NL2008708C2 - Gietbouwdoos. - Google Patents

Gietbouwdoos. Download PDF

Info

Publication number
NL2008708C2
NL2008708C2 NL2008708A NL2008708A NL2008708C2 NL 2008708 C2 NL2008708 C2 NL 2008708C2 NL 2008708 A NL2008708 A NL 2008708A NL 2008708 A NL2008708 A NL 2008708A NL 2008708 C2 NL2008708 C2 NL 2008708C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
pin
base
fixing pin
fixing
casting
Prior art date
Application number
NL2008708A
Other languages
English (en)
Inventor
Jeroen Jan Donders
Original Assignee
Abb Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Abb Bv filed Critical Abb Bv
Priority to NL2008708A priority Critical patent/NL2008708C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2008708C2 publication Critical patent/NL2008708C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/081Bases, casings or covers
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • H02G3/121Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in plain walls

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Forms Removed On Construction Sites Or Auxiliary Members Thereof (AREA)

Description

NLP191028
Gietbouwdoos
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een gietbouwdoos voor het opbouwen van elektrische installaties in de giet-5 bouw.
Bij gietbouw worden muurdelen of plafonddelen gevormd door middel van het storten van beton tussen bekis-tingswanden of in een bak van bekistingswanden. Voorafgaand aan het storten worden bekende gietbouwdozen en buizen die 10 de gietbouwdozen met elkaar verbinden tussen de bekistingswanden aangebracht. De gietbouwdozen bepalen een installa-tieruimte waarin na het storten van het beton elektrisch installatiemateriaal kan worden opgenomen. Teneinde te voorkomen dat de installatieruimte van de gietbouwdoos 15 tijdens het storten volloopt met beton, is de gietbouwdoos voorzien van een deksel dat de behuizing afsluit. De gietbouwdoos voorzien van twee uitwendige bevestigingspennen waarmee de gietbouwdoos tijdelijk kan worden vastgezet aan een van de bekistingswanden. Hierdoor blijft de gietbouwdoos 20 tijdens het storten van het beton op zijn plaats. Een installateur dient nauwkeurig twee gaten in de bekistingswand te boren met dezelfde tussenafstand als de bevestigingspennen zodat de gietbouwdoos met de bevestigingspennen in de gaten gestoken kan worden. Teneinde afwijkingen in de tus- 2 senafstand van de gaten ten opzichte van de tussenafstand van bevestigingspennen te voorkomen is het gebruik van een gatenmal onvermijdelijk.
Een doel van de uitvinding is een gietbouwdoos te 5 verschaffen die eenvoudig kan worden vastgezet op een bekis-tingswand.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
10
De uitvinding verschaft een gietbouwdoos voor het opbouwen van elektrische installaties, omvattend een behuizing met een primaire opening en een deksel dat de primaire opening van de behuizing afsluit, waarbij de behui-15 zing een via de primaire opening toegankelijke installatie-ruimte begrenst voor opname van elektrisch installatiemate-riaal, waarbij het deksel een afdekplaat omvat die een montagevlak opspant voor het plaatsen van het deksel tegen een bekistingswand, waarbij de gietbouwdoos is voorzien van 20 een eerste bevestigingspen die van het montagevlak uitsteekt voor het vastzetten van de gietbouwdoos in een eerste beves-tigingsgat in de bekistingswand, waarbij de gietbouwdoos ter plaatse van de eerste bevestigingspen een eerste verdiept gedeelte omvat dat is voorzien van een ten opzichte van het 25 montagevlak in de richting van de behuizing verdiept gelegen basis, waarbij de eerste bevestigingspen aansluit op de basis van het eerste verdiepte gedeelte, waarbij de basis zich rondom de eerste bevestigingspen uitstrekt en de eerste bevestigingspen zich vanaf de basis beschouwd rondom vrij 30 van de rest van de gietbouwdoos uitstrekt in de richting van en tot voorbij het montagevlak.
De vrije zoekruimte rondom de eerste bevestigingspen kan de eerste bevestigingspen in staat stellen vrij te verbuigen ten opzichte van de rest van de gietbouwdoos. Door 35 de verbuiging kan met de gietbouwdoos volgens de uitvinding een onnauwkeurigheid in de positie van het eerste bevesti-gingsgat ten opzichte van de eerste bevestigingspen worden 3 opgevangen. Het eerste bevestigingsgat kan daardoor met een zekere tolerantie geboord worden, zonder dat dit de mogelijkheden tot het bevestigen van de gietbouwdoos aan de bekistingswand nadelig beïnvloedt.
5 In een uitvoeringsvorm is het eerste verdiepte gedeelte in de afdekplaat van het deksel gelegen, waarbij de basis ten opzichte van de afdekplaat in de richting van de installatieruimte verdiept gelegen is en waarbij het verdiepte gedeelte verder is voorzien van een omtrekswand die 10 de basis verbindt met de omliggende afdekplaat. De eerste bevestigingspen kan in het verlengde liggen van de toekomstige positie van het schakelmateriaal nadat de bekistingswand is verwijderd. Daardoor kan worden volstaan met het boren van een bevestigingsgat in de bekistingswand in het 15 hart van de positie van het toekomstige schakelmateriaal.
In een uitvoeringsvorm begrenzen de basis en de omtrekswand een kamer, waarbij de eerste bevestigingspen zich vanaf de basis beschouwd in een ten opzichte van de installatieruimte uitwendige richting rondom vrij van de 2 0 rest van het deksel door de kamer van het eerste verdiepte gedeelte heen uitstrekt tot voorbij de afdekplaat. De kamer kan een vrije zoekruimte bieden waarbinnen de eerste bevestigingspen vrij kan verbuigen ten opzichte van de rest van het deksel.
25 In een uitvoeringsvorm is de basis van het eerste verdiepte gedeelte ten minste vijf millimeter en bij voorkeur ten minste tien millimeter verdiept gelegen ten opzichte van het montagevlak. Het verdiept liggen van de basis kan de lengte waarover de bevestigingspen onder het montagevlak 30 vrij kan buigen vergroten. Dit is met name van belang op het moment dat de afdekplaat met het montagevlak vlak tegen de bekistingswand is geplaatst en een gedeelte van de eerste bevestigingspen is opgesloten in het eerste bevestigingsgat in de bekistingswand. De afstand waarover de basis dan ten 35 opzichte van de bekistingswand verdiept gelegen is, kan in dat geval bepalend zijn voor de diepte van de vrije ruimte of de kamer waarbinnen eerste bevestigingspen vrij kan 4 buigen om de afstand te overbruggen tussen de basis en de positie waar de eerste bevestigingspen ter hoogte van het montagevlak het eerste bevestigingsgat binnen gaat.
In een uitvoeringsvorm is de eerste bevestigings-5 pen, afgezien van de aansluitingen daarvan met de basis van het eerste verdiepte gedeelte, volledig vrij van de rest van de gietbouwdoos. De enige verbinding van de eerste bevestigingspen met de gietbouwdoos is ter plaatse van de basis, waardoor de eerste bevestigingspen afgezien van de aanslui-10 ting daarvan met de basis ten opzichte van de rest van de gietbouwdoos binnen de vrije ruimte of de kamer vrij kan buigen.
In een uitvoeringsvorm heeft de eerste bevestigingspen, afgezien van de aansluiting daarvan met de basis 15 van het eerste verdiepte gedeelte, rondom geen direct contact met de rest van de gietbouwdoos. De eerste bevestigingspen kan daardoor afgezien van de aansluiting daarvan met de basis ten opzichte van de rest van de gietbouwdoos binnen de vrije ruimte of de kamer vrij buigen.
20 In een uitvoeringsvorm is de eerste bevestigings pen over in hoofdzaak de volledige lengte daarvan rondom vrij van de rest van de gietbouwdoos. De eerste bevestigingspen kan daardoor afgezien van de aansluiting daarvan met de basis ten opzichte van de rest van de gietbouwdoos 25 vrij buigen.
In een uitvoeringsvorm grenst de basis van het eerste verdiepte gedeelte direct aan de basis van de eerste bevestigingspen. In hoofdzaak de gehele lengte van de eerste bevestigingspen, met uitzondering van de basis, kan daardoor 30 rondom vrij zijn van de rest van de gietbouwdoos.
In een uitvoeringsvorm vormen de eerste bevestigingspen en het eerste verdiepte gedeelte één geheel. De eerste bevestigingspen en het eerste verdiepte gedeelte kunnen daardoor eenvoudig uit één stuk, bijvoorbeeld door 35 spuitgieten, vervaardigd worden.
In een uitvoeringsvorm is de aansluiting van de eerste bevestigingspen op de basis een flexibele aanslui- 5 ting. De flexibele basis kan bijdragen aan de bewegingsvrijheid van de eerste bevestigingspen ten opzichte van de rest van de gietbouwdoos.
In een uitvoeringsvorm is de eerste bevestigings-5 pen vervaardigd van een flexibele of buigzame kunststof, bij voorkeur polypropyleen of polyethyleen. De buigzame kunststof kan toelaten dat de eerste bevestigingspen binnen het elastische bereik van het kunststof kan verbuigen.
In een uitvoeringsvorm laat de flexibele kunststof 10 binnen het elastische bereik van de flexibele kunststof verbuiging van de bevestigingspen toe vanuit een ongebogen stand naar een gebogen stand waarbij de positie van de eerste bevestigingspen in het montagevlak in de gebogen stand ten minste twee millimeter verschoven is ten opzichte 15 van de positie van de eerste bevestigingspen in het montagevlak in de ongebogen stand. In de gebogen stand kan de eerste bevestigingspen de afstand overbruggen tussen de basis en de positie waar de eerste bevestigingspen door het montagevlak gaat en in het eerste bevestigingsgat gestoken 20 wordt. Hiermee kan de eerste bevestigingspen een onnauwkeurigheid in de positie van het eerste bevestigingsgat opvangen.
In een uitvoeringsvorm omvat de eerste bevestigingspen aan het vrije uiteinde een insteekpunt, waarbij de 25 flexibele kunststof het elastische bereik van de flexibele kunststof verbuiging van de bevestigingspen toelaat vanuit een ongebogen stand naar een gebogen stand, waarbij de positie van de insteekpunt ten minste twee millimeter verschoven is ten opzichte van de positie van de insteekpunt in 30 de ongebogen stand. In de gebogen stand kan de eerste bevestigingspen de afstand overbruggen tussen de basis en de positie waar de eerste bevestigingspen het eerste bevestigingsgat binnen gaat. Hiermee kan de eerste bevestigingspen een onnauwkeurigheid in de positie van het eerste bevesti-35 gingsgat opvangen.
In een uitvoeringsvorm omvat de gietbouwdoos op afstand van de eerste bevestigingspen een tweede bevesti- 6 gingspen voor het vastzetten van de gietbouwdoos in een tweede bevestigingsgat in de bekistingswand. Het vastzetten van de tweede bevestigingspen in het tweede bevestigingsgat kan tegengaan dat de gietbouwdoos ten opzichte van de in het 5 eerste bevestigingsgat vastgezette eerste bevestigingspen kan roteren.
In een uitvoeringsvorm bezit de tweede bevestigingspen dezelfde kenmerken als de eerste bevestigingspen, waarbij de gietbouwdoos ter plaatse van de tweede bevesti-10 gingspen is voorzien van een tweede verdiept gedeelte met dezelfde kenmerken als het eerste verdiepte gedeelte, waarbij de tweede bevestigingspen net als de eerste bevesti gingspen aansluit op de basis van het tweede verdiepte gedeelte en zich vanaf de basis beschouwd rondom vrij van de 15 rest van de gietbouwdoos uitstrekt tot voorbij het montage-vlak. De tweede bevestigingspen kan net als de eerste bevestigingspen buigen ten opzichte van de rest van de gietbouwdoos teneinde een onnauwkeurigheid in de positie van het tweede bevestigingsgat in de bekistingswand te kunnen opge-20 vangen. Zowel het eerste bevestigingsgat als het tweede bevestigingsgat kunnen daardoor met een zekere tolerantie geboord worden, zonder dat dit de mogelijkheden tot het bevestigen van de gietbouwdoos aan de bekistingswand nadelig beïnvloedt.
25 In een uitvoeringsvorm laat het rondom vrije gedeelte van de eerste bevestigingspen een verbuiging van de eerste bevestigingspen ten opzichte van de tweede bevestigingspen toe, waarbij de tussenafstand tussen de insteekpunt van de tweede bevestigingspen en de insteekpunt van de 30 gebogen eerste bevestigingspen groter of kleiner is dan de tussenafstand tussen tweede bevestigingspen en de insteekpunt van de eerste bevestigingspen in de ongebogen stand. De tweede bevestigingspen kan in deze uitvoeringsvorm star zijn ten opzichte van de gietbouwdoos, waarbij alleen de eerste 35 bevestigingspen de tolerantie in de afstand tussen de beves-tigingsgaten kan opvangen.
In een uitvoeringsvorm laten de rondom vrije 7 gedeelten van de bevestigingspennen verbuigingen van de bevestigingspennen in onderling verschillende richtingen toe, waarbij de tussenafstand tussen de insteekpunten van de onderling in verschillende richtingen gebogen bevestigings-5 pennen groter of kleiner is dan de tussenafstand tussen de insteekpunten van de bevestigingspennen in de ongebogen stand. Beide bevestigingspennen zijn in deze uitvoeringsvorm flexibel, waarbij zowel de eerste bevestigingspen als de tweede bevestigingspen de tolerantie in de afstand tussen de 10 bevestigingsgaten kan opvangen.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die 15 afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
20
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde schematische tekeningen 25 weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: figuur 1 een isometrisch vooraanzicht van een gietbouwdoos met een behuizing en een deksel volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een isometrisch vooraanzicht van de 30 gietbouwdoos volgens figuur 1 in uiteengenomen toestand; figuur 3 een isometrisch achteraanzicht van het deksel volgens figuur 1; figuur 4 een aanzicht in dwarsdoorsnede van de gietbouwdoos volgens de lijn IV-IV in figuur 1; 35 figuren 5 en 6 aanzichten in dwarsdoorsnede vol gens figuur 4, waarbij de gietbouwdoos in twee stappen wordt vastgezet op een bekistingswand; en 8 figuur 7 een isometrisch vooraanzicht van een alternatieve gietbouwdoos met een behuizing en een deksel volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.
5
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
Figuren 1-3 tonen een gietbouwdoos 1 voor het opbouwen van elektrische installaties in de gietbouw volgens 10 een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. Bij gietbouw worden muurdelen of plafonddelen gevormd door middel van het storten van beton tussen bekistingswanden of in een bak van bekistingswanden. Figuren 4, 5 en 6 tonen een dergelijke bekistingswand 9 voor de gietbouw. Voorafgaand aan het 15 storten van het beton wordt de gietbouwdoos 1 volgens de uitvinding aan de bekistingswand 9 vastgezet, teneinde te voorkomen dat de gietbouwdoos 1 tijdens het storten losschiet van de bekistingswand 9. De gietbouwdoos 1 omvat een behuizing 2 en een deksel 3 dat de behuizing in geplaatste 20 toestand afsluit van het beton. Het deksel 3 is voorzien van een eerste borgstift of bevestigingspen 51 met een eerste hartlijn SI en een tweede borgstift of bevestigingspen 52 met een tweede hartlijn S2 voor het op een nader te beschrijven wijze vastzetten van het deksel 3 aan de bekis-25 tingswand 9.
Zoals in figuur 2 is weergegeven omvat de behuizing 2 een bodemwand 20 en een vanaf de omtrek van de bodem-wand 20 opstaande, omlopende behuizingswand 21. De bodemwand 20 en de behuizingswand 21 begrenzen gezamenlijk een instal-30 latieruimte H waarin elektrisch installatiemateriaal kan worden opgenomen. De gietbouwdoos 1 is in dit voorbeeld van het dubbele type, wat wil zeggen dat in de installatieruimte H naast elkaar twee eenheden van elektrisch installatiemateriaal kunnen worden aangebracht. De bodemwand 20 en de 35 contour van de behuizingswand 21 bezitten daartoe een langgerekte vorm die is samengesteld uit twee aangrenzende cirkels van gelijke diameter en twee extern aan beide cir- 9 kels rakende raaklijnen die de cirkels verbinden.
De behuizingswand 21 bezit een van de bodemwand 20 afgekeerde, omlopende installatierand 22 voor het daarop monteren van het elektrische installatiemateriaal. De in-5 stallatierand 22 bepaalt een primaire opening in de behuizing 2 die toegang verschaft tot de installatieruimte H. De behuizing 2 omvat uitwendige bussen 23 en inwendige bussen 24 die aan de installatierand 22 aangevormd zijn voor het met bouten of schroeven daarin vastzetten van het elektri-10 sche installatiemateriaal. Verder is de behuizing 2 ter plaatse van de behuizingswand 21 voorzien van twee tuiten 26 voor het daardoorheen leiden van elektrische bedradingen naar de installatieruimte H. De behuizing 2 is in dit voorbeeld voorzien van een schuifkoppeling 27 waaraan een verge-15 lijkbare gietbouwdoos met dezelfde koppeling gekoppeld kan worden voor het tot stand brengen van een samenstel van meerdere gietbouwdozen. Het samenstel kan als een geheel aan de bekistingswand geplaatst worden.
Zoals in figuren 1, 2 en 3 is weergegeven omvat 20 het deksel 3 een vlakke afdekplaat 30 waaraan aan de naar de installatieruimte H gerichte zijde een omlopende aanligwand 31 is gevormd. De afdekplaat 30 is complementair gevormd aan de primaire opening in de behuizing 2. Zoals in figuur 4 is weergegeven dekt het deksel 3 in de geplaatste toestand van 25 het deksel 3 de behuizing 2 langs de installatierand 22 in hoofdzaak volledig af en ligt de aanligwand 31 aan tegen de binnenzijde van de behuizingswand 21. Het deksel 3 is door klemming of door niet weergegeven nokken verbonden met de behuizing 2. Het hoofdvlak van de afdekplaat 30 spant een 30 recht montagevlak M op waarmee het deksel 3 vlak tegen de bekistingswand 9 geplaatst kan worden.
Zoals in figuur 3 is weergegeven is het deksel 3 aan de naar de installatieruimte H gerichte zijde van de afdekplaat 30 voorzien van meerdere kruisschotten 35. De 35 kruisschotten 35 dienen ter versteviging van het deksel 3. De kruisschotten 35 gaan ter plaatse van de hartlijnen SI, S2 over in langwerpige kruissteunen 3 6 die op de bodemwand 10 20 van de behuizing 2 staan.
Zoals in figuur 1 is weergegeven omvat het deksel 2 een eerste verdiept gedeelte 41 en een tweede verdiept gedeelte 42 die op afstand van elkaar in de afdekplaat 30 5 zijn gelegen. De verdiepte gedeelten 41, 42 zijn elk voor zien van een ten opzichte van het montagevlak M van de afdekplaat 30 in de richting van de installatieruimte H verdiept gelegen basis 43 die overgaat in een cilindervormige omtrekswand 44. De omtrekswand 44 heeft een diameter van 10 ongeveer tien tot vijftien millimeter. De omtrekswand 44 gaat ongeveer één millimeter vanaf de uitwendige zijde van de afdekplaat 30 over in een omlopend, ringvormig tussenpla-teau of een radius 45. De diepte waarop de radius 45 onder het montagevlak M gelegen is, is kleiner dan de materiaal-15 dikte van de afdekplaat 30. De radius 45 gaat via een in het montagevlak M van de afdekplaat 30 gelegen aanligrand 46 over in de uitwendige zijde van de afdekplaat 30. Zoals in figuur 6 is weergegeven vergroot de radius 45 de diameter van het verdiepte gedeelte 41, 42 naar ongeveer dertig tot 20 veertig millimeter, zodat het deksel 3 langs de aanligrand 4 6 van de radius 45 in hoofdzaak egaal kan aanliggen tegen de bekistingswand 9.
De basis 43 is in dit voorbeeld op een diepte D van ongeveer tien tot twintig millimeter verdiept gelegen 25 ten opzichte van het montagevlak M van de afdekplaat 30. De basis 43 ligt daarmee op een diepte die vele malen groter is dan de materiaaldikte van de afdekplaat 30. De basis 43 en de cilindrische omtrekswand 44 begrenzen gezamenlijk een rotatiesymmetrische centreerkamer 47. Zoals in figuren 1 en 30 3 is weergegeven, sluiten de kruisschotten 35 en de kruis- steunen 36 vanaf de onderzijde van het deksel 3 aan op de bases 43 en de omtrekswanden 44 van de verdiepte gedeelten 41, 42, maar zetten zij zich niet voort in de centreerkamers 47. De centreerkamers 47 zijn bovendien vrij van verstevi-35 gingsribben of andere de centreerkamers 47 doorkruisende verstevigingselementen.
Zoals in figuur 1 is weergegeven sluiten de beves- 11 tigingspennen 51, 52 op een nader te beschrijven wijze aan op respectievelijk de basis 43 van het eerste verdiepte gedeelte 41 en de basis 43 van het tweede verdiepte gedeelte 42. Ter verduidelijking van de verdiept gelegen aansluiting 5 of aanhechting van de bevestigingspennen 51, 52 op de bases 43 is het deksel 3 in figuur 4 in dwarsdoorsnede weergegeven.
De bevestigingspennen 51, 52 zijn elk voorzien van een langwerpig, cilindervormig penlichaam 53 dat zich vanaf 10 de aansluiting op de basis 43 in een ten opzichte van de installatieruimte H uitwendige richting uitstrekt door het midden van de centreerkamer 47 tot ruim voorbij het montage-vlak M van de afdekplaat 30. De bevestigingspennen 51, 52 strekken zich dwars op het rechte montagevlak M van de 15 afdekplaat 30 uit. De lengte van het penlichaam 53 is ongeveer dertig tot veertig millimeter, waarvan ongeveer twintig tot dertig millimeter in de uitwendige richting voorbij het montagevlak M van de afdekplaat 30 steekt. De gemiddelde diameter van het penlichaam 53 is afgestemd voor opname in 2 0 de bevestigingsgaten 91, 92 van de bekistingswand 9 met een voor dit vakgebied gebruikelijke boordiameter van ongeveer 4,8 millimeter. Het penlichaam 53 bezit een in de richting van de basis 43 toenemende diameter, teneinde nabij het montagevlak M van de afdekplaat 30 klemmend te passen in de 25 bevestigingsgaten 91, 92. Zoals in figuur 1 is weergegeven zijn de bevestigingspennen 51, 52 elk aan het van de basis 43 afgekeerde, vrije uiteinde van het penlichaam 53 voorzien van een conisch vormgegeven insteekgedeelte 54 dat eindigt in een distale insteekpunt 55. De tussenafstand T tussen de 30 insteekpunten 55 is ongeveer zeventig millimeter.
De bevestigingspennen 51, 52 strekken zich vanaf de basis 43 van het respectievelijke verdiepte gedeelte 41, 42 rondom vrij van de rest van het deksel 3 door de centreerkamer 47 heen uit tot ver boven het montagevlak M van 35 de afdekplaat 30. Met rondom vrij wordt bedoeld dat de bevestigingspennen 51, 52 over in hoofdzaak de volledige lengte van het penlichaam 53, afgezien van de aansluiting 12 van het penlichaam 53 met de bases 43, in de omtreksrichting ten opzichte van de respectievelijke hartlijnen SI, S2 geen direct contact hebben met of op afstand gelegen zijn van de rest van het deksel 3, en in het bijzonder geen direct 5 contact hebben met of op stand staan van de omtrekswanden 44 van de verdiepte gedeelten 41, 42. Daardoor bevindt zich rondom het penlichaam 53 een ringvormige spleet met een spleetbreedte van ten minste twee millimeter, en bij voorkeur ten minste vier millimeter. De grootste diameter van de 10 ringvormige spleet is bij voorkeur ten minste twee keer zo groot als de grootste diameter van de bevestigingspen 51, 52.
Het deksel 3 is met behulp van spuitgieten vervaardigd van een flexibele kunststof, in dit voorbeeld 15 polypropyleen of polyethyleen. Zoals in figuur 4 is weergegeven zijn de bevestigingspennen 51, 52, de bases 43 en de omtrekswanden 44 zonder materiaalovergang uit één stuk vervaardigd. Het flexibele kunststof van het deksel 3 laat toe dat de bevestigingspennen 51, 52 binnen de centreerkamer 20 47 en binnen het elastische bereik van het kunststof ver vormbaar of buigzaam zijn ten opzichte van de rest van het deksel 3 tussen een rechte of ongebogen eerste stand zoals die is weergegeven in figuur 4 en een gekromde of gebogen tweede stand zoals die is weergegeven in figuur 6.
25 De werkwijze voor het vastzetten van de gietbouw- doos 1 aan de bekistingswand 9 zal hieronder aan de hand van figuren 4, 5 en 6 worden toegelicht.
Figuur 4 toont de situatie waarin de gietbouwdoos 1 nog niet aan de bekistingswand 9 is vastgezet. De bekis-30 tingswand 9 is voorzien van een eerste bevestigingsgat 91 met een derde hartlijn S3 en een tweede bevestigingsgat 92 met een vierde hartlijn S4. De bevestigingsgaten 91, 92 zijn, gemeten tussen de hartlijnen S3, S4 van de bevestigingsgaten 91, 92, op een onderlinge gataf stand G aange- 35 bracht in de bekistingswand 9. Hoewel bij het boren van de bevestigingsgaten 91, 92 de nodige zorgvuldigheid is betracht, is de gatafstand G tussen de hartlijnen S3, S4 van 13 de bevestigingsgaten 91, 92 in het voorbeeld volgens figuur 4 niet gelijk aan de tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 van de bevestigingspennen 51, 52. De bevestigingspennen 51, 52 zijn daardoor in de ongebogen, eerste stand niet 5 optimaal uitgelijnd ten opzichte van de bevestigingsgaten 91, 92. Het is desondanks mogelijk om de gietbouwdoos 1 volgens de uitvinding vast te zetten aan de bekistingswand 9, zoals hieronder wordt toegelicht.
Vanuit de situatie zoals die is weergegeven in 10 figuur 4 wordt de gietbouwdoos 1 door een installateur in aanliggend contact gebracht met de bekistingwand 9, waarbij in het bijzonder de insteekgedeelten 54 in aanraking worden gebracht met de begrenzingswanden van de bevestigingsgaten 91, 92. Bij voorkeur zijn de insteekpunten 55 van beide 15 bevestigingspennen 51, 52 net binnen de respectievelijke bevestigingsgaten 91, 92 gelegen. In een enkel geval kan de gatafstand G tussen de bevestigingsgaten 91, 92 echter zodanig afwijken van de tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 van de bevestigingspennen 51, 52, dat de insteek- 20 punten 55 niet of althans niet gelijktijdig in de bevestigingsgaten 91, 92 gestoken kunnen worden. In dat geval zal de installateur de bevestigingspennen 51, 52 met de hand al enigszins moeten voorbuigen zodat de insteekgedeelten 54 van de bevestigingspennen 51, 52 zich in de buurt van de beves- 25 tigingsgaten 91, 92 bevinden.
Nadat de gietbouwdoos 1 in aanliggend contact is gebracht met de bekistingswand 9 oefent de installateur een aandrukkracht of slagkracht uit op de bodemwand 21 van de gietbouwdoos 1. De kruissteunen 36 leiden de slagkrachten 30 door naar de bevestigingspennen 51, 52. De op de bevesti gingspennen 51, 52 uitgeoefende kracht wordt via het aanliggend contact tussen de conische vormgegeven insteekgedeelten 54 en de bevestigingsgaten 91, 92 ontbonden in een kracht in de richting van de hartlijnen S3, S4 van de bevestigingsga-35 ten 91, 92 en een zijwaartse kracht, dwars op de hartlijnen S3, S4 van de bevestigingsgaten 91, 92. De bevestigingspennen 51, 52 buigen tengevolge van de dwarse krachtcomponenten 14 in een richting dwars, loodrecht of radiaal ten opzichte van de hartlijnen SI, S2 van de bevestigingspennen 51, 52 van elkaar af. De centreerkamers 47 bieden een bewegingsruimte, centreerruimte of zoekruimte waarbinnen de bevestigingspen-5 nen 51, 52 zich vrij van de rest van het deksel 3 kunnen bewegen, centreren of zoeken totdat de insteekgedeelten 54 door de conische vormgeving daarvan vanzelf gecentreerd worden binnen de bevestigingsgaten 91, 92.
De situatie, waarin de bevestigingspennen 51, 52 10 uit elkaar gebogen zijn en de insteekgedeelten 54 gecen treerd zijn binnen de bevestigingsgaten 91, 92 is weergegeven in figuur 5. Doordat de bevestigingspennen 51, 52 kunnen buigen is het mogelijk om de bevestigingspennen 51, 52 in bevestigingsgaten 91, 92 te steken met een gatafstand G die 15 groter of kleiner is dan de tussenafstand T tussen de in- steekpunten 55 van de bevestigingspennen 51, 52 in de ongebogen eerste stand. Een onnauwkeurigheid bij het boren van de bevestigingsgaten 91, 92 kan dus met de buigzame bevestigingspennen 51, 52 worden opgevangen. De gatafstand G is in 20 dit voorbeeld groter dan de initiële tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 van de bevestigingspennen 51, 52 in de ongebogen eerste stand. De bevestigingspennen 51, 52 zullen daardoor al zoekend uit elkaar gebogen worden, waarbij de tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 toeneemt.
25 In een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij de bevestigingsgaten 91, 92 dichter bij elkaar gelegen zijn dan de initiële tussenafstand T tussen de insteekpunten 55, kan de tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 tijdens het zoeken van de bevestigingspennen 51, 52 ook kleiner worden.
30 Het elastische bereik van het kunststof en de grootte van de centreerkamers 47 laten toe dat de bevestigingspennen 51, 52 vrij van de rest van het deksel 3 zodanig gebogen worden dat de tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 van de bevestigingspennen 51, 52 in de gebogen tweede 35 stand ten minste twee millimeter en bij voorkeur ten minste vijf millimeter groter of kleiner is dan de initiële tussenafstand T tussen de insteekpunten 55 van de bevestigingspen- 15 nen 51, 52 in de ongebogen eerste stand.
In figuur 6 is de situatie weergegeven waarin de bevestigingspennen 51, 52 tengevolge van de hiervoor be schreven slagkracht of tengevolge van aanvullende slagen 5 verder in de bevestigingsgaten 91, 92 zijn gedrongen totdat de afdekplaat 30 van het deksel 3 ter plaatse van de aanli-granden 4 6 met het montagevlak M vlak aanligt tegen de bekistingswand 9. Tijdens het inbrengen van de bevestigingspennen 51, 52 dringen de verbogen penlichamen 53 zich in de 10 bevestigingsgaten 91, 92. Het in de bevestigingsgaten 91, 92 opgesloten gedeelte van de penlichamen 53 wordt na de initiële verbuiging tengevolge van de opsluiting daarvan in de bevestigingsgaten 91, 92 weer enigszins recht gebogen. Het buiten de bevestigingsgaten 91, 92 gelegen gedeelte van de 15 penlichamen 53, dat in dit voorbeeld overeenkomt met het gedeelte van de penlichamen 53 dat in de centreerkamers 47 gelegen is, blijft echter gebogen.
De bevestigingspennen 51, 52 overbruggen in de gebogen tweede stand dwars op de hartlijnen S3, S4 van de 20 bevestigingsgaten 91, 92 beschouwd de afstand tussen de bases 43 en de positie waar de penlichamen 53 de bevestigingsgaten 51, 52 binnengaan. De posities waar de bevestigingspennen 51, 52 de centreerkamers 47 verlaten en de bevestigingsgaten 91, 92 binnengaan zijn dus verschoven ten 25 opzichte van de aansluitingen van de bevestigingspennen 51, 52 op de bases 43. De bevestigingspennen 51, 52 zijn ter hoogte van het montagevlak M van de afdekplaat 30 zodanig verbogen dat de afstand tussen de hartlijnen SI, S2 van de bevestigingspennen 51, 52 daar gelijk is aan de gatafstand G 30 tussen de bevestigingsgaten 91, 92. De hartlijnen SI, S2 van de bevestigingspennen 51, 52 zijn vanaf de bases 43 in de richting van de bevestigingsgaten 91, 92 in een lichte S- vorm gebogen en zetten zich binnen de bevestigingsgaten 91, 92 in hoofdzaak evenwijdig aan en samenvallend met de hart-35 lijnen S3, S4 van de bevestigingsgaten 91, 92 voort.
De verbuiging vindt in dit voorbeeld in hoofdzaak plaats in het penlichaam 53. Hoewel de aansluiting van het 16 penlichaam 53 op de basis 43 van het verdiepte gedeelte 41, 42 ook uit flexibele kunststof bestaat, is de basis 43 aan de onderzijde verstevigd door de kruisschotten 35 en de kruissteunen 36, waardoor de basis 43 in hoofdzaak star is.
5 De basis 43 draagt in dit voorbeeld dus niet bij aan de flexibiliteit van de bevestigingspennen 51, 52. Er zijn echter uitvoeringsvormen denkbaar waarbij de basis 43 wel flexibel kan meebewegen met de bevestigingspennen 51, 52, teneinde de zoekvrijheid van de bevestigingspennen 51, 52 10 verder te vergroten. Het zal bij dergelijke uitvoeringsvormen echter lastiger zijn om de slagkrachten via de kruissteunen en de basis betrouwbaar over te brengen op de bevestigingspennen .
Figuur 7 toont een alternatieve gietbouwdoos 101 15 volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding. De onderdelen van de alternatieve gietbouwdoos 101 die overeenkomen met de onderdelen van de gietbouwdoos 1 volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn met dezelfde verwijzigingscijfers aangeduid.
20 De alternatieve gietbouwdoos 101 verschilt van de gietbouwdoos 1 volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding doordat de verdiepte gedeelten 141, 142 niet in de afdekplaat 130 van het deksel 103 gelegen zijn maar naast het deksel 103 aan de behuizingswand 21 zijn aangevormd. De 25 verdiepte gedeelten 141, 142 zijn daardoor een onderdeel van de behuizing 102, in plaats van een onderdeel van het deksel 103. De afdekplaat 130 van het deksel 103 is in hoofdzaak vlak, zonder uitstekende bevestigingspennen, en sluit de primaire opening van de behuizing 102 af. De verdiept ge-30 deelten 141, 142 omvatten elk een verdiept ten opzichte van het montagevlak M in de richting van de bodemwand 20 van de behuizing 102 gelegen bus 123. De bus 123 bezit aan de naar het montagevlak M gericht zijde daarvan een basis 143. De basis 143 is op een diepte D van ongeveer tien tot twintig 35 millimeter verdiept gelegen ten opzichte van het montagevlak M van de afdekplaat 130.
De bevestigingspennen 151, 152 sluiten aan op de 17 bases 143 en vormen aldaar een geheel met de behuizing 102. De bevestigingspennen 151, 152 strekken zich vanaf de bases 143 op een naast het deksel 103 gelegen positie evenwijdig uit aan en langs de buitenzijde van de behuizingswand 21 tot 5 voorbij het montagevlak M. De bevestigingspennen 151, 152 strekken zich vanaf de basis 143 van het respectievelijke verdiepte gedeelte 141, 142 rondom vrij van de rest van de alternatieve gietbouwdoos 101 uit tot ver boven het montagevlak M van de afdekplaat 30. Met rondom vrij wordt 10 bedoeld dat de bevestigingspennen 151, 152 over in hoofdzaak de volledige lengte van het penlichaam 53, afgezien van de aansluiting van het penlichaam 53 met de bases 143, in de omtreksrichting ten opzichte van de respectievelijke hartlijnen SI, S2 geen direct contact hebben met of op afstand 15 gelegen zijn van de rest van de behuizing 102, en in het bijzonder geen direct contact hebben met of op stand staan van de behuizingswand 21 van de behuizing 102. Tussen het penlichaam 53 en de behuizingswand 21 is een spleet aanwezig met een spleetbreedte van ten minste twee millimeter, en bij 20 voorkeur ten minste vier millimeter. Er is in dit geval geen sprake van een centreerkamer omdat de bewegingsruimte van de bevestigingspennen 151, 152, door de plaatsing daarvan buiten de behuizingswand 21 van de behuizing 102, niet aan alle kanten begrensd is.
25 De werkwijze voor het vastzetten van de alterna tieve gietbouwdoos 101 aan de bekistingswand 9 komt in hoofdzaak overeen met de hiervoor beschreven werkwijze in relatie tot de gietbouwdoos 1 volgens de eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding. De werkwijze zal daarom niet worden 30 herhaald.
Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat uitvinding ook kan worden toegepast op een enkelvoudige of een drie- of meervoudige gietbouwdoos kan worden toegepast. Bij een enkelvoudige toepassing kan het deksel een of meer 35 bevestigingspennen omvatten. Een enkele bevestigingspen kan bijvoorbeeld van pas komen wanneer twee enkelvoudige giet-bouwdozen, elk met een enkele bevestigingspen, aan elkaar 18 gekoppeld worden en als samengesteld geheel in twee onnauwkeurig geboorde bevestigingsgaten in de bekistingswand gestoken moeten worden.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de 5 werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (18)

1. Gietbouwdoos voor het opbouwen van elektrische installaties, omvattend een behuizing met een primaire opening en een deksel dat de primaire opening van de behuizing afsluit, waarbij de behuizing een via de primaire 5 opening toegankelijke installatieruimte begrenst voor opname van elektrisch installatiemateriaal, waarbij het deksel een afdekplaat omvat die een montagevlak opspant voor het plaatsen van het deksel tegen een bekistingswand, waarbij de gietbouwdoos is voorzien van een eerste bevestigingspen die 10 van het montagevlak uitsteekt voor het vastzetten van de gietbouwdoos in een eerste bevestigingsgat in de bekistingswand, waarbij de gietbouwdoos ter plaatse van de eerste bevestigingspen een eerste verdiept gedeelte omvat dat is voorzien van een ten opzichte van het montagevlak in de 15 richting van de behuizing verdiept gelegen basis, waarbij de eerste bevestigingspen aansluit op de basis van het eerste verdiepte gedeelte, waarbij de basis zich rondom de eerste bevestigingspen uitstrekt en de eerste bevestigingspen zich vanaf de basis beschouwd rondom vrij van de rest van de 20 gietbouwdoos uitstrekt in de richting van en tot voorbij het montagevlak.
2. Gietbouwdoos volgens conclusie 1, waarbij het eerste verdiepte gedeelte in de afdekplaat van het deksel gelegen is, waarbij de basis ten opzichte van de afdekplaat 25 in de richting van de installatieruimte verdiept gelegen is en waarbij het verdiepte gedeelte verder is voorzien van een omtrekswand die de basis verbindt met de omliggende afdekplaat .
3. Gietbouwdoos volgens conclusie 2, waarbij de 30 basis en de omtrekswand een kamer begrenzen, waarbij de eerste bevestigingspen zich vanaf de basis beschouwd in een ten opzichte van de installatieruimte uitwendige richting rondom vrij van de rest van het deksel door de kamer van het eerste verdiepte gedeelte heen uitstrekt tot voorbij de afdekplaat.
4. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de basis van het eerste verdiepte gedeelte ten minste vijf millimeter en bij voorkeur ten minste tien millimeter verdiept gelegen is ten opzichte van het montage-vlak.
5. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de eerste bevestigingspen, afgezien van de aansluitingen daarvan met de basis van het eerste verdiepte gedeelte, volledig vrij is van de rest van de gietbouwdoos.
6. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con- 15 clusies, waarbij de eerste bevestigingspen, afgezien van de aansluiting daarvan met de basis van het eerste verdiepte gedeelte, rondom geen direct contact heeft met de rest van de gietbouwdoos.
7. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con- 20 clusies, waarbij de eerste bevestigingspen over in hoofdzaak de volledige lengte daarvan rondom vrij is van de rest van de gietbouwdoos.
8. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de basis van het eerste verdiepte gedeelte 25 direct grenst aan de basis van de eerste bevestigingspen.
9. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste bevestigingspen en het eerste verdiepte gedeelte één geheel vormen.
10. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con- 30 clusies, waarbij aansluiting van de eerste bevestigingspen op de basis een flexibele aansluiting is.
11. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste bevestigingspen is vervaardigd van een flexibele of buigzame kunststof, bij voorkeur poly- 35 propyleen of polyethyleen.
12. Gietbouwdoos volgens conclusie 11, waarbij de flexibele kunststof binnen het elastische bereik van de flexibele kunststof verbuiging van de bevestigingspen toelaat vanuit een ongebogen stand naar een gebogen stand waarbij de positie van de eerste bevestigingspen in het montagevlak in de gebogen stand ten minste twee millimeter 5 verschoven is ten opzichte van de positie van de eerste bevestigingspen in het montagevlak in de ongebogen stand.
13. Gietbouwdoos volgens conclusie 11 of 12, waarbij de eerste bevestigingspen aan het vrije uiteinde een insteekpunt omvat, waarbij de flexibele kunststof het elas-10 tische bereik van de flexibele kunststof verbuiging van de bevestigingspen toelaat vanuit een ongebogen stand naar een gebogen stand, waarbij de positie van de insteekpunt ten minste twee millimeter verschoven is ten opzichte van de positie van de insteekpunt in de ongebogen stand.
14. Gietbouwdoos volgens een der voorgaande con clusies, waarbij de gietbouwdoos op afstand van de eerste bevestigingspen een tweede bevestigingspen omvat voor het vastzetten van de gietbouwdoos in een tweede bevestigingsgat in de bekistingswand.
15. Gietbouwdoos volgens conclusie 14, waarbij de tweede bevestigingspen dezelfde kenmerken bezit als de eerste bevestigingspen, waarbij de gietbouwdoos ter plaatse van de tweede bevestigingspen is voorzien van een tweede verdiept gedeelte met dezelfde kenmerken als het eerste 25 verdiepte gedeelte, waarbij de tweede bevestigingspen net als de eerste bevestigingspen aansluit op de basis van het tweede verdiepte gedeelte en zich vanaf de basis beschouwd rondom vrij van de rest van de gietbouwdoos uitstrekt tot voorbij het montagevlak.
16. Gietbouwdoos volgens conclusies 13 en 14, waarbij het rondom vrije gedeelte van de eerste bevestigingspen een verbuiging van de eerste bevestigingspen ten opzichte van de tweede bevestigingspen toelaat, waarbij de tussenafstand tussen de insteekpunt van de tweede bevesti-35 gingspen en de insteekpunt van de gebogen eerste bevestigingspen groter of kleiner is dan de tussenafstand tussen tweede bevestigingspen en de insteekpunt van de eerste bevestigingspen in de ongebogen stand.
17. Gietbouwdoos volgens conclusies 13 en 15, waarbij de rondom vrije gedeelten van de bevestigingspennen verbuigingen van de bevestigingspennen in onderling ver-5 schillende richtingen toelaten, waarbij de tussenafstand tussen de insteekpunten van de onderling in verschillende richtingen gebogen bevestigingspennen groter of kleiner is dan de tussenafstand tussen de insteekpunten van de bevestigingspennen in de ongebogen stand.
18. Gietbouwdoos voorzien van een of meer van de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- RM/FG
NL2008708A 2012-04-26 2012-04-26 Gietbouwdoos. NL2008708C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008708A NL2008708C2 (nl) 2012-04-26 2012-04-26 Gietbouwdoos.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008708 2012-04-26
NL2008708A NL2008708C2 (nl) 2012-04-26 2012-04-26 Gietbouwdoos.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2008708C2 true NL2008708C2 (nl) 2013-10-29

Family

ID=46087646

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008708A NL2008708C2 (nl) 2012-04-26 2012-04-26 Gietbouwdoos.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL2008708C2 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8102423A (nl) * 1981-05-18 1982-12-16 Attema Kunststoffenind Inbouwlasdoos, werkwijze voor het aanbrengen daarvan in een bekisting of vorm voor een wand uit beton, en richtmal ten behoeve van deze werkwijze.
NL1025856C2 (nl) * 2004-03-31 2006-02-14 Abb Bv Samenstel van een doos voor elektrische installaties en een deksel daarvoor.
EP2296242A2 (en) * 2009-09-11 2011-03-16 Abb B.V. Pouring work box including attachment pin

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL8102423A (nl) * 1981-05-18 1982-12-16 Attema Kunststoffenind Inbouwlasdoos, werkwijze voor het aanbrengen daarvan in een bekisting of vorm voor een wand uit beton, en richtmal ten behoeve van deze werkwijze.
NL1025856C2 (nl) * 2004-03-31 2006-02-14 Abb Bv Samenstel van een doos voor elektrische installaties en een deksel daarvoor.
EP2296242A2 (en) * 2009-09-11 2011-03-16 Abb B.V. Pouring work box including attachment pin

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7459630B2 (en) Junction box assembly
CA2499175C (en) Electrical mud box with removable cover
US9957987B2 (en) Drainage body connecting element
US8701911B2 (en) Deflection resistant electrical enclosure
CN101688799A (zh) 用于超声波流量计的线缆罩
US6297952B1 (en) Computer enclosure incorporating a drive bracket
JP6687577B2 (ja) グロメット
WO2005050070A2 (en) Interlocking valve box and lid
CN104284564B (zh) 包括风扇马达的振动抑制机构的风扇罩和马达驱动装置
NL2008708C2 (nl) Gietbouwdoos.
TW201915647A (zh) 電纜操縱臂組件與設備架
CN105493363A (zh) 用于电气设备的外壳
US7538270B2 (en) Commercial plastic electrical boxes with metal sections
JP2010080083A (ja) コネクタモジュール用の保持フレーム
NL2006687C2 (nl) Gebouw met een installatiedoos.
CN104782008A (zh) 线束保护器和用于布线配线线束的方法
JP6141807B2 (ja) 車両搭載用筐体
CN107172835B (zh) 用于检测装置的机柜和检测装置
US10095281B2 (en) Fixing mechanism and computer chassis
JP2007238047A (ja) ラジエータコアサポート構造
US20150043883A1 (en) Optical network cable box with preformed cable ports and blocking gate
EP1284536B1 (en) A molded plastic electrical connection box
EP3707720B1 (en) Plastic enclosure for enclosing industrial components
US20140312753A1 (en) Module, living hinge
KR200408578Y1 (ko) 멀티미디어 단자함

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: ABB SCHWEIZ AG; CH

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: ABB TECHNOLOGY AG

Effective date: 20240112