NL2010680C2 - Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten. - Google Patents

Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten. Download PDF

Info

Publication number
NL2010680C2
NL2010680C2 NL2010680A NL2010680A NL2010680C2 NL 2010680 C2 NL2010680 C2 NL 2010680C2 NL 2010680 A NL2010680 A NL 2010680A NL 2010680 A NL2010680 A NL 2010680A NL 2010680 C2 NL2010680 C2 NL 2010680C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
control unit
lighting
ballast
ballasts
local control
Prior art date
Application number
NL2010680A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Somsen
Derk Jan Hesselink
Original Assignee
Nedap Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nedap Nv filed Critical Nedap Nv
Priority to NL2010680A priority Critical patent/NL2010680C2/nl
Priority to PCT/NL2014/050260 priority patent/WO2014175731A2/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2010680C2 publication Critical patent/NL2010680C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H05ELECTRIC TECHNIQUES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • H05BELECTRIC HEATING; ELECTRIC LIGHT SOURCES NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; CIRCUIT ARRANGEMENTS FOR ELECTRIC LIGHT SOURCES, IN GENERAL
    • H05B47/00Circuit arrangements for operating light sources in general, i.e. where the type of light source is not relevant
    • H05B47/10Controlling the light source
    • H05B47/175Controlling the light source by remote control

Description

Titel: Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten.
De uitvinding heeft betrekking op een verlichtingssysteem voorzien van tenminste een verlichtingsgroep waarbij elke verlichtingsgroep is voorzien van een lokale controle-eenheid en een veelvoud van ballasten die elk zijn voorzien van een elektronisch circuit voor het voeden van tenminste een lamp die in gebruik met een bahast is verbonden waarbij elk elektronisch circuit is voorzien van een ballastcontrole-eenheid die communicatief met de lokale controle-eenheid is verbonden. Een dergelijk systeem is op zich bekend. Bij dit bekende systeem wordt de lokale controle-eenheid gebruikt om de bahasten te besturen voor het aan- of uitschakelen van de lampen en/of het dimmen van de lampen. Nadeel van de bekende systemen is dat de betrouwbaarheid, efficiency, controleerbaarheid en bestuurbaarheid van de systemen niet optimaal is. De uitvinding beoogt een oplossing te bieden voor tenminste een deel van deze problemen, meer in het bijzonder voor elk van de genoemde problemen.
Het verlichtingssysteem volgens de uitvinding wordt dienovereenkomstig gekenmerkt in dat elke ballastcontrole-eenheid is ingericht voor het verkrijgen van parameters die een status van de werking van het elektronisch circuit van de betreffende ballast karakteriseren, zoals de grootte van een spanning die aan de tenminste ene lamp wordt toegevoerd en een grootte van de stroom die door de tenminste ene lamp loopt, waarbij elke ballast is voorzien een identificatiecode en waarbij het systeem dusdanig is ingericht dat, in gebruik, elke ballastcontrole-eenheid tenminste een door de ballastcontrole-eenheid bepaalde parameter tezamen met een identificatiecode van de betreffende ballast waarop de tenminste ene parameter betrekking heeft kan toevoeren aan de lokale controle-eenheid. Doordat de lokale controle-eenheid de betreffende parameter tezamen met een identificatiecode van de betreffende ballast ontvangt, kunnen, zo men dit wil, verlichtingssystemen worden verkregen met een aantal verdere bijzondere eigenschappen die één of meer van de genoemde problemen oplost. Zo is het mogelijk dat een parameter die wordt gegenereerd betrekking heeft op diagnostische gegevens van een ballast en/of diagnostische gegevens van een bij de ballast behorende tenminste ene lamp. Zo kan een dergelijk diagnostisch gegeven bijvoorbeeld een grootte van de lampstroom omvatten. Deze grootte van de lampstroom kan bijvoorbeeld iets zeggen over de status van de lamp, bijvoorbeeld over een veroudering van de lamp. Hierdoor kan, zo men dit wil, door de lokale controle-eenheid worden bepaald of de betreffende lamp wellicht moet worden vervangen. Ook is het mogelijk dat aan een parameter die door een ballastcontrole-eenheid wordt gegenereerd tevens informatie wordt gekoppeld over een tijdsstip waarop de betreffende parameter is bepaald. De lokale controle-eenheid ontvangt dan de betreffende parameter in combinatie met de identificatiecode alsmede met een tijdstip waarop of tijdsperiode waarin de betreffende parameter is bepaald. Hierdoor wordt het mogelijk voor de lokale controle-eenheid om een verloop of een trend in een dergelijke parameter te bepalen. Indien de betreffende parameter bijvoorbeeld de lampstroom is bij maximaal vermogen van de lamp, kan door het verloop van de lampstroom in de tijd wederom een bepaalde conclusie worden getrokken over de status van de lamp.
Meer in het algemeen geldt dat de lokale controle-eenheid kan zijn ingericht om de ontvangen parameters per ballast of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken. Zoals gezegd kan de betreffende parameter een grootte van de lampstroom zijn, de grootte van een spanning die aan de lamp wordt toegevoerd, maar ook bijvoorbeeld de hoogte van de temperatuur van de ballast, meer in het bijzonder binnen een behuizing van de bahast en die met een temperatuursensor kan worden gemeten, de hoogte van een temperatuur van een lamp die met een temperatuursensor kan worden gemeten en een grootte van een druk in een behuizing van de ballast die met een druksensor wordt gemeten. Al deze parameters kunnen dan desgewenst per ballast worden verwerkt om een inzicht te krijgen in de status van de betreffende ballast. Een te hoge temperatuur in de ballast kan ontstaan door een slechte koeling of een te hoge omgevingstemperatuur.
Een te hoge temperatuur kan schadelijk voor de lamp zijn zodat het belangrijk kan zijn deze temperatuur te meten. Het is ook mogelijk dat de betreffende parameters per verlichtingsgroep worden verwerkt om een inzicht te krijgen over de status van de betreffende verlichtingsgroep. Daarnaast is het mogelijk dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen. Een subverlichtingsgroep kan bijvoorbeeld bestaan uit de verzameling van bahasten die in een bepaalde ruimte zijn opgehangen. Een gebouw kan dan zijn voorzien van verschillende ruimtes waarbij de bahasten van elke ruimte een subverlichtingsgroep vormen waarbij alle ballasten van de betreffende ruimtes met de betreffende lokale controle-eenheid op communicatieve wijze zijn verbonden. De lokale controle-eenheid kan dan zijn ingericht om de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep in combinatie te verwerken. Het kan hier telkens gaan om parameters die betrekking hebben op een enkel tijdstip. Zo kunnen bijvoorbeeld alle parameters op een bepaald tijdstip van een bepaalde subverlichtingsgroep worden bepaald in combinatie worden verwerkt. Dit geldt dan ook voor alle parameters van een verlichtingsgroep. Het is echter ook mogelijk dat er per ballast meer dan één parameter wordt afgegeven zoals de genoemde stroom, spanning en temperatuur. Ook deze parameters kunnen dan per ballast worden verwerkt waarbij deze parameters dan mogelijk bij één en hetzelfde tijdstip behoren of op verschillende tijdstippen zijn verkregen. Het is daarentegen ook mogelijk dat de lokale controle-eenheid is ingericht om in de tijd verspreid informatie te ontvangen van een en dezelfde parameter. Dit kan dan per ballast, per subverlichtingsgroep of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken. Hierdoor kan bijvoorbeeld een verandering in de tijd van de betreffende parameter worden bepaald. Een dergelijke verandering in de tijd kan in verband worden gebracht met bijvoorbeeld een veroudering van een lamp. Het verloop van een temperatuur binnen een behuizing van de ballast kan ook, bijvoorbeeld, in verband worden gebracht met een lekkage in de behuizing van de ballast waarbij koude buitenlucht in deze behuizing kan doordringen. Lekkage kan schadelijk zijn voorde lam, bijvoorbeeld wanneer vocht binnendringt. Ook kan een te hoge temperatuur ontstaan door een slechte koeling of een te hoge omgevingstemperatuur.
Een te hoge temperatuur kan schadelijk voor de lamp zijn. Uiteraard kunnen ook andere parameters worden gebruikt die betrekking hebben op de betreffende ballast en lamp, zoals bijvoorbeeld een gemeten druk binnen de behuizing van de ballast, een met een luchtvochtigheidsensor gemeten luchtvochtigheid binnen de behuizing van de ballast, danwel parameters die met behulp van een gassensor zijn verkregen die in de behuizing van de lamp zijn aangebracht. Dergehjke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
Het is echter eveneens mogelijk dat de parameter zelf al diagnostische gegevens van een bahast en/of bij de ballast behorende tenminste ene lamp omvat. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat het elektronisch circuit van een ballast zelf in staat is om diagnostische parameters te bepalen. Zo is het mogelijk dat het elektronisch circuit bijvoorbeeld aan de hand van het verloop in de tijd van de grootte van de lampstroom bij vol vermogen bepaalt wanneer een betreffende lamp dient te worden vervangen. De betreffende parameter kan dan aangeven binnen welke termijn de lamp moet worden vervangen. De parameter kan dan bijvoorbeeld aflopen van drie, naar twee, naar één en naar nul maanden.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm geldt dat de lokale controle-eenheid is voorzien van informatie over de identificatiecodes van de ballasten en de daarbij behorende posities van de ballasten. Een positie van een bahast kan bijvoorbeeld een (relatieve) positie van een ballast binnen een gebouw representeren of een geografische (absolute) positie zoals een GPS-code. Hierdoor is het mogelijk dat bij de lokale controle-eenheid niet alleen bekend is wanneer een bepaalde lamp moet worden vervangen maar ook waar de betreffende lamp zich bevindt. De diagnose kan door de ballast zelf worden uitgevoerd.
Het is echter ook mogelijk dat de lokale controle-eenheid zelf conclusies trekt op basis van de ontvangen parameters, dat wil zeggen zelf een diagnose uitvoert of een onderhoudsadvies genereert. Een diagnose kan bijvoorbeeld luiden: de lamp is kapot of verouderd; waarbij een onderhoudsadvies kan luiden: vervang de lamp of vervang de lamp binnen een bepaalde tijd. Zo is het mogelijk dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van ontvangen parameters onderhoudsadviezen voor de ballasten en/of de lampen te genereren, meer in het bijzonder dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters onderhoudsadviezen per ballast en/of per lamp te genereren en/of dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per verlichtingsgroep onderhoudsadviezen voor de ballasten en/of lampen te genereren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep onderhoudsadviezen voor de ballasten en/of lampen te genereren.
Indien bijvoorbeeld een parameter aangeeft dat een lamp aan het verouderen is, kan het door de lokale controle eenheid gegenereerde onderhoudsadvies luiden dat alle lampen van een subverhchtingsgroep dienen te worden vervangen dan wel dat alle lampen van de verlichtingsgroep binnen een bepaalde termijn dienen te worden vervangen en/of dat de lampen van dergelijke ballasten binnen een bepaalde termijn dienen te worden vervangen. Ook is het mogelijk dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters de ballast en/of de lamp te diagnosticeren, meer in het bijzonder dat de controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per ballast en/of per lamp een diagnose uit te voeren en/of dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per verlichtingsgroep een diagnose van de ballasten en/of lampen uit te voeren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep een diagnose van de ballasten en/of lampen uit te voeren. Het diagnosticeren kan bijvoorbeeld bestaan uit analyseren van de grootte van een parameter zoals de eerder genoemde grootte van een lampstroom of gemeten temperatuur binnen een behuizing van de ballast. Voor het uitvoeren van een diagnose kan de lokale controle eenheid een gemeten parameter bijvoorbeeld worden vergeleken met een vooraf bepaalde referentiewaarde en/of kan een verzameling van parameters worden vergeleken met een verzameling van referentie waardes. Ook kan het diagnosticeren worden uitgevoerd op basis van het verloop in de tijd van een parameter of van een verzamebng van parameters. De snelheid van het verloop in de tijd van een parameter kan bijvoorbeeld worden vergeleken met een referentie waarde voor het uitvoeren van de diagnose. Ook kunnen de snelheden van het verloop in de tijd van een verzameling van parameters worden vergeleken met een verzameling van referentie waardes voor het uitvoeren van de diagnose.
In het bijzonder geldt dat een veelvoud van de ballasten elk zijn voorzien van een bewegingsmelder waarbij tenminste één parameter die door een ballast controle-eenheid wordt gegenereerd betrekking heeft op gedetecteerde bewegingen met de bewegingsmelder van de betreffende ballast. De betreffende bewegingsmelder van een ballast kan bijvoorbeeld zijn ingericht om een lamp van de ballast aan- en uit te schakelen en/of om het dimniveau (lichtniveau) van de lamp aan te passen in reactie op door de bewegingsmelder gedetecteerde bewegingen. Zo kan bijvoorbeeld de lamp worden aangeschakeld of het lichtniveau van de lamp worden verkleind door deze te dimmen wanneer een beweging wordt gedetecteerd. Zoals gezegd, kan de betreffende parameter echter ook betrekking hebben op deze gedetecteerde beweging. De lokale controle-eenheid kan bijvoorbeeld zijn ingericht om de ontvangen parameters van de verschillende ballasten die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen in combinatie te verwerken. Zo kan bijvoorbeeld worden bepaald waar op een bepaald moment bewegingen binnen een bepaald gebouw plaatsvinden. De lokale controle-eenheid kan immers eveneens informatie omvatten over een positie van een ballast binnen een gebouw. Doordat bijvoorbeeld alle posities van de ballasten binnen het gebouw bekend zijn, waarbij per ballast bewegingen met behulp van de bewegingssensor van de betreffende ballast kunnen worden gedetecteerd is het mogelijk om bijvoorbeeld de bewegingen van een persoon binnen een gebouw te volgen. Ook is het mogebjk om te bepalen waar de meeste bewegingen binnen een gebouw plaatsvinden. In het bijzonder geldt dat aan de parameter die door een ballast controle-eenheid wordt gegenereerd en betrekking heeft op met de bewegingsmelder van de betreffende ballast gedetecteerde bewegingen tevens informatie wordt gekoppeld over tijdstippen waarop de betreffende beweging zijn gedetecteerd. Op deze wijze kan ook worden bepaald wanneer (op welke tijdstippen) bewegingen plaatsvinden in een bepaald gebied danwel kan de intensiteit van bepaalde bewegingen binnen een bepaald gebied worden bepaald (hoeveelheid beweging per tijdseenheid en als functie van de plaats bepalen). In het bijzonder geldt dat de lokale controle-eenheid is voorzien van een display waarbij de lokale controle-eenheid is voorzien van informatie voor het genereren van een kaart van het gebied waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op het display een kaart te genereren van het gebied waarbij de lokale controle-eenheid voorts is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het display, gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar te maken. De kaart kan bijvoorbeeld een plattegrond van een gebouw omvatten waarbij in deze plattegrond gedetecteerde bewegingen worden afgebeeld. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren met een kleur. De kleur blauw kan bijvoorbeeld aangeven dat ergens bewegingen op een bepaald tijdstip zijn gedetecteerd. Ook kan de intensiteit van de bewegingen worden bepaald door te bepalen hoeveel bewegingen er per tijdseenheid worden gedetecteerd. Hierbij kan één beweging bijvoorbeeld worden gedefinieerd een beweging die van een bepaald tijdstip ononderbroken plaatsvindt tot aan een ander tijdstip waarop de beweging weer verdwijnt. De lokale controle-eenheid kan dus bijvoorbeeld zijn ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk (dat wil zeggen als functie van de plaats) zichtbaar worden gemaakt in combinatie met informatie over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd wordt afgebeeld en/of waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij de afgebeelde bewegingsintensiteit van gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk (dat wil zeggen als functie van de plaats) zichtbaar worden gemaakt.
Volgens een praktische variant geldt dat de lokale controle-eenheid is voorzien van een lokale subcontrole-eenheid die met ballasten is verbonden en een lokale server die met de lokale subcontrole-eenheid en het display is verbonden. De lokale subcontrole-eenheid is ingericht voor het ontvangen de parameters van de ballasten en fungeert hierbij in feite als router. De lokale server is ingericht voor het verwerken van door de lokale subcontrole-eenheid ontvangen parameters zoals hiervoor besproken. Ook kan de lokale subcontrole-eenheid informatie naar de ballasten verzenden die bijvoorbeeld wordt afgegeven door de lokale server zoals besturingsinformatie om lampen aan- en uit te schakelen en/of te dimmen. De lokale controle-eenheid kan dus praktisch gezien worden gevormd door twee of meer losse apparaten. In dat geval kan de lokale server zijn ingericht om de kaart te genereren op het display zoals hiervoor besproken. Uiteraard kan een kaart betrekking hebben op een complete verlichtingsgroep danwel op een subverlichtingsgroep. Er kan dus bijvoorbeeld op het display het totaaloverzicht van de verlichtingsgroep worden getoond danwel naar keuze een subverlichtingsgroep zo men dit wil.
Het systeem kan verder zijn voorzien van een draagbare eenheid voor het ter plaatse van een ballast uitlezen van de identificatiecode van de betreffende ballast en voor het in de draagbare eenheid opslaan van deze uitgelezen identificatiecode tezamen met informatie over de locatie van de betreffende ballast en waarbij het systeem is ingericht om in de draagbare eenheid opgeslagen identificatiecodes met bijbehorende posities toe te voeren aan de lokale controle-eenheid. Op deze wijze kan het systeem op eenvoudige wijze worden opgebouwd. De ballasten kunnen dus worden geplaatst tezamen met de lamp en de lokale controle-eenheid kan worden geïnstalleerd. Op dat moment weet de lokale controle-eenheid nog niet welke ballasten zich waar bevinden. Met behulp van de draagbare eenheid kan een persoon een positie en identificatiecode van elk van de bahasten bepalen en hierin (tijdelijk) opslaan en deze vervolgens opslaan in de lokale controle-eenheid door de draagbare eenheid te laten uitlezen. Het gaat hier dus om een handige tooi om het verlichtingssysteem te installeren. De draagbare eenheid kan bijvoorbeeld bestaan uit een smartphone voorzien van een applicatie) of kan bestaan uit een tablet voorzien van een applicatie) voor het installeren van een ballast, hetgeen inhoud het inlezen van de identificatiecode van de ballast en voor het in de draagbare eenheid opslaan van deze identificatiecode tezamen met de informatie over de positie van de betreffende ballast. Deze smartphone of tablet kan dan tevens worden uitgelezen voor het toevoeren aan de lokale controle-eenheid van in de draagbare eenheid opgeslagen identificatiecodes met bijbehorende posities. De identificatiecode van een bahast kan bijvoorbeeld in het elektronisch circuit zijn op geslagen waarbij uitlezing plaatsvindt op draadloze wijze. De identificatiecode kan bijvoorbeeld in een RFID chip van het elektronisch circuit van een ballast zijn opgeslagen. Het is echter eveneens mogelijk dat de identificatiecode van een ballast behalve in het elektronisch circuit tevens op een buitenzijde van de ballast is aangebracht in de vorm van een zichtbare code, zoals een barcode of URL-code en waarbij de draagbare eenheid is ingericht om de zichtbare code in te lezen. In het bijzonder geldt dat de draagbare eenheid is voorzien van een ontvanger zoals een GPS-ontvanger, GSM ontvanger, UMTS- ontvanger of een ontvanger voor een GX-netwerk met X groter dan 3 voor het bepalen van de positie van een ballast. De draagbare eenheid kan dus zijn eigen positie bepalen en daarmee bepaalt de draagbare eenheid dan de positie van de ballast tijdens het uitlezen van de identificatiecode van de ballast. Volgens een ander belangrijk aspect van de uitvinding kan het verbchtingssysteem dusdanig zijn ingericht dat elke ballast individueel of per belichtingsgroep kan worden bestuurd door de lokale controle-eenheid, bijvoorbeeld voor het aanschakelen, uitschakelen en/of dimmen van de lamp. Ook is het mogelijk dat de verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen zoals hiervoor besproken waarbij het systeem dan dusdanig kan zijn ingericht dat de ballasten per subverlichtingsgroep kunnen worden bestuurd door de lokale controle-eenheid. De lokale controle eenheid kan weer zijn samengesteld uit een lokale subcontrole-eenheid en een hiermee communicatief verbonden lokale server. De lokale subcontrole-eenheid kan bijvoorbeeld zijn ingericht voor draadloze communicatie met de ballasten via bijvoorbeeld WiFi en fungeert hierbij bijvoorbeeld als router. Ook kan de lokale subcontrole-eenheid bijvoorbeeld zijn ingericht voor bedrade communicatie met de ballasten (middels een draad of kabel). De lokale subcontrole eenheid kan tevens draadloos (bijvoorbeeld via WiFi) of gedraad (bijvoorbeeld via een lokaal netwerk) met de lokale server zijn verbonden.
Volgens een zeer geavanceerde uitvoeringsvorm van het verbchtingssysteem geldt dat het systeem is voorzien van een veelvoud van verlichtingsgroepen waarbij elke lokale controle-eenheid van de verlichtingsgroep is voorzien van een groepsidentificatiecode en waarbij het systeem verder is voorzien van een centrale controle-eenheid die communicatief met elk van de lokale controle-eenheden is verbonden. De centrale controle-eenheid kan bijvoorbeeld in het hoofdkantoor van een bepaald bedrijf zijn opgesteld terwijl de lokale controle-eenheden verspreid over het land bij diverse nevenvestigingen van het bedrijf zijn opgesteld. Dit is slechts één voorbeeld voor een toepassing van een centrale controle-eenheid. De lokale controle-eenheid kan dan zijn verbonden aan een enkel gebouw terwijl de centrale controle-eenheid ergens centraal staat opgesteld en communicatief is verbonden met elk van de betreffende lokale controle-eenheden. In het bijzonder geldt hierbij dat de centrale controle-eenheid is voorzien van informatie over de groepsidentificatiecodes van de lokale controle-eenheden en de daarbij behorende posities van de centrale controle-eenheden. Op deze wijze weet de centrale controle-eenheid waar een lokale controle-eenheid zich bevindt waarvan deze parameters ontvangt tezamen met een identificatiecode van de lokale controle-eenheid. De parameters kunnen parameters zijn die door de ballasten zijn gegenereerd en door de lokale controle-eenheid is ontvangen zoals hiervoor is besproken. Indien een lokale controle-eenheid een diagnose heeft uitgevoerd of een onderhoudsadvies heeft gegenereerd, zoals hiervoor besproken, kan deze informatie ook aan de centrale controle-eenheid worden toegestuurd, eventueel tezamen met een groepsidentificatiecode van de lokale controle-eenheid.
Voor het geval dat een lokale controle-eenheid wordt toegevoegd aan het systeem dat reeds de centrale controle-eenheid omvat, kan het systeem dusdanig zijn ingericht dat de lokale controle-eenheid informatie die in de lokale controle-eenheid is op geslagen, over de groepsidentificatiecode van de betreffende lokale controle-eenheid kan toesturen aan de centrale controle-eenheid. Op deze wijze weet de centrale controle-eenheid dat de betreffende lokale controle-eenheid aan het systeem is toegevoegd. Ook kan dan de lokale controle-eenheid informatie meesturen over de locatie van de lokale controle-eenheid zodat in de centrale controle-eenheid ook bekend is met de positie van de toegevoegde lokale controle-eenheid. Indien de toegevoegde lokale controle-eenheid ook reeds informatie omvat over de identificatiecodes van ballasten die communicatief met de lokale controle-eenheid zijn verbonden, eventueel gekoppeld aan informatie over de posities van deze ballasten (bijvoorbeeld handmatig of met behulp van de draagbare eenheid ingevoerd bij de lokale controle-eenheid), kan de lokale controle-eenheid deze identificatiecodes eventueel tezamen met de bijbehorende posities van de ballasten aan de centrale controle-eenheid toesturen voor opslag in de centrale controle-eenheid. Op deze wijze kan op eenvoudige wijze een verlichtingsgroep aan het systeem worden toegevoegd.
Meer in het bijzonder geldt dus dat het systeem dusdanig kan zijn ingericht dat een lokale controle-eenheid informatie die in de lokale controle-eenheid is opgeslagen, zoals de groepsidentificatiecode van de betreffende lokale controle-eenheid en een daarbij behorende positie van de lokale controle-eenheid kan toesturen aan de centrale controle-eenheid. De lokale controle-eenheid weet dan dus zelf zijn positie en meldt dit aan de centrale controle-eenheid. Het is echter eveneens mogelijk dat de centrale controle-eenheid zelf al weet waar een lokale controle-eenheid zich bevindt (bijvoorbeeld handmatig ingevoerd) en dus aan de hand van een groepsidentificatiecode die deze ontvangt van de betreffende lokale controle-eenheid ook weet waar deze lokale controle-eenheid zich bevindt. Een positie van de lokale controle-eenheid kan zoals gezegd weer een positie zijn binnen een gebouw of een geografische positie zoals GPS-code of een positie van een gebouw waarin de lokale controle-eenheid zich bevindt. Het is uiteraard mogelijk dat de centrale controle-eenheid ook in hetzelfde gebouw is geplaatst waar zich de lokale controle-eenheden bevinden. Een gebouw kan bijvoorbeeld zo groot zijn dat daarin een veelvoud van lokale controle- eenheden zijn ingebracht, bijvoorbeeld in van elkaar verschillende gebieden van het gebouw waarbij de centrale controle-eenheid zich in een centraal punt van het betreffende gebouw bevindt. Geheel analoog zoals besproken voor de lokale controle-eenheden kan dan een centrale controle-eenheid zijn voorzien van informatie over de identificatiecodes van de ballasten en de daarbij behorende positie van de ballasten van het veelvoud van verlichtingsgroepen. Het systeem kan dusdanig zijn ingericht dat een lokale controle-eenheid informatie die in de lokale controle-eenheid is opgeslagen over identificatiecodes van de ballasten en de daarbij behorende positie van de ballasten, aan een centrale controle-eenheid toe stuurt. De centrale controle-eenheid kan de informatie over identificatiecodes en bijbehorende posities dan opslaan in een geheugen voor later gebruik. Het systeem kan voorts dusdanig zijn ingericht dat in een lokale controle-eenheid aanwezige informatie over parameters die door een ballast is gegenereerd aan de centrale controle-eenheid wordt toegevoerd. Ook kan het zo zijn dat het systeem dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de informatie over het tijdstip waarop de betreffende parameter is bepaald en die aan de betreffende parameter is gekoppeld, eveneens op een aan de betreffende parameter gekoppelde wijze door de lokale controle-eenheid aan de centrale controle-eenheid wordt toegevoerd. De centrale controle-eenheid kan dan aan de hand van de ontvangen parameters en de eventuele tijdstippen vergelijkbare bewerkingen uitvoeren zoals hiervoor besproken voor de lokale controle-eenheid zoals het genereren van onderhoudsadviezen en/of diagnoses per lamp en/of per ballast, per subverlichtingsgroep, en/of per verlichtingsgroep. Er geldt dus dat de centrale controle-eenheid kan zijn ingericht om de ontvangen parameters per ballast of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken en/of dat de verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep in combinatie te verwerken. Ook is het mogelijk dat de centrale controle- eenheid is ingericht om in de tijd verspreid ontvangen parameters per ballast, per subverlichtingsgroep of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een verandering in de tijd van de betreffende parameters zoals hiervoor besproken voor de lokale controle-eenheid. Ook kan de centrale controle-eenheid de lokale controle-eenheden zelf diagnosticeren aan de hand van de ontvangen parameters. Wanneer de van een centrale controle-eenheid ontvangen parameters bijvoorbeeld waarden aannemen die niet bij een ballast en/of lamp kunnen passen, kan dit betekenen dat de lokale controle-eenheid zelf niet goed functioneert. Het is echter ook mogelijk dat een lokale controle-eenheid is ingericht om parameters te genereren die betrekking hebben op de werking van de lokale controle eenheid zelf zoals bijvoorbeeld foutcodes die worden gegenereerd door een microprocessor van de betreffende lokale controle-eenheid. Deze foutcodes kunnen dan ook aan een centrale controle-eenheid worden toegevoerd voor verdere verwerking, bijvoorbeeld voor het genereren van een alarm dat een lokale controle-eenheid kapot is. Overigens geldt ook voor de lokale controle-eenheden dat deze een alarm kunnen genereren wanneer wordt gedetecteerd dat een ballast en/of lamp niet goed meer functioneert, danwel wanneer wordt gedetecteerd dat ballasten en/of lampen van een subverlichtingsgroep niet functioneren, danwel dat wordt gedetecteerd dat ballasten en/of lampen van een verlichtingsgroep niet goed functioneren. Dergelijke varianten worden ook geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
Tevens kan de centrale controle-eenheid zijn ingericht om ballasten, per ballast, per subverlichtingsgroep of per verlichtingsgroep aan te sturen voor bijvoorbeeld het aan- of uitschakelen van lampen en/of het dimmen van lampen. Volgens een zeer geavanceerde uitvoeringsvorm geldt dat het systeem is ingericht om het besturen van de ballasten en/of lampen uit te voeren in reactie op door het systeem ontvangen informatie van een elektriciteitsprovider, in het bijzonder dat het systeem is ingericht om het energieverbruik van de ballasten te regelen in reactie op ontvangen informatie van de elektriciteitsprovider bijvoorbeeld dusdanig dat het energie verbruik van door het systeem geselecteerde ballasten wordt gereduceerd wanneer de elektriciteitsprovider een piek aan energie afgifte ondergaat. De informatie van de elektriciteitsprovider kan bijvoorbeeld worden ontvangen door een lokale controle-eenheid. De lokale controle-eenheid kan bijvoorbeeld in reactie hierop lampen dimmen en/of uitschakelen. Het is echter eveneens mogelijk dat de centrale controle-eenheid de betreffende informatie ontvangt van de elektriciteitsprovider, bijvoorbeeld dat de elektriciteitsprovider een landelijke piek van energie afgifte ondergaat waardoor een elektriciteitsnetwerk kan worden verstoord. De elektriciteitsprovider kan dan aan de centrale controle-eenheid vragen of het mogelijk is om energie te besparen. De centrale controle-eenheid kan dan bijvoorbeeld via de lokale controle-eenheden ballasten dusdanig aansturen dat lampen worden gedimd en/of uitgeschakeld. Ook kan de centrale controle-eenheid een verzoek tot vermogensreductie toezenden aan geselecteerde lokale controle-eenheden waarbij de lokale controle-eenheden zelf op automatische wijze analyseren of lampen die bij de betreffende lokale controle-eenheid horen kunnen worden uitgeschakeld of gedimd. In deze aanvrage wordt onder ballast onder meer verstaan een voeding of schakeling voor het voeden van een gasontladingslamp. Onder een ballast kan echter ook worden verstaan een voeding of schakeling voor het voeden van andere type lampen zoals LED’s TL-buizen, Xenon lampen, halogeenlampen, gloeilampen en dergelijke.
De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Hierin toont:
Figuur la een mogelijke uitvoeringsvorm van een verlichtingssysteem volgens de uitvinding;
Figuur lb een ballast met lamp van het systeem volgens figuur 1
Figuur 2 informatie die op een display van een lokale controle-eenheid en/of centrale controle-eenheid van het systeem van figuur 1 kan worden afgebeeld;
Figuur 3 een kaart voorzien van ballasten en gedetecteerde bewegingen in een gebied dat op een display van een lokale centrale controle-eenheid en/of display van een centrale controle-eenheid van het systeem volgens figuur 1 kan worden afgebeeld;
Figuur 4 de kaart van figuur 3 met geselecteerde informatie van een subgroep van een verlichtingsgroep;
Figuur 5 een kaart met informatie over de posities van verlichtingsgroepen die op een display van een centrale controle-eenheid van het systeem van figuur 1 kan worden afgebeeld;
Figuur 6 informatie over verlichtingsgroepen die op een display van een centrale controle-eenheid van het systeem van figuur 1 kan worden afgebeeld; en
Figuur 7 informatie over verlichtingsgroepen die op een display van een centrale controle-eenheid van het systeem van figuur 1 kan worden afgebeeld waarbij nadere informatie van één geselecteerde verlichtingsgroep wordt getoond
In figuur 1 is met referentienummer 1 een verlichtingssysteem volgens de uitvinding aangeduid. Het verhchtingssysteem is voorzien van drie verlichtingsgroepen 2.1, 2.2 en 2.3. In dit voorbeeld omvat het verlichtingssysteem drie verlichtingsgroepen. De uitvinding is hier echter niet toe beperkt. Het verlichtingssysteem kan zijn voorzien van één of meer verlichtingsgroepen. Een voorbeeld van de opbouw van een verlichtingsgroep is in figuur 1 getoond voor de verlichtingsgroep 2.1. De verlichtingsgroepen 2.2.en 2.3. kunnen op een vergelijkbare wijze zijn opgebouwd.
De verlichtingsgroep 2.1 is voorzien van een lokale controle-eenheid 4 en een veelvoud van ballasten 6.i (i = l, 2, 3, 4, 5). Elke ballast 6.i.
is in dit voorbeeld voorzien van een lamp 8.i. Uiteraard is het ook mogelijk dat een ballast 6.i is voorzien van een veelvoud van lampen. In dit voorbeeld is echter elke ballast voorzien van één lamp.
In figuur lb is de ballast 6.i die is voorzien van de lamp 8.i nader getoond. Voor elke ballast 6.i geldt dat deze is voorzien van een elektronisch circuit lO.i voor het voeden van de tenminste ene lamp 8.i. De lamp 8.i is dus met het elektronisch circuit lO.i verbonden. Het elektronisch circuit regelt ondermeer de gewenste voedingsspanning en stroom voor de lamp 8.i. De lamp 8.i is in dit voorbeeld een gasontladingslamp. Het elektronisch circuit is in dit voorbeeld ingericht voor het opstarten van de lamp 8.i waarbij in een opwarmingsfase de voedingsspanning en stroom op bekende wijze worden aangepast. Na opwarmen wordt de lamp door het elektrisch circuit op opzich bekende wijze voorzien van een nominale voedingsspanning en stroom. Zoals te zien is in figuur la worden alle ballasten van energie voorzien via een voedingsleiding 12 die met een energiebron 14 is verbonden zoals een elektriciteitsnetwerk. De energiebron kan bijvoorbeeld een wisselspanning afgeven van 230V terwijl deze wisselspanning door het elektronisch circuit wordt omgezet in een voor de lamp geschikte gelijkspanning.
De lokale controle-eenheid 4 is in dit voorbeeld voorzien van een lokale subcontrole-eenheid 16 en een lokale server 18 die met een lokale subcontrole-eenheid 16 is verbonden. De lokale subcontrole-eenheid 16 is communicatief verbonden met elk van de elektronische circuits lO.i. van de ballasten. Hiertoe is elk elektronisch circuit lO.i voorzien van een ballast controle-eenheid 20.i die draadloos kan communiceren met de lokale subcontrole-eenheid 16. Hiertoe kan de lokale subcontrole-eenheid bijvoorbeeld zijn voorzien van een router die via WiFi met een ballast controle-eenheid 20.i. kan communiceren (in dit voorbeeld middels tweeweg communicatie). Het elektromagnetische veld dat voor Wifi wordt gebruikt is in de figuur met 22a aangeduid met referentienummer 21.
Elke ballast controle-eenheid 20.i. is ingericht voor het verkrijgen van parameters die een status van de werking van het elektronisch circuit van de betreffende ballast karakteriseren. De ballast controle-eenheid 20.i is ingericht om parameters te verkrijgen die een status van de werking van het elektronisch circuit van de betreffende ballast karakteriseren.
Dergelijke parameters kunnen dan ook betrekking hebben op een status van de lamp 8.i. In dit voorbeeld zijn de parameters die de status van de werking van het elektronisch circuit karakteriseren de grootte van de spanning die aan de lamp 8.i. wordt toegevoerd en de grootte van de stroom die door de ten minste ene lamp 8.i. loopt. Deze parameters kunnen op op zich bekende wijze door de ballast controle-eenheid 20.1 worden bepaald. Op grond van deze parameters kun iets worden gezegd over de status van de werking van de lamp Indien de stroom bijvoorbeeld nul is terwijl de spanning voor de lamp dat niet is kan de lamp kapot zijn. Indien de spanning een nominale waarde heeft voor de lamp terwijl de stroom dat niet heeft kan dit een aanwijzing zijn dat de lamp is verouderd. Het elektronisch circuit 10.i. kan bijvoorbeeld voorts nog zijn voorzien van een temperatuursensor 22.i. om een temperatuur van de lamp 8.i. te meten en/of om een temperatuur van een behuizing 24.i. waarin de lamp zich bevindt te meten. Een dergelijke temperatuur kan ook één van de parameters zijn die door het ballast controle-circuit met behulp van de temperatuursensor wordt verkregen. Andere parameters kunnen ook met de ballast controle-eenheid worden verkregen, zoals bijvoorbeeld een druk in de behuizing 24.i. die de ballast controle-eenheid met de hulp van een temperatuur van een druksensor 26.i. wordt gemeten. De hier genoemde parameters zijn slechts voorbeelden; andere parameters zijn eveneens denkbaar.
Er geldt voorts dat elke ballast 6.i is voorzien van een identificatiecode. In dit voorbeeld is de betreffende identificatiecode in het elektronisch circuit lO.i. opgeslagen. Dit kan bijvoorbeeld zijn opgeslagen in een geheugen van 28.i. van het elektronisch circuit. Het systeem is voorts dusdanig ingericht dat, in gebruik, elke ballast controle-eenheid tenminste één door de ballast controle-eenheid bepaalde parameters tezamen met een identificatiecode van het betreffende ballast waarop de tenminste één parameter betrekking heeft kan toevoeren aan de lokale controle-eenheid 4. Het kan dus bijvoorbeeld zo zijn dat informatie over de spanning die aan de lamp 8.i. wordt toegevoerd, de grootte van de stroom die door de lamp 8.i. loopt, de gemeten temperatuur van de lamp 8.i., de gemeten druk in de behuizing 24.i. tezamen met de identificatiecode van de ballast 6.i. via Wifi 21 aan de lokale subcontrole-eenheid 16 wordt toegevoerd.
Nadat deze informatie is ontvangen door de lokale subcontrole-eenheid 16 en daarmee door de lokale controle-eenheid 4 kan deze informatie op verschillende manieren worden verwerkt. Hierna zullen hiervan een aantal voorbeelden worden gegeven zonder dat het de bedoeling is een limitatieve opsomming te geven van de mogelijkheden.
In het voorbeeld geldt dat de verlichtingsgroep 2.i. vijf ballasten 6.i. omvat. Er geldt in dit voorbeeld voorts dat de ballasten 6.1 en 6.2 behoren tot een eerste subverlichtingsgroep 30.1 terwijl de ballasten 6.3 tot 6.5 behoren tot een tweede subverlichtingsgroep 30.2. In dit voorbeeld is het zo dat de ballasten van de eerste subverlichtingsgroep 30.1 in een eerste ruimte hangen terwijl de ballasten van een tweede subverlichtingsgroep 30.2 in een tweede ruimte hangen waarbij de eerste ruimte en de tweede ruimte tot één en hetzelfde gebouw behoren. De lokale controle-eenheid 4 staat in dit voorbeeld in hetzelfde gebouw opgesteld. Het kan zo zijn dat de lokale controle-eenheid 4 is ingericht om de ontvangen parameters per ballast te verwerken. Ook is het mogelijk dat de ontvangen parameters per verlichtingsgroep 2.1, 2.2 of 2.3 worden verwerkt. Ook is het mogelijk dat de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep 30.1 of 30.2 worden verwerkt. In dit voorbeeld geldt voorts dat de lokale controle-eenheid is ingericht om in de tijd verspreid ontvangen parameters per ballast, per subverlichtingsgroep en per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken.
Hierdoor is het bijvoorbeeld mogehjk om een verandering in de tijd van de betreffende parameters te monitoren. De parameters die door de lokale subcontrole-eenheid 16 worden ontvangen, worden middels een lokaal netwerk 32 doorgegeven aan de lokale server 18 die de betreffende parameters verwerkt en de betreffende parameters in combinatie verwerkt. Met dit laaste wordt bedoeld dat de parameters worden gecombineerd voor uitvoeren van een verwerking. Zo kunnen de spanning en stroom door de lamp in combinatie worden verwerkt om een weerstand van de lamp te bepalen en daarmee een status van de lamp. Ook kan een verloop van een enkele parameter in de tijd worden bepaald, bijvoorbeeld de verandering van een parameter per tijdseenheid. Dergebjke bewerkingen kunnen met de lokale server worden uitgevoerd.
De lokale controle-eenheid 4 is voorts voorzien van een display 32 dat met de lokale server 18 is verbonden. De lokale server 18 kan bijvoorbeeld op het display 32 een afbeelding genereren zoals getoond in figuur 2. Hierin wordt dan, bijvoorbeeld, aangegeven dat de verbchtingsgroep 2.1 is voorzien van vijf lampen, één lokale controle-eenheid en twee subverlichtingsgroepen. Omdat de parameters in dit voorbeeld per lamp de spanning en stroom omvatten alsmede de tijdstippen waarop deze metingen zijn gedaan, kan worden bepaald hoeveel het momentane vermogen is dat wordt afgenomen door de betreffende lampen. Dit kan ook per lamp worden bepaald. Ook kan door de server worden bepaald wat het in totaal afgenomen vermogen van de vijf lampen gedurende de afgelopen maand is geweest. Ook kan worden aangegeven hoeveel uur per maand de lampen hebben aangestaan. Ook kan worden aangegeven hoeveel uur per lamp een lamp de afgelopen maand heeft aangestaan. Ook kan per lamp het verloop in de tijd van g=het afgenomen vermogen worden bepaald. Ook dit is een vorm van het in combinatie verwerken van parameters, meer in het bijzonder het bepalen van het verloop in de tijd van een verzameling parameters. Indien de stroom die een van de lampen loopt momentaan gelijk aan 0 is, kan ook worden geconcludeerd dat er één lamp kapot is. De lokale controle-eenheid kan hiertoe bijvoorbeeld een alarm genereren voor een gebruiker. Ook kan worden aangegeven hoeveel lampen er de afgelopen maand kapot zijn geweest en wat hierdoor, gemiddeld gezien, de beschikbaarheid van lampen in de afgelopen maand is geweest. Dit is in dit voorbeeld 96%. In dit voorbeeld zijn een aantal gegevens in figuur 2 getoond van de afgelopen maand. Uiteraard is het ook mogelijk om gegevens van andere maanden te tonen. Daarnaast zijn een aantal gegevens getoond die betrekking hebben op het heden zoals het feit dat er één lamp kapot is. Het feit dat de lokale controle-eenheid een alarm kan genereren impliceert in dit voorbeeld dat de lokale controle-eenheid, in dit voorbeeld de lokale server, is ingericht om op basis van de ontvangen parameters onderhoudsadviezen voor de ballasten en ook lampen te genereren. Hierbij is het ook mogelijk dat een onderhoudsadvies wordt gegenereerd doordat het systeem weet hoe lang een lamp in totaal al heeft gebrand. Het advies kan dan bijvoorbeeld luiden dat de lamp binnen een maand moet worden vervangen. Dergehjke adviezen kunnen door de lokale controle-eenheid (in dit voorbeeld door de lokale server) op basis van de ontvangen parameters per ballast en/of per lamp worden gegenereerd. Het is echter ook mogelijk dat de betreffende adviezen per verlichtingsgroep worden gegenereerd. Zo kan het advies bijvoorbeeld zijn dat alle vijf de lampen dienen te worden vervangen. Het is echter ook mogelijk dat dergelijke adviezen per subverlichtingsgroep worden gegenereerd. Indien bijvoorbeeld de lampen 6.3 van 6.5 van de subverlichtingsgroep 30.2 al relatief lang hebben gebrand, kan het advies luiden dat deze lampen binnen een maand moeten worden vervangen terwijl dit advies niet wordt gegenereerd voor de lampen van de subverlichtingsgroep 30.1.
Door bijvoorbeeld voor een lamp of voor elke lamp de opgewekte spanning en de daarbij behorende lampstroom te vergelijken, kan door de lokale controle-eenheid ook een diagnose van een lamp worden uitgevoerd.
Is de lampstroom bijvoorbeeld te hoog of te laag, kan de diagnose van de lokale server zijn dat de lamp kapot is of kapot gaat. Door te kijken naar een druk die gemeten is in een behuizing van de ballast, kan worden geconcludeerd dat de behuizing van de ballast, niet langer luchtdicht is. Ook dit is een type diagnose die door een lokale controle-eenheid kan worden uitgevoerd. Ook aan de hand van de gemeten temperatuur kan een conclusie worden getrokken over de status van de lamp. Ook dit is dus een parameter die kan worden gebruikt om een lamp te diagnostiseren. Genoemde diagnose kan per ballast en/of per lamp worden uitgevoerd. Het is echter eveneens mogelijk dat een lokale controle-eenheid is ingericht om de betreffende diagnoses per verlichtingsgroep uit te voeren. Indien, bijvoorbeeld de som van de stromen die door de lampen lopen afwijkt van wat men zou verwachten, kan worden geconcludeerd dat er bij deze verlichtingsgroep een lamp kapot is, of kapot dreigt te gaan, en kan het advies luiden dat ahe lampen van de betreffende verlichtingsgroep moeten worden vervangen omdat ahe lampen van deze groep een zelfde levensduur hebben. Uiteraard kan een dergelijke analyse ook voor een subverlichtingsgroep worden uitgevoerd. Er geldt dus dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per ballast en/of per lamp een diagnose van de lamp en/of ballast uit te voeren en/of dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van ontvangen parameters de ballasten en/of lampen te diagnosticeren, meer in het bijzonder dat de controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per ballast en/of per lamp een diagnose van de lampen en/of ballasten uit te voeren en/of dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per verlichtingsgroep een diagnose van de ballasten en/of lampen uit te voeren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep een diagnose van de ballasten en/of lampen uit te voeren.
Eén van de parameters die door een ballast controle-eenheid wordt gegenereerd kan tevens betrekking hebben op diagnostische gegevens van de ballast en of een bij de ballast behorende tenminste ene lamp. Een dergelijke diagnostisch gegeven kan bijvoorbeeld bestaan uit de grootte van de eerder genoemde lampstroom. In feite zegt het iets over de lamp indien aan de lamp een op zich bekende spanning wordt toegevoerd. Het is echter eveneens mogelijk dat de bahast controle-eenheid zelf een diagnose uitvoert. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het bepalen of de grootte van de lampstroom onder of beneden een bepaalde drempel ligt. Zo kan bijvoorbeeld worden geconcludeerd dat wanneer de grootte van de lampstroom onder een bepaalde drempel ligt bij een bekende spanning die aan de lamp wordt toegevoerd dat de betreffende lamp kapot is. In dat geval kan de bahast controle-eenheid een parameter genereren die aangeeft dat de lamp kapot is en deze parameter aan de lokale controle-eenheid toevoeren. De diagnose wordt dan althans deels door de ballast controle-eenheid zelf uitgevoerd. Echter zoals hiervoor besproken kan een diagnose ook aan de hand van de parameters door de lokale controle-eenheid worden uitgevoerd.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm geldt dat de lokale controle-eenheid voorts is voorzien van informatie over de identificatiecodes van de ballasten en de daarbij behorende posities van de ballasten. Een positie van een ballast kan bijvoorbeeld zijn een positie van de ballast binnen een gebouw of een geografische positie zoals een GPS-code. Omdat de lokale controle-eenheid, in dit voorbeeld de lokale server 18, bijvoorbeeld de positie van de ballasten binnen het gebouw kent alsmede de daarbij behorende identificatiecodes van de ballasten kan de lokale controle-eenheid, dat wil zeggen de lokale server, op een display 32 een kaart genereren van het gebied waar de ballasten van de verlichtingsgroep aanwezig zijn. De kaart kan bijvoorbeeld precies aangeven waar de ballasten aanwezig zijn binnen het gebied, zoals bijvoorbeeld getoond in figuur 3. Op gemerkt wordt dat bij figuur la de verlichtingsgroep is voorzien van vijf ballasten. Praktisch gezien zullen dit veelal veel meer ballasten zijn zoals getoond in figuur 3.
In figuur 3 worden de ballasten getoond die behoren bij een praktische uitvoeringsvorm van de verlichtingsgroep 2.1, dat wil zeggen met vele ballasten. Per ballast kan voorts nog informatie worden afgebeeld die op basis van door de lokale controle-eenheid ontvangen parameters is bepaald. Zo is, bijvoorbeeld voor de ballasten 16.1 - 6.9 aangegeven dat deze dusdanig zijn gediagnosticeerd dat deze dienen te worden vervangen. Voor de ballast 6.10 is met een uitroepteken aangegeven dat deze moet worden nagekeken, en voor de ballast 6.11 is aangegeven dat deze niet brandt. Dergelijke informatie wordt verkregen op basis van door de lokale controle-eenheid 4 van de ballasten ontvangen parameters. In figuur 4 is getoond dat ook per combi ballast/lamp nog specifieke informatie kan worden afgebeeld op het display zoals vermogen van de lamp, identificatiecode van de ballast (device ID) branduren van een lamp (Lamp hours) etc.
In dit voorbeeld geldt voor de ballasten van de verlichtingsgroep 2.1, hetgeen uiteraard ook kan gelden voor de ballasten van de andere verlichtingsgroepen 2.2 en 2.3, dat de ballasten elk zijn voorzien van een bewegingsmelder 34 (in figuur la aangeduid met 34.1 - 34.5) waarbij tenminste één parameter die door een ballast controle-eenheid van de betreffende ballast wordt gegenereerd, betrekking heeft op een gedetecteerde beweging door de bewegingsmelder van de betreffende ballast. Elke ballast is dus voorzien van een bewegingsmelder en elke ballast controle-eenheid van de betreffende bahast genereert informatie in de vorm van papameters over de gedetecteerde bewegingen. Deze informatie wordt in de vorm van deze parameters aan de lokale controle-eenheid 4 toegestuurd. In dit voorbeeld geldt voor elke bahast dat de bewegingsmelder ook wordt gebruikt om de betreffende lamp van de ballast aan of uit te schakelen en/of om het dimniveau aan te passen in reactie met de bewegingsmelder gedetecteerde bewegingen. Wordt er dus een beweging gedetecteerd dan zal de lamp aan gaan of harder gaan branden wanneer deze is gedimd. Aan de parameters die door een ballast controle-eenheid wordt gegenereerd en die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen in een gebied rondom of nabij de betreffende ballast, wordt in dit voorbeeld tevens informatie gekoppeld over tijdstippen waarop de betreffende bewegingen zijn gedetecteerd. De lokale controle-eenheid 4 is in dit voorbeeld ingericht om ontvangen parameters van de verschillende ballasten die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen in combinatie te verwerken.
Meer in het bijzonder geldt dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de informatie over de door de ballasten gedetecteerde bewegingen en de informatie over de posities van de betreffende ballasten, te bepalen waar in een gebied waar de ballasten van de verlichtingsgroepen zich bevinden, bewegingen zijn gedetecteerd. Een parameter van een gedetecteerde beweging wordt vergezeld van de identificatiecode van de ballast die de betreffende beweging heeft gedetecteerd en eventueel met het tijdstip waarop de beweging is gedetecteerd aan de lokale controle-eenheid toegezonden. De lokale controle-eenheid weet waar de betreffende ballast zich in een gebied bevindt en op basis daarvan kan een beweging die door een ballast wordt gedetecteerd plaatsafhankelijk, dat wil zeggen als functie van de plaats, op de kaart van bijvoorbeeld figuur 3 worden afgebeeld. Zo kan bijvoorbeeld met een cirkel, zoals getoond voor ballast 6.13, worden aangeduid dat er op dit moment een beweging door de ballast 6.13 wordt gedetecteerd. Omdat de positie van de ballast 6.13 op de kaart correspondeert met een actuele positie kan aldus worden bepaald waar in een bepaald gebied een beweging wordt gedetecteerd. Indien, zoals in dit voorbeeld, ook het moment waarop bewegingen worden gedetecteerd door een bepaalde ballast als een parameter wordt meegezonden, kan tevens door de lokale controle-eenheid worden bepaald wat de bewegingsintensiteit rondom een bepaalde ballast is. Is er bijvoorbeeld gemiddeld over een dag weinig beweging dan kan het betreffende gebied rondom de ballast 6.13 bijvoorbeeld lichtgrijs worden ingekleurd. Is er in het betreffende gebied dat door de bewegingsmelder van de ballast 6.14 wordt bestreken, bijvoorbeeld gedurende de laatste 24, uur veel beweging gedetecteerd dan kan het gebied rondom de ballast 6.14 met een donkere kleur grijs worden ingekleurd. Aldus is het mogehjk om de gehele kaart in te kleuren met grijstinten die corresponderen met een bepaalde bewegingsintensiteit. Als maat voor een bewegingsintensiteit kan bijvoorbeeld het percentage van de afgelopen 24 uur worden genomen waarin bewegingen zijn gedetecteerd. Een andere maat is het aantal bewegingen in de afgelopen uur te tellen waarbij een enkele beweging wordt gedefinieerd als een aaneengesloten beweging die op een bepaald tijdsstip begint en op een later tijdstip weer stopt. De lokale controle-eenheid is dus ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op de display gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar te maken. Dat wil zeggen dat per plaats kan worden gezien of en/of hoeveel bewegingen er zijn gedetecteerd. In het bijzonder geldt dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het display informatie gebaseerd op de ontvangen parameters die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen zichtbaar te maken, in het bijzonder per ballast en/of lamp, per verlichtingsgroep en/of per subverlichtingsgroep wanneer de verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen die elk zijn voorzien van tenminste een ballast. Zo kan, bijvoorbeeld per subverlichtingsgroep worden aangegeven dat er een beweging in het gebied dat door deze subverlichtingsgroep wordt gedekt, is gedetecteerd. Ook kan per verlichtingsgroep worden aangegeven dat er binnen het gebied dat door de ballasten van de verlichtingsgroep wordt gedekt een beweging is gedetecteerd. In het voorbeeld hiervoor geldt echter dat een beweging per ballast en/of per lamp wordt afgebeeld.
Er geldt hierbij dus dat de lokale controle-eenheid is ingericht op basis van de informatie over door de ballast gedetecteerde bewegingen en de informatie over de posities van de betreffende ballasten te bepalen waar in een gebied waar de ballasten van de verlichtingsgroep aanwezig zijn de bewegingen zijn gedetecteerd. Deze informatie kan vervolgens worden afgebeeld in een kaart van het gebied zoals hiervoor besproken. Er geldt voorts, zoals hiervoor besproken, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar worden gemaakt in combinatie met informatie over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd. Zo kan bijvoorbeeld bij ballast 6.13 worden vermeld dat het tijdstip waarop als laatste een beweging door de ballast 6.13 werd gedetecteerd, 11.30 uur is van de betreffende dag waarop de kaart betrekking heeft. Het is echter eveneens mogelijk, zoals hiervoor besproken, om aan de hand van de tijdstippen waarop bewegingen werden gedetecteerde een bewegingsintensiteit te bepalen waarbij deze bewegingsintensiteit plaatsafhankehjk wordt afgebeeld, zoals hiervoor besproken aan de hand van de grijstinten. In dit voorbeeld wordt het in combinatie verwerken van de betreffende parameters en het genereren van de kaart, door de lokale server uitgevoerd. De lokale subcontrole-eenheid is dus alleen ingericht voor communicatie met de betreffende ballasten.
In het hiervoorgaande is ervan uitgegaan dat de lokale controle-eenheid die de identificatiecodes van de ballasten van een verbchtingsgroep tezamen met de bijbehorende posities van de ballasten, kent. Deze informatie is in een geheugen van de lokale controle-eenheid, in dit geval van de lokale server, op geslagen.
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding kan deze informatie op bijzonder elegante wijze in het betreffende geheugen van de lokale server worden op geslagen. Hiertoe is het systeem verder voorzien van een draagbare eenheid 40. Deze draagbare eenheid 40 is ingericht voor het ter plaatse van een ballast, uitlezen van de identificatiecode van de betreffende ballast. Het gaat hierbij dus bijvoorbeeld om de situatie waarbij in een bepaald gebied ballasten voor worden geïnstalleerd en bijvoorbeeld aan een plafond worden gehangen. Op dat moment is het dan niet bekend wat de exacte positie van de betreffende ballasten is en wat de identificatiecodes van de ballasten is. De draagbare eenheid is echter ingericht om de identificatiecode van de betreffende ballast uit te lezen.
Zoals hiervoor besproken bevindt de identificatiecode van de betreffende ballast zich in het elektronisch circuit van de betreffende ballast. Het kan zo zijn dat de betreffende ballast bovendien is voorzien van bijvoorbeeld een barcode of een andere leesbare code zoals een QR-code die met behulp van de draagbare eenheid kan worden gescand. Dit gebeurt dan op het moment dat de ballast zich op de positie bevindt waar deze zal worden opgehangen of wanneer de ballast reeds is opgehangen. Tevens is de draagbare eenheid bovendien ingericht om de locatie van de draagbare eenheid te bepalen. De locatie van de draagbare eenheid 40 correspondeert dan met de locatie van de betreffende ballast. De identificatiecode van de betreffende ballast wordt dan tezamen met de locatie van de betreffende ballast in de draagbare eenheid opgeslagen. Deze handeling kan door een gebruiker herhaald voor elk van de ballasten worden uitgevoerd. Nadat dit is gebeurd kan de draagbare eenheid worden uitgelezen waarbij al deze informatie aan de lokale controle-eenheid 4 wordt toegevoerd en, in dit voorbeeld, in de lokale server 18 wordt opgeslagen. De draagbare eenheid kan bijvoorbeeld bestaan uit een smartphone voorzien van een applicatie of een tablet voorzien van een applicatie voor het ter plaatse van een ballast inlezen van de identificatiecode van een ballast en voor het in de draagbare eenheid opslaan van deze identificatiecode, tezamen met informatie over de positie van de betreffende ballast. De draagbare eenheid kan zijn voorzien van een ontvanger zoals een GPS-ontvanger, GPRS-ontvanger, GSM-ontvanger, UMTS-ontvanger en/of een ontvanger voor een Gx-netwerk voor het bepalen van de positie van de ballast. Opgemerkt wordt dat het elektronisch circuit van een ballast ook kan zijn voorzien van een RFID-chip waarin de identificatiecode van de ballast is opgeslagen. De draagbare eenheid kan dan zijn ingericht om de identificatiecode uit de RFID chip uit te lezen. In dat geval kan het tevens aanbrengen van de identificatiecode als een zichtbare code op de ballast achterwege blijven.
In dit voorbeeld geldt voorts nog dat het systeem dusdanig is ingericht dat elke ballast individueel en/of per belichtingsgroep kan worden bestuurd door de lokale controle-eenheid, bijvoorbeeld voor het aanschakelen, uitschakelen en/of dimmen van een lamp. In dit voorbeeld geldt voorts dat het mogelijk is om de ballasten per subverlichtingsgroep te sturen, bijvoorbeeld voor het aan- en uit schakelen van de ballasten van een subverlichtingsgroep en/of voor het dimmen van de ballasten van een subverlichtingsgroep.
In dit voorbeeld geldt voorts dat de lokale subcontrole-eenheid 16 via internet communicatief is verbonden met een elektriciteitsprovider 42. De internetverbinding is in dit voorbeeld met referentienummer 44 aangeduid. Het systeem is in dit voorbeeld ingericht om het hiervoor genoemde besturen van de ballasten uit te voeren in reactie op door het systeem ontvangen informatie van de electriciteitsprovider 42. Zo kan de electriciteitsprovider 42 via de internetverbinding 44 aan de lokale subcontrole-eenheid 16 doorgeven dat het gewenst is dat het energieverbruik van het verlichtingssysteem 2.1 wordt verminderd. De lokale server kan op basis van dit verzoek bijvoorbeeld besluiten om de lampen van de subverlichtingsgroep 30.2 te dimmen. Het commando hiertoe wordt via de lokale subcontrole-eenheid 16.4 via draadloze communicatie (bijvoorbeeld met WiFi) of bedrade communicatie (bijvoorbeeld met een leiding of kabel) naar de betreffende ballasten 6.3, 6.4 en 6.5 uitgezonden.
Het energieverbruik van de electriciteitsprovider kan bijvoorbeeld tijdelijk een piek hebben in reactie waarop de electriciteitsprovider het genoemde verzoek in dient om het energieverbruik van de verlichtingsgroep 2.1 te reduceren. In dit voorbeeld is de electriciteitsprovider 42 via internet met de lokale subcontrole-eenheid verbonden. Het is uiteraard ook mogelijk dat de electriciteitsprovider 42 rechtstreeks met de lokale server 18 is verbonden voor het doorgeven van het hierboven genoemde verzoek. Dergelijke varianten worden elk geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
In het hiervoorgaande is aangegeven dat het systeem, behalve van de verlichtingsgroep 2.1, ook nog is voorzien van een verlichtingsgroep 2.2, en een verlichtingsgroep 2.3. De opbouw van de verlichtingsgroep 2.2 en 2.3 is geheel analoog zoals aan de hand van verlichtingsgroep 2.1. is besproken. De verlichtingsgroep 2.2 is dus ook voorzien van een lokale controle-eenheid die communicatief met een veelvoud van ballasten is verbonden. Het aantal ballasten van de verschillende verhchtingsgroepen kan echter onderling variëren.
De verlichtingsgroep 2.1 kan zich bijvoorbeeld in een andere stad bevinden dan een verlichtingsgroep 2.2. Dit geldt eveneens voor de verlichtingsgroep 2.3. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een winkelketen die is voorzien van een veelvoud n (n=2, 3, 4, ...) van winkels waarbij een winkel W.i (i=l,2,3,....,n) correspondeert met een verlichtingsgroep 2.i. Het systeem van figuur 1 is in dit voorbeeld dus voorzien van een veelvoud van verhchtingsgroepen 2.i waarbij n=3. Elke lokale controle-eenheid 4 van een verlichtingsgroep is bovendien voorzien van een groepsidentificatiecode. Het systeem is verder voorzien van een centrale controle-eenheid 50 die communicatief met elk van de lokale controle-eenheden 4 van de respectievelijke verhchtingsgroepen 2.1, 2.2 en 2.3 is verbonden. In dit voorbeeld geldt dat de centrale controle-eenheid is voorzien van een centrale server 52 en een centrale subcontrole-eenheid 54. De centrale subcontrole-eenheid is bijvoorbeeld via internet 44 communicatief met de lokale controle-eenheden 4 van de verlichtingsgroepen 2.1 - 2.3 is verbonden. De centrale server is op zijn beurt communicatief verbonden met de centrale subcontrole-eenheid 54. De centrale subcontrole-eenheid heeft dus een vergelijkbare functie als de lokale subcontrole-eenheden en kan dus een router en modem omvat zoals omschreven voor de lokale subcontrole-eenheid 16. De centrale server slaat gegevens op en bewerkt deze en heeft dus een vergelijke bare functie als een lokale server. De centrale controle-eenheid omvat verder een terminal 56 met een display 58 waarbij de terminal 56 communicatief met de lokale server is verbonden via een communicatielijn 60. Het display heeft een vergelijkbare functie als het display van een lokale controle-eenheid, echter staat in dit voorbeeld op afstand van de centrale server opgesteld. Dit kan een draadverbinding zijn. Het is echter ook mogelijk dat de terminal 56 via internet met de centrale subcontrole eenheid is verbonden zodat de terminal op deze wijze communicatief is verbonden met de centrale server 52.
De centrale controle-eenheid 50 (hier de centrale server) is voorzien van informatie over de groepsidentificatiecodes van de lokale controle-eenheden en de daarbij behorende posities van de lokale controle-eenheden. Een lokale controle-eenheid kan informatie, die in de lokale controle-eenheid is opgeslagen over de groepsidentificatiecode van de betreffende lokale controle-eenheid, aan de centrale controle-eenheid toevoeren. Op deze wijze weet de centrale controle-eenheid van welke lokale controle-eenheid hij informatie ontvangt. Voor het opzetten van het systeem kan het zo zijn dat het systeem dusdanig is ingericht dat een lokale controle-eenheid informatie die in een lokale controle-eenheid is opgeslagen over de groepsidentificatiecode van de betreffende lokale controle-eenheid, en een daarbij behorende positie van de lokale controle-eenheid, toevoert aan de centrale controle-eenheid. De centrale controle-eenheid slaat dan in zijn geheugen (in dit voorbeeld een geheugen van de centrale server) informatie over de diverse identificatiecodes met bijbehorende posities van de lokale controle-eenheden op. Een positie van een lokale controle-eenheid kan weer zijn uitgedrukt als een positie van de lokale controle-eenheden binnen een gebouw of een geografische positie van de lokale controle-eenheid zoals een GPS code, zoals hiervoor besproken. Ook kan een positie van een lokale controle-eenheid een positie van een gebouw zijn waarin zich de betreffende lokale controle-eenheid bevindt. Een gebouw kan zoals gezegd bijvoorbeeld een winkel zijn van een winkelketen.
Geheel analoog zoals hiervoor besproken kan de centrale controle-eenheid voorts zijn voorzien van informatie over de identificatiecodes van de ballasten en de daarbij behorende posities van de ballasten van het veelvoud van verbchtingsgroepen. Deze informatie kan de centrale controle-eenheid ontvangen van de lokale controle-eenheden waarin immers deze informatie ook is opgeslagen. Het geldt dus dat het systeem dusdanig is ingericht dat een lokale controle-eenheid informatie die in de lokale controle-eenheid is opgeslagen over de identificatiecodes van de ballasten en daarbij behorende posities van de ballasten, aan de centrale controle-eenheid kan toesturen.
De centrale controle-eenheid slaat deze informatie bij ontvangst op. Het systeem is in dit voorbeeld dusdanig ingericht dat in een lokale controle-eenheid aanwezige informatie over parameters die door een ballast controle-eenheid is gegenereerd, eveneens aan de centrale controle-eenheid kan worden toegevoerd. Dit toevoeren kan dan gebeuren in combinatie met de identificatiecodes van de betreffende ballasten waar de informatie betrekking op heeft. Gekoppeld aan deze informatie kan tevens de groepsidentificatiecode van de betreffende lokale controle-eenheid aan de centrale controle-eenheid worden toegevoerd zodat de centrale controle-eenheid ook weet van welke lokale controle-eenheid de betreffende informatie is ontvangen. Ook kan informatie over het tijdstip waarop de betreffende parameters van een ballast zijn bepaald door de lokale controle-eenheid aan de centrale controle-eenheid worden toegevoerd. De centrale controle-eenheid kan dus de hiervoor genoemde parameters die door de diverse ballasten zijn bepaald, en door de lokale controle-eenheid zijn ontvangen, eveneens van de lokale controle-eenheid ontvangen in combinatie met de bijbehorende identificatiecodes van de ballast en het eventuele tijdstip waarop de betreffende parameters betrekking hebben.
Ook is het denkbaar dat de informatie (zoals diagnostische informatie en onderhoudsadviezen) die op basis van de parameters van de diverse ballasten door de lokale controle-eenheid wordt gegenereerd zoals hiervoor besproken aan de centrale controle-eenheid wordt toegevoerd.
De centrale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per ballast of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken. Dit geheel analoog zoals hiervoor is omschreven voor de verwerking van parameters door de lokale controle-eenheid. Ook is het mogelijk dat de centrale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep van een verlichtingsgroep in combinatie te verwerken. Ook is de centrale controle-eenheid ingericht om in de tijd verspreid ontvangen parameters per ballast, per subverlichtingsgroep en/of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een verandering in de tijd van de betreffende parameters, één en ander geheel analoog zoals aan de hand van de lokale controle-eenheden is omschreven. Geheel analoog zoals hiervoor omschreven, kan de centrale controle-eenheid op basis van de parameters onderhoudsadviezen genereren voor de ballast en/of lampen.
Het is echter ook mogelijk dat één van de parameters die de centrale controle-eenheid ontvangt, een foutcode is die door de lokale controle-eenheid is gegenereerd. De centrale controle-eenheid kan in dat geval ook zijn ingericht om onderhoudsadviezen voor lokale controle-eenheden te genereren, bijvoorbeeld wanneer een lokale controle-eenheid niet blijkt te functioneren. De centrale controle-eenheid kan zijn ingericht om op basis van de parameters per verlichtingsgroep onderhoudsadviezen te genereren van de ballasten en/of lampen van de betreffende verlichtingsgroep. Geheel analoog zoals hiervoor besproken voor de lokale controle-eenheid kan de centrale controle-eenheid (in dit voorbeeld de centrale server) zijn ingericht om op basis van de parameters de ballasten, lampen en/of lokale controle-eenheid te diagnosticeren.
Hierbij geldt dat de centrale controle-eenheid kan zijn ingericht om op basis van de parameters de ballasten en/of lampen per ballast en/of per lamp te diagnosticeren en/of dat de centrale controle-eenheid is ingericht om op basis van de parameters per verlichtingsgroep de ballasten, lampen en/of lokale controle-eenheden te diagnosticeren. Ook is mogelijk dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters de ballasten, lampen en/of lokale controle-eenheden per subverlichtingsgroep te diagnosticeren.
Er geldt dus dat de centrale controle-eenheid de parameters van de ballasten per verlichtingsgroep, per ballast of per subverlichtingsgroep geheel analoog kan verwerken zoals hiervoor geschetst voor de lokale controle-eenheden. Er geldt dus dat de centrale server zelfde bewerkingen kan uitvoeren als besproken voor de lokale server. De centrale subcontrole-eenheid 54 heeft eveneens een zelfde functie als de lokale subcontrole-eenheden.
Het is echter eveneens mogelijk dat de lokale controle-eenheden de parameters zelf al hebben verwerkt en het resultaat van deze verwerking doorgeven aan de centrale controle-eenheid. Zo kan bijvoorbeeld op basis van de grootte van een lampstroom door de lokale controle-eenheid (hier door de lokale server) worden geconcludeerd dat de betreffende lamp kapot is. Het resultaat van deze bewerking, namelijk dat de lamp kapot is, kan bijvoorbeeld tezamen met de identificatiecode van de lamp aan de centrale controle-eenheid worden doorgegeven.
Ook is de centrale controle-eenheid in dit voorbeeld ingericht om de parameters van de verschillende ballasten die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen, in combinatie te verwerken. Deze bewerking kan bijvoorbeeld per verlichtingsgroep worden uitgevoerd. Geheel analoog zoals hiervoor omschreven kan de centrale controle-eenheid op basis van de informatie over de door de ballasten gedetecteerde bewegingen en de informatie over de posities van de betreffende ballasten, bepalen waar in een gebied waar de ballasten van een verlichtingsgroep aanwezig zijn, bewegingen zijn gedetecteerd. De centrale controle-eenheid is in dit voorbeeld voorzien van het display 58 waarbij de centrale controle-eenheid is voorzien van informatie voor het genereren van een kaart van het gebied waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om op het display 58 kaarten te genereren van het gebied. Deze kaart kan er dan wederom uitzien zoals aan de hand van figuur 3 is besproken. Geheel analoog zoals hiervoor besproken kan de centrale controle-eenheid zijn ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het centrale display 58 posities af te beelden waar zich de ballasten van een bepaalde verlichtingsgroep bevinden tezamen met informatie over parameters die van de ballasten zijn ontvangen en/of informatie die op basis van de parameters die van de ballast is ontvangen door de lokale of centrale controle-eenheid is gegenereerd.
Geheel analoog zoals hiervoor besproken, kan de centrale controle-eenheid verder zijn ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het centrale display 58 gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar te maken. Geheel analoog zoals hiervoor besproken kan deze kaart ook informatie tonen over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd en/of is het mogelijk dat op de kaart een bewegingsintensiteit van de gedetecteerde bewegingen zichtbaar wordt gemaakt. Deze bewegingsintensiteit kan door de centrale controle eenheid (hier door de centrale server) zelf worden uitgerekend. Het is echter ook mogehjk dat de bewegingsintensiteiten die al door de lokale controle eenheid (hier door de lokale server) van een van de verlichtingsgroepen zijn uitgerekend via Internet aan de centrale server toe te voeren zodat de centrale server deze berekening niet opnieuw behoeft uit te voeren. Zo is het ook denkbaar dat een kaart die door de betreffende lokale server wordt gegenereerd, aan de centrale server wordt toegevoerd voor afbeelding op het centrale display 56. In dat geval is het dus niet noodzakelijk dat de centrale server de berekeningen uitvoert voor het genereren van de betreffende kaart. Het is echter mogelijk dat de centrale server alle berekeningen die de lokale server doet, op basis van door de lokale server ontvangen parameters van de betreffende ballasten zelf (nog eens) uitvoert.
Zoals getoond kan de centrale server in dit voorbeeld ook de kaart van figuur 5 afbeelding waarop door middel van ballonnen 64 de posities van de verschillende verlichtingsgroepen is afgebeeld tezamen met een lijst 66 met namen van deze verlichtinsgroepen. Ook kan door de centrale server per verlichtingsgroep informatie afbeelden zoals getoond in figuur 6. In de eerste kolom staan hier een lijst met namen of posities van de verlichtingsgroepen. In elke rij staat een veelvoud van informatie en parameters genoemd per verlichtingsgroep zoals het aantal lampen, sensoren, fouten, gemiddelde beschikbaarheid van de lampen etc.. Door invoer van een selectie van een specifieke verlichtingsgroep 2.i bij de terminal 56 kan door de centrale server meer specifieke informatie in een blok 62 worden afgebeeld op het display 58 zoals getoond in figuur 7.
De centrale controle-eenheid kan zijn ingericht om een kaart per verlichtingsgroep te genereren en/of wanneer een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen een kaart per subverlichtingsgroep te genereren. Indien bijvoorbeeld bij figuur 3 de ballasten 6.1 - 6.9 zich in een aparte ruimte zouden bevinden die gescheiden is van de ruimte waar zich de overige ballasten bevinden, kunnen de ballasten 6.1 - 6.9 worden opgevat als een subverlichtingsgroep waarbij alleen een kaart wordt afgebeeld van het gebied waar zich de ballasten 6.1 -6.9 bevinden. Dergelijke variante vallen elk binnen het kader van de uitvinding.
Het systeem is in dit voorbeeld ook dusdanig ingericht dat elke ballast individueel en per belichtingsgroep kan worden bestuurd door de centrale controle-eenheid. De centrale controle-eenheid kan hiertoe opdrachten versturen via de centrale subcontrole-eenheid 54 aan een lokale controle-eenheid 16, bijvoorbeeld de lokale controle-eenheid van de verlichtingsgroep 2.1. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld de lampen 6.1-6-5 per lamp worden aangeschakeld, uitgeschakeld en/of gedimd. Uiteraard kan dit ook per verlichtingsgroep en/of per subverlichtingsgroep worden uitgevoerd alsmede voor andere belichtingsgroepen van het systeem. In het voorbeeld hiervoor was de electriciteitsprovider 42 communicatie verbonden met de lokale controle-eenheid 16 van de verlichtingsgroep 2.1. Geheel analoog kan de electriciteitsprovider 42 zijn verbonden met de lokale controle-eenheid 16 van de verlichtingsgroep 2.2 of 2.3. Het is echter eveneens mogelijk dat de electriciteitsprovider 42 bijvoorbeeld via Internet is verbonden met de centrale controle-eenheid 50. Indien de electriciteitsprovider bijvoorbeeld last heeft van een piekbelasting kan deze een verzoek sturen aan de centrale controle-eenheid of het mogelijk is om het energieverbruik van de verlichtingsgroepen die door de centrale controle-eenheid 50 wordt gecontroleerd, te verminderen. De centrale controle-eenheid kan in reactie hierop bijvoorbeeld naar de lokale controle-eenheid 4 van de verlichtingsgroep 2.1 een commando sturen om lampen die behoren tot de verlichtingsgroep 2.1 te dimmen of uit te schakelen. Dergelijke varianten vallen elk binnen het kader van de uitvinding. In dit voorbeeld geldt dat de terminal 56 via een lokaal netwerk 60 met de centrale server 52 is verbonden. Uiteraard is het ook mogelijk dat de terminal via internet met de centrale server is verbonden. De terminal 56 kan dus bijvoorbeeld in een directiekamer staan opgesteld terwijl de centrale server in een ander gebouw staat opgesteld dan het gebouw waarin zich de directiekamer bevindt. Opgemerkt wordt dat de verwerking van de parameters die door de lokale controle eenheid en/of de centrale controle eenheid wordt uitgevoerd ook kan zijn gelegen in het verkrijgen van statistische gegevens over het energieverbruik van individuele ballasten, verlichtingsgroepen en subverlichtingsgroepen. Dit kan bijvoorbeeld worden uitgevoerd door een energieverbruik per maand, per jaar, per dag en dergelijke. Ook kunnen statistische gegevens worden bijgehouden over de levensduur van de ballasten en/of lampen en/of lokale controle-eenbeden. Dergelijke varianten worden ook geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen. In dit voorbeeld is de ballast ingericht voor het genereren van een voedingsspanning en stroom voor een gasontladingslamp. Onder een ballast kan echter ook worden verstaan een voeding of schakeling voor het voeden van andere type lampen zoals LED’s, TL-buizen, Xenon lampen, halogeenlampen, gloeilampen en dergehjke.

Claims (60)

1. Verlichtingssysteem voorzien van tenminste een verlichtingsgroep waarbij elke verlichtingsgroep is voorzien van tenminste een lokale controle-eenheid en een veelvoud van ballasten die elk zijn voorzien van een elektronisch circuit voor het voeden van tenminste een lamp die in gebruik met een ballast is verbonden waarbij elk elektronisch circuit is voorzien van een bahastcontrole-eenheid die communicatief met de lokale controle-eenheid is verbonden, met het kenmerk, dat elke ballastcontrole-eenheid is ingericht voor het verkrijgen van parameters die een status van de werking van het elektronisch circuit van de betreffende ballast karakteriseren, zoals de grootte van een spanning die aan de tenminste ene lamp wordt toegevoerd, een grootte van de stroom die door de tenminste ene lamp loopt en een druk en/of temperatuur binnen een behuizing van de bahast, waarbij elke ballast is voorzien een identificatiecode en waarbij het systeem dusdanig is ingericht dat, in gebruik, elke ballastcontrole-eenheid tenminste een door de ballastcontrole-eenheid bepaalde parameter tezamen met een identificatiecode van de betreffende ballast waarop de tenminste ene parameter betrekking heeft kan toevoeren aan de lokale controle-eenheid.
2. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is voorzien van informatie over de identificatiecodes van de ballasten en daarbij behorende posities van de ballasten.
3. Verlichtingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een positie van een ballast een positie binnen een gebouw representeert en/of een geografische positie zoals een GPS-code.
4. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan een parameter die door een hallasteontrole-eenheid wordt gegenereerd tevens informatie wordt gekoppeld over een tijdstip waarop de betreffende parameter is bepaald.
5. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de parameters betrekking hebben op diagnostische gegevens van een ballast en/of een bij de ballast behorende tenminste ene lamp.
6. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per ballast en/of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep in combinatie te verwerken.
7. Verlichtingssysteem volgens conclusies 4 en 6, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om in de tijd verspreid ontvangen parameters per ballast, per subverlichtingsgroep en/of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een verandering in de tijd van de betreffende parameters.
8. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters onderhoudsadviezen voor de ballasten en/of de lampen te genereren, meer in het bijzonder dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters onderhoudsadviezen per ballast en/of per lamp te genereren en/of dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per verlichtingsgroep voor de ballasten en/of lampen onderhoudsadviezen te genereren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep voor de ballasten en/of lampen onderhoudsadviezen te genereren.
9. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters de ballasten en/of lampen te diagnosticeren, meer in het bijzonder dat de controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per ballast en/of per lamp een diagnose van de lampen en/of ballasten uit te voeren en/of dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per verlichtingsgroep een diagnose van de ballasten en/of lampen uit te voeren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep een diagnose van de ballasten en/of lampen uit te voeren.
10. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een veelvoud van de ballasten elk zijn voorzien van een bewegingsmelder waarbij tenminste een parameter die door een ballastcontrole-eenheid wordt gegenereerd betrekking heeft op gedetecteerde bewegingen met de bewegingsmelder van de betreffende ballast.
11. Verlichtingssysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een bewegingsmelder van een ballast is ingericht om een lamp van een ballast aan en/of uit te schakelen en/of het dimniveau van de lamp aan te passen in reactie op door de bewegingsmelder gedetecteerde bewegingen.
12. Verlichtingssysteem volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat aan de parameter die door een ballastcontrole-eenheid wordt gegenereerd en betrekking heeft op gedetecteerde bewegingen met de bewegingsmelder van de betreffende ballast tevens informatie wordt gekoppeld over tijdstippen waarop de betreffende bewegingen zijn gedetecteerd.
13. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 10-12, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters van de verschillende ballasten die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen in combinatie te verwerken.
14. Verlichtingssysteem volgens conclusies 2 en 13, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op basis van de informatie over de door de ballasten gedetecteerde bewegingen en de informatie over de posities van de betreffende ballasten te bepalen waar in een gebied waar de ballasten van de verlichtingsgroep aanwezig zijn bewegingen zijn gedetecteerd.
15. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is voorzien van een display waarbij de lokale controle-eenheid is voorzien van informatie voor het genereren van een kaart van het gebied waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op het display een kaart te genereren van het gebied.
16. Verlichtingsgroep volgens conclusie 15 waarbij de lokale controle-eenheid voorts is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het display de positie waar zich ballasten bevinden af te beelden tezamen met informatie over parameters die van de ballasten zijn ontvangen en/of informatie die op basis van parameters die van de ballasten is ontvangen door de lokale controle eenheid is gegenereerd.
17. Verlichtingsgroep volgens conclusie 14 en 15, met het kenmerk, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar te maken en/of waarbij de lokale controle-eenheid voorts is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het display gedetecteerde bewegingen zichtbaar te maken per ballast en/of per lamp, per verlichtingsgroep en/of per subverlichtingsgroep wanneer de verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen die elk zijn voorzien van tenminste een ballast.
18. Verlichtingssysteem volgens conclusies 12 en 17, dat de lokale controle-eenheid is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar worden gemaakt in combinatie met informatie over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd en/of waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de afgebeelde bewegingsintensiteit van gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar wordt gemaakt.
19. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 15-18, met het kenmerk, dat de lokale-controle-eenheid is voorzien een lokale subcontrole-eenheid die met de ballasten is verbonden en een lokale server die met de lokale subcontrole-eenheid en het display is verbonden waarbij de lokale subcontrole-eenheid is ingericht voor het ontvangen van de parameters van de ballasten en de lokale server is ingericht voor het verwerken van de door de lokale subcontrole-eenheid ontvangen parameters.
20. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 15-18 en volgens conclusie 19, dat de lokale server is voorzien van de informatie voor het genereren van de kaart van het gebied waarbij de lokale server is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij de lokale server is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het display gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk (als functie van de plaats) zichtbaar te maken en/of waarbij de lokale server is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar worden gemaakt in combinatie met informatie over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd en/of waarbij de lokale server is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de afgebeelde bewegingsintensiteit van gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar wordt gemaakt.
21. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 15-20, met het kenmerk, dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen die elk zijn voorzien van tenminste een ballast en waarbij de lokale controle-eenheid is ingericht om de kaart per subverlichtingsgroep te genereren.
22. Verlichtingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het systeem verder is voorzien van een draagbare eenheid voor het ter plaatse van een ballast uitlezen van de identificatiecode van de betreffende ballast en voor het in de draagbare eenheid opslaan van deze identificatie code tezamen met informatie over de locatie van de betreffende ballast en waarbij het systeem is ingericht om in de draagbare eenheid opgeslagen identificatie codes met bijbehorende posities toe te voeren aan de lokale controle eenheid.
23. Verlichtingssysteem volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de draagbare eenheid bestaat uit een Smart Phone voorzien van een applicatie of een Tablet voorzien van een applicatie voor het ter plaatse van een ballast inlezen van de identificatiecode van de ballast en voor het in de draagbare eenheid opslaan van deze identificatiecode tezamen met informatie over de positie van de betreffende ballast en voor het toevoeren aan de lokale controle eenheid van in de draagbare eenheid opgeslagen identificatie codes met bijbehorende posities.
24. Verlichtingssysteem volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat de identificatie code van een ballast tevens op de ballast is aangebracht in de vorm van zichtbare code zoals een barcode of QR-code en waarbij de draagbare eenheid is ingericht om de zichtbare code in te lezen.
25. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 22-24, met het kenmerk, dat de draagbare eenheid is voorzien van een ontvanger zoals een GPS-ontvanger, GPRS-ontvanger, GSM-ontvanger, UMTS-ontvanger en/of een ontvanger voor een Gx-netwerk met x>3 voor het bepalen van de positie van een ballast.
26. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem dusdanig is ingericht dat elke ballast individueel en/of per belichtingsgroep kan worden bestuurd door de lokale controle-eenheid, bijvoorbeeld voor het aanschakelen, uitschakelen en/of dimmen van een lamp en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij het systeem dusdanig is ingericht dat de ballasten per subverlichtingsgroep kunnen worden bestuurd door de lokale controle-eenheid.
27. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het systeem is voorzien van een veelvoud van verlichtingsgroepen waarbij elke lokale controle-eenheid van een verlichtingsgroep is voorzien van een groepsidentificatie code en waarbij het systeem verder is voorzien van een centrale controle-eenheid die communicatief met elk van de lokale controle-eenheden is verbonden.
28. Verlichtingssysteem volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de centrale controle eenheid is voorzien van informatie over de groepsidentificatie codes van de lokale controle-eenheden en daarbij behorende posities van de centrale controle-eenheden.
29. Verlichtingssysteem volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat het systeem dusdanig is ingericht dat een lokale controle eenheid informatie die in de lokale controle eenheid is opgeslagen over de identificatie code van de betreffende lokale controle-eenheid kan toesturen.
30. Verlichtingssysteem volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat het systeem dusdanig is ingericht dat een lokale controle eenheid informatie die in de lokale controle eenheid is opgeslagen over de identificatie code van de betreffende lokale controle eenheid en een daarbij behorende positie van de lokale controle eenheid kan toesturen.
31. Verlichtingssysteem volgens conclusie 28, 29 of 30, met het kenmerk, dat een positie van een lokale controle-eenheid een positie binnen een gebouw representeert en/of een geografische positie zoals een GPS-code, of een positie van een gebouw waarin zich de lokale controle-eenheid bevindt..
32. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 27-31, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is voorzien van informatie over de identificatiecodes van de ballasten en daarbij behorende posities van de ballasten van het veelvoud van verlichtingsgroepen.
33. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 27-32, met het kenmerk, dat het systeem dusdanig is ingericht dat een lokale controle-eenheid informatie die in de lokale controle-eenheid is opgeslagen over identificatiecodes van de ballasten en daarbij behorende posities van de ballasten aan de centrale controle-eenheid kan toesturen.
34. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-33, met het kenmerk, het systeem dusdanig is ingericht dat in een lokale controle-eenheid aanwezige informatie over parameters die door een ballastcontrole-eenheid is gegenereerd aan de centrale controle eenheid wordt toegevoerd en/of dat het systeem dusdanig is ingericht dat een lokale controle eenheid informatie over het resultaat van een verwerking van parameters door de betreffende lokale controle eenheid aan de centrale controle eenheid toestuurt.
35. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 27-34 en volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het systeem dusdanig is ingericht dat, in gebruik, de informatie over een tijdstip waarop de betreffende parameter is bepaald en die aan de betreffende parameter is gekoppeld eveneens op een aan de betreffende parameter gekoppelde wijze door de lokale controle-eenheid aan de centrale controle-eenheid wordt toegevoerd.
36. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-35, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per ballast of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep in combinatie te verwerken.
37. Verlichtingssysteem volgens conclusies 35 en 36, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om in de tijd verspreid ontvangen parameters per ballast, per subverlichtingsgroep of per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van een verandering in de tijd van de betreffende parameters.
38. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-37, met het kenmerk, dat de centrale controle eenheid is ingericht om op basis van de parameters onderhoudsadviezen te genereren voor de ballasten, lampen en/of lokale controle eenheden.
39. Verlichtingssysteem volgens conclusie 38, met het kenmerk, dat de centrale controle eenheid is ingericht om op basis van de parameters per verlichtingsgroep onderhoudsadviezen te genereren voor de ballasten en/of lampen van de betreffende verlichtingsgroep en/of dat de centrale controle eenheid is ingericht om op basis van de parameters per ballast en/of per lamp onderhoudsadviezen te genereren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverhchtingsgroepen waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters per subverlichtingsgroep voor de ballasten en/of lampen onderhoudsadviezen te genereren.
40. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-39, met het kenmerk, dat de centrale controle eenheid is ingericht om op basis van de parameters de ballasten, lampen en/of lokale controle eenheden te diagnosticeren.
41. Verlichtingssysteem volgens conclusie 40, met het kenmerk, dat de centrale controle eenheid is ingericht om op basis van de parameters de ballasten en/of lampen per ballast en/of per lamp te diagnostiseren en/of dat de centrale controle eenheid is ingericht om op basis van de parameters per verlichtingsgroep de ballasten, lampen en/of lokale controle eenheden te diagnosticeren en/of dat een verhchtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om op basis van de ontvangen parameters de ballasten, lampen en/of lokale controle eenheden per subverlichtingsgroep te diagnosticeren.
42. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-41 en volgens een der voorgaande conclusies 10-21, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om de parameters van de verschillende ballasten die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen in combinatie te verwerken.
43. Verlichtingssysteem volgens conclusie 42, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om de parameters van de verschillende ballasten die betrekking hebben op gedetecteerde bewegingen per verlichtingsgroep in combinatie te verwerken.
44. Verlichtingssysteem volgens conclusie 32 en volgens conclusie 42 of 43, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om op basis van de informatie over de door de ballasten gedetecteerde bewegingen en de informatie over de posities van de betreffende ballasten te bepalen waar in een gebied waar de ballasten van een verlichtingsgroep aanwezig zijn bewegingen zijn gedetecteerd.
45. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-44, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is voorzien van een centraal display waarbij de centrale controle-eenheid is voorzien van informatie voor het genereren van een kaart van het gebied waarbij de centrale lokale controle-eenheid is ingericht om op het centrale display een kaart te genereren van het gebied.
46. Verlichtingssysteem volgens conclusie 45 waarbij de centrale controle-eenheid voorts is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het display de positie waar zich ballasten bevinden af te beelden tezamen met informatie over parameters die van de ballasten zijn ontvangen en/of informatie die op basis van parameters die van de ballasten is ontvangen door de lokale controle eenheid of centrale controle eenheid is gegenereerd.
47. Verlichtingssysteem volgens conclusies 44 en 45, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid voorts is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het centrale display gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar te maken.
48. Verlichtingssysteem volgens conclusies 12, 35 en 47, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om op het centrale display een kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar worden gemaakt in combinatie met informatie over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd en/of waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om op het centrale display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de bewegingsintensiteit van gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar wordt gemaakt.
49. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 45-48, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is voorzien een centrale subcontrole-eenheid die communicatief met de lokale controle eenheid is verbonden en een centrale server die met de centrale subcontrole-eenheid en het centrale display is verbonden waarbij de centrale lokale subcontrole-eenheid is ingericht voor het ontvangen van de parameters van de lokale controle-eenheid ballasten en de centrale server is ingericht voor het verwerken van de door de centrale subcontrole-eenheid ontvangen parameters.
50. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 45-48 en volgens conclusie 49, dat de centrale server is voorzien van de informatie voor het genereren van de kaart van het gebied waarbij de centrale server is ingericht om op het display de kaart te genereren van het gebied waarbij de centrale server is ingericht om op de kaart die wordt afgebeeld op het centrale display gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar te maken en/of waarbij de centrale server is ingericht om op het centrale display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de kaart de gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar worden gemaakt in combinatie met informatie over de tijdstippen waarop de bewegingen zijn gedetecteerd en/of waarbij de centrale server is ingericht om op het centrale display de kaart te genereren van het gebied waarbij op de afgebeelde bewegingsintensiteit van gedetecteerde bewegingen plaatsafhankelijk zichtbaar wordt gemaakt.
51. Verlichtingssysteem volgens een der conclusies 45-50, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om een kaart per verlichtingsgroep te genereren en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij de centrale controle-eenheid is ingericht om de kaart per subverlichtingsgroep te genereren.
52. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-51, met het kenmerk, dat het systeem dusdanig is ingericht dat elke ballast individueel en/of per belichtingsgroep kan worden bestuurd door de centrale controle eenheid, bijvoorbeeld voor het aanschakelen, uitschakelen en/of dimmen van een lamp en/of dat een verlichtingsgroep is voorzien van een veelvoud van subverlichtingsgroepen waarbij het systeem dusdanig is ingericht dat de ballasten per subverlichtingsgroep kunnen worden bestuurd door de centrale controle-eenheid.
53. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-52, met het kenmerk, dat een lokale controle-eenheid communicatief is verbonden met de centrale controle eenheid via internet.
54. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de binnen een verlichtingsgroep de communicatieve verbinding tussen de bahastcontrole-eenheid van een ballast en een lokale controle-eenheid draadloos of bedraad is uitgevoerd.
55. Verlichtingssysteem, volgens conclusies 26 of 52, met het kenmerk, dat het systeem is ingericht om het besturen uit te voeren in reactie op door het systeem ontvangen informatie van een elektriciteitsprovider, meer in het bijzonder dat het systeem is ingericht om het energieverbuik van de ballasten te regelen in reactie op ontvangen informatie van de elektriciteitsprovider, bijvoorbeeld dusdanig dat het energieverbruik van door het systeem geselecteerde ballasten wordt gereduceerd wanneer de elektriteitsprovider een piek aan energieafgifte ondergaat.
56. Verlichtingssysteem volgens conclusie 55, met het kenmerk, dat de elektriciteitsprovider communicatief met een lokale controle eenheid en/of centrale controle-eenheid is verbonden voor het verzenden van de informatie van de elektriciteitsprovider naar het verlichtingssysteem.
57. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-56, met het kenmerk, dat de centrale controle-eenheid is ingericht om informatie over ontvangen parameters en/of over resultaten van de verwerking van de ontvangen parameters door de lokale controle-eenheid en/of de centrale controle-eenheid uit te voeren, bijvoorbeeld op een display.
58. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies 27-57, met het kenmerk, dat een centrale controle-eenheid is ingericht om een alarm te genereren wanneer op basis van de ontvangen parameters door de lokale controle-eenheid en/of de centrale controle-eenheid wordt vastgesteld dat een ballast en/of lamp defect is.
59. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een lokale controle-eenheid is ingericht om informatie over ontvangen parameters en/of over resultaten van de verwerking van de ontvangen parameters uit te voeren, bijvoorbeeld op een display.
60. Verlichtingssysteem volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een lokale controle-eenheid is ingericht om een alarm te genereren wanneer op basis van de ontvangen parameters door de lokale controle-eenheid wordt vastgesteld dat een ballast en/of lamp defect is.
NL2010680A 2013-04-22 2013-04-22 Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten. NL2010680C2 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010680A NL2010680C2 (nl) 2013-04-22 2013-04-22 Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten.
PCT/NL2014/050260 WO2014175731A2 (en) 2013-04-22 2014-04-22 Lighting system provided with multiple ballasts

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010680 2013-04-22
NL2010680A NL2010680C2 (nl) 2013-04-22 2013-04-22 Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010680C2 true NL2010680C2 (nl) 2014-10-23

Family

ID=48951538

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010680A NL2010680C2 (nl) 2013-04-22 2013-04-22 Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten.

Country Status (2)

Country Link
NL (1) NL2010680C2 (nl)
WO (1) WO2014175731A2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB201503687D0 (en) * 2015-03-04 2015-04-22 Tridonic Gmbh & Co Kg Method for configuring an electronic element in a lighting system, electronic element and configuring system
CN106304531A (zh) * 2015-06-10 2017-01-04 上海华建电力设备股份有限公司 一种照明控制器

Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5945993A (en) * 1998-01-30 1999-08-31 Hewlett-Packard Company Pictograph-based method and apparatus for controlling a plurality of lighting loads
US6359555B1 (en) * 1997-04-16 2002-03-19 A.L. Airdata, Inc. Alarm monitoring and control system and method
US6573840B1 (en) * 1988-10-07 2003-06-03 Airport Technology In Scandinavia Supervision and control of airport lighting and ground movements
JP2004119030A (ja) * 2002-09-24 2004-04-15 Shinkawa Denki:Kk 街路灯管理システム
US20050097162A1 (en) * 2003-11-04 2005-05-05 Powerweb Technologies Wireless internet lighting control system
US20070057807A1 (en) * 2005-09-12 2007-03-15 Acuity Brands, Inc. Activation device for an intelligent luminaire manager
CN201839488U (zh) * 2010-10-14 2011-05-18 北京泰和日新物联科技有限公司 节能型路灯无线网络监控系统
US20110254554A1 (en) * 2010-06-18 2011-10-20 Xicato, Inc. Led-based illumination module on-board diagnostics
CN102413611A (zh) * 2011-11-22 2012-04-11 成都智汇科技有限公司 基于物联网的路灯节能与管理系统

Patent Citations (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6573840B1 (en) * 1988-10-07 2003-06-03 Airport Technology In Scandinavia Supervision and control of airport lighting and ground movements
US6359555B1 (en) * 1997-04-16 2002-03-19 A.L. Airdata, Inc. Alarm monitoring and control system and method
US5945993A (en) * 1998-01-30 1999-08-31 Hewlett-Packard Company Pictograph-based method and apparatus for controlling a plurality of lighting loads
JP2004119030A (ja) * 2002-09-24 2004-04-15 Shinkawa Denki:Kk 街路灯管理システム
US20050097162A1 (en) * 2003-11-04 2005-05-05 Powerweb Technologies Wireless internet lighting control system
US20070057807A1 (en) * 2005-09-12 2007-03-15 Acuity Brands, Inc. Activation device for an intelligent luminaire manager
US20110254554A1 (en) * 2010-06-18 2011-10-20 Xicato, Inc. Led-based illumination module on-board diagnostics
CN201839488U (zh) * 2010-10-14 2011-05-18 北京泰和日新物联科技有限公司 节能型路灯无线网络监控系统
CN102413611A (zh) * 2011-11-22 2012-04-11 成都智汇科技有限公司 基于物联网的路灯节能与管理系统

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
LUGER S ET AL: "BELEUCHTUNG WIRD BUSFAEHIG", ELEKTRONIK, IRL PRESS LIMITED, DE, vol. 41, no. 26, 22 December 1992 (1992-12-22), pages 26 - 30, XP000327405, ISSN: 0013-5658 *

Also Published As

Publication number Publication date
WO2014175731A3 (en) 2015-04-02
WO2014175731A2 (en) 2014-10-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN109479351B (zh) 基于颜色的半寿命预测系统
EP3427550B1 (en) Universal smart lighting gateway
US8324826B2 (en) Method and device for composing a lighting atmosphere from an abstract description and lighting atmosphere composition system
JP6584716B2 (ja) 照明センサ分析
RU2628406C2 (ru) Способы и устройства для считывания светового выхода и управления световым выходом
US20170265268A1 (en) Location independent lighting sensor system
Tarashioon et al. An approach to “Design for Reliability” in solid state lighting systems at high temperatures
CN110366875A (zh) 检测重新入网初始化
NL2010680C2 (nl) Verlichtingssysteem voorzien van een veelvoud van ballasten.
US9949331B1 (en) Automated luminaire identification and group assignment
US10524335B1 (en) Systems and methods for reducing network traffic in a lighting system
CN110383953A (zh) 重新调试下的数据关联
GB2563736A (en) Automated luminaire identification and group assignment
CN107637170B (zh) 照明系统和估计照明系统的至少一个灯的寿命终点的方法
CN110832955B (zh) 用于资产定位、性能评估和故障检测的方法和系统
KR101624456B1 (ko) 에너지 절약을 위한 위치측위 기반 조명 제어 장치 및 그 방법
CN105468303B (zh) 智能照明设备的数据统计方法及装置
JP6115336B2 (ja) 照明制御装置および照明制御方法
JP6104102B2 (ja) 照明制御装置、照明制御方法、及びプログラム
CN104982094A (zh) 照明装置以及用于确定照明装置功能状态的方法
BE1029153B1 (nl) Werkwijze voor aansturen van virtuele lampen en verlichtingssysteem omvattende virtuele lampen
US20140265877A1 (en) Lighting control device and method
Corell et al. Energy saving LED smart tube in intelligent solutions
WO2014089181A1 (en) Lighting control device and method
WO2023247323A1 (en) A lighting device commissioning method

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20230501