NL2010805C2 - Inrichting en werkwijze voor het door middel van laser verjagen van vogels. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het door middel van laser verjagen van vogels

De onderhavige uitvinding betreft het verjagen van vogels. Vogels kunnen overlast veroorzaken, in het bijzonder op luchthavens voor vliegtuigen en helikopters, maar ook bij boomgaarden, waar de vogels veelal het fruit consumeren.

Volgens de stand van de techniek is een inrichting voor het verjagen van vogels bekend, die is voorzien van een vast opgesteld frame, een met het frame verbonden laserlichtgenerator met inbegrip van een laserlichtbron voor het opwekken van een laserlichtbundel, een voedings schakeling voor het voeden van de laserlichtbron, met de laserlichtgenerator verbonden aandrijfmiddelen voor het laten bewegen van tenminste een deel van de laserlichtgenerator en een besturingsorgaan voor het besturen van de laserlichtbron en van het aandrijfbare deel van de laserlichtgenerator.

Deze bekende inrichting wekt bij activering een laserbundel op, die de vogels dient te verjagen. Daar de inrichting vast is opgesteld, zal de laserbundel stationair zijn en is het verjagende effect gering, in het bijzonder daar de vogels wennen aan de aanwezigheid van de laserbundel.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een dergelijke inrichting waarvan het verjagende effect groter is.

Dit doel wordt bereikt doordat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het een herhalende beweging doen uitvoeren van tenminste een aandrijfbaar deel van de laserlichtgenerator. Deze maatregelen veroorzaken aldus een bewegende laserbundel, die een veel grotere afschrikkende en verjagende werking heeft dan een stilstaande bundel. Opgemerkt wordt dat de vogels de laserbundel als een fysiek object zien en daardoor sneller worden verjaagd.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het verjagen van vogels, omvattende het in een vast opgestelde inrichting opwekken van een de vogels verjagende laserbundel, waarbij de laserlichtbundel een herhalende beweging uitvoert.

Volgens een eerste uitvoeringsvorm is het aandrijfbare deel van de laserlichtgenerator ingericht voor het in een enkele richting doen bewegen van de laserlichtbundel. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel van een eenvoudige constructie.

Volgens een andere uitvoeringsvorm is het aandrijfbare deel van de laserlichtgenerator ingericht voor het in een tweede richting doen bewegen van de laserlichtbundel. Hiermede wordt meer variatie in het patroon verkregen zodat de minder snel gewenning optreedt bij de vogels.

Het is in principe mogelijk de laserlichtbron te laten bewegen, in het bijzonder wanneer de laserlichtbron een simpele constructie heeft. Wanneer snelle, hoogfrequente bewegingen moeten worden uitgevoerd, heeft het echter de voorkeur dat de laserlichtgenerator een na de laserlichtbron geschakelde, van spiegels voorziene afbuiginrichting omvat, dat de laserlichtbron vast met het frame is verbonden en dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het aandrijven van de afbuiginrichting. Deze configuratie kan zowel bij de in een enkele richting beweegbare laserbundel worden toegepast, waarbij slechts een enkele beweegbare spiegel noodzakelijk is, maar tevens bij een in twee richtingen beweegbare laserbundel, waarbij twee beweegbare spiegels of andere afbuigende organen vereist zijn.

Daar de inrichting volgens de uitvinding poogt vogels te verjagen, is het van belang dat de vogels de verjagende laserbundel of de daardoor opgewekt lichtvlek zien. In het bijzonder bij vliegverkeer dient te worden voorkomen dat de laserbundel piloten of andere personen hindert. Hiertoe heeft het de voorkeur dat de laserlichtbron is ingericht voor het opwekken van laserlicht met een golflengte tussen 300 nm en 400 nm. De uitvinding betreft tevens een werkwijze, waarbij laserlicht met een golflengte tussen 300 nm en 400 nm wordt opgewekt. Het is overigens ook mogelijk met voor mensen zichtbaar licht, in het bijzonder groen licht te werken.

Alhoewel een enkele laserbundel de vogels kan verjagen, is het gebied waar de vogels werkelijk door de laserbundel worden verjaagd, klein. Er bestaat dan ook behoeft aan een verschijnsel dat een groter volume inneemt, zodat het verjagende effect zich over een groter gebied uitstrekt. Dit doel wordt bereikt doordat het besturingsorgaan is ingericht voor het met een zodanig hoge frequentie doen bewegen van de laserbundel, dat een vogel de bewegende laserbundel als een vlak waarneemt. Het vlak neemt schijnbaar een aanzienlijk groter volume in dan de stilstaande laserbundel, zodat het verjagende effect groter is. Deze uitvoeringsvorm betreft tevens een werkwijze, waarbij de laserbundel met een zodanig hoge frequentie wordt bewogen, dat een vogel de bewegende laserbundel als een vlak waarneemt.

Het richten van de laserbundel op de grond veroorzaakt een lichtplek, die, in het bijzonder wanneer deze naar de vogels toe beweegt, de vogels verjaagt. De laserbundel op zich is, wanneer deze voldoende vermogen heeft, en de omgeving voldoende donker is, eveneens zichtbaar voor vogels. Om van beide effecten gebruik te kunnen maken, is het aantrekkelijk wanneer de inrichting is ingericht voor het zowel naar vaste structuren als in de lucht richten van de laserbundel.

Wanneer de inrichting op een bewegende structuur, zoals een schip is geplaatst, bestaat het gevaar dat de laserbundel tot boven de horizon straalt, hetgeen ongewenst is. Om dit te voorkomen, is in een dergelijke situatie de inrichting voorzien van middelen voor het beperken van de elevatiehoek van de uittredende laserbundel. Ook is het mogelijk, in combinatie met de bovenstaande maatregel of zonder deze maatregel, de elevatiehoek en de richting dynamisch aan te passen aan de bewegingen van de structuur.

Om het verdrijvende effect van de laserbundel te vergroten, heeft het de voorkeur dat de inrichting is ingericht voor het schokkend doen bewegen van de laserbundel.

Om structuren zoals windturbines of boorplatforms tegen vogels te beschermen, is, volgens een voorkeursuitvoeringsvorm, de inrichting ingericht voor het doen beschrijven van een figuur die de omhullende vormt van een structuur.

Nadat de vogels zijn verjaagd door de inrichting volgens de uitvinding, keren zij veelal terug naar de positie waaruit zij zijn verjaagd, in het bijzonder wanneer deze posities aantrekkelijk zijn voor de vogels, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van eetbare gewassen. Om na terugkeer van de vogels de vogels opnieuw te verjagen, stelt een voorkeursuitvoeringsvorm voor dat het besturingsorgaan is ingericht voor het herhaaldelijk doen uitvoeren van een programma door de laserbundel. Het is hierbij mogelijk dat het programma op regelmatige tussenpozen wordt uitgevoerd, maar ook dat de frequentie onregelmatig is. Tevens is het mogelijk dat alleen bij schemering en bij duisternis het programma wordt herhaald.

Vanwege de eenvoudige uitvoering, is het aantrekkelijk wanneer het besturingsorgaan is ingericht voor het telkens uitvoeren van het zelfde programma.

Het is echter eveneens mogelijk dat de besturingsorgaan is ingericht voor het telkens uitvoeren van een ander programma. Hierbij is het verjagende effect groter daar de vogels worden verrast door het telkens veranderende patroon, daar nauwelijks gewenning door de vogels optreedt. Het besturingsorgaan moet dan wel zijn ingericht voor het besturen van de verschillende patronen.

In het bijzonder wanneer de inrichting autonoom, dat wil zeggen zonder detectie of voorspelling van vogels werkt, is het aantrekkelijk wanneer het besturingsorgaan is ingericht voor het op van de voren bepaalde tijdstippen uitvoeren van een programma. Deze tijdstippen kunnen met variërende tussenpozen, zoals bijvoorbeeld bepaald door een random-generator, zijn bepaald, maar het is ook mogelijk dat op vaste tijdstippen of met vaste tussenpozen het programma wordt uitgevoerd. Het is trouwens eveneens mogelijk de invloed van het licht mee te nemen bij de bepaling van de tijdstippen waarop het programma wordt uitgevoerd en de keuze van het programma.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm is het besturingsorgaan voorzien van invoermiddelen en zijn de invoermiddelen ingericht voor het invoeren van de eigenschappen van het door de laser te beschrijven traject. Onder de term eigenschappen worden bijvoorbeeld extreme posities of delen van het traject verstaan.

Om onnodig energiegebruik te vermijden en om gewenning van de vogels aan een patroon te voorkomen, is volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de inrichting voorzien van een vogeldetectieorgaan voor het detecteren van vogels in de omgeving van de inrichting, is het vogeldetectieorgaan verbonden met het besturingsorgaan en is het besturingsorgaan ingericht voor het uitvoeren van een programma na detectie van een aantal vogels door het vogeldetectieorgaan. Met deze maatregelen wordt het programma alleen uitgevoerd wanneer er werkelijk vogels aanwezig zijn. De uitvinding betreft tevens een werkwijze, waarbij na detectie van een aantal vogels de laserbundel een programma uitvoert.

Als alternatief, of in combinatie met de bovengenoemde maatregel, is de inrichting voorzien van een voorspellingsorgaan voor het voorspellen van een de omgeving van de inrichting naderend vliegtuig, is het voorspellingsorgaan verbonden met het besturingsorgaan en is het besturingsorgaan ingericht voor het uitvoeren van een programma wanneer het voorspellingsorgaan de nadering van een vliegtuig voorspelt. Onder een vliegtuig wordt elk zich door de lucht voortbewegend lichaam, zoals een helikopter en een onbemand vliegtuig verstaan. Deze maatregel houdt rekening met de grote snelheid van vliegtuigen, zodat de vogels ruim voor aankomst van het vliegtuig in het gebied waar de inrichting is geplaatst, zijn verjaagd. Deze uitvoeringsvorm betreft tevens een werkwijze, waarbij na detectie van een aantal vogels de laserbundel een programma uitvoert.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de inrichting ingericht voor het opwekken van een in een richting snel bewegende laserbundel die door vogels wordt waargenomen als een vlak bij voorspelling van de nadering van een vliegtuig. Door het opwekken van een dergelijk ‘vlak’ wordt de afschrikwekkende werking tegen de vogels vergroot, terwijl door een geschikte positionering van het ‘vlak’ ten opzichte van de start- of landingsbaan, wordt voorkomen dat vogels deze baan benaderen.

In sommige situaties, bijvoorbeeld in fel zonlicht, zijn de laserbundels en de vlekken op de grond of op vaste structuren slecht waarneembaar voor de vogels. Om in een dergelijke toestand de vogels ook effectief te kunnen verjagen, stelt een verdere uitvoeringsvorm voor dat de inrichting is voorzien van alternatieve vogelverjaagmiddelen voor het op een andere wijze dan met laserlicht verjagen van vogels en dat het besturingsorgaan is ingericht voor het besturen van de alternatieve vogelverjaagmiddelen. De aanwezigheid van fel zonlicht of van een andere bron afkomstig licht kan worden gedetecteerd door een lichtdetector.

Alhoewel niet wordt uitgesloten dat de alternatieve vogelverjaagmiddelen voorafgaand of na de laserlichtgenerator worden geactiveerd, heeft het de voorkeur dat het besturingsorgaan is ingericht voor het tegelijkertijd met de laserlichtgenerator activeren van de alternatieve vogelverjaagmiddelen.

Voorts heeft het de voorkeur wanneer het besturingsorgaan is ingericht voor het na het uitvoeren van een programma met de laserlichtgenerator uitvoeren van een aanwezigheidsdetectie van vogels en bij de aanwezigheid van vogels activeren van de alternatieve vogelverjaagmiddelen. Hiermede is het mogelijk, aanvankelijk gebruik te maken van de met laserlicht werkende vogelverjaagmiddelen en in situaties wanneer deze niet effectief zijn gebleken, gebruiken van alternatieve vogelverjaagmiddelen.

De alternatieve vogelverjaagmiddelen omvatten bijvoorbeeld een inrichting voor het opwekken van een waterstraal of middelen voor het opwekken van geluid.

Vervolgens wordt de onderhavige uitvinding toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen waarin voorstellen:

Figuur 1: een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;

Figuur 2: een schematisch bovenaanzicht van de in figuur 1 afgebeelde inrichting;

Figuur 3: een zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding en de daardoor opgewekte laserbundel;

Figuur 4: een bovenaanzicht van een specifieke configuratie volgens de uitvinding;

Figuur 5: een bovenaanzicht van een variant van de in figuur 4 weergegeven configuratie;

Figuur 6: een perspectivisch aanzicht van een andere uitvoeringsvorm; en

Figuur 7: een zijaanzicht van een specifiek voor windturbines geschikte configuratie.

De in de figuren 1 en 2 afgebeelde, in zijn geheel met 1 aangeduide inrichting omvat een vast opgesteld frame 2, waarin een laserbron 3 is bevestigd, met zijn optische as 4 naar boven gericht. Boven de laserbron 4 is, verbonden met het frame 2, een paar lagers 5 geplaatst, waarin een as 6 roteerbaar is gelagerd. De as 6 is in rotatie aandrijfbaar door een elektromotor 7. Op de as is een spiegel 8 aangebracht. Door aandrijving van de elektromotor 7 wordt de rotatiepositie van de spiegel 8 geregeld om daarmede de mate van afbuiging van de uit de laserbron 3 tredende laserbundel 4 in een horizontaal vlak te besturen. Voor de voeding van de laserbron 3 is een voedingseenheid 9 aanwezig en voor de besturing van de elektromotor 7 en de laserbron 3 is een besturingseenheid 10 geplaatst. Het geheel is ondergebracht in een behuizing 11. De voedingseenheid kan worden gevormd door een accu, veelal gecombineerd met een PV-paneel, maar kan ook worden gevormd door een aansluiting op een voedingsnet.

Bij activering van de inrichting wordt door middel van de voedingseenheid 9 en de besturingseenheid 10 de laserbron 3 ingeschakeld zodat een laserbundel 4 volgens de optische as uit de laserbron 3 treedt. Deze laserbundel 4 treft de spiegel 8, die een schuine stand inneemt, zodat de door de spiegel 8 weerkaatste laserbundel 12 in horizontale richting uittreedt. Hiermede is de inrichting geschikt voor het opwekken van een stationaire laserbundel, die, zoals hierboven is beschreven in horizontale richting uittreedt en die door de vogels wordt waargenomen, waardoor de vogels worden verjaagd. De laserbundel 12 kan, onder invloed van de besturingseenheid 10 en de spiegel 8 ook naar beneden hellend of naar boven hellend uittreden. In het laatste geval zal de laserbundel de bodem raken en op de bodem een lichtvlek veroorzaken die de vogels verjaagt.

Het bovenstaande betreft een stationaire oplossing; het is, zoals reeds is toegelicht, eveneens mogelijk gebruik te maken van een beweegbare laserbundel. Hiertoe dient, in de bovenstaande uitvoeringsvorm de elektromotor 7 de spiegel zodanig aan te drijven dat de uittredende laserbundel 12 in de verticale richting beweegt. Door de aldus ontstane dynamiek worden de vogels gemakkelijker verjaagd. Een dergelijke situatie is weergegeven in figuur 3. Wanneer de spiegel met een hoge snelheid wordt aangedreven, nemen de vogels de laserbundel waar als een vlak 13. Deze uitvoeringsvorm vereist een snel bewegende spiegel. Hiertoe kan weliswaar wel gebruik worden gemaakt van een snel roterende elektromotor, zoals bij de hierboven beschreven uitvoeringsvorm, maar het is ook mogelijk hiervoor gebruik te maken van een elektrisch aandrijforgaan met de structuur van een galvanometer.

Figuur 4 toont uit situatie waarin twee in figuur 3 weergeven inrichtingen la, lb aan weerszijden van een start- of landingsbaan 15 zijn geplaatst. Hiermede worden twee laserbundels 12 opgewekt die door hun snelle beweging ogenschijnlijk een verticaal vlak vormen. Bij de in figuur 4 getoonde situatie is duidelijk hoe deze vlakken de starten landingbaan 15 vrijhouden van vogels 16 opdat het gevaar dat een vliegtuig 17 een vogel treft, zo klein mogelijk is. Uiteraard is het hierbij wel noodzakelijk dat voorafgaand aan het opwekken van het in figuur 4 weergegeven stralingspatroon de vogels 16 van de start- en landingsbaan 15 worden verjaagd, bijvoorbeeld door één van beide of beide laserbundels 12 boven de start- en landingsbaan te 15 laten zwaaien.

Uiteraard zijn andere configuraties mogelijk; zo is het mogelijk de inrichtingen 1 zodanig op te stellen dat de schijnbare vlakken 13 zich dwars op de start- en landingsbaan 15 uitstrekken. Hiermede wordt voorkomen dat vogels 16 zich in de lengterichting van de start- en landingsbaan zich naar het deel begeven waar de vliegtuigen 17 landen en starten. Het is overigens aantrekkelijker wanneer slechts een enkele inrichting 1 volgens de uitvinding aanwezig is en de uit de inrichting 1 tredende laserbundel zich niet alleen in het verticale vlak maar ook in het horizontale vlak verplaatst. In het bijzonder wanneer de bewegingen in het verticale vlak snel zijn en de bewegingen in het horizontale valk langzamer, wordt een voor de vogels schijnbaar zwenkend vlak verkregen. Deze configuratie kan overigens ook in andere situaties worden toegepast.

Voorts kunnen de hierboven beschreven inrichtingen worden gekoppeld met een voorspelling sinrichting voor het voorspellen van de aankomst van een vliegtuig, zodat slechts dan de inrichting wordt ingeschakeld. Hiertoe kan een koppeling worden gemaakt met de installaties van de luchtverkeersleiding. Ook kan een koppeling worden gemaakt met een aanwezigheidsdetector voor vogels om slechts wanneer er vogels aanwezig zijn, een laserbundel op te wekken.

Ten slotte toont figuur 6 een situatie waarin een inrichting 21 volgens de uitvinding is geplaatst op een helikopterplatform 22, bijvoorbeeld op een booreiland. Op een stalen constructie 23, die deel uitmaakt van een verder niet weergegeven booreiland, is het helikopterplatform 22 geplaatst, evenals een inrichting 21 volgens de uitvinding. Deze inrichting is ingericht voor het opwekken van een laserbundel 25, die gericht is naar het helikopterplatform 22. Hierbij kan de laserbundel in beide richtingen over het platform 22 heen bewegen voor het verjagen van op het platform aanwezige vogels. Voorts omvat de inrichting volgens de uitvinding een op de inrichting 21 geplaatst waterkanon 27. De besturing van het waterkanon 27 is hierbij zodanig geprogrammeerd, dat de uit het waterkanon 27 tredende waterstraal 28 naar hetzelfde deel van het platform 22 wordt gericht als de uit de inrichting 24 tredende waterstraal laserbundel 25. Bij het tegelijkertijd werken van de laserbundel 25 en de waterstraal 28, worden de vogels op twee manieren tegelijkertijd verjaagd. Het is echter ook mogelijk om de waterstraal te gebruiken als alternatief voor de laserbundel, bijvoorbeeld wanneer door fel zonlicht de laserbundel slecht zichtbaar is voor de vogels. Ook is het mogelijk beide media afwisselend toe te passen.

Ook bij deze uitvoeringsvorm kan de laserbron of het waterkanon zijn ingericht om slechts te worden geactiveerd bij detectie van vogels of bij de verwachting van de aankomst of vertrek van een helikopter. Ten slotte is het, even als bij de aanvankelijk besproken uitvoeringsvorm mogelijk de waterstraal of de laserbundel te richten op de plaats waar vogels zijn waargenomen.

De in figuur 7 afgebeelde uitvoeringsvorm is geschikt voor plaatsing op een windturbine 30. De inrichting 31 volgens de uitvinding is geplaatst op een ring 32, die roteerbaar rondom de mast 33 van de windturbine 30 is aangebracht. De inrichting 31 is beweegbaar langs de ring 32 door middel van niet weergegeven aandrijfmiddelen. De inrichting 31 is ingericht voor het uitzenden van een laserbundel 34 die zich schuin naar boven onder een hoek ten opzichte van de mast 33 uitstrekt. Hierbij is de hoek zodanig gekozen dat de laserbundel 32 bij rotatie van de inrichting langs de ring, een kegel beschrijft, welke kegel de baan van de bladen 35 van de windturbine 30 omhult.

Claims (27)

1. Inrichting voor het verjagen van vogels, omvattende: - een vast op een structuur opgesteld frame; - een met het frame verbonden laserlichtgenerator met inbegrip van een laserlichtbron voor het opwekken van een laserlichtbundel; - een voedingsschakeling voor het voeden van de laserlichtbron; - met de laserlichtgenerator verbonden aandrijfmiddelen voor het laten bewegen van tenminste een deel van de laserlichtgenerator; en - een besturingsorgaan voor het besturen van de laserlichtbron en van het aandrijfbare deel van de laserlichtgenerator, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het een beweging doen uitvoeren van tenminste een aandrijfbaar deel van de laserlichtgenerator.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het aandrijfbare deel van de laserlichtgenerator is ingericht voor het in een enkele richting doen bewegen van de laserlichtbundel.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aandrijfbare deel van de laserlichtgenerator is ingericht voor het in een tweede richting doen bewegen van de laserlichtbundel.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de laserlichtgenerator een na de laserlichtbron geschakelde, van spiegels voorziene afbuiginrichting omvat, dat de laserlichtbron vast met het frame is verbonden en dat de aandrijfmiddelen zijn ingericht voor het aandrijven van de afbuiginrichting.

5. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de laserlichtbron is ingericht voor het opwekken van laserlicht met een golflengte tussen 300 nm en 400 nm.

6. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is ingericht voor het met een zodanig hoge frequentie doen bewegen van de laserbundel, dat een vogel de bewegende laserbundel als een vlak waarneemt.

7. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het zowel op vaste structuren als in de lucht richten van de laserbundel.

8. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht om op een bewegende structuur, zoals een schip te worden geplaatst en dat de inrichting is voorzien van middelen voor het beperken van de elevatiehoek van de uittredende laserbundel.

9. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het schokkend doen bewegen van de laserbundel.

10. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het doen beschrijven van een figuur die de omhullende vormt van een structuur.

11. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is ingericht voor het herhaaldelijk doen uitvoeren van een programma door de laserbundel.

12. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is ingericht voor het telkens uitvoeren van het zelfde programma.

13. Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de besturingsorgaan is ingericht voor het telkens uitvoeren van een ander programma.

14. Inrichting volgens conclusie 11, 12 of 13, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is ingericht voor het op van de voren bepaalde tijdstippen uitvoeren van een programma.

15. Inrichting volgens één van de conclusies 11-14, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is voorzien van invoermiddelen en dat de invoermiddelen zijn ingericht voor het invoeren van eigenschappen van het door de laserbundel te beschrijven traject.

16. Inrichting volgens één van de conclusies 11-15, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een vogeldetectieorgaan voor het detecteren van vogels in de omgeving van de inrichting, dat het vogeldetectieorgaan is verbonden met het besturingsorgaan en dat het besturingsorgaan is ingericht voor het uitvoeren van een programma na detectie van een aantal vogels door het vogeldetectieorgaan.

17. Inrichting volgens één van de conclusies 11-15, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van een voorspellingsorgaan voor het voorspellen van een de omgeving van de inrichting naderend vliegtuig, dat het voorspellingsorgaan is verbonden met het besturingsorgaan en dat het besturingsorgaan is ingericht voor het uitvoeren van een programma wanneer het voorspellingsorgaan de nadering van een vliegtuig voorspelt.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat de inrichting is ingericht voor het opwekken van een in een richting snel bewegende laserbundel die door vogels wordt waargenomen als een vlak bij voorspelling van de nadering van een vliegtuig.

19. Inrichting volgens één van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is voorzien van alternatieve vogelverjaagmiddelen voor het op een andere wijze dan met laserlicht verjagen van vogels en dat het besturingsorgaan is ingericht voor het besturen van de alternatieve vogelverjaagmiddelen.

20. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is ingericht voor het tegelijkertijd met de laserlichtgenerator activeren van de alternatieve vogelverj aagmiddelen.

21. Inrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat het besturingsorgaan is ingericht voor het na het uitvoeren van een programma met de laserlichtgenerator uitvoeren van een aanwezigheidsdetectie van vogels en bij de aanwezigheid van vogels activeren van de alternatieve vogelverjaagmiddelen.

22. Inrichting volgens conclusie 19, 20 of 21, met het kenmerk, dat de alternatieve vogelverjaagmiddelen een inrichting voor het opwekken van een waterstraal of middelen voor het opwekken van geluid omvatten.

23. Werkwijze voor het verjagen van vogels, omvattende het in een vast opgestelde inrichting opwekken van een de vogels verjagende laserbundel, met het kenmerk, dat de laserlichtbundel een herhalende beweging uitvoert.

24. Werkwijze volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat laserlicht met een golflengte tussen 300 nm en 400 nm wordt opgewekt.

25. Werkwijze volgens conclusie 23 of 24, met het kenmerk, dat de laserbundel met een zodanig hoge frequentie wordt bewogen, dat een vogel de bewegende laserbundel als een vlak waarneemt.

26. Werkwijze volgens conclusie 23, 24 of 25, met het kenmerk, dat na detectie van een aantal vogels de laserbundel een programma uitvoert.

27. Werkwijze volgens één van de conclusies 23-26, met het kenmerk, dat na detectie van een aantal vogels de laserbundel een programma uitvoert.