëren of de geïdentificeerde koppelcomponent mag worden doorstroomd met de uit de voorraadhouder afkomstige vloeistof. Voordelen en uitvoeringsvarianten zijn reeds in het voorgaande op uitvoerige wijze beschreven. Bij voorkeur omvat de scaninrichting een handscanner, waardoor manuele interactie benodigd is om alle tags te scannen. Bij voorkeur is de voorraadhouder voorzien van ten minste één tag, welke tag is voorzien van de in de voorraadhouder opgenomen vloeistof identificerende informatie, waarbij de scaninrichting is ingericht om de tag van de voorraadhouder te scannen. Het is tevens voordelig ingeval het systeem ten minste één database omvat voorzien van meerdere kruisverwijzingen, waarbij elke kruisverwijzing wordt gevormd door een koppeling tussen de voorraadhoudertag en de identiteit van in de voorraadhouder opgenomen vloeistof. De verificatie-inrichting is bij voorkeur ingericht voor het opslaan van een aanvullende kruisverwijzing in de database, welke kruisverwijzing wordt gevormd door een identificatie van een koppelcomponent en de identificatie van de vloeistof die door de koppelcomponent wordt geleid. Ingeval het systeem wordt toegepast in of nabij een industriële textielwasserij is het voordelig ingeval ten minste één buffervat is verbonden met een industriële textielwasinrichting, zoals bijvoorbeeld een zogenaamde tunnelwasser. Dit maakt het mogelijk om direct vanuit het buffervat een vloeistof, zoals een detergent of een bleekmiddel, toe te voeren aan de textielwasserij.
Bij voorkeur omvat het systeem meerdere voorraadhouders, waarbij ten minste twee voorraadhouders zijn voorzien van onderling verschillende vloeistoffen. De voorraadhouders zullen doorgaans niet op eenzelfde moment zijn gekoppeld met (verschillende) koppelcomponenten, doch dit wordt niet uitgesloten. Tevens is het denkbaar dat slechts één voorraadhouder op een bepaald moment op locatie, in de nabije omgeving van de buffervaten is gepositioneerd, zodanig dat een onderlinge fysieke koppeling tussen de voorraadhouder en een buffervat kan worden gerealiseerd middels toepassing van één of meerdere koppelcomponenten. Het systeem omvat bij voorkeur tevens ten minste één spoelinrichting omvat voor het met reinigingsvloeistof en/of lucht of een ander gas spoelen van koppelcomponenten.
De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin tonen: • figuren 1 tot en met 3 schematisch een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof volgens de onderhavige uitvinding, met een nieuwe koppelslang; • figuren 4 tot en met 6 schematisch een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof volgens de onderhavige uitvinding, met een gebruikte koppelslang; • figuren 7 tot en met 11 schematisch een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof volgens de onderhavige uitvinding, met een gebruikte koppelslang
Figuren 1, 2 en 3 tonen schematisch een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof (1) vanuit een voorraadhouder (2) naar een buffervat (3) door middel van een koppelslang (4), welke koppelslang (4) nog niet eerder voor het verplaatsen van een medium is gebruikt.
Figuur 1 toont dat de vloeistof (1) in de voorraadhouder (2) wordt geïdentificeerd door het scannen van een tag (5) op de voorraadhouder (2) met een scanner (6) en het vergelijken van de gescande tag (5) met een database (7).
Figuur 2 toont dat ook de koppelslang (4) wordt geïdentificeerd, door het scannen van een tag (8) op de koppelslang (4) met een scanner (6) en het vergelijken van de gescande tag (8) met een database (7). Uit de vergelijking met de database (7) blijkt dat de koppelslang (4) nog niet is gebruikt voor het verplaatsen van een vloeistof (1), en dat er geen belemmeringen zijn voor het gebruik van de koppelslang (4) voor de vloeistof (1) in de voorraadhouder (2).
De koppelslang (4) kan op elk moment worden gekoppeld met de voorraadhouder (2) en het buffervat (3), maar het verdient de aanbeveling te koppelen wanneer uit de vergelijking met de database (7) blijkt dat er geen belemmeringen zijn.
Figuur 3 toont dat na koppeling van de koppelslang (4) en de vergelijking met de database (7) vloeistof (1) vanuit de voorraadhouder (2) via de koppelslang (4) naar het eerste buffervat (3) wordt verplaatst, zonder dat hierbij ongewenste reacties optreden.
In de getoonde werkwijze worden de tags (5, 8) door middel van een draadloze scanner (6) gescand, waarna de gescande informatie uit de tags (5, 8) draadloos met een computer (9), voorzien van de database (7) wordt gecommuniceerd, maar andere uitvoeringsvormen zijn ook denkbaar, waarbij bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van meerdere scanners, meerdere databases of vaste netwerken.
Figuren 4 tot en met 6 tonen schematisch een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof (11) vanuit een voorraadhouder (12) naar een buffervat (13) door middel van een koppelslang (14), met een gebruikte koppelslang (14), bijvoorbeeld nadat deze is gebruikt zoals getoond in figuren 1 tot en met 3.
Figuur 4 toont dat de vloeistof (11) in de voorraadhouder (12) wordt geïdentificeerd door het scannen van een tag (15) op de voorraadhouder (12) met een scanner (16) en het vergelijken van de gescande tag (15) met een database (17).
Figuur 5 toont dat ook de koppelslang (14) wordt geïdentificeerd, door het scannen van een tag (18) op de koppelslang (14) met een scanner (16) en het vergelijken van de gescande tag (18) met een database (17). Uit de vergelijking met de database (17) blijkt dat de koppelslang (14) eerder is gebruikt voor het verplaatsen van een vloeistof A (1), maar dat er geen belemmeringen zijn voor het gebruik van de koppelslang (14) voor de vloeistof (11) in de voorraadhouder (12), geïllustreerd door het plusteken op de computer (19).
De koppelslang (14) kan op elk moment worden gekoppeld met de voorraadhouder (12) en het buffervat (13), maar het verdient de aanbeveling te koppelen wanneer uit de vergelijking met de database (17) blijkt dat er geen belemmeringen zijn.
Figuur 6 toont dat na koppeling van de koppelslang (14) en de vergelijking met de database (17) vloeistof (11) vanuit de voorraadhouder (12) via de koppelslang (14) naar het eerste buffervat (13) wordt verplaatst, zonder dat hierbij ongewenste reacties optreden. Een dergelijk scenario is bijvoorbeeld denkbaar wanneer de vloeistof (1) die eerder is gebruikt in de koppelslang (14) soortgelijk is aan de nu te verplaatsen vloeistof (11), en de mening van de twee vloeistoffen (1, 11) in de koppelslang (14) geen ongewenste bijproducten oplevert.
In de getoonde werkwijze worden de tags (15, 18) door middel van een draadloze scanner (16) gescand, waarna de gescande informatie uit de tags (15, 18) draadloos met een computer (19), voorzien van de database (17) wordt gecommuniceerd, maar andere uitvoeringsvormen zijn ook denkbaar, waarbij bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van meerdere scanners, meerdere databases of vaste netwerken.
Figuren 7 tot en met 11 tonen wederom schematisch een werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof (21) vanuit een voorraadhouder (22) naar een buffervat (23) door middel van een koppelslang (24), met een gebruikte koppelslang (24), bijvoorbeeld nadat deze is gebruikt zoals getoond in figuren 1 tot en met 3 of zoals getoond in figuren 4 tot en met 6. Het verschil met de werkwijze zoals getoond in figuren 4 tot en met 6 is dat de eerder gebruikte vloeistof (1, 11) niet mag worden gemengd met een andere vloeistof (21).
Figuur 7 toont dat de vloeistof (21) in de voorraadhouder (22) wordt geïdentificeerd door het scannen van een tag (25) op de voorraadhouder (22) met een scanner (16) en het vergelijken van de gescande tag (25) met een database (27).
Figuur 8 toont dat ook de koppelslang (24) wordt geïdentificeerd, door het scannen van een tag (28) op de koppelslang (24) met een scanner (26) en het vergelijken van de gescande tag (28) met een database (27). Uit de vergelijking met de database (27) blijkt dat de koppelslang (24) eerder is gebruikt voor het verplaatsen van een vloeistof B (11), en dat er belemmeringen zijn voor het gebruik van de koppelslang (24) voor de vloeistof (21) in de voorraadhouder (22), geïllustreerd door het minteken op de computer (29). Een dergelijk scenario is bijvoorbeeld mogelijk wanneer de koppelslang (24) moet worden gebruikt voor het transporteren van een base, terwijl deze koppelslang (24) eerder is gebruikt voor et transporteren van een zuur. Het is ook mogelijk dat bij menging van de eerder getransporteerde vloeistof (1, 11) en de nu te transporteren vloeistof (21) schadelijke bijproducten, zoals mosterdgas, ontstaan.
Omdat de koppelslang (24) niet geschikt is om te koppelen wordt deze, zoals getoond in figuur 9, doorspoeld met een spoelvloeistof X. In de database (27) wordt vervolgens opgenomen dat de koppelslang (24) het laatst is gebruikt voor de spoelvloeistof X.
Figuur 10 toont dat de koppelslang (24) opnieuw wordt geïdentificeerd, door het scannen van de tag (28) op de koppelslang (24) met de scanner (26) en het vergelijken van de gescande tag (28) met de database (27). Uit de vergelijking met de database (27) blijkt nu dat de koppelslang (24) eerder is gebruikt voor spoelvloeistof X, maar dat er geen belemmeringen zijn voor het gebruik van de koppelslang (24) voor de vloeistof (21) in de voorraadhouder (22), geïllustreerd door het plusteken op de computer (29).
De koppelslang (24) kan op elk moment worden gekoppeld met de voorraadhouder (22) en het buffervat (23), maar het verdient de aanbeveling te koppelen wanneer uit de vergelijking met de database (27) blijkt dat er geen belemmeringen zijn.
Figuur 11 toont dat na koppeling van de koppelslang (24) en de vergelijking met de database (27) vloeistof (21) vanuit de voorraadhouder (22) via de koppelslang (24) naar het eerste buffervat (23) wordt verplaatst, zonder dat hierbij ongewenste reacties optreden.
In de getoonde werkwijze worden de tags (25, 28) door middel van een draadloze scanner (26) gescand, waarna de gescande informatie uit de tags (25, 28) draadloos met een computer (29), voorzien van de database (27) wordt gecommuniceerd, maar andere uitvoeringsvormen zijn ook denkbaar, waarbij bijvoorbeeld gebruik gemaakt wordt van meerdere scanners, meerdere databases of vaste netwerken.
Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

Claims (41)

1. Werkwijze voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat, omvattende de stappen: A) het identificeren van een zich in een eerste voorraadhouder bevindende eerste vloeistof, B) het onder tussenkomst van ten minste één gemeenschappelijk koppelcomponent koppelen van de eerste voorraadhouder met een eerste buffervat, C) het identificeren van de ten minste ene koppelcomponent, D) het uit een database ophalen van historische informatie met betrekking tot een laatste door de geïdentificeerde koppelcomponent geleide vloeistof, E) het, op basis van de tijdens stap A), stap C), en stap D) verzamelde informatie, op basis van ten minste één vooraf bepaald criterium verifiëren of de geïdentificeerde koppelcomponent mag worden doorstroomd met de geïdentificeerde eerste vloeistof, en F) ingeval de verificatie overeenkomstig stap E) slaagt, het vanuit de eerste voorraadhouder via de ten minste ene koppelcomponent naar het eerste buffervat verplaatsen van vloeistof.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het identificeren van de zich in de eerste voorraadhouder bevindende eerste vloeistof overeenkomstig stap A) geschiedt door het scannen van een met de eerste voorraadhouder verbonden tag, welke tag aan de eerste vloeistof gerelateerde informatie omvat.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de tag wordt gevormd door een RFID tag, een barcode en/of een streepjescode.
4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, waarbij tijdens of na het scannen van de tag de identiteit van de vloeistof wordt bepaald door het op basis van de gescande informatie ophalen van de vloeistof identificerende gegevens uit een database.
5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de koppelcomponent wordt gevormd door pomp.
6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de koppelcomponent wordt gevormd door een leiding.
7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het identificeren van de ten minste ene koppelcomponent overeenkomstig stap C) geschiedt door het scannen van een met de koppelcomponent verbonden tag, welke tag aan de koppelcomponent gerelateerde informatie omvat.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de tag wordt gevormd door een RFID tag, een barcode en/of een streepjescode.
9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, waarbij tijdens of na het scannen van de tag de identiteit van de koppelcomponent wordt bepaald door het op basis van de gescande informatie ophalen van de koppelcomponent identificerende gegevens uit een database.
10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij meerdere, in serie geschakelde universele koppelcomponenten tijdens stap B) worden toegepast voor het koppelen van de voorraadhouder en het buffervat.
11. Werkwijze volgens conclusie 10, waarbij tijdens stap C) alle toegepaste koppelcomponenten worden geïdentificeerd, en opvolgend, tijdens stap D) en stap E), voor alle geïdentificeerde koppelcomponenten, op basis van in de database opgeslagen historische informatie, wordt geverifieerd of de koppelcomponenten mogen worden doorstroomd met de geïdentificeerde eerste vloeistof, waarbij stap F) slechts plaatsvindt ingeval de verificatiestap voor elke geïdentificeerde koppelcomponent slaagt.
12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in de tijdens stap D) geraadpleegde database ten minste één kruisverwijzing is opgeslagen tussen de identificatie van de ten minste ene koppelcomponent en de identificatie van de vloeistof die het meest recent door het koppelcomponent is geleid.
13. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tijdens stap E) de verificatie volgens het ten minste vooraf bepaalde criterium slaagt ingeval de geïdentificeerde vloeistof in hoofdzaak overeenkomt met de laatst gebruikte vloeistof.
14. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tijdens stap E) de verificatie volgens het ten minste vooraf bepaalde criterium slaagt ingeval de geïdentificeerde vloeistof niet reageert met de laatst gebruikte vloeistof.
15. Werkwijze volgens een der conclusies 1-14, waarbij tijdens stap E) de verificatie volgens het ten minste vooraf bepaalde criterium slaagt ingeval de geïdentificeerde vloeistof reageert met de laatst gebruikte vloeistof onder vorming van toelaatbar geachte reactieproducten, in het bijzonder water.
16. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de verificatie overeenkomstig stap E) geschiedt middels een voorgeprogrammeerde besturingseenheid.
17. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij tijdens stap A) wordt geïdentificeerd welke vloeistof in het eerste buffervat dient te worden opgenomen.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, waarbij tijdens de verificatie overeenkomstig stap E) aanvullend wordt geverifieerd of de eerste vloeistof uit het voorraadhouder overeenkomt met de in het buffervat gewenste vloeistof, waarbij stap F) slechts plaatsvindt ingeval voomoemde aanvullende verificatiestap slaagt.
19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, waarbij het identificeren van het eerste buffervat tijdens stap A) geschiedt door het scannen van een met het eerste buffervat verbonden tag, welke tag aan het buffervat gerelateerde informatie omvat.
20. Werkwijze volgens conclusie 19, waarbij de tag wordt gevormd door een RFID tag, een barcode en/of een streepjescode.
21. Werkwijze volgens conclusie 19 of 20, waarbij tijdens of na het scannen van de tag de identiteit van het buffervat wordt bepaald door het op basis van de gescande informatie ophalen van de koppelcomponent identificerende gegevens uit een database.
22. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ingeval de verificatie overeenkomstig stap E) niet slaagt, de ten minste ene koppelcomponent tijdens stap G) wordt gereinigd middels een spoelvloeistof.
23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij de werkwijze tevens stap H) omvat, omvattende het tijdens of na het uitvoeren van stap G), het in de tevens tijdens stap D) gebruikte database opslaan van ten minste één kruisverwijzing tussen de identificatie van de ten minste ene koppelcomponent en de identificatie van de spoelvloeistof als vloeistof die het meest recent door het koppelcomponent is geleid.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij na het uitvoeren van stap H) stap E) en conditioneel opvolgend stap F) opnieuw worden uitgevoerd.
25. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze tevens omvat stap I) omvattende het opvolgend op stap F) ontkoppelen van de ten minste ene koppelcomponent van zowel de eerste voorraadhouder als het eerste buffervat.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, waarbij opvolgend op stap I) de stappen A)-E) en conditioneel stap F) opnieuw worden uitgevoerd voor het verplaatsen van een tweede vloeistof van een tweede voorraadhouder naar een tweede buffervat.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, waarbij na het ontkoppelen van de ten minste ene koppelcomponent overeenkomstig stap I) de ten minste ene ontkoppelde koppelcomponent tijdens een opvolgende stap J) wordt gereinigd middels een spoelvloeistof, en waarbij tijdens of na het uitvoeren van stap J), stap K) wordt uitgevoerd, omvattende het in de tevens tijdens stap D) gebruikte database opslaan van ten minste één kruisverwijzing tussen de identificatie van de ten minste ene koppelcomponent en de identificatie van de spoelvloeistof als vloeistof die het meest recent door het koppelcomponent is geleid.
28. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij stap B) eerder wordt uitgevoerd dan stap A).
29. Werkwijze volgens conclusie 4, 9, of 21, waarbij de databases onderling zijn geïntegreerd.
30. Systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat, in het bijzonder door toepassing van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, in meer in het bijzonder voor gebruik in een industriële textielwasserij, omvattende: ten minste één voorraadhouder voorzien van een vloeistof, meerdere buffervaten, waarbij ten minste één eerste buffervat is ingericht voor het houden van een eerste vloeistof en ten minste één tweede buffervat is ingericht voor het houden van een van de eerste vloeistof afwijkende, tweede vloeistof, ten minste één koppelcomponent voor het onderling koppelen van de voorraadhouder met een buffervat voor het via de ten minste ene koppelcomponent verplaatsen van vloeistof vanuit de voorraadhouder naar het gekoppelde buffervat, welke ten minste ene koppelcomponent is voorzien van ten minste één tag, welke tag is voorzien van de koppelcomponent identificerende informatie, ten minste één database voorzien van meerdere kruisverwijzingen, waarbij elke kruisverwijzing wordt gevormd door een identificatie van een koppelcomponent en de identificatie van de vloeistof die als laatst door de koppelcomponent is geleid, ten minste één scaninrichting ingericht voor het scannen van de ten minste ene tag voor het identificeren van de ten minste ene koppelcomponent, en ten minste één met de database en de scaninrichting verbonden verificatie-inrichting voor het op basis van de geïdentificeerde koppelcomponent en de hieraan gerelateerde kruisverwijzing uit de database verifiëren of de geïdentificeerde koppelcomponent mag worden doorstroomd met de uit de voorraadhouder afkomstige vloeistof.
31. Systeem volgens conclusie 30, waarbij de scaninrichting een handscanner omvat.
32. Systeem volgens conclusie 30 of 31, waarbij de voorraadhouder is voorzien van ten minste één tag, welke tag is voorzien van de in de voorraadhouder opgenomen vloeistof identificerende informatie, waarbij de scaninrichting is ingericht om de tag van de voorraadhouder te scannen.
33. Systeem volgens een der conclusies 30-32, waarbij het systeem ten minste één database omvat voorzien van meerdere kruisverwijzingen, waarbij elke kruisverwijzing wordt gevormd door een koppeling tussen de voorraadhoudertag en de identiteit van in de voorraadhouder opgenomen vloeistof.
34. Systeem volgens een der conclusies 30-33, waarbij de verificatie-inrichting is ingericht voor het opslaan van een aanvullende kruisverwijzing in de database, welke kruisverwijzing wordt gevormd door een identificatie van een koppelcomponent en de identificatie van de vloeistof die door de koppelcomponent wordt geleid.
35. Systeem volgens een der conclusies 30-34, waarbij ten minste één koppelcomponent wordt gevormd door een leiding.
36. Systeem volgens een der conclusies 30-35, waarbij ten minste één koppelcomponent wordt gevormd door een pomp.
37. Systeem volgens een der conclusies 30-36, waarbij de voorraadhouder onder tussenkomst van meerdere, serieel geschakelde, koppelcomponenten wordt gekoppeld met een buffervat.
38. Systeem volgens een der conclusies 30-37, waarbij de voorraadhouder wordt gedragen door een voertuig.
39. Systeem volgens een der conclusies 30-38, waarbij ten minste één buffervat is verbonden met een industriële textielwasinrichting.
40. Systeem volgens een der conclusies 30-39, waarbij het systeem meerdere voorraadhouders omvat, waarbij ten minste twee voorraadhouders zijn voorzien van onderling verschillende vloeistoffen.
41. Systeem volgens een der conclusies 30-40, waarbij het systeem ten minste één spoelinrichting omvat voor het met reinigingsvloeistof spoelen van koppelcomponenten.
NL2012707A 2014-04-29 2014-04-29 Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat. NL2012707B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012707A NL2012707B1 (nl) 2014-04-29 2014-04-29 Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat.
DK15163504.2T DK2939975T3 (da) 2014-04-29 2015-04-14 Fremgangsmåde og system til forskydning af en fluid fra en forsyningsbeholder til en buffertank
ES15163504T ES2886077T3 (es) 2014-04-29 2015-04-14 Método y sistema para desplazar un fluido desde un recipiente de suministro a un tanque intermedio
EP15163504.2A EP2939975B1 (en) 2014-04-29 2015-04-14 Method and system for displacing a fluid from a supply container to a buffer tank

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2012707A NL2012707B1 (nl) 2014-04-29 2014-04-29 Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat.

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2012707A NL2012707A (nl) 2016-02-04
NL2012707B1 true NL2012707B1 (nl) 2016-07-18

Family

ID=51398796

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2012707A NL2012707B1 (nl) 2014-04-29 2014-04-29 Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2939975B1 (nl)
DK (1) DK2939975T3 (nl)
ES (1) ES2886077T3 (nl)
NL (1) NL2012707B1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL2012963B1 (nl) 2014-06-06 2016-06-27 Christeyns B V Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een afgiftecomponent.
WO2017211699A1 (en) 2016-06-09 2017-12-14 Unilever Plc Laundry liquid mixing apparatus
ES2899324T3 (es) 2017-01-24 2022-03-10 Bayer Healthcare Llc Sistemas de inyección y adaptadores de jeringa para su uso con los mismos
US11807974B2 (en) 2017-10-05 2023-11-07 Conopco, Inc. Methods and devices for individualized laundry
GB2571336A (en) 2018-02-26 2019-08-28 Unilever Plc Methods and system for monitoring and replenishing one or more laundry components
EP4051077A1 (en) 2019-11-01 2022-09-07 Unilever IP Holdings B.V. Recyclable auto-dosing container

Family Cites Families (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH06313500A (ja) * 1993-04-30 1994-11-08 Suntory Ltd 配管系の接続状態検知方法
GB0208099D0 (en) * 2002-04-09 2002-05-22 Syltone Plc Fluid supply system
WO2012031323A1 (en) * 2010-09-07 2012-03-15 Orica Australia Pty Ltd Fluid transfer
US8952784B2 (en) * 2012-05-23 2015-02-10 Eastman Kodak Company Verifying identification of sequentially supplied fluids
US20130314217A1 (en) 2012-05-23 2013-11-28 Edward Zogg Verifying identification of fluid supplied through hose
US20130314213A1 (en) 2012-05-23 2013-11-28 Edward Zogg Identifying fluid supplied through hoses

Also Published As

Publication number Publication date
EP2939975A1 (en) 2015-11-04
EP2939975B1 (en) 2021-07-14
NL2012707A (nl) 2016-02-04
DK2939975T3 (da) 2021-09-20
ES2886077T3 (es) 2021-12-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2012707B1 (nl) Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een buffervat.
NL2012963B1 (nl) Werkwijze en systeem voor het verplaatsen van een vloeistof vanuit een voorraadhouder naar een afgiftecomponent.
KR102492129B1 (ko) 동적인 재고 관리 시스템 및 방법
CN104008475B (zh) 一种商品出库方法
JP2009036511A (ja) 検体前処理システム
EP3105171B1 (en) Apparatus for emptying a fluid container and method for coupling a fluid container to a corresponding apparatus
KR101210918B1 (ko) 부유식 구조물의 자동화된 유지보수관리 시스템
KR101927132B1 (ko) 학습 기반 물류 자동화 시스템, 장치 및 방법
WO2005114385A1 (en) Method and apparatus supporting container identification for multiple quay cranes
US20090130962A1 (en) Filling machine and a filling method
CN110738447A (zh) 工场零件打包防错系统
CN114132763B (zh) 一种三维集装箱自动装载方法及系统
CN109073667A (zh) 检体传送系统及检体传送方法
KR101866513B1 (ko) 컨베이어 이송방식의 물품 포장 관리 시스템
US11926517B2 (en) Container management system
KR101615306B1 (ko) 운송장의 문자를 인식하여 배송지를 검출하는 운송장 문자인식시스템
CN110781703A (zh) 用于生成发货信息的方法、移动设备和分析处理计算机
JP2008114955A (ja) ピッキング補助装置、ピッキング補助方法、ピッキングシステム、及びプログラム
US20200384960A1 (en) Method for operating a vehicle washing system
CN106995076B (zh) 使用输送装置的包装管理系统
CN112789661B (zh) 用于处理容器的系统及方法
KR20100094277A (ko) Rfid를 이용한 용기 투입물 관리방법
CN110059831A (zh) 实现船舶用油漆的使用流程中监控的方法及装置
CN111429079B (zh) 一种基于电商平台的物流调度方法
KR100806019B1 (ko) 실시간 마스터 데이터를 이용한 전자상품코드 캡쳐 방법 및시스템