NL2008848C2 - Schoonmaakinrichting voor rolluiken en werkwijze voor het reinigen van rolluiken met een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Korte aanduiding Schoonmaakinrichting voor rolluiken en werkwijze voor het reinigen van rolluiken met een dergelijke inrichting

BESCHRIJVING

De onderhavige uitvinding heeft volgens een eerste aspect betrekking op een schoonmaakinrichting ingericht voor het reinigen van rolluiken omvattende ten minste één langgestrekt borstelorgaan dat is verbonden met bevestigingsmiddelen waarmee het ten minste ene borstelorgaan tussen een wand van een gebouw en een verplaatsingsbaan van een aan het gebouw opgehangen rolluik ten minste in hoofdzaak parallel aan de verplaatsingsbaan aan het gebouw bevestigbaar is, waarbij het ten minste ene borstelorgaan bij toepassing aangrijpt op de naar het gebouw gerichte binnenzijde van het rolluik. Het begrip wand van een gebouw dient in dit document breed te worden geïnterpreteerd, en omvat ook een raam, zoals het raam dat door het rolluik bij toepassing wordt bedekt.

Bekend is een borstel die met een strip aan de wand van een gebouw of aan een omkasting van het rolluik is bevestigd, waarbij haren zich door de verplaatsingsbaan van een rolluik uitstrekken. Wanneer het betreffende rolluik omhoog of omlaag wordt bewogen grijpen de haren van de borstel aan op de binnenzijde van het rolluik, die zo wordt geborsteld. Een nadeel van de bekende borstel is dat die het rolluik niet goed reinigt en veel vuil dat door de borstel van het rolluik wordt verwijderd door de borstel wordt vastgehouden. Met een vieze borstel is het slecht reinigen.

De onderhavige uitvinding beoogt daarom volgens een eerste aspect een schoonmaakinrichting volgens de inleiding te verschaffen, waarmee het mogelijk is de binnenzijde van een rolluik beter te reinigen, en die minder dan de bekende borstel de neiging heeft vuil vast te houden, of althans te voorkomen of de kans te verkleinen, dat door het borstelorgaan vastgehouden van het rolluik verwijderd vuil later weer door het borstelorgaan aan het rolluik wordt afgegeven. Dit doel wordt door de onderhavige uitvinding bereikt, doordat het ten minste ene borstelorgaan om diens langsas roteerbaar met de bevestigingsmiddelen is verbonden en de schoonmaakinrichting aandrijfmiddelen omvat voor het om diens langsas roteerbaar aandrijven van het ten minste ene borstelorgaan. Wanneer het ten minste ene borstelorgaan bij toepassing aan een gebouw is bevestigd en bij voorkeur tegengesteld aan de verplaatsingsrichting van het rolluik wordt aangedreven, dat wil zeggen dat de wederzijdse contactvlakken van het rolluik en het ten minste ene borstelorgaan in tegengestelde richting bewegen, of wanneer zij althans ten minste met verschillende snelheid bewegen, kan het ten minste ene borstelorgaan het rolluik beter schoonborstelen dan de bekende statische borstel. Doordat het ten minste ene borstelorgaan bij toepassing roteert zal vuil sneller van het ten minste ene borstelorgaan verdwijnen dan bij de bekende borstel het geval is. Aldus is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt. De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is geschikt om verschillende verbeteringen aan te brengen, waardoor een rolluik nog betere kan worden gereinigd en vuiloverdracht terug naar het rolluik nog verder kan worden voorkomen. Dergelijke verbeteringen zullen bij lezing van dit document aan de orde komen en worden toegelicht. Overigens dient de “term bevestigen aan het gebouw”, evenals alle andere maatregelen uit de conclusies, ruim te worden geïnterpreteerd, en valt bijvoorbeeld het aan een (aan het gebouw bevestigde) behuizing van een rolluik bevestigen onder dit begrip.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat de schoonmaakinrichting een vloeistofaansluiting voor een vloeistoftoevoer. Dit verschaft de mogelijkheid de borstelinrichting onder aanvoer van water, of eventueel een andere reinigingsvloeistof, te laten werken. Hiertoe kan de schoonmaakinrichting zijn voorzien van met de vloeistofaansluiting verbonden sproeikoppen die bij toepassing vloeistof tegen het te reinigen rolluik of eventueel op de borstel sproeien. Alternatief kunnen in het ten minste ene borstelorgaan met de vloeistoftoevoer communicerende uitstroomopeningen zijn voorzien. De vloeistofaansluiting is bij voorkeur een snelkoppeling zoals bekend bijvoorbeeld tuinslangen.

De vloeistofaansluiting is bij voorkeur voorzien aan een kops uiteinde van het borstelorgaan. Aldus kan water rechtstreeks in het borstelorgaan stromen en kan een op de vloeistofaansluiting aangesloten waterslang zich relatief eenvoudig in de ruimte tussen de bewegingsbaan van het rolluik het gebouw uitstrekken. Het heeft de voorkeur wanneer beide kopse uiteinden zijn voorzien van een vloeistofaansluiting, zodat een waterslang aan een gewenste op de schoonmaakinrichting kan worden aangesloten.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de vloeistofaansluiting is voorzien aan een ten minste in hoofdzaak holle, met uitstroomopeningen uitgeruste spil van het borstelorgaan.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de aandrijfmiddelen activeerbaar door een door de vloeistoftoevoer toegevoerde waterstroom. Aldus zal het ten minste ene borstelorgaan bij het inschakelen van de waterstroom vanzelf gaan roteren.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de aandrijfmiddelen schoepen in de holle spil van het borstelorgaan omvatten.

Bij een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvatten de aandrijfmiddelen een elektrische motor. Alternatief kunnen mechanische aandrijfmiddelen zijn voorzien, zoals bijvoorbeeld een wiel dat aangrijpt op een zich in de verplaatsingsbaan verplaatsend rolluik en aldus door het rolluik wordt aangedreven. Via een overbrenging kan dan het borstelorgaan in tegengestelde richting of met een andere snelheid tot rotatie worden aangedreven.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn de bevestigingsmiddelen ingericht voor het losneembaar aan een gebouw bevestigen van de schoonmaakinrichting, bij voorkeur door middel van snelbevestigingsmiddelen. Aldus is het mogelijk de schoonmaakinrichting slechts voor een incidentele reinigingsbeurt aan een gebouw te bevestigen. Aldus kan door het successievelijk op verschillende posities ten opzichte van eenzelfde rolluik en ook bij steeds verschillende rolluiken met beperkte middelen een reiniging worden uitgevoerd. Bovendien kan aldus worden voorkomen dat een schoonmaakinrichting tussen twee reinigingsbeurten in het zicht voor bijvoorbeeld een raam van het gebouw aanwezig blijft.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de bevestigingsmiddelen ten minste een zuignap omvatten, die bij toepassing op een bij het rolluik behorend raam wordt bevestigd. Zuignappen die aangrijpen op het glas van een raam zijn bijvoorbeeld bij glaszetters welbekend en kunnen eenvoudig als bevestigingsmiddelen bij een schoonmaakinrichting volgens de onderhavige uitvinding worden toegepast. Ze zijn geschikt voor een stevige bevestiging, zonder de ramen te beschadigen.

Wanneer de schoonmaakinrichting ten minste drie in een driehoek ten opzichte van elkaar georiënteerde bevestigingsorganen omvatten wordt een zeer stabiele bevestigingsmogelijkheid verschaft, waarbij kanteling van de inrichting wordt voorkomen.

Het heeft verder de voorkeur dat de schoonmaakinrichting is voorzien van instelmiddelen waarmee de positie van de borstel ten opzichte van de bevestigingsmiddelen instelbaar is. Aldus kan de positie van een schoonmaakinrichting worden aangepast aan de onderlinge afstand tussen een gebouw en een rolluik. Daarnaast, of alternatief, kunnen instelmiddelen zijn voorzien waarmee de positie van de borstel ten opzichte van een te reinigen rolluik instelbaar is tussen rustpositie, waarin het ten minste ene borstelorgaan de verplaatsingsbaan van het rolluik niet snijdt, en in werkzame positie, waarin het ten minste ene borstelorgaan de verplaatsingsbaan van het te reinigen rolluik wel snijdt.

Het heeft daarbij de voorkeur dat de instelmiddelen een kantelinrichtingen omvatten, bij voorkeur voorzien tussen de bevestigingsinrichting en de borstel. Aldus kan het ten minste ene borstelorgaan door kanteling ten opzichte van de bevestigingsmiddelen worden ingesteld.

Voor het met het ten minste ene borstelorgaan kunnen uitoefenen van enige druk tegen een te reinigen rolluik heeft het de voorkeur dat voorspanmiddelen zijn voorzien tussen de bevestigingsmiddelen en het borstelorgaan. De voorspanmiddelen, zoals bijvoorbeeld een veer, kunnen zijn voorgespannen voor het in de richting van een te reinigen rolluik drijven van het ten minste ene borstelorgaan.

Een handzame schoonmaakinrichting wordt verschaft wanneer het ten minste ene borstelorgaan een lengte heeft die is gelegen in het bereik van 30 tot 120 cm.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding zijn twee of meer borstelorganen voorzien. De rotatie-assen van de twee of meer borstelorganen zijn daarbij bij voorkeur, maar niet noodzakelijkerwijs, ten opzichte van elkaar uitgelijnd. De haren of andere borstelelementen van twee naburige borstelorganen kunnen enigszins naar elkaar zijn toe gericht, om bijvoorbeeld een ononderbroken borsteloppervlak te verschaffen. Een additioneel borstelorgaan kan als verlengstuk van het ten minste ene borstelorgaan zijn voorzien.

Volgens een tweede aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het reinigen van een naar een gebouw gerichte binnenzijde van een rolluik. Rolluiken kunnen aan hun buitenzijde eenvoudig worden gereinigd, maar de binnenzijde is vaak lastig bereikbaar. Vooral wanneer een rolluik zich voor een niet te openen raam bevindt.

Een bekende werkwijze voor het reinigen van de binnenzijde van een rolluik maakt gebruik van de bekende schoonmaakinrichting die eerder in dit document is besproken en omvat het plaatsen van een borstelorgaan in de verplaatsingsbaan van een rolluik. Door het bedienen van het rolluik grijpt de bekende borstel dan aan op de binnenzijde van het rolluik om vuil van het rolluik af te wrijven. Nadelen van een dergelijke werkwijze zijn eerder in dit document reeds in het kader van het eerste aspect van de onderhavige uitvinding besproken.

De onderhavige uitvinding beoogt aldus volgens een tweede aspect een werkwijze voor het reinigen van een naar een gebouw gerichte binnenzijde van een rolluik te verschaffen, waarmee de bekende nadelen worden opgelost, of althans worden verminderd. De onderhavige uitvinding verschaft hiertoe een werkwijze omvattende de stappen van a) het in hoofdzaak parallel aan een verplaatsingsbaan van het rolluik tussen het gebouw en de verplaatsingsbaan van het rolluik aan het gebouw bevestigen van ten minste een om diens langsas roteerbaar borstelorgaan; en b) het om diens langsas roteerbaar aandrijven van het ten minste ene borstelorgaan wanneer het rolluik zich voorbij het ten minste ene borstelorgaan verplaatst.

Voor het goed kunnen reinigen van het rolluik heeft het daarbij de voorkeur, maar is het niet noodzakelijk, dat het ten minste ene borstelorgaan bij stap b) ten opzichte van het rolluik in tegengestelde richting wordt aangedreven. Verder wordt bij voorkeur gedurende het reinigen een reinigingsmiddel, bij voorkeur in de vorm van een vloeistof toegepast voor het reinigen van het rolluik. Bij de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt bij voorkeur aan een schoonmaakinrichting volgens het eerste aspect van de onderhavige uitvinding toegepast.

De onderhavige uitvinding zal hiernavolgend worden toegelicht onder verwijzing naar een voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en onder verwijzing naar de tekening waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een schoonmaakinrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 2a een zijaanzicht toont van een aan een gebouw bevestigde schoonmaakinrichting volgens figuur 1 in rusttoestand;

Figuur 2b de schoonmaakinrichting uit figuur 2a in operationele toestand toont; en

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht toont van een detail van een alternatieve uitvoeringsvorm van een schoonmaakinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Nu kijkend naar figuur 1 wordt een perspectivisch aanzicht getoond van een voorkeursuitvoeringsvorm van een schoonmaakinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding. De inrichting omvat twee zuignappen 2 die gezamenlijk door middel van één bedieningselement in de vorm van handvat 3 kunnen worden gespannen. De werking van dergelijke zuignappen is algemeen bekend uit de glaszetterij. Zuignappen 2 zijn via twee verbindingselementen 4 verbonden met vier gezette plaatdelen 5 die elk zijn voorzien van een gat 6 waardoorheen zich een buis 7 uitstrekt die aan de plaatdelen 5 is vast gelast. Binnen buis 7 strekt zich een in figuur 1 niet zichtbare scharnieras uit. Twee armen 8 zijn scharnierbaar om de scharnieras aangebracht. Armen 8 zijn onderling verbonden door middel van een horizontale gezette plaat 9 en een rotatie-as 21 waaromheen een grote borstelwals 10 en een kleine borstelwals 11 roteerbaar zijn bevestigd. Een elektromotor 13 is bevestigd aan een kettingkast 14 waarin zich een niet zichtbare kettingaandrijving voor rotatie-as 21 bevindt. In een van de armen 8 bevindt zich een slangkoppeling voor het snel koppelen van een (niet getoonde) waterslang aan de schoonmaakinrichting. Via niet zichtbare leidingen is de slangkoppeling 16 verbonden met een leiding met nozzels 12. Verder is een (in figuur 1 niet getoonde) elektrische koppeling voorzien voor het aandrijven van de elektrische motor 17. Veren 18 spannen het scharnierbaar door armen 8, plaat 9 en rotatie-as 21 gevormde parallellogramvormig scharnierend deel voor, in de richting naar de kijker toe. Een elektromagneet 20 werkt deze voorspanning tegen en houdt de schoonmaak-inrichting 1 in de in figuur 1 getoonde toestand.

Figuur 2a toont een zijaanzicht van de in figuur 1 getoonde schoonmaakinrichting 1 bevestigd aan een raam 13 en in rusttoestand. Schoonmaakinrichting 1 is via zuignappen 2 door bediening van handvat 3 aan raam 30 bevestigd. De verwijzingscijfers in figuren 2a en 2b corresponderen met dezelfde elementen als vergelijkbare verwijzingscijfers in figuur 1. Daarom worden niet alle elementen in de bespreking van figuren 2a en 2b nogmaals genoemd. In figuren 2a en 2b is wel scharnieras 19 zichtbaar. Boven raam 30 is aan een muur 31 van een niet nader getoond gebouw een kast 32 met daarin een op gerold rolluik 33 voorzien. De inrichting heeft een aan-uitschakelaar 35 en een aansluiting voor elektrische voeding 36. Aan de achterzijde zij-afsteunrubbers 37 voorzien waarmee de inrichting 1 veilig tegen een raam 30 kan afsteunen.

Figuur 2b toont de toestand van schoonmaakinrichting 1 nadat het andere uiteinde 34 van rolluik 33 een sensor 38, bijvoorbeeld een bewegingssensor, is gepasseerd en de sensor de elektromagneet 20 heeft uitgeschakeld, waardoor veren 18 het parallellogramvormig scharnierbaar deel naar beneden trekken tot de borstelwalsen, waarvan in figuur 2b slechts borstelwals 10 zichtbaar is, tegen de naar het raam toegekeerde zijde van het rolluik 33 drukken. Rolluik 33 beweegt naar beneden in de richting van pijl P. rotatie-as 21 wordt in de richting tegen de wijzers van de klok volgens pijl R geroteerd. De borstelelementen 15, hier in de vorm van haren, borstelen aldus de binnenzijde van rolluik 33 schoon. Uit de leiding met nozzels 12 sproeit water tegen een deel van het rolluik 33 dat op het punt staat de borstelwalsen 10, 11 te passeren. Aldus wordt rolluik 33 door schoonmaakinrichting 1 gereinigd. Wanneer het rolluik 33 terug in de kast 32 wordt opgerold kunnen de borstelwalsen 10, 11 in de positie uit figuur 2a worden teruggebracht. Het is echter ook mogelijk de rotatie-richting van rotatie-as 21 eventueel om te keren en de binnenzijde van het rolluik 33 nogmaals te laten borstelen. Bij voorkeur sproeien de leiding nozzels 12 op dat moment geen water meer tegen de binnenzijde van het rolluik 33.

Onder aan het scharnierbaar gedeelte van de schoonmaakinrichting 1 bevindt zich een plaat 22 met een gegolfde uitsparing 23 die samenwerkt met een pen 24 die helpt het scharnierbaar gedeelte in een van beide in figuren 2a respectievelijk 2b getoonde uiterste standen houden.

Figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht een detail van een toevoeging op de uitvoeringsvorm van de schoonmaakinrichting 1. In plaats van, of naast, een elektrische motor als aandrijving van rotatie-as 21 is bij de uitvoeringsvorm van figuur 3 een aandrijving door middel van stromend water voorzien. Hiertoe is aan rotatie-as 21 een dichte behuizing met een waterinlaat, een wateruitlaat en een schoepenrad 39 voorzien. De behuizing is in figuur 3 opengewerkt getoond ten behoeve van de toelichting van dit aspect van de uitvinding. Vanuit een niet zichtbare waterbron wordt water door toevoerleiding 40a via de waterinlaat in de behuizing gevoerd. Dat kan bijvoorbeeld door middel van een door een accu aangedreven pomp. Het water wordt via de wateruitlaat door de afvoerleiding 40b van de behuizing weggevoerd. Binnen de behuizing bevindt zich een schoepenrad 39 dat door het aldus stromend water in beweging wordt gebracht. De stroming van het water, en hiermee de beweging van schoepenrad 39, is aangegeven met behulp van pijlen W. Met pijl R wordt de rotatie van de borstelwals 10 aangeduid. Een dergelijke uitvoeringsvorm maakt het mogelijk de schoonmaakinrichting zonder aansluiting op het stroomnet te bedrijven.

De onderhavige uitvinding is in de figuren en de hierboven staande beschrijving getoond en besproken aan de hand van slechts één uitvoeringsvoorbeeld van de onderhavige uitvinding. Het moge duidelijk zijn dat verschillende, al dan niet voor de vakman voor de hand liggende, varianten denkbaar zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt bepaald door de hierna volgende conclusies. Zo kunnen een of meer wielen op een of beide borstelwalsen worden voorzien, die tijdens verplaatsing van een rolluik aangrijpen op de binnenzijde van het rolluik en daardoor in rotatie worden gebracht teneinde de borstelwalsen te doen roteren. In een dergelijk geval is geen elektriciteit nodig om de schoonmaakinrichting te laten werken. Een slangkoppeling kan achterwege worden gelaten wanneer de schoonmaakinrichting “droog” wordt bedreven. De borstelwalsen kunnen vervangen worden door één borstelwals, twee borstelwalsen van gelijke grootte of drie of meer borstelwalsen. In het verlengde van de borstelwalsen kunnen ook nog zogenaamde extensies in de vorm van borstelwalsen aan de rotatie-as worden voorzien. In plaats van haren kunnen andere borstelelementen zoals bijvoorbeeld strookjes zeemachtig doek of dergelijke zijn voorzien. De zuignappen kunnen worden vervangen door enige andere bevestigingsinrichting die geschikt is voor een stevige bevestiging op een glazen ondergrond. Overigens, waar hier slechts een uitvoeringsvorm wordt getoond van een schoonmaakinrichting die rechtstreeks op een ruit dient te worden aangebracht kan de schoonmaakinrichting uiteraard ook op een andere plaats aan een gebouw of een rolluikkast worden bevestigd. Dat hoeft niet perse losneembaar te zijn maar kan eventueel (semi)permanent geschieden.

Claims (17)

1. Schoonmaakinrichting ingericht voor het reinigen van rolluiken omvattende ten minste één langgestrekt borstelorgaan dat is verbonden met bevestigingsmiddelen waarmee het ten minste ene borstelorgaan tussen een wand van een gebouw en een verplaatsingsbaan van een aan het gebouw opgehangen rolluik ten minste in hoofdzaak parallel aan de verplaatsingsbaan aan het gebouw bevestigbaar is, waarbij het ten minste ene borstelorgaan bij toepassing aangrijpt op de naar het gebouw gerichte binnenzijde van het rolluik, met het kenmerk, dat het ten minste ene borstelorgaan om diens langsas roteerbaar met de bevestigingsmiddelen is verbonden en de schoonmaakinrichting aandrijfmiddelen omvat voor het om diens langsas roteerbaar aandrijven van het ten minste ene borstelorgaan.

2. Schoonmaakinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de schoonmaakinrichting een vloeistofaansluiting voor een vloeistoftoevoer omvat.

3. Schoonmaakinrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de vloeistofaansluiting is voorzien aan een kops uiteinde van het ten minste ene borstelorgaan .

4. Schoonmaakinrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de vloeistofaansluiting is voorzien aan een ten minste in hoofdzaak holle, met uitstroomopeningen uitgeruste spil van het ten minste ene borstelorgaan.

5. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen activeerbaar zijn door een door de vloeistoftoevoer toegevoerde waterstroom.

6. Schoonmaakinrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen schoepen in de holle spil van het ten minste ene borstelorgaan omvatten.

7. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat de aandrijfmiddelen een elektrische motor omvatten.

8. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen zijn ingericht voor het losneembaar aan een gebouw bevestigen van de schoonmaakinrichting.

9. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen ten minste één zuignap omvatten, die bij toepassing op een bij het rolluik behorend raam wordt bevestigd.

10. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schoonmaakinrichting ten minste drie in een driehoek ten opzichte van elkaar georiënteerde bevestigingsorganen omvat.

11. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de schoonmaakinrichting is voorzien van instelmiddelen, waarmee de positie van de borstel ten opzichte van de bevestigingsmiddelen instelbaar is.

12. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de instelmiddelen een kantelinrichting omvatten.

13. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat voorspanmiddelen zijn voorzien tussen de bevestigingsmiddelen en het ten minste ene borstelorgaan .

14. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het ten minste ene borstelorgaan een lengte heeft die is gelegen in het bereik van 30 tot 120 cm.

15. Schoonmaakinrichting volgens één of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat twee of meer borstelorganen zijn voorzien.

16. Werkwijze voor het reinigen van een naar een gebouw gerichte binnenzijde van een rolluik, omvattende de stappen van: a) het in hoofdzaak parallel aan een verplaatsingsbaan van het rolluik tussen het gebouw en de verplaatsingsbaan van het rolluik aan het gebouw bevestigen van een langgestrekt om diens langsas roteerbaar ten minste ene borstelorgaan ; en b) het om diens langsas roteerbaar aandrijven van het ten minste ene borstelorgaan wanneer het rolluik zich voorbij het ten minste ene borstelorgaan verplaatst.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het ten minste ene borstelorgaan bij stap b) ten opzichte van het rolluik in tegengestelde richting wordt aangedreven.