NL2010426C2 - Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder. - Google Patents

Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder. Download PDF

Info

Publication number
NL2010426C2
NL2010426C2 NL2010426A NL2010426A NL2010426C2 NL 2010426 C2 NL2010426 C2 NL 2010426C2 NL 2010426 A NL2010426 A NL 2010426A NL 2010426 A NL2010426 A NL 2010426A NL 2010426 C2 NL2010426 C2 NL 2010426C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
holder
perforation
beverage
closing element
container
Prior art date
Application number
NL2010426A
Other languages
English (en)
Inventor
Lucas Karel Johannes Broek
Original Assignee
Ind Ontwerpbureau Hsm B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to NL2010426A priority Critical patent/NL2010426C2/nl
Application filed by Ind Ontwerpbureau Hsm B V filed Critical Ind Ontwerpbureau Hsm B V
Priority to BR112015022826-7A priority patent/BR112015022826B1/pt
Priority to KR1020157028693A priority patent/KR102176991B1/ko
Priority to PCT/NL2014/050146 priority patent/WO2014142658A1/en
Priority to CA2905274A priority patent/CA2905274C/en
Priority to EP14714407.5A priority patent/EP2969826B1/en
Priority to RU2015139064A priority patent/RU2674623C2/ru
Priority to AU2014230156A priority patent/AU2014230156B2/en
Priority to NZ712805A priority patent/NZ712805A/en
Priority to US14/775,076 priority patent/US10266321B2/en
Priority to JP2015562953A priority patent/JP6408496B2/ja
Priority to CN201480026571.0A priority patent/CN105228919B/zh
Application granted granted Critical
Publication of NL2010426C2 publication Critical patent/NL2010426C2/nl
Priority to PH12015502079A priority patent/PH12015502079A1/en
Priority to ZA2015/06862A priority patent/ZA201506862B/en

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D51/00Closures not otherwise provided for
    • B65D51/24Closures not otherwise provided for combined or co-operating with auxiliary devices for non-closing purposes
    • B65D51/28Closures not otherwise provided for combined or co-operating with auxiliary devices for non-closing purposes with auxiliary containers for additional articles or materials
    • B65D51/2807Closures not otherwise provided for combined or co-operating with auxiliary devices for non-closing purposes with auxiliary containers for additional articles or materials the closure presenting means for placing the additional articles or materials in contact with the main contents by acting on a part of the closure without removing the closure, e.g. by pushing down, pulling up, rotating or turning a part of the closure, or upon initial opening of the container
    • B65D51/2814Closures not otherwise provided for combined or co-operating with auxiliary devices for non-closing purposes with auxiliary containers for additional articles or materials the closure presenting means for placing the additional articles or materials in contact with the main contents by acting on a part of the closure without removing the closure, e.g. by pushing down, pulling up, rotating or turning a part of the closure, or upon initial opening of the container the additional article or materials being released by piercing, cutting or tearing an element enclosing it
    • B65D51/2821Closures not otherwise provided for combined or co-operating with auxiliary devices for non-closing purposes with auxiliary containers for additional articles or materials the closure presenting means for placing the additional articles or materials in contact with the main contents by acting on a part of the closure without removing the closure, e.g. by pushing down, pulling up, rotating or turning a part of the closure, or upon initial opening of the container the additional article or materials being released by piercing, cutting or tearing an element enclosing it said element being a blister, a capsule or like sealed container
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D41/00Caps, e.g. crown caps or crown seals, i.e. members having parts arranged for engagement with the external periphery of a neck or wall defining a pouring opening or discharge aperture; Protective cap-like covers for closure members, e.g. decorative covers of metal foil or paper
    • B65D41/32Caps or cap-like covers with lines of weakness, tearing-strips, tags, or like opening or removal devices, e.g. to facilitate formation of pouring openings
    • B65D41/34Threaded or like caps or cap-like covers provided with tamper elements formed in, or attached to, the closure skirt
    • B65D41/3404Threaded or like caps or cap-like covers provided with tamper elements formed in, or attached to, the closure skirt with ratchet-and-pawl mechanism between the container and the closure skirt or the tamper element
    • B65D41/3419Threaded or like caps or cap-like covers provided with tamper elements formed in, or attached to, the closure skirt with ratchet-and-pawl mechanism between the container and the closure skirt or the tamper element the tamper element being formed separately but connected to the closure
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D81/00Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents
    • B65D81/32Containers, packaging elements, or packages, for contents presenting particular transport or storage problems, or adapted to be used for non-packaging purposes after removal of contents for packaging two or more different materials which must be maintained separate prior to use in admixture
    • B65D81/3205Separate rigid or semi-rigid containers joined to each other at their external surfaces
    • B65D81/3211Separate rigid or semi-rigid containers joined to each other at their external surfaces coaxially and provided with means facilitating admixture
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65DCONTAINERS FOR STORAGE OR TRANSPORT OF ARTICLES OR MATERIALS, e.g. BAGS, BARRELS, BOTTLES, BOXES, CANS, CARTONS, CRATES, DRUMS, JARS, TANKS, HOPPERS, FORWARDING CONTAINERS; ACCESSORIES, CLOSURES, OR FITTINGS THEREFOR; PACKAGING ELEMENTS; PACKAGES
    • B65D2401/00Tamper-indicating means
    • B65D2401/15Tearable part of the closure
    • B65D2401/30Tamper-ring remaining connected to closure after initial removal

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Closures For Containers (AREA)
  • Devices For Dispensing Beverages (AREA)
  • Stackable Containers (AREA)
  • Packging For Living Organisms, Food Or Medicinal Products That Are Sensitive To Environmental Conditiond (AREA)

Description

Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het afsluiten van drankhouders, in het bijzonder een fles. De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een drankhouder, in het bijzonder een fles, en een met de drankhouder gekoppelde inrichting overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft vervolgens betrekking op een werkwijze voor het bedienen van een samenstel overeenkomstig de uitvinding.
De consument heeft vandaag de dag een ruime keuze uit dranken waaraan een of meer additieven zijn toegevoegd om de drank een meerwaarde te bieden. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om sportdranken, gezondheidsdranken, neutraceuticals, cosmeceuticals of functional foods. Het gaat daarbij vrijwel altijd om een drank die in een standaard samenstelling wordt geproduceerd en wordt aangeboden. Deze dranken zijn vrijwel allemaal gebaseerd op water waaraan de additieven reeds tijdens het productieproces zijn toegevoegd. Om het consumeren te vergemakkelijken, zijn deze dranken doorgaans voorverpakt in drinkflessen waarbij de consument de drank direct uit de fles kan nuttigen en waarvan de inhoud is bedoeld om binnen een tijdsbestek van enkele minuten of enkele uren te worden opgedronken.
Het is tevens bekend om het water en het aan het water toe te voegen additief initieel te scheiden in de fles door het doorgaans poedervormig additief initieel te bewaren in de dop van de fles, waarbij het additief kan worden vrijgegeven en kan worden toegevoegd aan het water door ontkoppeling van ten minste een deel van de dop van de fles. Hierbij wordt de drank aldus juist voor consumptie van de drank door de consument zelf geprepareerd. Voordeel van deze separate initiële opslag van water en additief in de fles is dat dit bijvoorbeeld de houdbaarheid van de te vormen drank aanzienlijk ten goede kan komen en ingrediënten kunnen worden geconsumeerd die slechts kort in vloeistof blijven bestaan. Bovendien is een dergelijke scheiding van water en additief voordelig vanuit logistiek en economisch oogpunt, doordat de dop separaat kan worden afgevuld met additief en vervolgens separaat kan worden vervoerd. Afvullen van de fles met water alsmede het assembleren van de fles en de dop kunnen vervolgens op een geografisch gunstige locatie plaatsvinden, waardoor de transportkosten aanzienlijk kunnen worden gereduceerd. Een voorbeeld van een dergelijke fles wordt beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage US2010/0200536, waarin de fles is afgevuld met water en wordt afgesloten door een bijzondere, als dop fungerende inrichting, welke inrichting een basisstructuur voor koppeling met de fles, en een middels een schroefdraadverbinding losneembaar met de basisstructuur gekoppeld afsluitelement omvat. De basisstructuur omsluit een doorvoerkanaal voor drank, welk doorvoerkanaal initieel is afgesloten en is afgevuld met een poedervormig additief, zoals een wateroplosbaar suikerhoudend additief. Het doorvoerkanaal wordt aan een (naar de fles toegekeerde) onderzijde initieel afgesloten door een perforeerbaar folie en eventueel met een meer rigide afsluitorgaan. In het doorvoerkanaal is een zwenkbaar met de basisstructuur verbonden arm gepositioneerd die aan een naar de folie toegekeerde zijde is voorzien van een snijdorgaan. Een naar het afsluitelement toegekeerde zijde van de arm is ingericht voor samenwerking met een van het afsluitelement deel uitmakende nok. Tijdens het losschroeven van het afsluitelement van de basisstructuur zal een bovenzijde van de arm worden meegenomen door het afsluitelement als gevolg waarvan de arm zal zwenken en het snijdorgaan de folie zal perforeren, waardoor het poedervormige additief in het water kan vallen, de drank kan worden geprepareerd en via het doorvoerkanaal kan worden geconsumeerd. Nadeel van de bekende fles is dat is gebleken dat een poedervormig additief relatief veel weerstand kan bieden, met name ingeval het additief in zekere mate wordt samengedrukt, hetgeen het zwenken van de arm en het snijdorgaan om de folie te kunnen perforeren aanzienlijk bemoeilijkt en zelfs kan verhinderen.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterde inrichting voor het verrijken van een in een fles opgenomen drank met één of meerdere additieven.
De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het in aanhef genoemde type, omvattende: een basisstructuur ingericht voor koppeling met de drankhouder, welke basisstructuur ten minste één doorvoerkanaal voor drank omsluit, een met de basisstructuur losneembaar gekoppeld afsluitelement voor het afsluiten van het ten minste ene doorvoerkanaal, ten minste één ten minste gedeeltelijk in het doorvoerkanaal aangebrachte axiaal verplaatsbare houder die ten minste gedeeltelijk is gevuld met een aan de drank toe te voegen additief, waarbij een naar het afsluitelement toegekeerde bovenzijde van de houder en een van het afsluitelement afgekeerde onderzijde van de houder de houder initieel in hoofdzaak mediumdicht afsluiten, en ten minste één, onder een van het afsluitelement afgekeerde onderzijde van de houder gepositioneerde onderste perforatiestructuur ingericht voor het perforeren (opensnijden of openscheuren) van de onderzijde van de houder tijdens in het doorvoerkanaal richting de onderste perforatiestructuur neerwaarts verplaatsen van de houder, waardoor het additief aan zich in de drankhouder bevindende drank kan worden afgegeven. Door de onderste perforatiestructuur onder de houder, en aldus buiten de houder, te positioneren en de houder te verplaatsen richting de onderste perforatiestructuur voor perforatie van de onderzijde van de houder kan de houder op relatief eenvoudig en betrouwbare wijze worden geperforeerd, waardoor het additief relatief eenvoudig aan de drank kan worden toegevoegd onder invloed van de zwaartekracht. Na opening van de onderzijde en bovenzijde van de houder zal de houder tevens fungeren als doorvoerkanaal voor drank, waardoor eventueel additiefresten alsnog kunnen worden gedispergeerd in het door de houder geleide water. De onderste perforatiestructuur is voorzien van één of meerdere snij-elementen die zich uitstrekken in de richting van de onderzijde van de houder. De snij-elementen kunnen puntvormig zijn, doch bij voorkeur wordt ten minste één snij-element lijnvormig, lineair of non-lineair, uitgevoerd, teneinde een lijnvormige incisie in de onderzijde van de houder te kunnen realiseren, waardoor het additief zich relatief makkelijk zal kunnen verwijderen uit de houder. Doorgaans zal de houder initieel ten minste gedeeltelijk zijn afgevuld met een in hoofdzaak poedervormig additief. Het is echter tevens denkbaar om een andersoortige additieven toe te passen, zoals een tablet of een (dik)vloeibaar additief, in het bijzonder siroop.
Navolgend zullen ter illustratie meerdere voordelige uitvoeringsvormen van de inrichting overeenkomstig de uitvinding worden beschreven. In enkele uitvoeringsvormen zijn meerdere inventieve concepten terug te vinden. Het is denkbaar dat individuele inventieve concepten en technische maatregelen worden toegepast zonder daarbij alle details van een bepaalde uitvoeringsvorm eveneens toe te passen.
Het moge duidelijk zijn dat diverse modificaties op de hieronder beschreven uitvoeringsvormen denkbaar zijn voor een vakman, waarbij een vakman verschillende inventieve concepten en/of technische maatregelen van verschillende uitvoeringsvormen kan combineren zonder daarbij afstand te doen van de in bijgesloten conclusies beschreven uitvindingsgedachte.
Het is denkbaar dat de onderste perforatiestructuur stationair is uitgevoerd, waarbij de oriëntatie tussen de onderste perforatiestructuur en de basisstructuur niet wijzigt.
Daarbij kan de perforatiestructuur zelfs integraal deel uitmaken van de basisstructuur. Daarbij kunnen de basisstructuur en de onderste perforatiestructuur eventueel tijdens een enkele spuitgietstap worden vervaardigd uit een polymeer. Door de houder vervolgens richting de stationair opgestelde onderste perforatiestructuur te laten verplaatsen kan tevens een perforatie van de onderzijde van de houder en daarmee afgifte van het additief aan de drank worden bewerkstelligd. Voordeel van deze uitvoeringsvariant is dat deze constructief relatief eenvoudig is uitgevoerd en derhalve relatief goedkoop kan worden vervaardigd.
Het is echter doorgaans vanuit praktisch oogpunt voordeliger ingeval de perforatiestructuur is verbonden met een onderste vasthoudstructuur, waarbij de oriëntatie tussen de perforatiestructuur en de onderste vasthoudstructuur wijzigbaar is. Dit maakt het mogelijk de vasthoudstructuur en/of de onderste perforatiestructuur te verplaatsen in het doorvoerkanaal. Deze verplaatsing maakt het enerzijds mogelijk om de onderzijde van de houder actiever en derhalve betrouwbaarder te kunnen perforeren, zoals in het navolgende zal worden toegelicht, en maakt het anderzijds mogelijk om een ruimte te creëren tussen de onderste perforatiestructuur en de vasthoudstructuur, welke ruimte voordelig is voor het in hoofdzaak onbelemmerd laten afgeven van additief aan de drank, alsook voor de doorvoer van drank. Het is in het bijzonder voordelig ingeval een omtrekswand en/of de onderzijde van de houder is ingericht voor aangrijping op de onderste vasthoudstructuur zodanig dat tijdens het neerwaarts verplaatsen van de houder de onderste vasthoudstructuur tevens in neerwaartse richting wordt verplaatst. Ingeval de onderste perforatiestructuur axiaal verplaatsbaar is ten opzichte van de basisstructuur en ten opzichte van de houder, kan door neerwaartse verplaatsing van de vasthoudstructuur een opwaartse verplaatsing van de onderste perforatiestructuur worden bewerkstelligd tijdens het in neerwaartse richting verplaatsen van de houder, waardoor zowel de houder als de onderste perforatiestructuur actief naar elkaar toe worden verplaatst, hetgeen het perforeren van de onderzijde van de houder doorgaans vergemakkelijkt. Teneinde tegen te gaan dat de onderste perforatiestructuur slechts in eenzelfde richting als de vasthoudstructuur zal worden verplaatst is het voordelig ingeval de inrichting ten minste één begrenzingselement omvat voor het begrenzen van de neerwaartse verplaatsing van de perforatiestructuur. Dit begrenzingselement kan bijvoorbeeld worden gevormd door een met de basisstructuur verbonden nok die de onderste perforatiestructuur ondersteunt dan wel door een andere, onder de onderste perforatiestructuur gelegen perforatiestructuur welke is ingericht voor het perforeren van een folie van de drankhouder. Diverse alternatieve uitvoeringsvarianten voor het ten minste ene begrenzingselement zijn denkbaar. Het begrenzingselement heeft als primair doel de maximale verplaatsing van de onderste perforatiestructuur te begrenzen, waarbij bij voorkeur deze maximale verplaatsing kleiner is dan de verplaatsing die de vasthoudstructuur ondergaat. Door de vasthoudstructuur over een grotere afstand te verplaatsen van de onderste perforatiestructuur kan de - in gebruikelijke verticale oriëntatie van de inrichting - verticale afstand tussen de vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur worden gewijzigd gedurende deze (deels) simultane verplaatsing, hetgeen met name gunstig is ingeval een kinematische omkering van de verplaatsing van de onderste perforatiestructuur (bij voorkeur in opwaartse richting) en de vasthoudstructuur (bij voorkeur in neerwaartse richting) gewenst is. Teneinde deze kinematische omkering te kunnen realiseren is het voordelig ingeval de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur onderling zijn verbonden middels ten minste één zwenkarm, waarbij iedere zwenkarm met een eerste uiteinde zwenkbaar is verbonden met de onderste vasthoudstructuur en met een daartegenover gelegen tweede uiteinde zwenkbaar is verbonden met de onderste perforatiestructuur. Doorgaans ontstaat hierdoor een dubbel filmschamier tussen de vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur. Met name ingeval de afstand tussen beide uiteinden van iedere zwenkarm in een in hoofdzaak onbelaste toestand groter is dan de afstand tussen de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur ingeval de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur in hoofdzaak in eenzelfde vlak zijn gelegen, zal de ten minste ene zwenkarm de perforatiestructuur dringen in een van de vasthoudstructuur afgekeerde richting. Door het begrenzen van de neerwaartse verplaatsing van de onderste perforatiestructuur zal de ten minste ene zwenkarm de perforatiestructuur in opwaartse richting dringen ingeval de spanning op de zwenkarm als gevolg van neerwaartse verplaatsing van de vasthoudstructuur een kritische spanning overschrijdt, waardoor de onderzijde van de houder actief wordt geperforeerd. In deze opwaartse (perforerende) voorkeurstoestand zal de onderste perforatiestructuur stabiel blijven gepositioneerd, waardoor voldoende doorvoerruimte voor additief en drank tussen de perforatiestructuur en de vasthoudstructuur gewaarborgd kan worden. Het is daarbij bijzonder voordelig ingeval de ten minste ene zwenkarm gehoekt of gekromd is uitgevoerd. Het is tevens voordelig ingeval de ten minste ene zwenkarm veerkrachtig is uitgevoerd. De ten minste ene zwenkarm zal doorgaans uit een polymeer zijn vervaardigd, doch het is tevens denkbaar de zwenkarm uit een andersoortig materiaal, zoals een (veerkrachtig) metaal te vervaardigen. Bij voorkeur omvat de inrichting meerdere zwenkarmen die in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld ten opzichte van een omtrekszijde van de onderste perforatiestructuur. Op deze wijze kan een gecontroleerde en gelijkmatige beweging van de onderste perforatiestructuur ten opzichte van de vasthoudstructuur zo goed mogelijk worden gewaarborgd. Doorgaans zal toepassing van een drietal zwenkarmen hiervoor voldoende zijn. Voordeel van het toepassen van één of meerdere zwenkarmen is tevens dat de perforatiestructuur initieel op (veilige) afstand wordt gehouden van de te perforeren, waardoor abusievelijke opening van de folie kan worden tegengegaan. Slechts door zwenking van de zwenkarm(en) zal de perforatiestructuur de facto worden geactiveerd, waarbij de folie zal worden geperforeerd.
De onderste vasthoudstructuur omsluit doorgaans de onderste perforatiestructuur. De onderste vasthoudstructuur zal daarbij doorgaans ringvormig zijn vormgegeven. Teneinde een gecontroleerde, gelijkmatig, en doorgaans in hoofdzaak rechtstandige (in hoofdzaak verticale) verplaatsing van de vasthoudstructuur te kunnen waarborgen is het doorgaans voordelig ingeval de vasthoudstructuur wordt verplaatst in het doorvoerkanaal van de basisstructuur en aldus, bij voorkeur vormsluitend, wordt omsloten door het doorvoerkanaal van de basisstructuur, in het bijzonder door een het doorvoerkanaal definiërende kanaalwand van de basisstructuur. Bij voorkeur sluit deze kanaalwand tevens in hoofdzaak vormsluitend aan op een omtrekswand van de houder. De kanaalwand is doorgaans in hoofdzaak kokervormig, in het bijzonder in hoofdzaak cilindrisch vormgegeven, daar een dergelijke vormgeving axiale rotatie van op de kanaalwand aansluitende componenten, zoals bijvoorbeeld de houder, toelaat. Deze axiale rotatie is met name voordelig ingeval naast een onderste perforatiestructuur tevens een bovenste perforatiestructuur wordt toegepast door middels het afsluitelement axiaal kan worden geroteerd en dientengevolge axiaal kan worden verplaatst, hetgeen in het navolgende nader wordt toegelicht.
Bij voorkeur wordt de onderzijde van de houder gevormd door een perforeerbaar folie. De folie kan daarbij zijn vervaardigd uit één of meerdere polymeren, uit een metaal, of een combinatie daarvan. Geschikte polymeren zijn polypropeen (PP) en/of etheenvinylalcohol (EVOH). EVOH heeft als bijzondere eigenschap te fungeren als zuurstofbarrière hetgeen het conserveren van de in de houder gehouden additief ten goede komt. De folie kan tevens aluminium omvatten dat, optioneel, eenzijdig of tweezijdig is voorzien van een PP laag om eenzijdige of tweezijdige hechting van de folie op een overig, uit kunststof vervaardigd deel van de houder te kunnen vergemakkelijken. Het is tevens denkbaar dat de folie aluminiumoxide (ALOX) eventueel gelamineerd met kunststof, zoals polyetheentereftalaat (PET) omvat, waardoor een bijzonder dun folie kan worden verkregen met een dikte van ordegrootte enkele microns. De folie is doorgaans middels verlassen en/of verlijmen verbonden met een overig deel van de houder. De omtrekswand van de houder, welke de facto de behuizing vormt van de houder, kan zijn bijvoorbeeld vervaardigd uit kunststof, metaal, of een combinatie daarvan. Bij voorkeur is de behuizing vervaardigd uit een gelamineerd kunststof van PP en EVOH, waarbij bij voorkeur een EVOH materiaallaag wordt ingesloten door twee PP materiaallagen, waardoor een zogenaamde ‘schaptijd’ van ten minste 12 maanden kan worden gewaarborgd. De houder, of althans de omtrekswand, kan middels verschillende technieken worden vervaardigd, waaronder spuitgieten en thermovormen. Tevens is het denkbaar dat de houder wordt vervaardigd door deformatie van een folie, bijvoorbeeld tot cilindervorm, waarbij het folie vervolgens wordt gelast en/of gelijmd. Een buitenzijde van de omtrekswand kan eventueel zijn voorzien van een decoratief en/of informatief oppervlak dat zichtbaar zal zijn ingeval een ten minste gedeeltelijk transparante basisstructuur wordt toegepast. In een alternatieve uitvoeringsvorm is het denkbaar dat de houder meerdere compartimenten omsluit, welke compartimenten bij voorkeur zijn gescheiden middels ten minste één in hoofdzaak verticaal georiënteerd schot. Op deze wijze is het denkbaar om meerdere additieven in de houder te bewaren die onderling gescheiden blijven totdat de onderzijde van de folie is geopend.
De bovenzijde van de houder kan op diverse wijzen zijn vormgegeven, afhankelijk van de wijze van openen van de bovenzijde van de houder. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat de bovenzijde van de houder wordt gevormd door een deksel die initieel met de omtrekswand is verbonden. Door het verwijderen van het deksel kan de bovenzijde van de houder worden geopend. Echter, het geniet doorgaans de voorkeur om middels de bovenzijde de houder in hoofdzaak mediumdicht te kunnen afsluiten, teneinde het houdbaarheid van het additief te kunnen vergroten. Derhalve is het doorgaans voordelig ingeval ook de bovenzijde wordt gevormd door een folie, in het bijzonder een perforeerbaar folie zoals in het voorgaande is omschreven. Het folie kan middels lijmen en/of lassen met de omtrekswand van de houder zijn verbonden. Perforatie van de folie dat de bovenzijde van de houder vormt kan manueel geschieden. Het geniet echter vanuit praktisch en hygiënisch oogpunt de voorkeur om deze perforatie tevens op mechanische wijze te realiseren, hetgeen bijvoorbeeld kan worden vormgegeven door het afsluitelement in te richten dat de folie wordt geperforeerd tijdens het ontkoppelen van het afsluitelement van de basisstructuur. Hierbij kan het afsluitelement de folie direct perforeren dan wel onder tussenkomst van daartoe bestemde perforatiemiddelen. Doorgaans geniet laatstgenoemde optie de voorkeur. Bij voorkeur omvat de inrichting dan ook ten minste één, boven een naar het afsluitelement toegekeerde bovenzijde van de houder gepositioneerde bovenste perforatiestructuur ingericht voor het perforeren van de bovenzijde van de houder tijdens het richting de bovenzijde van de houder neerwaarts verplaatsen van de bovenste perforatiestructuur. De bovenste perforatiestructuur kan manueel worden bediend, door het indrukken van de perforatiestructuur richting de houder, waardoor de (boven)folie wordt geperforeerd. Echter, bij voorkeur wordt de bovenste perforatiestructuur richting de houder verplaatst tijdens het openen van de inrichting, id est tijdens het ontkoppelen van het afsluitelement van de basisstructuur. Dit kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door de basisstructuur en het afsluitelement middels een schroefdraadverbinding onderling te koppelen, waarbij voorkeur de basisstructuur is voorzien van een uitwendige schroefdraad ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad van het afsluitelement. Door vervolgens het afsluitelement te voorzien van ten minste één meeneemorgaan ingericht voor het tijdens het axiaal roteren van het afsluitelement axiaal mee laten roteren van de bovenste perforatiestructuur kan een roterende beweging van de perforatiestructuur worden verkregen. Deze roterende beweging gepaard gaan met een verplaatsing van de perforatiestructuur in axiale, naar de houder toegekeerde richting. Hiertoe is het voordelig ingeval de bovenste perforatiestructuur is voorzien van een uitwendige schroefdraad ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad van de basisstructuur, zodanig dat tijdens axiale rotatie van de bovenste perforatiestructuur ten opzichte van de basisstructuur de bovenste perforatiestructuur in neerwaartse richting kan worden verplaatst voor perforatie van de bovenzijde van de houder. De oriëntatie van de schroefdraadverbinding tussen het afsluitelement en de basisstructuur is derhalve bij voorkeur tegengesteld aan de oriëntatie van de schroefdraadverbinding tussen de basisstructuur en de bovenste perforatiestructuur, waardoor de gewenste tegengestelde beweging kan worden gerealiseerd. In plaats van een schroefdraadverbinding is het tevens denkbaar dat een andersoortige verbinding wordt toegepast, zoals bijvoorbeeld een klikverbinding (snapverbinding) of bajonetsluiting, waardoor een neerwaartse verplaatsing van de houder alsook van de bovenste perforatiestructuur kan worden bewerkstelligd.
Het is voordelig ingeval de bovenste perforatiestructuur is verbonden met een bovenste vasthoudstructuur, waarbij de oriëntatie tussen de perforatiestructuur en de onderste vasthoudstructuur wijzigbaar is. Op deze wijze wordt een soortgelijke constructie verkregen als de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur met vergelijkbare voordelen. Echter, de bovenste vasthoudstructuur is hierbij bij voorkeur ingericht voor aangrijping op een omtrekswand en/of de bovenzijde van de houder zodanig dat tijdens het neerwaarts verplaatsen van de vasthoudstructuur de houder tevens in neerwaartse richting wordt verplaatst. Daarbij is het voordelig ingeval de bovenste vasthoudstructuur en de bovenste perforatiestructuur onderling zijn verbonden middels ten minste één zwenkarm, waarbij iedere zwenkarm met een eerste uiteinde zwenkbaar is verbonden met de bovenste vasthoudstructuur en met een daartegenover gelegen tweede uiteinde zwenkbaar is verbonden met de bovenste perforatiestructuur. Door de afstand tussen beide uiteinden van iedere zwenkarm in een in hoofdzaak onbelaste toestand groter te laten zijn dan de afstand tussen de bovenste vasthoudstructuur en de bovenste perforatiestructuur ingeval de bovenste vasthoudstructuur en de bovenste perforatiestructuur, of althans de uiteinden van de zwenkarm, in hoofdzaak in eenzelfde (horizontaal) vlak zijn gelegen, kan de perforatiestructuur in een op afstand van de bovenste vasthoudstructuur gelegen voorkeurstoestand worden gedrongen. Ook in deze bovenconstructie is het voordelig ingeval de ten minste ene zwenkarm gehoekt of gekromd is uitgevoerd. Tevens is het hierbij voordelig ingeval de ten minste ene zwenkarm veerkrachtig is uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor de toepassing van meerdere zwenkarmen die in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld ten opzichte van een omtrekszijde van de bovenste perforatiestructuur, hetgeen een gecontroleerde en gelijkmatige verplaatsing van de bovenste perforatiestructuur doorgaans ten goede komt.
Het is veelal voordelig ingeval de bovenste perforatiestructuur en/of de onderste perforatiestructuur is voorzien van ten minste één doorvoeropening voor drank, waardoor drank minder weerstand zal ondervinden om via de onderste perforatiestructuur, de houder, en de bovenste perforatiestructuur de inrichting te verlaten.
In een voorkeursuitvoering is de basisstructuur ingericht om onlosmakelijk te worden verbonden met de drankhouder. Bij nadere voorkeur is de basisstructuur ingericht om in hoofdzaak gefixeerd te worden verbonden met de drankhouder. Een dergelijke onlosmakelijk, bij voorkeur gefixeerde, verbinding tussen de basisstructuur en de drankhouder voorkomt dat de basisstructuur tijdens gebruik abusievelijk wordt ontkoppeld van de drankhouder, en faciliteert bovendien ontkoppeling van het afsluitelement van de basisstructuur.
In een verdere voorkeursuitvoering is het afsluitelement verbonden met een afscheurbaar verzegelelement dat initieel aangrijpt op de drankhouder en/of de basisstructuur en afscheurt tijdens ontkoppeling van het afsluitelement van de basisstructuur. Op deze wijze wordt een “tamper evident” verschaft aan de hand waarvan een consument in één oogopslag kan zien of de inrichting reeds eerder geopend is geweest.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een drankhouder, in het bijzonder een fles, en een met de drankhouder gekoppelde inrichting overeenkomstig de uitvinding. Daarbij zal doorgaans een deel van de inrichting in de drankhouder, in het bijzonder de fles, zijn gepositioneerd, waardoor het totale uitwendige volume van het samenstel kan worden gereduceerd. De drankhouder zal veelal zijn gevuld met water, eventueel reeds initieel voorzien van één of meerdere additieven. De drankhouder kan initieel zijn afgeschermd met een eigen folie. Ingeval de drankhouder zelf is voorzien van een dergelijk folie is het doorgaans voordelig om onder de onderste perforatiestructuur een verdere perforatiestructuur toe te passen die is ingericht om de folie van de drankhouder te perforeren. Perforatie van dit folie van de drankhouder door de verdere perforatiestructuur zal doorgaans geschieden tijdens het perforeren van de onderzijde van de houder door de onderste perforatiestructuur.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het bedienen van een dergelijk samenstel, omvattende de stappen: A) het ontkoppelen van het afsluitelement ten opzichte van de basisstructuur, B) het openen van de bovenzijde van de houder, en C) het richting de onderste perforatiestructuur neerwaarts verplaatsen van de houder zodanig dat de onderzijde van de houder wordt geperforeerd en additief aan zich in de drankhouder bevindende drank kan worden afgegeven. Voordelen van een dergelijke werkwijze zijn reeds in het voorgaande op uitvoerige wijze beschreven. Bij voorkeur zal stap A) het volledige proces van tweezijdige opening (stap B) en C)) van de houder in gang zetten, waardoor na verwijdering van het afsluitelement van de basisstructuur de houder tweezijdig is geopend, het additief is toegevoegd aan de drank in de drankhouder, en de drank gereed is om te worden verwijderd via de inrichting van het samenstel. Perforatie van de bovenzijde van de houder tijdens stap B) geschiedt, zoals aangegeven, bij voorkeur door toepassing van een bovenste perforatiestructuur die tijdens stap B) wordt verplaatst richting de bovenzijde van de houder zodanig dat de bovenzijde wordt geperforeerd. Tijdens stap C) wordt een onderste vasthoudstructuur bij voorkeur in neerwaartse richting verplaatst, waardoor een met de onderste vasthoudstructuur verplaatsbaar verbonden onderste perforatiestructuur richting de houder wordt gedrongen zodanig dat de onderzijde van de houder wordt geperforeerd.
De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin tonen: figuren la-lb verschillende aanzichten op een samenstel overeenkomstig de uitvinding, en figuren 2a-2d verschillende aanzichten op een ander samenstel overeenkomstig de uitvinding.
Figuur la toont een dwarsdoorsnede van een samenstel 1 overeenkomstig de uitvinding, welk samenstel 1 een drankhouder 2 en een met de drankhouder 2 gekoppelde inrichting 3 voor het afsluiten van de drankhouder 2 en voor het verrijken van in de drankhouder 2 gehouden drank 4, doorgaans drinkwater, met een met een poedervormig additief 5, zoals een wateroplosbaar suikerhoudend additief, een vitaminepreparaat en/of een farmaceutisch preparaat, omvat. De drankhouder 2 is bekervormig uitgevoerd, waarbij een deel van de inrichting 3 wordt omsloten door de drankhouder 2. De drankhouder 2 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 6 die in de getoonde toestand samenwerkt met een inwendige schroefdraad 7 van een basisstructuur 8 van de inrichting 3, waardoor sprake is van een schroefdraadverbinding tussen de drankhouder 2 en de inrichting 3. De basisstructuur 8 is voorzien van een doorvoerkanaal 9 voor drank. De diameter van het doorvoerkanaal 9 varieert in de lengterichting van het doorvoerkanaal 9, waarbij een bovenste deel van het doorvoerkanaal 9 relatief smal is, teneinde het schenken van drank uit het samenstel 1 gecontroleerd te kunnen laten verlopen, en waarbij een onderste deel van het doorvoerkanaal 9 relatief breed is uitgevoerd, teneinde overige componenten van de inrichting 3 te kunnen accommoderen, zoals in het navolgende zal worden toegelicht.
De inrichting 3 omvat een met de basisstructuur 8 losneembaar gekoppeld afsluitelement 10 voor het afsluiten van het doorvoerkanaal 9. Daartoe is de basisstructuur 8 voorzien van een uitwendige schroefdraad 11 ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad 12 van het afsluitelement 10. Het afsluitelement 10 is verder initieel verbonden met een verbreekbare verzegelring 13 aan de hand waarvan een consument - als kwaliteitscontrole - in één oogopslag kan zien of het afsluitelement 10 reeds eerder is verwijderd van de basisstructuur 8. Het doorvoerkanaal 9 van de basisstructuur 8 vormt tevens een behuizing voor een houder 14 voor het additief 5, welke houder 14 in dit uitvoering svoorbeeld in hoofdzaak cilindrisch is vormgegeven. Beide kopse zijden van de houder 14 zijn initieel in hoofdzaak mediumdicht afgesloten middels een folie 14a, 14b, zodat het additief 5 relatief lang kan worden bewaard. Het bovenste folie 14a, dat de bovenzijde van de houder 14 vormt, kan worden geperforeerd door een bovenste perforatie structuur 15, terwijl het onderste folie 14b, dat de onderzijde van de houder 14 vormt, kan worden geperforeerd door een onderste perforatie structuur 16, hetgeen navolgend nader wordt toegelicht. De houder 14 is vormsluitend en axiaal verplaatsbaar opgenomen in het doorvoerkanaal 9 van de basisstructuur 8. De bovenste perforatie structuur 15 is in nader detail getoond in figuur lb. De bovenste perforatiestructuur 15 omvat een opstaand kokervormig element 17 dat aan een buitenzijde is voorzien van een uitwendige schroefdraad 18 ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad 19 van de basisstructuur 8. Een binnenzijde van het kokervormige element 17 is voorzien van één of meerdere meeneemnokken 20 ingericht om te worden meegenomen door een tot in het doorvoerkanaal 9 uitstekend deel 21 van het afsluitelement 10. Door axiale rotatie van het afsluitelement 10 ten opzichte van de basisstructuur 8, in het bijzonder tijdens het ontkoppelen van het afsluitelement 10, zal het uitstekende deel 21 van het afsluitelement 10 het kokervormige element 17 in eenzelfde richting axiaal laten roteren, waarbij als gevolg van voornoemde schroefdraadverbinding het kokervormige element 17 richting de houder 14 wordt verplaatst. De bovenste perforatie structuur 15 omvat drie lijnvormige perforatie-elementen 22a, 22b (waarvan er slechts twee zichtbaar zijn) die op een centraal perforatiepunt samenkomen en in hoofdzaak star zijn verbonden met het kokervormige element 17. Neerwaartse verplaatsing van het kokervormige element 17 leidt tevens tot neerwaartse verplaatsing van de perforatie-elementen 22a, 22b zodanig dat het bovenste folie 14a, bij voldoende verplaatsing, zal worden voorzien van lijnincisies en aldus zal worden geperforeerd. Elk van de perforatie-elementen 22a, 22b is zwenkbaar verbonden middels een zwenkarm 23 (waarvan er slechts één is weergegeven), waarbij iedere zwenkarm 23 aan een overliggend uiteinde zwenkbaar is verbonden met een bovenste vasthoudstructuur 24. De bovenste vasthoudstructuur 24 kan eventueel gesegmenteerd zijn vormgegeven. Een buitenste omtrekszijde van de vasthoudstructuur 24 grijpt in dit uitvoeringsvoorbeeld aan op een ringvormige mantel 25 van de bovenste perforatie structuur 15. Een onderzijde van de vasthoudstructuur 24 grijpt aan op een in hoofdzaak starre omtrekswand 14c van de houder 14. Neerwaartse verplaatsing van de bovenste perforatiestructuur 15 leidt aldus tevens tot neerwaartse verplaatsing van de vasthoudstructuur 24 en daarmee van de houder 14. Echter, door de toepassing van de zwenkbare gekromde zwenkarmen, ook wel aangeduid als knietjes, die initieel de bovenste perforatiestructuur 15 in een bovenste toestand houden ten opzichte van de omliggende vasthoudstructuur 24, zal de oriëntatie van de bovenste perforatiestructuur 15 ten opzichte van de vasthoudstructuur 24 gedurende de neerwaartse verplaatsing wijzigen. Doordat de bovenste perforatiestructuur 15 tijdens de neerwaartse verplaatsing minder weerstand ondervindt dan de vasthoudstructuur 24 zal de bovenste perforatiestructuur 15 geneigd zijn zich makkelijker en verder te verplaatsen dan de vasthoudstructuur 24, waardoor de zwenkarmen 23 zullen zwenken en de bovenste perforatiestructuur 15 in een stabiele onderste toestand ten opzichte van de vasthoudstructuur 24 zullen dringen, waarbij de folie 14a geperforeerd is.
Als gevolg van de neerwaartse verplaatsing van de houder 14 onder invloed van de verplaatsende bovenste vasthoudstructuur zal de omtrekswand 14c van de houder 14 een onderste vasthoudstructuur 26 tevens in neerwaartse richting verplaatsen. De onderste vasthoudstructuur 26 is zwenkbaar verbonden met een drietal gekromde zwenkarmen 27, waarbij iedere zwenkarm 27 zwenkbaar is verbonden met onderste perforatiestructuur 28 voorzien van meerdere perforatie-elementen 29 ingericht voor het perforeren van de onderste folie 14b. Daarbij is de basisstructuur 8 voorzien van een begrenzingselement 30 dat afsteunt op een flens 31 van de basisstructuur 8 en fungeert als begrenzing van de neerwaartse verplaatsing van de onderste perforatiestructuur 28. Bij het in neerwaartse richting verplaatsen van de onderste vasthoudstructuur 26 zullen de zwenkarmen 27 deformeren als gevolg van de begrenzing van de neerwaartse verplaatsing van de onderste perforatiestructuur 28, waardoor de spanning in de zwenkarmen 27 alsmede de kanteling van de zwenkarmen 27 zal toenemen. Bij voldoende kanteling van de zwenkarmen 27 zullen de zwenkarmen 27 de onderste perforatiestructuur 28 in opwaartse richting drukken, waarbij de zwenkarmen 27 ten minste gedeeltelijk zullen worden ontlast en waarbij de onderste perforatiestructuur 28 de onderste folie 14b zal perforeren, waardoor het additief 5 zich als gevolg van de zwaartekracht kan verwijderen uit de houder 14 en zich kan vermengen met het water 4. Door ontkoppeling van het afsluitelement 10 van de basisstructuur 8 zal de houder 14 aldus tweezijdig vanaf een buitenzijde worden geperforeerd. Bij het verwijderen van met het additief 5 verrijkte drank 4 uit het samenstel 1 zal de drank 4 via de houder 14 uit de inrichting 3 kunnen worden verwijderd.
Figuur 2a toont een perspectivisch aanzicht op een ander samenstel 101 overeenkomstig de uitvinding, welk samen stel 101 een drankhouder 102 en een met de drankhouder 102 gekoppelde inrichting 103 voor het afsluiten van de drankhouder 102 en voor het verrijken van in de drankhouder 102 gehouden drank 104, doorgaans drinkwater, met een met een poedervormig additief 105 omvat. In figuur 2b wordt een dwarsdoorsnede van het samen stel 101 getoond, waarbij in figuur 2c een detailleerde perspectivische dwarsdoorsnede van het samen stel 101 wordt getoond. In figuren 2a-2c wordt het samen stel weergegeven in een initieel verzegelde afgesloten toestand. In figuur 2d wordt een gedetailleerde perspectivische dwarsdoorsnede getoond van het samenstel 101 in een geopende toestand. Het samen stel 101 vertoont constructief sterke overeenkomsten met het in figuren la en lb getoonde samenstel 1.
De drankhouder 102 is bekervormig uitgevoerd en is aan een bovenzijde afgesloten middels ten minste één folie 140. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de inrichting 103 volledig buiten de drankhouder 2 gepositioneerd. De drankhouder 102 is voorzien van een uitwendige schroefdraad 106 die in de getoonde toestand samenwerkt met een inwendige schroefdraad 107 van een basisstructuur 108 van de inrichting 103, waardoor sprake is van een schroefdraadverbinding tussen de drankhouder 102 en de inrichting 103. De basisstructuur 108 is voorzien van een doorvoerkanaal 109 voor drank. De inrichting 103 omvat een met de basisstructuur 108 losneembaar gekoppeld afsluitelement 110 voor het afsluiten van het doorvoerkanaal 109. Daartoe is de basisstructuur 108 voorzien van een uitwendige schroefdraad 111 ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad 112 van het afsluitelement 110. Het afsluitelement 110 is verder initieel verbonden met een verbreekbare verzegelring 113 aan de hand waarvan een consument - als kwaliteitscontrole - in één oogopslag kan zien of het afsluitelement 110 reeds eerder is verwijderd van de basisstructuur 108. Het doorvoerkanaal 109 van de basisstructuur 108 vormt tevens een behuizing voor een houder 114 voor het additief 105, welke houder 114 in dit uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak cilindrisch is vormgegeven. Beide kopse zijden van de houder 114 zijn initieel in hoofdzaak mediumdicht afgesloten middels een folie 114a, 114b, zodat het additief 105 relatief lang kan worden bewaard. Het bovenste folie 114a, dat de bovenzijde van de houder 114 vormt, kan worden geperforeerd door een bovenste perforatiestructuur 115, terwijl het onderste folie 114b, dat de onderzijde van de houder 114 vormt, kan worden geperforeerd door een onderste perforatiestructuur 116, hetgeen navolgend nader wordt toegelicht. De houder 114 is vormsluitend en axiaal verplaatsbaar opgenomen in het doorvoerkanaal 109 van de basisstructuur 108. De bovenste perforatiestructuur 115 is in nader detail getoond in figuur 2c. De bovenste perforatiestructuur 115 omvat een opstaand kokervormig element 117 dat aan een buitenzijde is voorzien van een uitwendige schroefdraad 118 ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad 119 van de basisstructuur 108. Een binnenzijde van het kokervormige element 117 is voorzien van één of meerdere meeneemnokken 120 ingericht om te worden meegenomen door een tot in het doorvoerkanaal 109 uitstekend deel 121 van het afsluitelement 110. Door axiale rotatie van het afsluitelement 110 ten opzichte van de basisstructuur 110, in het bijzonder tijdens het ontkoppelen van het afsluitelement 110, zal het uitstekende deel 121 van het afsluitelement 110 het kokervormige element 117 in eenzelfde richting axiaal laten roteren, waarbij als gevolg van voornoemde schroefdraadverbinding het kokervormige element 117 richting de houder 114 wordt verplaatst. De bovenste perforatiestructuur 115 omvat drie lijnvormige perforatie-elementen 122a, 122b (waarvan er slechts twee zichtbaar zijn) die in hoofdzaak star zijn verbonden met het kokervormige element 117. Neerwaartse verplaatsing van het kokervormige element 117 leidt tevens tot neerwaartse verplaatsing van de perforatie-elementen 122a, 122b zodanig dat het bovenste folie 114a, bij voldoende verplaatsing, zal worden voorzien van lijnincisies en aldus zal worden geperforeerd. Elk van de perforatie-elementen 122a, 122b is zwenkbaar verbonden middels een zwenkarm 123 (waarvan er slechts één is weergegeven), waarbij iedere zwenkarm 123 aan een overliggend uiteinde zwenkbaar is verbonden met een bovenste vasthoudstructuur 124. De bovenste vasthoudstructuur 124 kan eventueel gesegmenteerd zijn vormgegeven. Een buitenste omtrekszijde van de vasthoudstructuur 124 grijpt in dit uitvoeringsvoorbeeld aan op een ringvormige mantel 125 van de bovenste perforatiestructuur 115. Een onderzijde van de vasthoudstructuur 124 grijpt aan op een in hoofdzaak starre omtrekswand 114c van de houder 114. Neerwaartse verplaatsing van de bovenste perforatiestructuur 115 leidt aldus tevens tot neerwaartse verplaatsing van de vasthoudstructuur 124 en daarmee van de houder 114. Echter, door de toepassing van de zwenkbare gekromde zwenkarmen, ook wel aangeduid als knietjes, die initieel de bovenste perforatiestructuur 115 in een bovenste toestand houden ten opzichte van de omliggende vasthoudstructuur 124, zal de oriëntatie van de bovenste perforatiestructuur 115 ten opzichte van de vasthoudstructuur 124 gedurende de neerwaartse verplaatsing wijzigen, waarbij de veerkrachtige zwenkarmen enigszins zullen vervormen. Doordat de bovenste perforatiestructuur 115 tijdens de neerwaartse verplaatsing minder weerstand ondervindt dan de vasthoudstructuur 124 zal de bovenste perforatiestructuur 115 geneigd zijn zich makkelijker en verder te verplaatsen dan de vasthoudstructuur 124, waardoor de zwenkarmen 123 zullen zwenken en de bovenste perforatiestructuur 115 in een stabiele onderste toestand ten opzichte van de vasthoudstructuur 24 zullen dringen, waardoor de folie 114a geperforeerd wordt.
Als gevolg van de neerwaartse verplaatsing van de houder 114 onder invloed van de verplaatsende bovenste vasthoudstructuur zal de omtrekswand 114c van de houder 114 een onderste vasthoudstructuur 126 tevens in neerwaartse richting verplaatsen. De onderste vasthoudstructuur 126 is zwenkbaar verbonden met een drietal gekromde zwenkarmen 127, waarbij iedere zwenkarm 127 zwenkbaar is verbonden met onderste perforatiestructuur 128 voorzien van meerdere perforatie-elementen 129 ingericht voor het perforeren van de onderste folie 114b. Daarbij is de basisstructuur 108 voorzien van een begrenzingselement 130 dat afsteunt op een flens 131 van de basisstructuur 108 en fungeert als begrenzing van de neerwaartse verplaatsing van de onderste perforatiestructuur 28. Echter, in dit uitvoeringsvoorbeeld wordt het begrenzing selement 130 gevormd door een samenstel van een verdere perforatiestructuur 141 en een middels zwenkarmen 142 (dubbel) zwenkbaar met de verdere perforatiestructuur 141 verbonden verdere vasthoudstructuur 143. De verdere vasthoudstructuur wordt de facto ingeklemd tussen de flens 131 van de basisstructuur 108 en de onderste vasthoudstructuur 126. De verdere perforatiestructuur 141 is ingericht voor het perforeren van de folie 140 van de drankhouder 102. Tijdens het in eerste instantie in neerwaartse richting verplaatsen van de onderste perforatiestructuur 128 zal tevens de verdere perforatiestructuur 141 in neerwaartse richting worden verplaatst. Bij voorkeur zullen de verdere zwenkarmen 142 makkelijker deformeren dan de onderste zwenkarmen 127, waardoor de folie 140 van de drankhouder 102 juist eerder zal worden geperforeerd dan de folie 114b van de houder 114. Dit heeft als voordeel dat het additief 105 direct in het drank kan vallen, en niet eerst op de folie 140 van de drankhouder 102 zou vallen, hetgeen als nadeel zou hebben dat de verdere perforatiestructuur 141 zich door het poedervormige additief 105 zou moeten verplaatsen, hetgeen ongewenst is zoals beschreven in de beschrijvingsinleiding van dit octrooischrift. De verdere werking van de constructie komt overeen met het hierboven beschreven werking van het in figuren la en lb getoonde samen stel 1. In plaats van gekromde veerkrachtige zwenkarmen is het tevens denkbaar om in hoofdzaak vlakke (niet-gekromde) veerkrachtige zwenkarmen toe te passen. Het is denkbaar dat in plaats van één folie 140 meerdere folies op de drankhouder aan te brengen, waarbij eventueel tussen verschillende folies een (aanvullend) additief kan worden opgesloten. Het samenstel van folies kan vervolgens middels de verdere perforatiestructuur 141, tijdens neerwaartse verplaatsing ervan, worden geperforeerd.
Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

Claims (50)

1. Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, in het bijzonder een fles, omvattende: een basisstructuur ingericht voor koppeling met de drankhouder, welke basisstructuur ten minste één doorvoerkanaal voor drank omsluit, - een met de basisstructuur losneembaar gekoppeld afsluitelement voor het afsluiten van het ten minste ene doorvoerkanaal, ten minste één ten minste gedeeltelijk in het doorvoerkanaal aangebrachte axiaal verplaatsbare houder die ten minste gedeeltelijk is gevuld met een aan de drank toe te voegen additief, waarbij een naar het afsluitelement toegekeerde bovenzijde van de houder en een van het afsluitelement afgekeerde onderzijde van de houder de houder initieel in hoofdzaak mediumdicht afsluiten, en ten minste één, onder een van het afsluitelement afgekeerde onderzijde van de houder gepositioneerde onderste perforatiestructuur ingericht voor het perforeren van de onderzijde van de houder tijdens in het doorvoerkanaal richting de onderste perforatiestructuur neerwaarts verplaatsen van de houder, waardoor het additief aan zich in de drankhouder bevindende drank kan worden afgegeven.
2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de perforatiestructuur verbonden is met een onderste vasthoudstructuur, waarbij de oriëntatie tussen de perforatiestructuur en de onderste vasthoudstructuur wijzigbaar is.
3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij een omtrekswand en/of de onderzijde van de houder is ingericht voor aangrijping op de onderste vasthoudstructuur zodanig dat tijdens het neerwaarts verplaatsen van de houder de onderste vasthoudstructuur tevens in neerwaartse richting wordt verplaatst.
4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderste perforatiestructuur in hoofdzaak gefixeerd is verbonden met de basisstructuur.
5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de perforatiestructuur integraal deel uitmaakt van de basisstructuur.
6. Inrichting volgens een der conclusies 1-3, waarbij de onderste perforatiestructuur axiaal verplaatsbaar is ten opzichte van de basisstructuur.
7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de inrichting ten minste één begrenzingselement omvat voor het begrenzen van de neerwaartse verplaatsing van de perforatiestructuur.
8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de basisstructuur is ingericht voor het vasthouden, in het bijzonder ondersteunen, van het begrenzingselement.
9. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de basisstructuur en het begrenzingselement onderling met elkaar zijn verbonden.
10. Inrichting volgens conclusie 2 of 3 en een der conclusies 6-9, waarbij de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur onderling zijn verbonden middels ten minste één zwenkarm, waarbij iedere zwenkarm met een eerste uiteinde zwenkbaar is verbonden met de onderste vasthoudstructuur en met een daartegenover gelegen tweede uiteinde zwenkbaar is verbonden met de onderste perforatiestructuur.
11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de afstand tussen beide uiteinden van iedere zwenkarm in een in hoofdzaak onbelaste toestand groter is dan de afstand tussen de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur ingeval de onderste vasthoudstructuur en de onderste perforatiestructuur in hoofdzaak in eenzelfde vlak zijn gelegen.
12. Inrichting volgens conclusie 10 of 11, waarbij de ten minste ene zwenkarm gehoekt of gekromd is uitgevoerd.
13. Inrichting volgens een der conclusies 10-12, waarbij de ten minste ene zwenkarm veerkrachtig is uitgevoerd.
14. Inrichting volgens een der conclusies 10-13, waarbij de inrichting meerdere zwenkarmen omvat die in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld ten opzichte van een omtrekszijde van de onderste perforatiestructuur.
15. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de onderste perforatiestructuur verplaatsbaar is ten opzichte van de onderste vasthoudstructuur tussen een onderste voorkeurstoestand waarin de onderste perforatiestructuur de onderzijde van de houder in tact laat, en een bovenste voorkeurstoestand waarin de onderste perforatiestructuur de onderzijde van de houder perforeert.
16. Inrichting volgens conclusie 15 en een der conclusies 10-14, waarbij de ten minste ene zwenkarm is ingericht voor het dringen van de perforatiestructuur in een voorkeurstoestand.
17. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de verplaatsbare onderste vasthoudstructuur wordt omsloten door het doorvoerkanaal.
18. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een deel van de onderste perforatiestructuur axiaal verplaatsbaar is opgenomen in het doorvoerkanaal.
19. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een van de basisstructuur deel uitmakende, het doorvoerkanaal definiërende kanaalwand in hoofdzaak vormsluitend aansluit op een omtrekswand van de houder.
20. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderzijde van de houder wordt gevormd door een perforeerbaar folie.
21. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de bovenzijde van de houder wordt gevormd door een perforeerbaar folie.
22. Inrichting volgens conclusie 21, waarbij het afsluitelement is ingericht voor het perforeren van de folie, in het bijzonder tijdens het ontkoppelen van het afsluitelement van de basisstructuur.
23. Inrichting volgens conclusie 21 of 22, waarbij de inrichting ten minste één, boven een naar het afsluitelement toegekeerde bovenzijde van de houder gepositioneerde bovenste perforatiestructuur omvat ingericht voor het perforeren van de bovenzijde van de houder tijdens het richting de bovenzijde van de houder neerwaarts verplaatsen van de bovenste perforatiestructuur.
24. Inrichting volgens conclusie 23, waarbij de bovenste perforatiestructuur verbonden is met een bovenste vasthoudstructuur, waarbij de oriëntatie tussen de perforatiestructuur en de onderste vasthoudstructuur wijzigbaar is.
25. Inrichting volgens conclusie 24, waarbij de bovenste vasthoudstructuur is ingericht voor aangrijping op een omtrekswand en/of de bovenzijde van de houder zodanig dat tijdens het neerwaarts verplaatsen van de vasthoudstructuur de houder tevens in neerwaartse richting wordt verplaatst.
26. Inrichting volgens conclusie 24 of 25, waarbij de bovenste perforatiestructuur is ingericht om richting de houder neerwaarts te worden verplaatst.
27. Inrichting volgens conclusie 26, waarbij de bovenste perforatiestructuur is ingericht voor samenwerking met het afsluitelement, zodanig dat tijdens ontkoppeling van het afsluitelement van de basisstructuur de bovenste perforatiestructuur in neerwaartse richting wordt verplaatst voor perforatie van de bovenzijde van de houder.
28. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afsluitelement axiaal roteerbaar is ten opzichte van de basisstructuur.
29. Inrichting volgens conclusie 28, waarbij de basisstructuur is voorzien van een uitwendige schroefdraad ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad van het afsluitelement.
30. Inrichting volgens conclusie 26 of 27, waarbij de bovenste perforatiestructuur is voorzien van een uitwendige schroefdraad ingericht voor samenwerking met een inwendige schroefdraad van de basisstructuur, zodanig dat tijdens axiale rotatie van de bovenste perforatiestructuur ten opzichte van de basisstructuur de bovenste perforatiestructuur in neerwaartse richting kan worden verplaatst voor perforatie van de bovenzijde van de houder.
31. Inrichting volgens een der conclusies 24-27 of conclusie 30, waarbij de bovenste vasthoudstructuur en de bovenste perforatiestructuur onderling zijn verbonden middels ten minste één zwenkarm, waarbij iedere zwenkarm met een eerste uiteinde zwenkbaar is verbonden met de bovenste vasthoudstructuur en met een daartegenover gelegen tweede uiteinde zwenkbaar is verbonden met de bovenste perforatiestructuur.
32. Inrichting volgens conclusie 31, waarbij de afstand tussen beide uiteinden van iedere zwenkarm in een in hoofdzaak onbelaste toestand groter is dan de afstand tussen de bovenste vasthoudstructuur en de bovenste perforatiestructuur ingeval de bovenste vasthoudstructuur en de bovenste perforatiestructuur in hoofdzaak in eenzelfde vlak zijn gelegen.
33. Inrichting volgens conclusie 31 of 32, waarbij de ten minste ene zwenkarm gehoekt of gekromd is uitgevoerd.
34. Inrichting volgens een der conclusies 31-33, waarbij de ten minste ene zwenkarm veerkrachtig is uitgevoerd.
35. Inrichting volgens een der conclusies 31-34, waarbij de inrichting meerdere zwenkarmen omvat die in hoofdzaak gelijkmatig verdeeld ten opzichte van een omtrekszijde van de bovenste perforatiestructuur.
36. Inrichting volgens een der conclusies 24-27, waarbij de bovenste perforatiestructuur verplaatsbaar is ten opzichte van de bovenste vasthoudstructuur tussen een bovenste voorkeurstoestand waarin de bovenste perforatiestructuur de bovenzijde van de houder in tact laat, en een onderste voorkeurstoestand waarin de bovenste perforatiestructuur de bovenzijde van de houder perforeert.
37. Inrichting volgens conclusie 36 en een der conclusies 31-35, waarbij de ten minste ene zwenkarm is ingericht voor het dringen van de bovenste perforatie structuur in een voorkeurstoestand.
38. Inrichting volgens een der conclusie 24-27, waarbij de bovenste perforatiestructuur is voorzien van ten minste één doorvoeropening voor drank.
39. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderste perforatiestructuur is voorzien van ten minste één doorvoeropening voor het doorlaten van aan de drank toe te voegen additief alsmede voor het doorlaten van drank.
40. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het additief in hoofdzaak poedervormig is.
41. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de houder in hoofdzaak kokervormig, in het bijzonder in hoofdzaak cilindrisch, is vormgegeven.
42. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de basisstructuur is ingericht om onlosmakelijk te worden verbonden met de drankhouder.
43. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de basisstructuur is ingericht om in hoofdzaak gefixeerd te worden verbonden met de drankhouder.
44. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het afsluitelement is verbonden met een afscheurbaar verzegelelement dat initieel aangrijpt op de drankhouder en/of de basisstructuur en afscheurt tijdens eerste ontkoppeling van het afsluitelement van de basisstructuur.
45. Samenstel van een drankhouder, in het bijzonder een fles, en een met de drankhouder gekoppelde inrichting volgens een der voorgaande conclusies.
46. Werkwijze voor het bedienen van een samen stel volgens de voorgaande conclusie, omvattende de stappen: A) het ontkoppelen van het afsluitelement ten opzichte van de basisstructuur, B) het openen van de bovenzijde van de houder, en C) het richting de onderste perforatie structuur neerwaarts verplaatsen van de houder zodanig dat de onderzijde van de houder wordt geperforeerd en additief aan zich in de drankhouder bevindende drank kan worden afgegeven.
47. Werkwijze volgens conclusie 46, waarbij door het uitvoeren van stap A) stap B) wordt uitgevoerd.
48. Werkwijze volgens conclusie 46 of 47, waarbij door het uitvoeren van stap A) stap C) wordt uitgevoerd.
49. Werkwijze volgens een der conclusies 46-48, waarbij tijdens stap B) een bovenste perforatiestructuur wordt verplaatst richting de bovenzijde van de houder zodanig dat de bovenzijde wordt geperforeerd.
50. Werkwijze volgens een der conclusies 46-49, waarbij tijdens stap C) een onderste vasthoudstructuur in neerwaartse richting verplaatst, waardoor een met de onderste vasthoudstructuur verplaatsbaar verbonden onderste perforatiestructuur richting de houder wordt gedrongen zodanig dat de onderzijde van de houder wordt geperforeerd.
NL2010426A 2013-03-11 2013-03-11 Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder. NL2010426C2 (nl)

Priority Applications (14)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010426A NL2010426C2 (nl) 2013-03-11 2013-03-11 Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder.
NZ712805A NZ712805A (en) 2013-03-11 2014-03-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
PCT/NL2014/050146 WO2014142658A1 (en) 2013-03-11 2014-03-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
CA2905274A CA2905274C (en) 2013-03-11 2014-03-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
EP14714407.5A EP2969826B1 (en) 2013-03-11 2014-03-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
RU2015139064A RU2674623C2 (ru) 2013-03-11 2014-03-11 Устройство для закрывания ёмкостей для напитков и узел такого устройства с ёмкостью для напитка
BR112015022826-7A BR112015022826B1 (pt) 2013-03-11 2014-03-11 Dispositivo para o fechamento de recipientes de bebida, conjunto de recipiente de bebida e método para a operação de um conjunto
KR1020157028693A KR102176991B1 (ko) 2013-03-11 2014-03-11 음료 용기 밀폐 장치 및 그 장치와 음료 용기의 조립체
US14/775,076 US10266321B2 (en) 2013-03-11 2014-03-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
JP2015562953A JP6408496B2 (ja) 2013-03-11 2014-03-11 飲料容器を閉塞するための装置、そのような装置のアセンブリ、および飲料容器
CN201480026571.0A CN105228919B (zh) 2013-03-11 2014-03-11 用于封闭饮料容器的装置、该装置与饮料容器的组件以及操作该组件的方法
AU2014230156A AU2014230156B2 (en) 2013-03-11 2014-03-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
PH12015502079A PH12015502079A1 (en) 2013-03-11 2015-09-11 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container
ZA2015/06862A ZA201506862B (en) 2013-03-11 2015-09-16 Device for closing beverage containers and assembly of such a device and a beverage container

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2010426A NL2010426C2 (nl) 2013-03-11 2013-03-11 Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder.
NL2010426 2013-03-11

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2010426C2 true NL2010426C2 (nl) 2014-09-15

Family

ID=48747666

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2010426A NL2010426C2 (nl) 2013-03-11 2013-03-11 Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US10266321B2 (nl)
EP (1) EP2969826B1 (nl)
JP (1) JP6408496B2 (nl)
KR (1) KR102176991B1 (nl)
CN (1) CN105228919B (nl)
AU (1) AU2014230156B2 (nl)
BR (1) BR112015022826B1 (nl)
CA (1) CA2905274C (nl)
NL (1) NL2010426C2 (nl)
NZ (1) NZ712805A (nl)
PH (1) PH12015502079A1 (nl)
RU (1) RU2674623C2 (nl)
WO (1) WO2014142658A1 (nl)
ZA (1) ZA201506862B (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB201420543D0 (en) * 2014-11-19 2014-12-31 Hulme Darren P Beverage container
US10556736B1 (en) * 2016-12-15 2020-02-11 Kenneth Guevara Baby bottle with joinable dry goods section and liquid section
GB2559594B (en) * 2017-02-10 2020-07-15 Dexos Drinks Ltd A liquid dispenser and method
US10905633B2 (en) * 2017-05-03 2021-02-02 Scott H. Hayes Heat seal pouch and method of use thereof
US10640275B2 (en) * 2017-06-12 2020-05-05 Bio-Techne Corportion Dual chamber storage device
EP3652084A4 (en) 2017-07-11 2021-04-14 Elixa Limited DISTRIBUTION SYSTEM
CN108408239A (zh) * 2018-03-21 2018-08-17 永德利硅橡胶科技(深圳)有限公司 旋转瓶盖以及水瓶
EP3604170A1 (en) 2018-07-30 2020-02-05 Sulzer Mixpac AG Container for separately storing at least two materials
AU2020385895A1 (en) * 2019-11-22 2022-07-14 MixedIn Pty Ltd Bottle and bottle closure systems
USD960667S1 (en) 2020-06-16 2022-08-16 Bacardi & Company Limited Strainer for cocktail shaker
USD960623S1 (en) 2020-06-16 2022-08-16 Bacardi & Company Limited Cocktail shaker
USD973484S1 (en) 2020-06-16 2022-12-27 Bacardi & Company Limited Beverage-containing pod for cocktail shaker
BR102021011275A2 (pt) * 2021-06-10 2022-12-20 Ambev S.A Tampa para armazenamento e dispensação de ingredi-ente para mistura, método para dispensar um ingrediente para mistura em uma garrafa e método para produzir uma mistura no interior de uma garrafa
CO2022013213A1 (es) * 2022-09-15 2024-03-18 Charris Said De Jesus Bayuelo Sistema de almacenamiento y dosificación de ingredientes solubles y/o dispersables

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080314775A1 (en) * 2007-06-22 2008-12-25 Owoc Greg J Low-Cost, Mass-Producible Container for Separately Storing at Least Two Substances of Any Ratio for Subsequent Mixing, a.k.a., "TIDAL TWIST" and "TIDAL FORCE"
WO2009100544A1 (de) * 2008-02-14 2009-08-20 Belcap Switzerland Ag Befüllbarer verschluss mit druckknopf zum auslösen
WO2011046409A2 (ko) * 2009-10-16 2011-04-21 박정욱 내습성이 강한 첨가제 첨가 가능한 용기마개

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1293624B (de) * 1961-01-19 1969-04-24 Owens-Illinois Inc., Toledo, Ohio (V.St.A.) Schraubkappenverschluß
GB9700260D0 (en) * 1997-01-08 1997-02-26 James Gilbert Rugby Footballs Weighted rugby ball valve
CA2283874C (en) * 1997-03-12 2006-12-12 Fredrick Michael Coory Discharge cap with releasable tablet basket
US6152296A (en) 1998-11-06 2000-11-28 Shih; Kuang-Sheng Additive holder for a pet bottle
EP1145977A1 (de) * 2000-04-06 2001-10-17 White Cap Europe GmbH Stapelung begünstigender Nockenverschluss
US6971530B2 (en) * 2003-12-12 2005-12-06 Plastipak Packaging, Inc. Plastic container having stepped neck finish
NZ554756A (en) * 2004-10-01 2009-08-28 Belcap Ag Capsule closure
US7249690B2 (en) * 2004-12-24 2007-07-31 Erie County Plastics Corporation Independent off-bottle dispensing closure
US8529761B2 (en) * 2007-02-13 2013-09-10 Fluid Equipment Development Company, Llc Central pumping and energy recovery in a reverse osmosis system
HRP20070312A2 (en) * 2007-07-16 2009-01-31 Cedevita D.O.O. Bottle closure with container for powder material for beverage preparation
JP2009220839A (ja) 2008-03-14 2009-10-01 Fuji Seal International Inc 蓋付きカップ

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20080314775A1 (en) * 2007-06-22 2008-12-25 Owoc Greg J Low-Cost, Mass-Producible Container for Separately Storing at Least Two Substances of Any Ratio for Subsequent Mixing, a.k.a., "TIDAL TWIST" and "TIDAL FORCE"
WO2009100544A1 (de) * 2008-02-14 2009-08-20 Belcap Switzerland Ag Befüllbarer verschluss mit druckknopf zum auslösen
WO2011046409A2 (ko) * 2009-10-16 2011-04-21 박정욱 내습성이 강한 첨가제 첨가 가능한 용기마개

Also Published As

Publication number Publication date
JP6408496B2 (ja) 2018-10-17
CN105228919A (zh) 2016-01-06
CA2905274A1 (en) 2014-09-18
US10266321B2 (en) 2019-04-23
PH12015502079B1 (en) 2016-01-18
US20160023825A1 (en) 2016-01-28
AU2014230156A1 (en) 2015-10-22
JP2016515072A (ja) 2016-05-26
CN105228919B (zh) 2018-04-06
AU2014230156B2 (en) 2017-12-21
ZA201506862B (en) 2017-09-27
AU2014230156A8 (en) 2015-10-29
CA2905274C (en) 2021-10-26
RU2015139064A (ru) 2017-04-18
RU2674623C2 (ru) 2018-12-12
NZ712805A (en) 2018-04-27
KR102176991B1 (ko) 2020-11-11
EP2969826B1 (en) 2017-03-01
KR20150130482A (ko) 2015-11-23
EP2969826A1 (en) 2016-01-20
WO2014142658A1 (en) 2014-09-18
PH12015502079A1 (en) 2016-01-18
BR112015022826B1 (pt) 2021-10-26
BR112015022826A2 (pt) 2017-07-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2010426C2 (nl) Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, en samenstel van een dergelijke inrichting en een drankhouder.
CN109996753B (zh) 开瓶和添加剂添加装置
AU2011316090B2 (en) Plastic closure having a capsule for dispensing active ingredients
US9242772B1 (en) Drink-through dispensing capsule with snap in activation chamber
KR20070058692A (ko) 캡슐 마개
EP3307642B1 (en) Piercing valve assembly and fluid transfer device therewith
JP2017525630A (ja) プラスチックから形成される計量装置
US11180296B2 (en) Doser cap for liquid container
AU2015258251B2 (en) A cap and blister pack housing a substance and having an integral piercing implement
HRP20030525A2 (en) Bottle cap - container and dosage device of ingredients for quick preparation of beverages
NL2007141C2 (nl) Inrichting voor het afsluiten van drankhouders, in het bijzonder een fles, en samenstel.
JP7386709B2 (ja) 食品パッケージ用のスパウト
NL2016799B1 (nl) Capsule voor het houden van een additief voor toevoeging aan een drank, en bijbehorende inrichting.
CN217049777U (zh) 膜片切割结构、锁鲜包装盖及包装容器
CN217919272U (zh) 储物瓶盖及带有该储物瓶盖的配料瓶
AU2014100923B4 (en) A cap for a container holding a liquid the cap having an integral space for housing a sealed blister pack with a substance to be mixed with the liquid prior to use
CN110770140A (zh) 用于容纳一体式粉末或液体的包装容器的盖
WO2023141331A1 (en) Reusable canister system for dispensing fluid
HRP20080442A2 (hr) Poklopac boce sa spremnikom, dozatorom sastojka i otvaračem za brzu pripremu napitaka

Legal Events

Date Code Title Description
TD Modifications of names of proprietors of patents

Effective date: 20150205

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180401