NL2009022C2

NL2009022C2 - Aanvoerinrichting voor vlakke platen.

Info

Publication number: NL2009022C2
Application number: NL2009022A
Authority: NL
Inventors: Marinus Petrus Jozef Corte
Original assignee: Koat B V
Priority date: 2011-11-01
Filing date: 2012-06-18
Publication date: 2013-05-07
Also published as: EP2653418A3; EP2653418A2

Description

Aanvoerinrichting voor vlakke platen BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een aanvoerinrichting voor vlakke platen, in het bijzonder kartonnen vellen, omvattende een frame, alsmede ten minste één 10 zuignap voor het vastzuigen van een plaat, alsmede met het frame verbonden verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de zuignap tussen een oppakpositie waar de zuignap een plaat oppakt en een neerlegpositie waar de zuignap de plaat neerlegt.

15 Stand van de techniek

Een dergelijke aanvoerinrichting is algemeen bekend. Om de plaat na het verplaatsen door de zuignap los te laten dient het vacuüm opgeheven te worden. Dit gebeurt vaak door een opening in de zuignap de openen of in plaats van te zuigen via de 20 op de zuignap aangesloten leiding te blazen.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een aanvoerinrichting 25 van de in de aanhef omschreven soort waarbij de zuignap de plaat eenvoudiger los kan laten. Hiertoe is de aanvoerinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de aanvoerinrichting voorts een met het frame bevonden drukelement omvat, waarbij tijdens het verplaatsen van de zuignap van de oppakpositie naar de neerlegpositie, het drukelement en de plaat in contact met elkaar komen en tegen elkaar aandrukken 30 waarbij de plaat een van de zuignap af gerichte kracht ondervindt die het vacuüm breekt en de plaat losmaakt van de zuignap. Door het verplaatsen van de plaat wordt deze tegen het drukelement getrokken waardoor de plaat enigszins buigt en daarbij het vacuüm onder de zuignap verbreekt. Bij voorkeur is pas nabij het bereiken van de neerlegpositie de kracht voldoende groot om het vacuüm te verbreken.

2

Een uitvoeringsvorm van de aanvoerinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de aanvoerinrichting voorts een verdere zuignap omvat die gezien in verplaatsingsrichting op afstand van de zuignap aanwezig is en eveneens is verbonden met de verplaatsingsmiddelen, waarbij het drukelement tussen de beide 5 zuignappen aanwezig is. Hierdoor kan de plaat beter vast gehouden worden en vooral beter gebogen worden om het vacuüm te verbreken. Bij voorkeur is gezien in verplaatsingsrichting naast elke zuignap nog een verdere zuignap aanwezig, waarbij het drukelement tussen beide paren naast elkaar aanwezige zuignappen aanwezig is.

Een verdere uitvoeringsvorm van de aanvoerinrichting volgens de 10 uitvinding is gekenmerkt, doordat de verplaatsingsmiddelen een zwenkarm omvatten, die met een uiteinde met het frame is verbonden, alsmede draagarmen, waarvan twee draagarmen nabij een eerste uiteinde schamierbaar zijn verbonden met de zwenkarm en nabij het andere, tweede uiteinde schamierbaar zijn verbonden met de eerste uiteinden van twee verdere draagarmen, waarbij de andere, tweede uiteinden van de verdere 15 draagarmen via een eerste cilinder-zuigercombinatie zijn verbonden met de zwenkarm, de tweede uiteinden van de draagarmen via een tweede cilinder-zuigercombinatie zijn verbonden met het frame, en de zwenkarm via een verdere cilinder-zuigercombinatie is verbonden met het frame, en waarbij de zuignappen zijn verbonden met de tweede uiteinden van de draagarmen en verdere draagarmen. De constructie van zwenkarm, 20 draagarmen en cilinder-zuigercombinaties maken het mogelijk dat de onderlinge stand van de zuignappen en de stand van de zuignappen ten opzichte van het frame optimaal is voor het oppakken verplaatsen en neerleggen van platen vanaf een stapel in een opvangbak.

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de aanvoerinrichting volgens de 25 uitvinding is gekenmerkt, doordat het drukelement tegen een veerkracht in verplaatsbaar is. Hierdoor wordt het vacuüm niet te abrupt verbroken maar geleidelijk doordat de drukkracht door de invering geleidelijk wordt opgebouwd.

Het frame is bij voorkeur bevestigd aan een slede die langs een verticale geleiding verplaatsbaar is. Hierdoor kan op eenvoudige wijze rekening gehouden 30 worden met het lager worden van de stapel platen tijdens het afnemen en naar een verwerkingsinrichting aanvoeren van de platen.

Voorts is bij voorkeur een plaathouder waarin de platen neergelegd worden verbonden met het frame, alsmede een grijper die de platen vanuit de 3 plaathouder naar een opvangbak verplaatst. Hierdoor kunnen de platen nadat zij van de stapel genomen zijn eenvoudig wordt aangeboden aan een verwerkingsinrichting.

Beknopte omschrijving van de tekeningen 5

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de aanvoerinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 de aanvoerinrichting in perspectief; 10 Figuur 2 de aanvoerinrichting in perspectief vanuit een andere invalshoek;

Figuur 3 een detail van de slede van de aanvoerinrichting in perspectief; Figuur 4 het detail van de aanvoerinrichting in perspectief vanuit een andere invalshoek; 15 Figuur 5 de aanvoerinrichting in zijaanzicht op het moment van vastpakken van een plaat m.b.v. zuignappen;

Figuur 6 de aanvoerinrichting tijdens het oppakken van de plaat m.b.v. de zuignappen;

Figuur 7 de aanvoerinrichting tijdens het verplaatsen van de plaat m.b.v. 20 de zuignappen;

Figuur 8 de aanvoerinrichting tijdens het transporteren van de plaat m.b.v. transportwielen;

Figuur 9 de aanvoerinrichting met de plaat in een opvangbak;

Figuur 10 de aanvoerinrichting met de plaat vastgepakt door een grijper 25 met geopende bodemplaathelften van de opvangbak;

Figuur 11 de aanvoerinrichting waarbij de plaat juist is losgelaten door de grijper; en

Figuur 12 de aanvoerinrichting terug in de uitgangssituatie.

30 Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In de figuren 1 tot en met 4 is een uitvoeringsvorm van de aanvoerinrichting volgens de uitvinding in perspectief in het geheel en in detail weergegeven vanuit verschillende invalshoeken. De aanvoerinrichting 1 (planofeeder) 4 heeft een frame 3, met twee parallelle hoofdprofielen die via dwarsprofielen met elkaar verbonden zijn. Aan het frame is een zwenkarm 5 met een uiteinde bevestigd, die met het andere uiteinde draaibaar is verbonden met een drager. De drager is gevormd door draagarmen, waarvan twee draagarmen 7 nabij een eerste uiteinde scharnierbaar zijn 5 verbonden met de zwenkarm en nabij het andere, tweede uiteinde scharnierbaar zijn verbonden met de eerste uiteinden van twee verdere draagarmen 9. De andere, tweede uiteinden van de verdere draagarmen 9 zijn via een eerste cilinder-zuigercombinatie 11 verbonden met de zwenkarm 5 en de tweede uiteinden van de draagarmen 7 zijn via een tweede cilinder-zuigercombinatie 13 verbonden met het frame 3. De zwenkarm 5 is via 10 een verdere cilinder-zuigercombinatie 15 verbonden met het frame 3. Zuignappen 17 en 19 zijn verbonden met de tweede uiteinden van de draagarmen 7 en verdere draagarmen 9. De constructie van zwenkarm, draagarmen en cilinder-zuigercombinaties maken het mogelijk dat de onderlinge stand van de zuignappen en de stand van de zuignappen ten opzichte van het frame optimaal is voor het oppakken verplaatsen en neerleggen van 15 platen vanaf een stapel in een opvangbak. De cilinders zijn bij voorkeur pneumatische cilinders maar kunnen ook hydraulische cilinders zijn of elektrische solenoïdes zijn.

De aanvoerinrichting heeft voorts een met het frame 3 verbonden drukelement 21 dat tijdens het verplaatsen van de zuignappen tegen een door de zuignappen vastgehouden plaat drukt en daarbij het vacuüm breekt (zie hierna bij 20 beschrijving van figuur 7). Het drukelement 21 bevindt zich tussen de zuignappen 17 die verbonden zijn met de draagarmen 7 enerzijds en de zuignappen 19 die verbonden zijn met de verdere draagarmen 9 anderzijds. Het drukelement 21 is gevormd door een drukrol die tegen een veerkracht in verplaatsbaar is. De veerconstructie is gevormd door twee stangen of binnenbuizen die telescopisch verschuifbaar zijn in twee buitenbuizen. 25 In de buitenbuizen of om de stangen/binnenbuizen kan een schroefveer aanwezig zijn of de binnen- en buitenbuizen kunnen gasveren vormen.

Het frame 3 is bevestigd aan een slede 23 die langs een verticale geleiding 25 verplaatsbaar is. Aan de slede bevinden zich voorts transportwielen 27, voor het verder verplaatsen van de plaat naar een plaathouder 29, en een grijper 31 voor 30 het vastpakken van een in de plaathouder aanwezige plaat en het plaatsen van de plaat in een opvangbak 33.

In de figuren 5 tot en met 12 is het aanvoeren van een plaat 35 vanaf het pakken van een plaat 35 van een stapel 37 tot aan het neerleggen van de plaat in een opvangbak 33 tijdens diverse fasen weergegeven. In figuur 5 is de situatie getoond 5 waarbij de bovenste plaat 35 op de stapel 37 wordt vastgezogen met behulp van de zuignappen 17 en 19. Vervolgens wordt de plaat 35 van de stapel gelicht, zie figuur 6 en daarna in de richting van de plaathouder 29 verplaatst, zie figuur 7. Hierbij wordt de plaat 35 tegen het drukelement 21 getrokken waardoor de plaat enigszins buigt en 5 daarbij het vacuüm onder de zuignappen verbreekt. Daarna wordt de plaat 35 door de transportwielen 27 naar de plaathouder 29 getransporteerd. Dit is in figuur 8 weergegeven.

Figuur 9 toont de situatie waarbij de plaat 35 in de plaathouder 29 aanwezig is. Vervolgens wordt de plaat vastgepakt door de grijper 31 en bodemdelen 10 van de plaathouder 29 weggeklapt, zie figuur 10. Daarna wordt de plaat 35 door de grijper 31 in de opvangbak 33 geplaatst. In figuur 11 is de situatie weergegeven waarbij de plaat juist is losgelaten door de grijper. In figuur 12 tenslotte, is de situatie weergegeven waarbij de aanvoerinrichting weer terug in de uitgangssituatie is.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de 15 tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims

1. Aanvoerinrichting voor vlakke platen, in het bijzonder kartonnen vellen, omvattende een frame (3), alsmede ten minste één zuignap (17) voor het vastzuigen van een plaat (35), alsmede met het frame verbonden verplaatsingsmiddelen voor het 5 verplaatsen van de zuignap tussen een oppakpositie waar de zuignap een plaat oppakt en een neerlegpositie waar de zuignap de plaat neerlegt, met het kenmerk, dat de aanvoerinrichting (1) voorts een met het frame (3) bevonden drukelement (21) omvat, waarbij tijdens het verplaatsen van de zuignap (17) van de oppakpositie naar de neerlegpositie, het drukelement (21) en de plaat (35) in contact met elkaar komen en 10 tegen elkaar aandrukken waarbij de plaat een van de zuignap af gerichte kracht ondervindt die het vacuüm breekt en de plaat losmaakt van de zuignap.

2. Aanvoerinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanvoerinrichting (1) voorts een verdere zuignap (19) omvat die gezien in verplaatsingsrichting op afstand van de zuignap (17) aanwezig is en eveneens is 15 verbonden met de verplaatsingsmiddelen, waarbij het drukelement (21) tussen de beide zuignappen aanwezig is.

3. Aanvoerinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat gezien in verplaatsingsrichting naast elke zuignap (17,19) nog een verdere zuignap aanwezig is, waarbij het drukelement (21) tussen beide paren naast elkaar aanwezige zuignappen 20 aanwezig is.

4. Aanvoerinrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen een zwenkarm (5) omvatten, die met een uiteinde met het frame (3) is verbonden, alsmede draagarmen (7,9), waarvan twee draagarmen (7) nabij een eerste uiteinde scharnierbaar zijn verbonden met de zwenkarm (5) en nabij het andere, 25 tweede uiteinde scharnierbaar zijn verbonden met de eerste uiteinden van twee verdere draagarmen (9), waarbij de andere, tweede uiteinden van de verdere draagarmen (9) via een eerste cilinder-zuigercombinatie (11) zijn verbonden met de zwenkarm (5), de tweede uiteinden van de draagarmen via een tweede cilinder-zuigercombinatie (13) zijn verbonden met het frame (3), en de zwenkarm (5) via een verdere cilinder-30 zuigercombinatie (15) is verbonden met het frame (3), en waarbij de zuignappen (17,19) zijn verbonden met de tweede uiteinden van de draagarmen (7) en verdere draagarmen (9).

5. Aanvoerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het drukelement (21) tegen een veerkracht in verplaatsbaar is.

6. Aanvoerinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het frame (3) is bevestigd aan een slede (23) die langs een verticale geleiding (25) verplaatsbaar is.

7. Aanvoerinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat met het 5 frame (3) voorts een plaathouder (29) is verbonden waarin de platen (35) neergelegd worden, alsmede een grijper (31) die de platen vanuit de plaathouder naar een opvangbak (33) verplaatst.