NL2009876C2 - Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie. - Google Patents

Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie. Download PDF

Info

Publication number
NL2009876C2
NL2009876C2 NL2009876A NL2009876A NL2009876C2 NL 2009876 C2 NL2009876 C2 NL 2009876C2 NL 2009876 A NL2009876 A NL 2009876A NL 2009876 A NL2009876 A NL 2009876A NL 2009876 C2 NL2009876 C2 NL 2009876C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
foundation
foundation device
plate member
plate
connecting member
Prior art date
Application number
NL2009876A
Other languages
English (en)
Inventor
Eugenius Pascal Bartholomeus Christian Raaijmakers
Original Assignee
Powercast B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Powercast B V filed Critical Powercast B V
Priority to NL2009876A priority Critical patent/NL2009876C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2009876C2 publication Critical patent/NL2009876C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H12/00Towers; Masts or poles; Chimney stacks; Water-towers; Methods of erecting such structures
    • E04H12/22Sockets or holders for poles or posts
    • E04H12/2253Mounting poles or posts to the holder
    • E04H12/2261Mounting poles or posts to the holder on a flat base
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04HBUILDINGS OR LIKE STRUCTURES FOR PARTICULAR PURPOSES; SWIMMING OR SPLASH BATHS OR POOLS; MASTS; FENCING; TENTS OR CANOPIES, IN GENERAL
    • E04H12/00Towers; Masts or poles; Chimney stacks; Water-towers; Methods of erecting such structures
    • E04H12/22Sockets or holders for poles or posts
    • E04H12/2284Means for adjusting the orientation of the post or pole

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Road Signs Or Road Markings (AREA)

Description

Korte aanduiding: Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie.
Beschrijving 5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een funderingsinrichting ingericht voor het dragen van een zich verticaal uitstrekkende, of althans uit te strekken, door een leiding gevoede of althans te voeden constructie en omvattende ten minste één zich in een eerste vlak uitstrekkend funderingsplaatorgaan 10 - een met het ten minste ene funderingsplaatorgaan verbonden, zich in een zich parallel aan het eerste vlak uitstrekkend tweede vlak uitstrekkend draagorgaan aan tegenovergestelde zijden van het draagorgaan tussen het draagorgaan en het ten minste ene funderingsplaatorgaan ten minste één het 15 draagorgaan en het funderingsplaatorgaan met elkaar verbindend verbindingsorgaan waarbij ten minste één verbindingsorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande eerste doorvoeropening met een eerste doorsnede, voor het bij gebruik opnemen van een voedingleiding, en waarbij het draagorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande 20 tweede doorvoeropening voor het opnemen van een voedingleiding.
Een dergelijke funderingsinrichting omvat gewoonlijk bevestigingselementen ingericht voor het aan het draagorgaan bevestigen van een te dragen constructie, maar in praktijk kan de verticale constructie ook aan de funderingsinrichting worden gelast.
25 Een dergelijken inrichting is bekend voor bijvoorbeeld het dragen van straatlantaarns. De bekende inrichting omvat een onderste funderingsplaat voor fundering op een ondergrond en een daarboven gelegen, zich daaraan evenwijdig uitstrekkende draagplaat voor het dragen van een lantaarnpaal en voorzien van de tweede doorvoeropening. Tussen de funderingsplaat en de draagplaat strekt zich 30 een met diens langsas haaks op de beide platen georiënteerd cilindrisch verbindingsorgaan uit, dat aan de kopse zijden aan de funderingsplaat respectievelijk de draagplaat is gelast. In de cilindrische omtrekswand van het verbindingsorgaan zijn cirkelvormige, eerste doorvoeropeningen voorzien, waardoorheen bij toepassing een mantelbuis voor elektrische bedrading is gestoken.
2
De bedrading loopt vervolgens door de tweede doorvoeropening naar boven de draagplaat, waar een console is bevestigd met aansluitingen voor het aansluiten van een door de draagplaat gedragen of althans te dragen straatlantaarn.
Een nadeel van de bekende funderingsinrichting is dat die relatief hoog 5 is. De hoogte is minimaal de dikte van de beide platen plus de hoogte van het cilindrisch verbindingsorgaan, dat ten minste zo hoog is als de doorsnede van een eerste doorvoeropening plus een minimale rand boven en onder de doorvoeropening die voorkomt dat het cilindrisch verbindingsorgaan geheel door de eerste doorvoeropening wordt onderbroken. Hierdoor bedraagt het hoogteverschil tussen 10 de onderzijde van de funderingsinrichting, zijnde de onderzijde van het funderingsplaatorgaan, en het draagvlak, zijnde de bovenzijde van het draagorgaan, al gauw 80 mm. De console via welke de lantaarnpaal aan het funderingselement wordt bevestigd is 230 mm hoog. Dat betekent dat onder een straatoppervlak ten minste 310 mm ruimte beschikbaar moet zijn voor een funderingselement plus 15 console voor het aansluiten van een lantaarnpaal. Dit kan bij zwevende constructies, zoals bruggen en dergelijke, of bij rotsachtige bodems, nadelig zijn.
De onderhavige uitvinding beoogt daarom een funderingselement volgens de inleiding te verschaffen, waarbij het genoemde hoogteverschil kleiner is, of althans kleiner kan zijn, dan bij de bekende funderingsinrichting. Dit doel wordt 20 door de uitvinding bereikt, doordat de funderingsinrichting hoogtebeperkende middelen omvat waarmee de onderlinge afstand tussen het eerste vlak en het tweede vlak kleiner is dan de doorsnede van de eerste doorvoeropening. Aldus kan de verticale onderlinge afstand tussen het funderingsplaatorgaan en het draagorgaan bij een eerste doorvoeropening van vergelijkbare doorsnede ten 25 opzichte van de bekende inrichting worden verkleind en is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. De hoogtebeperkende middelen kunnen zijn uitgevoerd op verschillende wijzen, waarvan er in dit document enkele worden besproken. Daar waar in dit document sprake is van een richtingaanduiding, zoals horizontaal, verticaal, neerwaarts en dergelijke, dient die oriëntatie, tenzij 30 uitdrukkelijk anders vermeld, te worden gerelateerd aan een funderingsinrichting in de gebruiksoriëntatie, dus die waarbij het draagorgaan zich horizontaal boven het funderingsplaatorgaan uitstrekt.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de hoogtebeperkende middelen voorzien in het verbindingsorgaan of de 3 verbindingsorganen. Aldus kan zonder additionele elementen de onderlinge afstand tussen het funderingsplaatorgaan en het draagorgaan worden beperkt.
Wanneer althans een de eerste doorvoeropening van het verbindingsorgaan omvattend deel van het verbindingsorgaan zich onder een 5 schuine hoek, dat wil zeggen niet haaks, ten opzichte van het eerste en tweede vlak uitstrekt, kan de noodzakelijke doorsnede van de eerste doorvoeropening in het verbindingsorgaan worden gehandhaafd, terwijl de onderlinge afstand tussen het funderingsplaatorgaan en het draagorgaan kan worden verkleind. De bij de bekende funderingsinrichting haakse oriëntatie van het vlak van de doorvoeropening ten 10 opzichte van het funderingsplaatorgaan en het draagorgaan wordt door deze maatregel gewijzigd in een schuine oriëntatie. Deze kan worden ontbonden in een haaks op de beide organen georiënteerde component en een parallel aan de beide organen georiënteerde component. Hoe meer de oriëntatie van het vlak van de eerste doorvoeropening ten opzichte van de beide plaatorganen afwijkt van 90°, des 15 te kleiner is de haakse component, die bij de funderingsinrichting de minimale onderlinge afstand tussen het funderingsplaatorgaan en het draagorgaan bepaalt. Hierbij is het voor het kunnen aansluiten en/of installeren voordelig indien de hoek die wordt ingesloten tussen het ten minste ene funderingsplaatorgaan en het verbindingsorgaan groter is dan 90°.
20 Additioneel of alternatief kan het verbindingsorgaan een deel omvatten dat zich neerwaarts uitstrekt. Met neerwaarts wordt hier bedoeld recht of schuin in de richting van het funderingsplaatorgaan. Bij een deze maatregel omvattende voorkeursuitvoeringsvorm strekt het verbindingsorgaan zich in eerste instantie haaks of in een schuine hoek weg van het funderingsplaatorgaan uit, waarbij de eerste 25 doorvoeropening in dit eerste deel is voorzien, en strekt het verbindingsorgaan zich in een vervolgtraject haaks of in een schuine hoek ten opzichte van het funderingsplaatorgaan terug in de richting van het funderingsplaatorgaan uit naar de verbinding met het draagorgaan. Aldus kan de onderlinge afstand tussen het draagorgaan en het funderingsplaatorgaan kleiner worden gemaakt dan de 30 doorsnede van de doorvoeropening, of althans de haaks op het funderingsplaatorgaan georiënteerde component daarvan. Het zich neerwaarts uitstrekkend deel van het verbindingsorgaan kan direct aansluiten op het eerste, zich van het funderingsplaatorgaan weg uitstrekkend deel van het verbindingsorgaan. Er kan echter ook een tussenstuk, bijvoorbeeld horizontaal georiënteerd, zijn voorzien.
4
Een eenvoudige constructie kan zijn verschaft, doordat aan weerszijden van het draagorgaan een funderingsplaatorgaan via een verbindingsorgaan met het draagorgaan is verbonden. Aldus kan het draagorgaan aan weerszijden door middel van het funderingsplaatorgaan op een ondergrond 5 worden afgesteund zonder dat onnodig veel materiaal voor de inrichting vereist is. Alternatief kan het funderingsplaatorgaan één zich onder het plaatorgaan funderingsplaatorgaan zijn.
Voor een goede horizontale afsteuning van de funderingsinrichting heeft het de voorkeur dat beide funderingsplaatorganen zich in het eerste vlak 10 uitstrekken.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding is de funderingsinrichting vervaardigd uit één plaat. Aldus kan de funderingsinrichting relatief goedkoop en eenvoudig uit een plaatmateriaal worden vervaardigd, bijvoorbeeld door middel van zetten. Bij voorkeur worden daarbij voorafgaand aan 15 het zetten de voor de funderingsinrichting vereiste of gewenste boringen voorzien. De maatregel uit deze alinea is overigens uitstekend toepasbaar bij een funderingsinrichting zonder de kenmerkende maatregelen van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding. Bijvoorbeeld kunnen wanneer de vereiste hoogte van de funderingsinrichting van minder belang is, de hoogtebeperkende middelen worden 20 weggelaten. De funderingsinrichting zou dan eenvoudig kunnen worden vervaardigd door het zetten van een van boringen voorzien plaatmateriaal met vier haakse hoeken. De funderingsinrichting strekt zich dan van een funderingsplaatorgaan haaks als verbindingsorgaan uit naar een draagorgaan dat op diens beurt haaks ten opzichte van het verbindingsorgaan is georiënteerd. Aan de andere zijde van het 25 draagorgaan kunnen hoeken worden gezet voor het verkrijgen van een, althans ten minste in hoofdzaak, symmetrische funderingsinrichting. De doorvoeropening strekt zich dan in het verbindingsorgaan haaks ten opzichte van het draagorgaan en het funderingsplaatorgaan uit. Een dergelijke funderingsinrichting zal onafhankelijk van de in het kenmerkend deel van conclusie 1 verwoorde hoofdgedachte van de 30 onderhavige uitvinding kunnen worden beschermd als een funderingsinrichting ingericht voor het dragen van een zich verticaal uitstrekkende, of althans uit te strekken, door een leiding gevoede of althans te voeden constructie en omvattende - ten minste één zich in een eerste vlak uitstrekkend funderingsplaatorgaan 5 - een met het ten minste ene funderingsplaatorgaan verbonden, zich in een zich parallel aan het eerste vlak uitstrekkend tweede vlak uitstrekkend draagorgaan - aan tegenovergestelde zijden van het draagorgaan tussen het 5 draagorgaan en het ten minste ene funderingsplaatorgaan ten minste één het draagorgaan en het funderingsplaatorgaan met elkaar verbindend verbindingsorgaan - waarbij ten minste één verbindingsorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande eerste doorvoeropening met een eerste doorsnede, voor het bij gebruik opnemen van een voedingleiding, en 10 - waarbij het draagorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande tweede doorvoeropening voor het opnemen van een voedingleiding, waarbij de funderingsinrichting uit één plaat is vervaardigd.
Met een dergelijke funderingsinrichting kan een kostenbesparing worden bereikt ten 15 opzichte van de bekende inrichting, zonder dat noodzakelijkerwijs een hoogtebesparing gewenst of vereist is.
Voor het verschaffen van een stevige fundering heeft het de voorkeur dat het funderingsplaatorgaan is voorzien van fixeermiddelen voor het aan een ondergrond fixeren van het ten minste ene funderingsplaatorgaan. De fixeermiddelen 20 kunnen eenvoudigweg gaten zijn waarheen zich bouten of draadeinden kunnen uitstrekken die in een inwendig schroefdraad van bijvoorbeeld een moer of bus opneembaar zijn. Maar de fixeerelementen kunnen van elk type zijn dat geschikt is voor het aan een ondergrond fixeren van een plaat.
Het heeft verder de voorkeur dat stelmiddelen zijn voorzien voor het 25 verticaal stellen van een door de funderingsinrichting gedragen of althans te dragen constructie. Aldus kunnen eventuele ongelijkheden op een ondergrond door middel van de stelmiddelen worden gecompenseerd.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding 30 omvat de funderingsinrichting een opneeminrichting, welke is voorzien van een in hoofdzaak rechthoekige, in hoofdzaak met de door het funderingsplaatorgaan gedefinieerde omtrek gedefinieerde bodemplaatorgaan met opstaande randen, waarvan ten minste één opstaande rand enigszins veerkrachtig door een persoon naar binnen verbuigbaar is, welke ten minste ene ombuigbare rand bij toepassing is 6 gelegen aan de zijde van een met een de ten minste ene eerste doorgaande opening uitgerust verbindingsorgaan. Een dergelijke opneeminrichting kan op eenvoudige wijze worden toegepast voor het ten opzichte van de funderingsinrichting positioneren en gepositioneerd houden van een voedingleiding. Dit zal in de 5 beschrijving van dit document nader worden toegelicht.
Overigens kan de in de vorige alinea beschreven kenmerkende maatregel van de onderhavige uitvinding ook onafhankelijk van het eerste, in het kenmerkend deel van conclusie 1 verwoorde, hoofdidee van de onderhavige uitvinding worden toegepast als combinatie van een funderingsinrichting en een 10 opneeminrichting waarbij de funderingsinrichting is ingericht voor het dragen van een zich verticaal uitstrekkende, of althans uit te strekken, door een leiding gevoede of althans te voeden constructie en omvattende - ten minste één zich in een eerste vlak uitstrekkend funderingsplaatorgaan; 15 - een met het ten minste ene funderingsplaatorgaan verbonden, zich in een zich parallel aan het eerste vlak uitstrekkend tweede vlak uitstrekkend draagorgaan, - aan tegenovergestelde zijden van het draagorgaan tussen het draagorgaan en het ten minste ene funderingsplaatorgaan ten minste één het 20 draagorgaan en het funderingsplaatorgaan met elkaar verbindend verbindingsorgaan, - waarbij ten minste één verbindingsorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande eerste doorvoeropening met een eerste doorsnede, voor het bij gebruik opnemen van een voedingleiding, en 25 - waarbij het draagorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande tweede doorvoeropening voor het opnemen van een voedingleiding, waarbij de funderingsinrichting een opneeminrichting omvat, welke is voorzien van een in hoofdzaak rechthoekige, in hoofdzaak met de door het funderingsplaatorgaan gedefinieerde omtrek gedefinieerde bodemplaatorgaan met 30 opstaande randen, waarvan ten minste één opstaande rand enigszins veerkrachtig door een persoon naar binnen verbuigbaar is, welke ten minste ene ombuigbare rand bij toepassing is gelegen aan de zijde van een met een de ten minste ene eerste doorgaande opening uitgerust verbindingsorgaan.
7
Een dergelijke combinatie maakt het mogelijk een voedingleiding eenvoudig te installeren, ook wanneer de hoogte van de funderingsinrichting minder van belang is.
Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking 5 op een werkwijze voor het installeren van een zich verticaal uitstrekkende, of althans uit te strekken, door een leiding gevoede of althans te voeden constructie, omvattende de stappen van: a) het op een ondergrond plaatsen van een funderingsinrichting; b) het door een doorvoeropening in een verbindingsorgaan tot onder 10 een draagplaatorgaan van de funderingsinrichting leiden van de voedingleiding, een mantelbuis voor een voedingleiding en c) het aan de funderingsinrichting bevestigen van althans ten minste een deel van de verticale constructie
Gewoonlijk zal het vervolgens op de voeding aansluiten van de 15 verticale constructie plaatsvinden maar het is, in het geval van een mantelbuis, ook mogelijk dat de voedingleiding in een latere fase door de mantelbuis wordt gevoerd en wordt aangesloten.
Een dergelijke werkwijze is bekend voor het in de bodem van een straat installeren van een lantaarnpaal met een funderingsinrichting van het in de 20 inleiding beschreven bekende type. Een nadeel van de bekende werkwijze is dat die voldoende ruimte vereist in een ondergrond waarin de funderingsinrichting en eventuele aansluitvoorzieningen dienen te worden opgenomen. De voedingleiding strekt zich daarbij meestal horizontaal uit onder het straatoppervlak.
De onderhavige uitvinding beoogt nu een werkwijze te verschaffen 25 waarbij de ruimte voor het kunnen uitvoeren van stap a) minder ruimte onder een straatoppervlak, of enig ander bodemoppervlak, beschikbaar hoeft te zijn dan bij het installeren van een bekende inrichting. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt doordat bij stap a) een funderingsinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding wordt geplaatst. Omdat de betreffende funderingsinrichting is 30 voorzien van hoogtebeperkende middelen waarmee de onderlinge afstand tussen het eerste vlak en het tweede vlak kleiner is dan de doorsnede van de doorvoeropening kan de funderingsinrichting bij een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding compacter worden ingebouwd en is het doel volgens de onderhavige uitvinding bereikt. Verder kan kan het doel van het verschaffen van een 8 goedkopere werkwijze worden bereikt doordat de funderingsinrichting uit één plaat is vervaardigd. Verder kan het doel van het verschaffen van een betrouwbare koppeling van een voedingleiding met de funderingsinrichting worden bereikt, doordat de funderingsinrichting een opneeminrichting omvat, welke is voorzien van 5 een in hoofdzaak rechthoekige, in hoofdzaak met de door het funderingsplaatorgaan gedefinieerde omtrek gedefinieerde bodemplaatorgaan met opstaande randen, waarvan ten minste één opstaande rand enigszins veerkrachtig door een persoon naar binnen verbuigbaar is, welke ten minste ene ombuigbare rand bij toepassing is gelegen aan de zijde van een met een de ten minste ene eerste doorgaande opening 10 uitgerust verbindingsorgaan.
Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de funderingsinrichting een opneeminrichting, welke is voorzien van een in hoofdzaak rechthoekige, in hoofdzaak met de door het funderingsplaatorgaan gedefinieerde omtrek gedefinieerde bodemplaatorgaan met opstaande randen, 15 waarvan ten minste één opstaande rand enigszins veerkrachtig door een persoon naar binnen verbuigbaar is, welke ten minste ene ombuigbare rand bij toepassing correspondeert met een met een doorgaande opening uitgerust verbindingsorgaan, en wordt de voedingleiding daarbij over een deels naar binnen gebogen opstaande rand van de opneeminrichting en door de ten minste ene doorgaande eerste 20 doorvoeropening gepositioneerd. Een zich horizontaal onder een oppervlak uitstrekkende voedingleiding zal daarbij ter hoogte van de verbogen rand enigszins omhoog worden gedreven waardoor de voedingleiding niet zuiver horizontaal maar enigszins schuin naar beneden richting de doorvoeropening in het verbindingsorgaan loopt. De schuin naar binnen gebogen rand van de opneeminrichting gedraagt zich 25 daarbij als een weerhaak die voorkomt dat de voedingleiding eenvoudig uit de doorvoeropening kan worden teruggegrokken. Bovendien helpt de iets naar beneden gerichte oriëntatie van de voedingleiding bij het door een eventueel schuin uitstrekkend verbindingsorgaan, en daarmee een zich schuin uitstrekkende doorvoeropening, kan worden gevoerd.
30 De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden toegelicht onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening waarin: figuur 1 een perspectivisch zijaanzicht toont van een funderingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een bovenaanzicht toont op de funderingsinrichting uit figuur 1; 9 figuur 3 een doorsnede-aanzicht toont volgens de lijn lll-lll uit figuur 2; figuur 4 een bovenaanzicht toont van een plaatorgaan voor de vervaardiging van een funderingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 5 in verticaal doorsnede-aanzicht een alternatieve 5 uitvoeringsvorm toont van een funderingsinrichting; figuur 6 een perspectivisch aanzicht toont van de funderingsinrichting uit figuur 1 in combinatie met een opneembak; en figuur 7 een doorsnede-aanzicht toont volgens vlak VII uit figuur 6.
Nu kijkend naar figuur 1 wordt een perspectivisch aanzicht getoond 10 van een funderingsinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding.
Funderingsinrichting 1 is vervaardigd uit een plaatmateriaal zoals roestvrijstalen plaatorgaan 1’ getoond in figuur 4. Maar alternatief zou het een integraal gegoten of anders vervaardigde funderingsinrichting kunnen betreffen. Funderingsinrichting 1 heeft aan twee tegenover elkaar gelegen uiteinden elk een funderingsplaat 2 die is 15 voorzien van bevestigingsgaten 3 met behulp waarvan de funderingsinrichting 1 aan een (niet getoonde) ondergrond bevestigbaar is. Bijvoorbeeld door de bevestigingsgaten 3 over in de ondergrond gefixeerde pennen met uitwendig schroefdraad te plaatsen en vervolgens moeren over het schroefdraad aan te draaien. Wanneer dit zogenaamde kooimoeren zijn, die zijn opgenomen tussen het 20 funderingsplaatorgaan 2 en een ten opzichte daarvan gefixeerd boven het funderingsplaatorgaan gelegen aanslag (niet getoond) kan funderingsinrichting 1 eenvoudig in een gewenste oriëntatie, bijvoorbeeld horizontaal, worden gesteld, maar ook andere bekende stelmiddelen zijn mogelijk toepasbaar. Aan de binnenzijde van elk van de funderingsplaten 2 strekt zich schuin omhoog een eerste 25 verbindingsplaatdeel 4 uit. Aan het tegenover funderingsplaatorgaan 2 gelegen einde van het eerste verbindingsplaatdeel 4 strekt zich een tweede verbindingsplaatdeel 5 schuin naar beneden uit. Beide tweede verbindingsplaatdelen 5 zijn door middel van een draagplaat 6 met elkaar verbonden. In de beschrijving is sprake van platen. Dit zou kunnen suggereren dat het afzonderlijke platen betreft, 30 hetgeen mogelijk zou zijn. Bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld Is er steeds sprake van één integrale, gezette plaat die zich van het ene naar het tegenovergelegen funderingsplaatorgaan 2 uitstrekt. In eerste verbindingsplaatdeel 4 bevindt zich een eerste doorvoeropening in de vorm van een rond doorgaand gat 7. In figuur 1 is slechts één doorgaand gat 7 getoond, maar het moge duidelijk zijn 10 dat ook in het tegenovergelegen eerste verbindingsplaatdeel 4 een dergelijk gat kan zijn voorzien. Gat 7 dient voor het doorvoeren van een leiding of buis, bijvoorbeeld een mantelbuis van een toevoerleiding (niet getoond in figuur 1). De toevoerleiding kan bijvoorbeeld een spanningskabel of een waterleiding zijn, afhankelijk van de 5 constructie die aan funderingsinrichting 1 dient te worden bevestigd. In het midden van draagplaat 6 is een tweede rond doorgaand gat 8 voorzien, waardoorheen een toevoer van bijvoorbeeld spanning of water van onder draagplaat 6 in de richting van een op funderingsinrichting 1 te bevestigen constructie kan worden gevoerd. Rondom doorgaand gat 8 bevindt zich een stervormig patroon van bevestigingsgaten 10 9 die dienen voor het kunnen bevestigen van een constructie aan funderingsinrichting 1. Het moge duidelijk zijn dat elk gewenst patroon van gaten kan zijn voorzien, afhankelijk van het type te monteren constructie. Wanneer een andere bevestigingsmethode wordt toegepast voor de constructie kunnen de gaten mogelijk geheel achterwege worden gelaten. Bijvoorbeeld wanneer een constructie aan een 15 funderingsinrichting wordt gelast.
Figuur 2 toont funderingsinrichting 1 uit figuur 1 in bovenaanzicht. In figuur 2 zijn de overeenkomstige elementen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers als in figuur 1.
Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede-aanzicht van funderingsinrichting 1 20 volgens lijn lll-lll uit figuur 2. Ook hierbij zijn voor het aanduiden van overeenkomstige elementen dezelfde verwijzingscijfers gebruikt. Aan de hand van figuur 3 kan het voordeel van de onderhavige uitvinding eenvoudig worden toegelicht. De diameter van een rond doorgaand gat 7 als doorvoeropening is bepaald door de buitenomtrek van een (mantelbuis voor een) leiding die door het gat 25 7 tot onder draagplaat 6 dient te worden gebracht. Dit is vaak een standaardmaat.
Deze diameter is, bijvoorbeeld voor spanningtoevoer naar een lantaarnpaal, standaard 65 mm. De funderingsplaat 2 en de draagplaat 6 dienen een voldoende dikte te hebben om stabiel een verticale constructie als een lantaarnpaal te kunnen dragen op een ondergrond. Afhankelijk van het gekozen materiaal, in het 30 onderhavige geval roestvast staal, is een minimale dikte van het plaatmateriaal vereis. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is 15 mm dik plaatstaal toegepast. Bij een conventionele funderingsinrichting zou het hoogteverschil tussen de onderzijde van een funderingsplaat en het bovenoppervlak van de draagplaat aldus 65 mm + 2x15 mm = 95 mm bedragen, nog afgezien van de randen boven en onder 11 eengat 7. De schuine positionering van het eerste verbindingsplaatdeel 4 met daarin gat 7 levert in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld een hoogtebesparing van 10 mm, namelijk 85 mm (de afstand tussen het hoogste punt en het laagste punt van de gezette plaat) in plaats van de reeds berekende 95 mm. Door vervolgens het tweede 5 verbindingsplaatdeel 5 schuin naar beneden te laten lopen wordt nog eens een hoogtereductie van 35 mm (85 mm minus 50 mm) bereikt. Aldus is de hoogtewinst die bij het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld wordt bereikt 45 mm, plus de hoogte van bij een conventioneel uitgevoerde funderingsinrichting aanwezige randen boven en onder het gat 7.
10 Figuur 4 toont een roestvast stalen plaatorgaan 1’ dat is voorzien van gaten, en waarvan de verwijzingscijfers overeenkomen met die uit figuren 1-3 voorafgaand aan het zetten van het plaatorgaan 1’ tot een funderingsinrichting.
Figuur 5 toont een zijaanzicht van een alternatief gezette funderingsinrichting 21. In figuur 5 zijn de verwijzingscijfers twintig hoger dan de 15 verwijzingscijfers van corresponderende elementen uit figuren 1-3. Funderingsinrichting 21 heeft twee funderingsplaten 22 aan twee tegenover gelegen uiteinden die elk door middel van een verbindingsplaat 24 zijn verbonden met een draagplaat 26. Het hoogteverschil tussen de onderzijde van funderingsplaat 2 tot de bovenzijde van draagplaat 6 is bij deze uitvoeringsvorm 105 mm. Bij deze 20 uitvoeringsvorm wordt aldus niet het door de onderhavige uitvinding beoogde effect van het verlagen van de hoogte van de draagplaat bereikt, althans niet in die mate waarin dat is bereikt bij de uitvoeringsvorm die is getoond in de figuren 1-3. Het zal een vakman echter duidelijk zijn dat een dergelijke eenvoudige uit een plaatorgaan 1’ uit figuur 4 gezette funderingsinrichting 21 aanzienlijk eenvoudiger is te 25 vervaardigen dan twee afzonderlijke platen waartussen een cilindrisch huis door middel van lassen aan de beide platen is bevestigd. De functies van een gatenpatroon, zoals bijvoorbeeld is weergegeven in plaatelement 1’ uit figuur 4 worden niet afzonderlijk besproken onder verwijzing naar figuur 5 omdat dat slechts een herhaling van informatie zou betreffen.
30 Nu kijkend naar figuur 6 wordt de funderingsinrichting 1 (overigens zonder bevestigingsgaten) uit figuur 1 getoond in een opneembak 10 die een bodemplaat 11 en vier opstaande randen 12, 13, 14, 15 omvat. De opstaande randen 12, 13, 14, 15 zijn in de hoeken van de opneembak 10 niet met elkaar 12 verbonden. Opneeminrichting 10 is vervaardigd van een dunne metalen plaat met een dikte van 2 mm.
De functie van opneembak 10 blijkt duidelijker uit het doorsnede-aanzicht in figuur 7, volgens doorsnedevlak VII uit figuur 6. In figuur 7 zijn ook twee 5 mantelbuizen 16 voor een voedingleiding getekend. Mantelbuis 16 strekt zich vanaf de linker- respectievelijk rechterzijde van figuur 7 door een bodem 18 uit in de richting van funderingsinrichting 1, en wel richting de doorvoeropening die is gevormd door rond doorgaand gat 7 in het eerste verbindingsplaatdeel 4. Ter hoogte van opstaande rand 15 van opneembak 10 is een vrije horizontale baan naar gat 7 10 enigszins belemmerd door opstaande rand 13. Deze is bij installatie door de installateur om funderingsplaat 2 schuin naar binnen gebogen, zodat mantelbuis 16 door gat 7 naar onder draagplaat 6 kan worden gevoerd. Opstaande rand 15 blijft overigens een opwaartse veerkracht op mantelbuis 16 uitoefenen, zodat een enigszins gebogen mantelbuisdeel ontstaat, waardoor de mantelbuis 16 15 lokaaleenvoudig richting schuin gat 7 wordt georiënteerd. Het omgebogen deel van opstaande rand 15 vormt een soort van weerhaak voor mantelbuis 16 en voorkomt, of althans belemmert, dat mantelbuis 16 eenvoudig uit gat 7 kan verschuiven.
In figuur 7 is verder een console 17 op draagplaat 6 bevestigd door middel van een mof met een flens die door middel van een bout-moer verbinding 20 door de in funderingselement voorzien bevestigingsgaten en door in de flens aanwezige gaten is vastgebout. De console 17 is door middel van (niet getoonde) schroeven aan de mof bevestigd. Een door mantelbuis 16 te voeren leiding kan aldus van onder draagplaat 6 door gat 8 in console 17 worden gevoerd om vervolgens de benodigde aansluitingen te kunnen installeren. In plaats van een 25 mantelbuis zou ook direct een lading door opening 7 kunnen worden gevoerd.
De onderhavige uitvinding is in de bijgevoegde tekeningen en in de hierboven staande tekst weergegeven en beschreven onder verwijzing naar slechts enkele uitvoeringsvoorbeelden. Hierop zijn vele, al dan niet voor de vakman voor de hand liggende, varianten denkbaar. De figuren en de beschrijving hebben echter 30 geen enkele beperkende invloed op de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende conclusies. Zo hoeft een funderingsinrichting niet perse te zijn gevormd als een integraal geheel en is mogelijk een funderingssamenstel binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding te ontwerpen. Voor de verschillende onderdelen kunnen 13 andere materialen worden toegepast dan in de beschrijving zijn genoemd. Hoewel de onderhavige uitvinding is beschreven onder verwijzing naar het plaatsen van een lantaarnpaal kunnen ook andere constructies door de funderingsinrichting 1 worden gedragen. Deze constructies kunnen al dan niet van een type zijn dat dient te 5 worden gevoed door middel van spanning, water of een andere bron. Maar de funderingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding kan ook worden toegepast voor niet te voeden constructies. De posities van de gaten zijn weliswaar op een voor de hand liggende wijze gekozen, maar de doorvoeropeningen en/of bevestigingsopeningen kunnen naar wens anders zijn georiënteerd. Verder is in dit 10 document steeds gesproken over horizontale oriëntatie van het funderingsplaatorgaan en een haakse oriëntatie van een zich verticaal uitstrekkende constructie. De opneembak hoeft niet per se vier opstaande randen te hebben, het heeft wel de voorkeur dat die twee tegenover elkaar gelegen randen heeft.
15

Claims (12)

1. Funderingsinrichting ingericht voor het dragen van een zich verticaal uitstrekkende, of althans uit te strekken, door een leiding gevoede of althans te 5 voeden constructie en omvattende - ten minste één zich in een eerste vlak uitstrekkend funderingsplaatorgaan - een met het ten minste ene funderingsplaatorgaan verbonden, zich in een zich parallel aan het eerste vlak uitstrekkend tweede vlak uitstrekkend 10 draagorgaan - aan tegenovergestelde zijden van het draagorgaan tussen het draagorgaan en het ten minste ene funderingsplaatorgaan ten minste één het draagorgaan en het funderingsplaatorgaan met elkaar verbindend verbindingsorgaan - waarbij ten minste één verbindingsorgaan is voorzien van ten minste 15 één doorgaande eerste doorvoeropening met een eerste doorsnede, voor het bij gebruik opnemen van een voedingleiding, - waarbij het draagorgaan is voorzien van ten minste één doorgaande tweede doorvoeropening voor het opnemen van een voedingleiding, en met het kenmerk, dat de funderingsinrichting hoogtebeperkende 20 middelen omvat waarmee de onderlinge afstand tussen het eerste vlak en het tweede vlak kleiner is dan de eerste doorsnede van de doorvoeropening.
2. Funderingsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoogtebeperkende middelen zijn voorzien in het verbindingsorgaan of de verbindingsorganen.
3. Funderingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat althans een de eerste doorvoeropening van het verbindingsorgaan omvattend deel van het verbindingsorgaan zich onder een schuine hoek, dat wil zeggen niet haaks, ten opzichte van het eerste en het tweede vlak uitstrekt.
4. Funderingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande 30 conclusies, met het kenmerk, dat het verbindingsorgaan een deel omvat dat zich neerwaarts uitstrekt.
5. Funderingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat aan weerszijden van het draagorgaan een funderingsplaatorgaan via een verbindingsorgaan met het draagorgaan is verbonden.
6. Funderingsinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat beide funderingsplaatorganen zich in het eerste vlak uitstrekken.
7. Funderingsinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot en met 6, met het kenmerk, dat de funderingsinrichting uit één plaat is vervaardigd.
8. Funderingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het funderingsplaatorgaan is voorzien van fixeerelementen voor het aan een ondergrond fixeren van het ten minste ene 10 funderingsplaatorgaan.
9. Funderingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat stelmiddelen zijn voorzien voor het verticaal stellen van een door de funderingsinrichting gedragen of althans te dragen constructie.
10. Funderingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande 15 conclusies, met het kenmerk, dat de funderingsinrichting een opneeminrichting omvat, welke is voorzien van een in hoofdzaak rechthoekige, in hoofdzaak met de door het funderingsplaatorgaan gedefinieerde omtrek gedefinieerde bodemplaatorgaan met opstaande randen, waarvan ten minste één opstaande rand enigszins veerkrachtig door een persoon naar binnen verbuigbaar is, welke ten 20 minste ene ombuigbare rand bij toepassing is gelegen aan de zijde van een met een de ten minste ene eerste doorgaande opening uitgerust verbindingsorgaan.
11. Werkwijze voor het installeren van een zich verticaal uitstrekkende, of althans uit te strekken, door een leiding gevoede of althans te voeden constructie, omvattende de stappen van: 25 a) het op een ondergrond plaatsen van een funderingsinrichting; b) het door een doorvoeropening in een verbindingsorgaan tot onder een draagplaatorgaan van de funderingsinrichting leiden van een voedingleiding en/of eenmantelbuis voor een voedingleiding; en; c) het aan de funderingsinrichting bevestigen van althans ten minste 30 een deel van de verticale constructie; en d) het aansluiten op de voeding aansluiten van de verticale constructie met het kenmerk, dat bij stap a) een funderingsinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies wordt geplaatst.
12. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, in afhankelijkheid van conclusie 10, met het kenmerk, dat de voedingleiding daarbij over een deels naar binnen gebogen opstaande rand van de opneeminrichting naar en door de ten minste ene doorgaande eerste doorvoeropening wordt gepositioneerd. 5
NL2009876A 2012-11-26 2012-11-26 Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie. NL2009876C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2009876A NL2009876C2 (nl) 2012-11-26 2012-11-26 Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2009876A NL2009876C2 (nl) 2012-11-26 2012-11-26 Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie.
NL2009876 2012-11-26

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2009876C2 true NL2009876C2 (nl) 2014-05-27

Family

ID=47682030

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2009876A NL2009876C2 (nl) 2012-11-26 2012-11-26 Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2009876C2 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1190722A (en) * 1968-01-23 1970-05-06 P R I C Patent Res Internation Improvements in or relating to Lamp-posts
EP0286998A1 (en) * 1987-04-15 1988-10-19 Peter Shewchuk Threaded mounting for extruded pole
US20070187564A1 (en) * 2006-02-03 2007-08-16 Mcguire Stephen J Load bearing and load anchoring, ground to structure foundation pier
DE202009007463U1 (de) * 2009-05-26 2009-08-20 Europoles Gmbh & Co. Kg Mast

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1190722A (en) * 1968-01-23 1970-05-06 P R I C Patent Res Internation Improvements in or relating to Lamp-posts
EP0286998A1 (en) * 1987-04-15 1988-10-19 Peter Shewchuk Threaded mounting for extruded pole
US20070187564A1 (en) * 2006-02-03 2007-08-16 Mcguire Stephen J Load bearing and load anchoring, ground to structure foundation pier
DE202009007463U1 (de) * 2009-05-26 2009-08-20 Europoles Gmbh & Co. Kg Mast

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6240689B1 (en) Utility standard
US20060237601A1 (en) Bracket for mounting an electrical device
US20120255920A1 (en) Electrical equipment mounting frame
US20240076849A1 (en) Enclosure cover assemblies
NL2009876C2 (nl) Funderingsinrichting voor een verticale, door een leiding gevoede constructie.
US20060231706A1 (en) Pole mounting base
JP2007146524A (ja) 支柱支持装置
US7077598B1 (en) Bollard and method of mounting
KR101638385B1 (ko) 경사브라켓이 구비된 터미널블럭
JPWO2002064894A1 (ja) マンホールの高さ調整方法と調整装置
JP5341687B2 (ja) フリーアクセスフロア用架台
US10633226B2 (en) Flange cover mounting and dismounting device and cooling device
KR101225743B1 (ko) 긴장이 가능한 낙석방지망용 와이어 고정장치 및 이를 이용한 낙석방지망 시공 공법
JP2003149039A (ja) 大型サイロの計量用支持構造体
JP5441259B2 (ja) 設置物据付け台
KR20210000630U (ko) 가로등 지주 고정장치
BR112021011994A2 (pt) Reator catalítico com conjunto distribuidor de carga
EP2555359A2 (en) Housing for mounting an electrical device
JP2005122473A (ja) 火災感知器の取付具
JP2009287793A (ja) 冷却装置の室内ユニット
JP5139243B2 (ja) 鋼管柱
NL2018991B1 (nl) Constructie-element voor een draagconstructie voor zonnepanelen, bodemdeel en staander voor het vormen daarvan, en overeenkomstige draagconstructie.
JP2012013663A (ja) ガスメータの支持具
CN108657653A (zh) 管道运输架及具有其的管道运输装置
JP2016151150A (ja) 支持装置及びユニットルーム