NL2008102C2 - Installatiedoos. - Google Patents

Installatiedoos. Download PDF

Info

Publication number
NL2008102C2
NL2008102C2 NL2008102A NL2008102A NL2008102C2 NL 2008102 C2 NL2008102 C2 NL 2008102C2 NL 2008102 A NL2008102 A NL 2008102A NL 2008102 A NL2008102 A NL 2008102A NL 2008102 C2 NL2008102 C2 NL 2008102C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
ring
blocking surface
rotation
installation box
housing
Prior art date
Application number
NL2008102A
Other languages
English (en)
Inventor
Thomas Philippus Renckens
Original Assignee
Abb Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Abb Bv filed Critical Abb Bv
Priority to NL2008102A priority Critical patent/NL2008102C2/nl
Priority to EP12195965.4A priority patent/EP2615708B1/en
Priority to NL2011065A priority patent/NL2011065C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2008102C2 publication Critical patent/NL2008102C2/nl

Links

Classifications

    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • HELECTRICITY
    • H02GENERATION; CONVERSION OR DISTRIBUTION OF ELECTRIC POWER
    • H02GINSTALLATION OF ELECTRIC CABLES OR LINES, OR OF COMBINED OPTICAL AND ELECTRIC CABLES OR LINES
    • H02G3/00Installations of electric cables or lines or protective tubing therefor in or on buildings, equivalent structures or vehicles
    • H02G3/02Details
    • H02G3/08Distribution boxes; Connection or junction boxes
    • H02G3/12Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting
    • H02G3/121Distribution boxes; Connection or junction boxes for flush mounting in plain walls

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Casings For Electric Apparatus (AREA)

Description

Installatiedoos
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een installatiedoos. De installatiedoos vormt een onderdeel van een elek-5 trische installatie van een gebouw.
Een bekende installatiedoos voor plaatsing in een gat in een wand van een gebouw omvat een bodemwand en een van de bodemwand opstaande omtrekswand. De bodemwand en de omtrekswand bepalen gezamenlijk een inbouwruimte voor in-10 stallatiemateriaal zoals inbouwstopcontacten en schakelaars. De omtrekswand bezit een van de bodemwand afgekeerde omlopende omtreksrand die een primaire opening van de installatiedoos begrenst. Het installatiemateriaal omvat een monta-geplaat die op de voorzijde van de wand rust en die door 15 middel van schroeven aan de omtreksrand gekoppeld wordt. De installatiedoos wordt over het algemeen zodanig geplaatst dat de omtreksrand gelijk ligt met de voorzijde van de onafgewerkte wand. Als de wand achteraf afgewerkt wordt met bijvoorbeeld een pleisterlaag, dan kan het voorkomen dat de 20 omtreksrand zodanig verdiept komt te liggen, dat deze buiten aangrijping van de schroeven van de montageplaat is gelegen. De montageplaat kan daardoor slecht of helemaal niet aan de installatiedoos bevestigd worden.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van 2 een installatiedoos, waarmee kan worden tegengegaan dat een verdiept gelegen installatiedoos buiten het bereik van het installatiemateriaal gelegen is.
5
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding verschaft vanuit een eerste aspect een installatiedoos voor elektrische installaties, omvatten-10 de een behuizing en een ten opzichte van de behuizing verstelbare ring, waarbij de behuizing is voorzien van een bodemwand en een van de bodemwand opstaande cilindrische omtrekswand met een hartlijn, waarbij de bodemwand en de omtrekswand gezamenlijk een binnenruimte bepalen voor opname 15 van installatiemateriaal, waarbij de omtreksrand een van de bodemwand afgekeerde omlopende omtreksrand omvat die een primaire opening van de behuizing begrenst, waarbij de ring is voorzien van een omlopend ringlichaam dat concentrisch binnen de omtrekswand in de opening van de behuizing gelegen 20 is, waarbij de ring via een schroefoverbrenging langs een schroeflijnbaan aangrijpt op de binnenzijde van de omtrekswand, waarbij de ring ten opzichte van de behuizing rond de hartlijn van de omtrekswand roteerbaar is in een eerste rotatierichting en een tweede, tegengestelde rotatierich-25 ting, waarbij de schroefoverbrenging is ingericht de ring per omwenteling in de eerste rotatierichting evenwijdig aan de hartlijn in de richting van de bodemwand te verplaatsen naar een lage positie en waarbij de schroefoverbrenging is ingericht de ring per omwenteling van de ring in de tweede 30 rotatierichting evenwijdig aan de hartlijn van de bodemwand af te verplaatsen naar een hoge positie, waarbij de behuizing aan de binnenzijde van de omtrekswand is voorzien van eerste ratelnokken, waarbij de ring aan de buitenzijde van het ringlichaam is voorzien van tweede ratelnokken, waarbij 35 de eerste ratelnokken en de tweede ratelnokken bij rotatie van de ring met elkaar in aanraking komen, waarbij de ratelnokken in beide rotatierichtingen beschouwd glijvlakken 3 omvatten, waarbij de ratelnokken zijn ingericht teneinde ter plaatse van de glijvlakken in beide rotatierichtingen over elkaar te kunnen glijden.
Door het roteren van de ring kan de afstand waar-5 over de ring ten opzichte van de behuizing uitsteekt nauwkeurig worden ingesteld. De ring kan zo worden ingesteld dat de tweede omtreksrand na het aanbrengen van een afwerklaag op de wand, in hoofdzaak gelijk ligt met de voorzijde van de afgewerkte wand. De ratelnokken kunnen samenwerken teneinde 10 in een meervoud van rotatiestanden van de ring ten opzichte van de behuizing een overwinbare weerstand te bieden tegen het verder roteren van de ring.
In een uitvoeringsvorm is de behuizing voorzien van een of meer eerste geleidingselementen die zich in de 15 omtreksrichting van de omtrekswand langs de binnenzijde van de omtrekswand uitstrekken en die gezamenlijk een eerste schroeflijnvormige geleidingsrand bepalen, waarbij de ring is voorzien van een of meer tweede geleidingselementen die zich in de omtreksrichting van het ringlichaam langs de 20 buitenzijde van het ringlichaam uitstrekken en gezamenlijk een complementair aan de eerste geleidingsrand vormgegeven tweede schroeflijnvormige geleidingsrand bepalen, waarbij de tweede geleidingsrand van de ring via de schroeflijnbaan aangrijpt op de eerste geleidingsrand van de behuizing 25 teneinde samenwerkend de schroefoverbrenging te vormen. De geleidingsranden kunnen de ring en de behuizing stevig met elkaar verbinden zodat de positie van de ring ten opzichte van de behuizing betrouwbaar kan worden ingesteld.
In een uitvoeringsvorm is de afstand tussen de 30 eerste positie en de tweede positie van de ring evenwijdig aan de hartlijn beschouwd ten minste vijf millimeter, bij voorkeur ten minste acht millimeter en bij meeste voorkeur ongeveer tien millimeter. De ring kan zo binnen een bereik van ongeveer tien millimeter worden ingesteld dat de tweede 35 omtreksrand na het aanbrengen van een afwerklaag op de wand, in hoofdzaak gelijk ligt met de voorzijde van de afgewerkte wand.
4
In een uitvoeringsvorm staan de glijvlakken onder een hoek waardoor de krachten die door de ratelnokken in de rotatierichtingen op elkaar worden uitgeoefend reactiekrach-ten genereren waarvan de componenten in de radiale richting 5 van de schroef lijnbaan groter zijn dan de componenten in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan. Bij voorkeur staan de glijvlakken onder een hoek ten opzichte van de schroeflijnbaan in het bereik van tien tot veertig graden. Bij meeste voorkeur staan de normaalvectoren van de glij-10 vlakken ten opzichte van de raaklijn met de schroeflijnbaan onder een hoek in het bereik van vijftig tot tachtig graden. De hoeken en de daarmee samenhangende radiale reactiekrach-ten veroorzaken dat de ratelnokken ten opzichte van elkaar uitwijken, waardoor de ratelnokken over elkaar heen kunnen 15 schuiven. Bij voldoende krachtuitoefening op de ring in één van de rotatierichtingen kan de weerstand tussen de ratelnokken overwonnen worden en kan de ring verder geroteerd worden.
In een uitvoeringsvorm is de kleinste tussenaf- 20 stand tussen twee opeenvolgende tweede ratelnokken groter, bij voorkeur ten minste vijf keer groter dan de kleinste tussenafstand tussen twee opeenvolgende eerste ratelnokken. Het aantal tweede ratelnokken dat tegelijkertijd met de eerste ratelnokken in contact is kan hierdoor beperkt blij-25 ven, waardoor de weerstand die door het onderlinge contact wordt opgewekt kleiner, en dus overwinbaar is.
In een uitvoeringsvorm is de behuizing voorzien van een blokkeernok met een eerste blokkeeroppervlak dat -wanneer de ring in de hoge positie is - in de richting van 3 0 de eerste rotatierichting aanligt tegen de ring en de ring ten opzichte van het eerste blokkeeroppervlak blokkeert tegen verder roteren in de tweede rotatierichting. Zonder de aanwezigheid van het eerste blokkeeroppervlak zou de ring verder in de tweede rotatierichting geroteerd kunnen worden, 35 waardoor de ring verder opwaarts verplaatst wordt totdat de geleidingsranden buiten aangrijping van elkaar komen en de ring niet meer verbonden is met de behuizing. Het losraken 5 van de ring is ongewenst, omdat de positie van de ring ten opzichte van de behuizing dan onbepaald is. Het eerste blokkeeroppervlak kan het te ver in de tweede rotatierich-ting roteren van de ring tegengaan.
5 In een uitvoeringsvorm staat het eerste blokkeer oppervlak ter plaatse van de aanligging met de ring onder een hoek waardoor een kracht die door de ring ter plaatse van de aanligging in de tweede rotatierichting op het eerste blokkeeroppervlak wordt uitgeoefend een reactiekracht van 10 het eerste blokkeeroppervlak op de ring genereert waarvan de component in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan groter is dan de component in de radiale richting van de schroeflijnbaan. Bij voorkeur staat het eerste blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met de ring onder een 15 hoek ten opzichte van de schroeflijnbaan in het bereik van vijftig tot negentig graden. Bij meeste voorkeur staat de normaalvector van het eerste blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met de ring ten opzichte van de raaklijn met de schroeflijnbaan onder een hoek in het bereik van nul 2 0 tot veertig graden. Door de hoek zijn de daarmee samenhangende reactiekrachten die optreden tussen de het eerste blokkeeroppervlak en de ring in hoofdzaak in de richting van de schroeflijnbaan gericht, waardoor een verdere rotatie van de ring in de tweede rotatierichting ten opzichte van de 25 behuizing kan worden tegengegaan.
In een uitvoeringsvorm strekt het eerste blokkeeroppervlak zich ter plaatse van de aanligging daarvan met de ring loodrecht op de tweede rotatierichting uit. Door de loodrechte hoek van het eerste blokkeeroppervlak zijn in 30 hoofdzaak alle krachten die optreden tussen de het eerste blokkeeroppervlak en de ring in de richting van de schroeflijnbaan gericht, waardoor een verdere rotatie van de ring in de tweede rotatierichting ten opzichte van de behuizing kan worden tegengegaan.
35 In een uitvoeringsvorm is de behuizing ter plaatse van de blokkeernok voorzien van een omtrekswandgedeelte dat ten opzichte van de rest van de omtrekswand buitenwaarts kan 6 bewegen. Door het buitenwaarts bewegen van de omtrekswand kan de daarop aangebrachte blokkeernok enigszins buitenwaarts uitwijken. De uitwijking kan nodig zijn wanneer de ring nog niet is aangebracht in de behuizing. De blokkeernok 5 zou in een dergelijke situatie het in aangrijping brengen van de ring met de behuizing kunnen hinderen, omdat de blokkeernok niet toelaat dat de ring in de eerste rotatie-richting in de behuizing wordt ingebracht. Door de uitwijking van de blokkeernok kan de ring in de eerste rotatie-10 richting langs de blokkeernok schuiven totdat de tweede geleidingsrand van de ring tengevolge van de verplaatsing in de neerwaartse richting tot onder de blokkeernok is bewogen en in aangrijping is met de behuizing. Vervolgens keert de blokkeernok terug naar de oorspronkelijke positie, waarin de 15 blokkeernok de rotatie van de ring in de tweede rotatierich-ting kan tegengaan.
In een uitvoeringsvorm is het omtrekswandgedeelte via buigverbindingen met de rest van de omtrekswand verbonden, waarbij de buigverbindingen flexibel zijn. De buigver-20 bindingen kunnen het buitenwaarts bewegen van het omtrekswandgedeelte toelaten.
In een uitvoeringsvorm is de blokkeernok aan de van de het eerste blokkeeroppervlak afgekeerde zijde voorzien van een oploopvlak, waarbij het oploopvlak onder een 25 hoek staat waardoor een kracht die door de ring in de eerste rotatierichting op het oploopvlak wordt uitgeoefend een reactiekracht genereert waarvan de component in de radiale richting van de schroeflijnbaan groter is dan de component in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan. De radi-30 aal gerichte reactiekracht kan veroorzaken dat het omtrekswandgedeelte buitenwaarts wordt bewogen, waardoor de blokkeernok ten opzichte van de ring uitwijkt.
In een uitvoeringsvorm is de ring voorzien van een tweede blokkeeroppervlak dat - wanneer de ring in de hoge 35 positie is - in de richting van de tweede rotatierichting aanligt tegen het eerste blokkeeroppervlak en de ring ten opzichte van het eerste blokkeeroppervlak blokkeert tegen 7 verder roteren in de tweede rotatierichting. De aanligging tussen het eerste blokkeeroppervlak en het tweede blokkeer-oppervlak kan een verdere rotatie van de ring in de tweede rotatierichting ten opzichte van de behuizing tegengaan.
5 In een uitvoeringsvorm staat het tweede blokkeer oppervlak ter plaatse van de aanligging met het eerste blokkeeroppervlak onder een hoek waardoor een kracht die door het eerste blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging in de eerste rotatierichting op het tweede blokkeerop-10 pervlak wordt uitgeoefend een reactiekracht van het tweede blokkeeroppervlak op het eerste blokkeeroppervlak genereert waarvan de component in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan groter is dan de component in de radiale richting van de schroeflijnbaan. Bij voorkeur staat het 15 tweede blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met het eerste blokkeeroppervlak onder een hoek ten opzichte van de schroeflijnbaan in het bereik van vijftig tot negentig graden. Bij meeste voorkeur staat de normaalvector van het tweede blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met 20 het eerste blokkeeroppervlak ten opzichte van de raaklijn met de schroeflijnbaan onder een hoek in het bereik van nul tot veertig graden. Door de hoek zijn de daarmee samenhangende reactiekrachten die optreden tussen de het eerste blokkeeroppervlak en het tweede blokkeeroppervlak in hoofd-25 zaak in de richting van de schroeflijnbaan gericht, waardoor een verdere rotatie van de ring in de tweede rotatierichting ten opzichte van de behuizing kan worden tegengegaan.
In een uitvoeringsvorm strekt het tweede blokkeeroppervlak zich in hoofdzaak evenwijdig uit aan het eerste 30 blokkeeroppervlak. De blokkeeroppervlakken kunnen daardoor vlak tegen elkaar aanliggen, waardoor een stevige aanligging tot stand komt.
In een uitvoeringsvorm grijpt de ring in de hoge positie in de omtreksrichting beschouwd op ten minste drie 35 gelijkmatig over een volledig omwenteling verdeelde plaatsen via de schroeflijnoverbrenging aan op de binnenzijde van de omtrekswand. Door het aangrijpen kan zelfs in de hoge posi- 8 tie van de ring de positie van de ring ten opzichte van de behuizing betrouwbaar worden ingesteld. De drie plaatsen kunnen een stabiele verbinding verschaffen tussen de ring en de behuizing.
5 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop 10 gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
15 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bij gevoegde schematische tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 20 figuur 1 een isometrisch aanzicht van een instal- latiedoos met een ring volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; figuur 2 een aanzicht van de installatiedoos volgens figuur 1 met de ring in de hoogste stand; 25 figuur 3 een isometrisch aanzicht van de installa tiedoos volgens figuur 1 in uiteengenomen toestand; figuur 4 een detail van de installatiedoos volgens cirkel IV in figuur 3; figuur 5 een detail van de installatiedoos volgens 30 cirkel V in figuur 3; en figuur 6 een detail van de installatiedoos volgens cirkel VI in figuur 2.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN 35
Figuren 1, 2 en 3 tonen een installatiedoos 1 voor elektrische installaties volgens een uitvoeringsvorm van de 9 uitvinding. De installatiedoos 1 omvat een behuizing 2 en een ten opzichte van de behuizing 2 verstelbare ring 4. De ring 4 is via een schroeflijnoverbrenging gekoppeld aan de behuizing 2 en kan ten opzichte van de behuizing 2 volgens 5 een eerste schroeflijnbaan C in een eerste rotatierichting R met de klok mee en in een tweede rotatierichting T tegen de klok in bewegen, waarbij de ring 4 ten opzichte van de behuizing 2 respectievelijk in een neerwaartse richting A of een opwaartse richting B verplaatst. De behuizing 2 en de 10 ring 4 zijn door spuitgieten vervaardigd van een geschikte kunststof, bijvoorbeeld polypropyleen. De installatiedoos 1 is ingericht teneinde als onderdeel van een elektrische installatie geplaatst te worden in een niet weergegeven gat in een wand of muur van een gebouw. De installatiedoos 1 15 biedt ruimte voor het inbouwen van installatiemateriaal zoals inbouwstopcontacten of schakelaars.
Zoals in figuur 3 is weergegeven is de behuizing 2 voorzien van een bodemwand 20 en een van de bodemwand 20 opstaande, in hoofdzaak cilindrische omtrekswand 21 met een 20 hartlijn S. De bodemwand 20 en de omtrekswand 21 bepalen een inbouwruimte H voor opname van het hiervoor genoemde elektrische installatiemateriaal. De omtrekswand 21 bezit een van de bodemwand 20 afgekeerde omlopende, eerste omtreksrand 22 die een primaire opening van de behuizing 2 begrenst.
2 5 De behuizing 2 is rondom de omtrekswand 21 voor zien van aangevormde groepen positioneeruitsteeksels 23, plaatsingsuitsteeksels 24 en uitlijnuitsteeksels 25 in de vorm van ribben, stroken of flappen. De groepen uitsteeksels 23-25 zijn in groepen verdeeld en strekken zich vanaf het 30 van de inbouwruimte H afgerichte buitenoppervlak van de omtrekswand 21 radiaal buitenwaarts uit. De uitsteeksels 23-25 zijn enigszins flexibel en zijn ingericht om in aanraking te komen met of aan te grijpen op het gat in de muur teneinde de installatiedoos 1 daarin te positioneren, vast te 35 zetten en/of uit te lijnen.
Zoals in figuur 3 is weergegeven is de behuizing 2 ter plaatse van de omtrekswand 21 voorzien van meerdere, 10 rond de omtrek verdeelde doorsteekvlakken 2 6, welke door een installateur kunnen worden doorgestoken teneinde niet weergegeven installatiebuizen of kabels in de behuizing 2 te kunnen steken en te laten uitmonden in de inbouwruimte H van 5 de behuizing 2.
De behuizing 2 is voorzien van een meervoud van eerste geleidingselementen in de vorm van geleidingsribben 31 die zich volgens een schroeflijnbaan C in de omtreksrich-ting van de omtrekswand 21 langs de binnenzijde van de 10 omtrekswand 21 uitstrekken. In dit voorbeeld zijn de geleidingsribben 31 groepsgewijs in vier sectoren opgedeeld, waardoor een eerste onderbroken schroeflijnvormige gelei-dingsrand wordt gevormd. In een alternatieve, niet weergegeven uitvoeringsvorm kunnen de geleidingsribben echter ook 15 volledig omlopend of in een andere configuratie langs de eerste schroeflijnbaan C zijn aangebracht. Zoals in figuur 4 is weergegeven is de behuizing 2 tussen de geleidingsribben 31 voorzien van eerste ratelnokken 32 die per sector van geleidingsribben 31 opeenvolgend telkens dezelfde tussenaf-20 stand hebben. De eerste ratelnokken 32 zijn in de eerste schroeflijnbaan C voorzien van glijvlakken 38, 39 waarvan de normaalvectoren ten opzichte van raaklijn van de eerste schroeflijnbaan C ter plaatse van de glijvlakken 38, 39 onder een hoek in het bereik van vijftig tot tachtig graden 25 staan.
De behuizing 2 is voorzien van een blokkeernok 36 die is aangebracht in de bovenste omwenteling van de eerste schroeflijnbaan C ter hoogte van de eerste omtreksrand 22 boven één van de hoogste geleidingsribben 31. De blokkeernok 30 36 omvat een eerste blokkeeroppervlak 37 dat in de eerste rotatierichting R gericht is en een schuin eerste oploopvlak 30 dat in de tweede rotatierichting T gericht is. Het eerste blokkeeroppervlak 37 bezit een van het eerste blokkeeroppervlak 37 opstaande normaalvector N die ten opzichte van de 35 raaklijn van de eerste schroeflijnbaan C ter plaatse van het eerste blokkeeroppervlak 37 onder een hoek van nul tot veertig graden staat. In dit voorbeeld strekt het eerste 11 blokkeeroppervlak 37 zich in hoofdzaak loodrecht op de eerste schroeflijnbaan C uit. Het eerste oploopvlak 30 bezit een van het oploopvlak 30 opstaande normaalvector die ten opzichte van de raaklijn van de eerste schroeflijnbaan C ter 5 plaatse van het eerste oploopvlak 30 onder een hoek van vijftig tot tachtig graden staat.
De behuizing 2 is ter plaatse van de blokkeernok 36 voorzien van een eerste flexibele buigverbinding 34 en een tweede flexibele buigverbinding 35 die een omtrekswand-10 gedeelte 33 in de omtrekswand 21 bepalen. Het omtrekswandge-deelte 33 is door de buigverbindingen 33, 34 buitenwaarts weg te drukken, waardoor de blokkeernok 36 enigszins buitenwaarts kan uitwijken ten opzichte van de eerste schroeflijnbaan C.
15 Zoals in figuur 4 is weergegeven is de ring 4 voorzien van een cilindrisch ringlichaam 40 dat concentrisch past binnen de omtrekswand 21 van de behuizing 2. De ring 4 bezit een omlopende tweede omtreksrand 47 waarvan de hoogte ten opzichte van de eerste omtreksrand 22 door rotatie in de 20 rotatierichting R, T verstelbaar is. De ring 4 is voorzien van een eerste bus 41 en een tweede bus 42 die zich evenwijdig aan de hartlijn S van de behuizing 2 uitstrekken en die op diametraal tegenover elkaar gelegen posities aan het ringlichaam 40 zijn aangevormd. De bussen 41, 42 zijn voor- 25 zien van schroefdraad voor het opnemen van bouten of schroeven 51, 52 voor het bevestigen van verder niet weergegeven installatiemateriaal. Alternatief zijn de bussen 41, 42 voorzien van een holte voor het vormen van schroefdraad met draadvormende bouten of schroeven.
30 De ring 4 is voorzien van een tweede geleidings- element in de vorm van een omlopende tweede geleidingsrand 44 die zich in de omtreksrichting van het ringlichaam 40 volgens een tweede schroeflijnbaan D langs de buitenzijde van het ringlichaam 40 uitstrekt. De tweede geleidingsrand 4 35 bezit een spoed E. De tweede schroeflijnbaan D is complementair aan de door de geleidingsribben 31 bepaalde eerste schroeflijnbaan C vormgegeven. In de situatie zoals die in 12 figuren 1 en 2 is weergegeven is de ring 4 aangebracht in de behuizing 2, waarbij - onttrokken aan het zicht - de tweede geleidingsrand 44 samenwerkt met de geleidingsribben 31 teneinde samenwerkend de schroefoverbrenging tussen tweede 5 schroeflijnbaan D van de ring 4 en de eerste schroeflijnbaan C van de behuizing 2 tot stand te brengen.
Zoals in figuur 3 is weergegeven is de ring 4 voorzien van tweede ratelnokken 45 die gelijkmatig rond de buitenomtrek van de tweede geleidingsrand 44 verdeeld zijn. 10 Figuur 5 toont dat de tweede ratelnokken 45 in de tweede schroeflijnbaan D zijn voorzien van glijvlakken 48, 49 waarvan de normaalvectoren ten opzichte van de raaklijn van de tweede schroeflijnbaan D ter plaatse van de glijvlakken onder een hoek in het bereik van vijftig tot tachtig graden 15 staan. In de situatie volgens figuren 1 en 2 komen de tweede ratelnokken 45 - onttrokken aan het zicht - bij een verdere rotatie in de eerste rotatierichting R of de tweede rotatie-richting T in aanraking met de eerste ratelnokken 32.
De kleinste tussenafstand tussen de twee opeenvol-20 gende tweede ratelnokken 45 is beduidend groter, bij voorkeur ten minste vijf keer zo groot dan de kleinste tussenafstand tussen twee opeenvolgende eerste ratelnokken 32 binnen een sector van geleidingsribben 31. Hierdoor zijn er minder tweede ratelnokken 45 dan eerste ratelnokken 32, en is er op 25 een afstand van vijf eerste ratelnokken 32 slechts één tweede ratelnok 45. De eerste ratelnokken 32 verschaffen de mogelijkheid tot een stapsgewijze instelling van de ring 4. Het aantal tweede ratelnokken 45 dat tegelijkertijd met de eerste ratelnokken 32 in contact is blijft beperkt, waardoor 30 de weerstand die door het onderlinge contact wordt opgewekt kleiner, en dus overwinbaar is. Door de hoeken zijn de grootste componenten van de reactiekrachten die optreden tussen de glijvlakken 38, 39, 48, 49 in hoofdzaak dwars op of radiaal ten opzichte van de schroeflijnbanen C, D ge-35 richt. Wanneer voldoende kracht op de ring 4 wordt uitgeoefend zal de ring 4 en/of de behuizing 2 vervormen waardoor de glijvlakken 38, 39, 48, 49 over elkaar heen schuiven. De 13 ratelnokken 32, 45 werken op deze wijze samen om in afhankelijkheid van de verdeling van de tweede ratelnokken 45 rond de tweede geleidingsrand 44 bij een meervoud van rotatiestanden van de ring 4 ten opzichte van de behuizing 2 een 5 overwinbare weerstand te bieden tegen het verder roteren van de ring 4.
Zoals in figuur 5 is weergegeven is de ring 4 aan het in de tweede rotatierichting T gerichte uiteinde van de tweede geleidingsrand 44 voorzien van een tweede blokkeerop-10 pervlak 4 6 dat in tweede rotatierichting T gericht is. De normaalvector M van het tweede blokkeeroppervlak 46 is ten opzichte van de raaklijn van de tweede schroeflijnbaan D ter plaatse van het tweede blokkeeroppervlak 46 onder een hoek G van nul tot veertig graden gelegen. In dit voorbeeld strekt 15 het tweede blokkeeroppervlak 46 zich in hoofdzaak loodrecht op de tweede schroeflijnbaan D uit. Aan het tegenovergelegen uiteinde van de tweede geleidingsrand 44 is de ring 4 voorzien van een tweede oploopvlak 50 dat in de eerste rotatierichting R gericht is. Het tweede oploopvlak 50 bezit een 20 van het tweede oploopvlak 50 opstaande normaalvector die ten opzichte van de raaklijn van de tweede schroeflijnbaan D ter plaatse van het tweede oploopvlak 50 onder een hoek van vijftig tot tachtig graden staat.
De werking van de hiervoor beschreven installatie-2 5 doos 1 zal hieronder aan de hand van de figuren 1, 2 en 6 worden toegelicht.
In figuur 3 is de situatie weergegeven waarin de ring 4 zich buiten aangrijping van de behuizing 2 bevindt. Om de ring 4 in aangrijping the brengen met de behuizing 2 30 dient de ring 4 in de eerste rotatierichting R in de behuizing 2 geroteerd te worden, waarbij de tweede geleidingsrand 44 zal aangrijpen op de geleidingsribben 31. Het in de eerste rotatierichting R gerichte tweede oploopvlak 50 van de ring 4 komt echter vrij snel in aanraking met het eerste 35 oploopvlak 30 van de blokkeernok 36 die zich in de bovenste omwenteling van de eerste schroeflijnbaan C bevindt. Hierdoor wordt het verder in de eerste rotatierichting R roteren 14 van de ring 4 gehinderd.
Door voldoende kracht in de eerste rotatierichting R op de ring 4 wordt een reactiekracht gegenereerd waarvan de component in de radiale richting van de eerste schroef-5 lijnbaan C groter is dan in de tangentiële richting van de eerste schroeflijnbaan C. De radiaal gerichte reactiekracht veroorzaakt dat het omtrekswandgedeelte 33 buitenwaarts wordt bewogen, waardoor het eerste oploopvlak 30 ten opzichte van het tweede oploopvlak 50 uitwijkt. Vervolgens kan de 10 tweede geleidingsrand 44 gedurende één omwenteling van de ring 4 over het uitgeweken eerste oploopvlak 40 glijden. De rotatie in de eerste rotatierichting R wordt door de spoed E van de tweede geleidingsrand 44 van de ring 4 per volledige omwenteling in de eerste rotatierichting R omgezet in een 15 verplaatsing van de ring 4 in de naar de bodem 20 toe gerichte, neerwaartse richting A over een afstand met spoed E. Zodra de ring 4 voldoende in de neerwaartse richting A is bewogen om vrij te zijn van de blokkeernok 36, keert de blokkeernok 36 terug naar zijn oorspronkelijke, niet uitge-2 0 weken positie. De ring 4 is nu in aangrijping met de behuizing 2 en is gereed voor gebruik.
In figuur 1 is de situatie weergegeven waarin de ring 4 zich in een lage, eerste positie bevindt. De ring 4 is tot in deze eerste positie bewogen door de ring 4 vanuit 25 een positie tussen de eerste positie en een nader te beschrijven tweede positie over meerdere omwentelingen in de eerste rotatierichting R te roteren, waarbij de spoed E zoals hiervoor beschreven een verplaatsing van de ring 4 in de neerwaartse richting A veroorzaakt. In de eerste positie 30 is de ring 4 in hoofdzaak binnen de holte H van de behuizing 2 gelegen, waarbij de tweede omtreksrand 47 in hoofdzaak in hetzelfde vlak ligt als de eerste omtreksrand 22.
In figuur 2 is de situatie weergegeven waarin de ring 4 zich in een hoge, tweede positie bevindt. De ring 4 35 is tot in deze tweede positie bewogen door de ring 4 vanuit een positie tussen de eerste positie en de tweede positie over meerdere omwentelingen in de tweede rotatierichting T
15 te roteren. De rotatie in de tweede rotatierichting T wordt door de spoed E van de tweede geleidingsrand 44 per volledige omwenteling omgezet in een verplaatsing van de ring 4 in de van de bodem 20 afgerichte, opwaartse richting B over een 5 afstand met spoed E. In de tweede positie steekt de ring 4 uit ten opzichte van de omtrekswand 21 van de behuizing 2, zodanig dat de afstand evenwijdig aan de hartlijn S tussen de tweede omtreksrand 47 en de eerste omtreksrand 22 ongeveer tien millimeter is. Door het roteren van de ring 4 kan 10 de afstand waarover de ring 4 ten opzichte van de behuizing 2 uitsteekt nauwkeurig in een bereik van in dit voorbeeld nul tot tien millimeter worden ingesteld. De ring 4 kan zo worden ingesteld dat de tweede omtreksrand 47 na het aanbrengen van een afwerklaag op de wand, in hoofdzaak gelijk 15 ligt met de voorzijde van de afgewerkte wand.
De tweede geleidingsrand 44 van de ring 4 is in de tweede positie daarvan nog ten minste gedeeltelijk in aan-grijping met de behuizing 2, bij voorkeur ter plaatse van drie of meer gelijkmatig over de omtrekswand 21 verdeelde 20 geleidingsribben 31 van de behuizing 2. Bij verdere rotatie in de tweede rotatierichting T zou de ring 4 verder in de opwaartse richting B bewegen, totdat de aangrijping tussen tweede geleidingsrand 44 van de ring 4 en de geleidingsribben 31 van de behuizing 2 is opgeheven en er sprake is van 25 twee losse onderdelen; de behuizing 2 en de ring 4. Het opheffen van de aangrijping tussen de tweede geleidingsrand 44 van de ring 4 en de geleidingsribben 31 van de behuizing 2 tengevolge van het te ver in de tweede rotatierichting T roteren van de ring 4 is ongewenst, omdat de ring 4 is 30 ingericht om zijn functie in samenwerking met de behuizing 2 te vervullen. De blokkeeroppervlakken 37, 46 gaan het te ver in de tweede rotatierichting T roteren van de ring 4 op de hieronder beschreven wijze tegen.
Zoals in figuur 6 in detail is weergegeven is het 35 eerste blokkeeroppervlak 37 van de blokkeernok 36 in de richting van de eerste rotatierichting R in aanraking gekomen met het tweede blokkeeroppervlak 4 6 van de ring 4 en is 16 - vanuit de tegengestelde richting beschouwd - het tweede blokkeeroppervlak 4 6 van de ring 4 in de richting van de tweede rotatierichting T in aanraking gekomen met het eerste blokkeeroppervlak 37 van de blokkeernok 36. De hoeken F, G 5 van de blokkeeroppervlakken 37, 46 veroorzaken dat de component van de reactiekracht die optreedt tussen de blokkeeroppervlakken 37, 4 6 in de tangentiële richting van de eerste schroeflijnbaan C groter is dan in de radiale richting van de eerste schroeflijnbaan C. Hierdoor wordt een verdere 10 rotatie van de ring 4 in de tweede rotatierichting T ten opzichte van de behuizing 2 tegengegaan. Het aanliggend contact tussen de blokkeeroppervlakken 37, 46 verschaft derhalve een blokkering van de rotatie van de ring 4 ten opzichte van de behuizing 2 in de tweede rotatierichting T, 15 voordat de tweede geleidingsrand 44 buiten aangrijping komt van de geleidingsribben 31.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te 20 beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (22)

1. Installatiedoos voor elektrische installaties, omvattende een behuizing en een ten opzichte van de behuizing verstelbare ring, waarbij de behuizing is voorzien van een bodemwand en een van de bodemwand opstaande cilin-5 drische omtrekswand met een hartlijn, waarbij de bodemwand en de omtrekswand gezamenlijk een binnenruimte bepalen voor opname van installatiemateriaal, waarbij de omtreksrand een van de bodemwand afgekeerde omlopende omtreksrand omvat die een primaire opening van de behuizing begrenst, waarbij de 10 ring is voorzien van een omlopend ringlichaam dat concentrisch binnen de omtrekswand in de opening van de behuizing gelegen is, waarbij de ring via een schroefoverbrenging langs een schroeflijnbaan aangrijpt op de binnenzijde van de omtrekswand, waarbij de ring ten opzichte van de behuizing 15 rond de hartlijn van de omtrekswand roteerbaar is in een eerste rotatierichting en een tweede, tegengestelde rotatie-richting, waarbij de schroefoverbrenging is ingericht de ring per omwenteling in de eerste rotatierichting evenwijdig aan de hartlijn in de richting van de bodemwand te verplaat-20 sen naar een lage positie en waarbij de schroefoverbrenging is ingericht de ring per omwenteling van de ring in de tweede rotatierichting evenwijdig aan de hartlijn van de bodemwand af te verplaatsen naar een hoge positie, waarbij de behuizing aan de binnenzijde van de omtrekswand is voor-25 zien van eerste ratelnokken, waarbij de ring aan de buitenzijde van het ringlichaam is voorzien van tweede ratelnokken, waarbij de eerste ratelnokken en de tweede ratelnokken bij rotatie van de ring met elkaar in aanraking komen, waarbij de ratelnokken in beide rotatierichtingen beschouwd 30 glijvlakken omvatten, waarbij de ratelnokken zijn ingericht teneinde ter plaatse van de glijvlakken in beide rotatie- richtingen over elkaar te kunnen glijden.
2. Installatiedoos volgens conclusie 1, waarbij de behuizing is voorzien van een of meer eerste geleidings-elementen die zich in de omtreksrichting van de omtrekswand 5 langs de binnenzijde van de omtrekswand uitstrekken en die gezamenlijk een eerste schroeflijnvormige geleidingsrand bepalen, waarbij de ring is voorzien van een of meer tweede geleidingselementen die zich in de omtreksrichting van het ringlichaam langs de buitenzijde van het ringlichaam uit- 10 strekken en gezamenlijk een complementair aan de eerste geleidingsrand vormgegeven tweede schroeflijnvormige geleidingsrand bepalen, waarbij de tweede geleidingsrand van de ring via de schroeflijnbaan aangrijpt op de eerste geleidingsrand van de behuizing teneinde samenwerkend de schroef- 15 overbrenging te vormen.
3. Installatiedoos volgens conclusie 1 of 2, waarbij de afstand tussen de eerste positie en de tweede positie van de ring evenwijdig aan de hartlijn beschouwd ten minste vijf millimeter, bij voorkeur ten minste acht milli- 20 meter en bij meeste voorkeur ongeveer tien millimeter is.
4. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de glijvlakken onder een hoek staan waardoor de krachten die door de ratelnokken in de rotatie-richtingen op elkaar worden uitgeoefend reactiekrachten 25 genereren waarvan de componenten in de radiale richting van de schroeflijnbaan groter zijn dan de componenten in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan.
5. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de glijvlakken onder een hoek staan ten 30 opzichte van de schroeflijnbaan in het bereik van tien tot veertig graden.
6. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de normaalvectoren van de glijvlakken ten opzichte van de raaklijn met de schroeflijnbaan onder 35 een hoek staan in het bereik van vijftig tot tachtig graden.
7. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kleinste tussenafstand tussen twee opeenvolgende tweede ratelnokken groter is, bij voorkeur ten minste vijf keer groter is dan de kleinste tussenafstand tussen twee opeenvolgende eerste ratelnokken.
8. Installatiedoos volgens een der voorgaande 5 conclusies, waarbij de behuizing is voorzien van een blok- keernok met een eerste blokkeeroppervlak dat - wanneer de ring in de hoge positie is - in de richting van de eerste rotatierichting aanligt tegen de ring en de ring ten opzichte van het eerste blokkeeroppervlak blokkeert tegen verder 10 roteren in de tweede rotatierichting.
9. Installatiedoos volgens conclusie 8, waarbij het eerste blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met de ring onder een hoek staat waardoor een kracht die door de ring ter plaatse van de aanligging in de tweede 15 rotatierichting op het eerste blokkeeroppervlak wordt uitgeoefend een reactiekracht van het eerste blokkeeroppervlak op de ring genereert waarvan de component in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan groter is dan de component in de radiale richting van de schroeflijnbaan.
10. Installatiedoos volgens conclusie 8 of 9, waarbij het eerste blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met de ring onder een hoek staat ten opzichte van de schroeflijnbaan in het bereik van vijftig tot negentig graden.
11. Installatiedoos volgens een der conclusies 8- 10, waarbij de normaalvector van het eerste blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met de ring ten opzichte van de raaklijn met de schroeflijnbaan onder een hoek staat in het bereik van nul tot veertig graden.
12. Installatiedoos volgens een der conclusies 8- 11, waarbij het eerste blokkeeroppervlak zich ter plaatse van de aanligging daarvan met de ring in hoofdzaak loodrecht op de tweede rotatierichting uitstrekt.
13. Installatiedoos volgens een der conclusies 8- 35 12, waarbij de behuizing ter plaatse van de blokkeernok is voorzien van een omtrekswandgedeelte dat ten opzichte van de rest van de omtrekswand buitenwaarts kan bewegen.
14. Installatiedoos volgens conclusie 13, waarbij het omtrekswandgedeelte via buigverbindingen met de rest van de omtrekswand verbonden is, waarbij de buigverbindingen flexibel zijn.
15. Installatiedoos volgens conclusie 13 of 14, waarbij de blokkeernok aan de van de het eerste blokkeerop-pervlak afgekeerde zijde is voorzien van een oploopvlak, waarbij het oploopvlak onder een hoek staat waardoor een kracht die door de ring in de eerste rotatierichting op het 10 oploopvlak wordt uigeoefend uitgeoefend een reactiekracht genereert waarvan de component in de radiale richting van de schroeflijnbaan groter is dan de component in de tangentiële richting van de schroeflijnbaan.
16. Installatiedoos volgens een der conclusies 8- 15 15, waarbij de ring is voorzien van een tweede blokkeerop- pervlak dat - wanneer de ring in de hoge positie is - in de richting van de tweede rotatierichting aanligt tegen het eerste blokkeeroppervlak en de ring ten opzichte van het eerste blokkeeroppervlak blokkeert tegen verder roteren in 20 de tweede rotatierichting.
17. Installatiedoos volgens conclusie 16, waarbij het tweede blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met het eerste blokkeeroppervlak onder een hoek staat waardoor een kracht die door het eerste blokkeeroppervlak ter 25 plaatse van de aanligging in de eerste rotatierichting op het tweede blokkeeroppervlak wordt uitgeoefend een reactiekracht van het tweede blokkeeroppervlak op het eerste blokkeeroppervlak genereert waarvan de component in de tangenti-ele richting van de schroeflijnbaan groter is dan de compo-30 nent in de radiale richting van de schroeflijnbaan.
18. Installatiedoos volgens conclusie 16 of 17, waarbij het tweede blokkeeroppervlak ter plaatse van de aanligging met het eerste blokkeeroppervlak onder een hoek staat ten opzichte van de schroeflijnbaan in het bereik van 35 vijftig tot negentig graden.
19. Installatiedoos volgens een der conclusies 16-18, waarbij de normaalvector van het tweede blokkeerop- pervlak ter plaatse van de aanligging met het eerste blok-keeroppervlak ten opzichte van de raaklijn met de schroef-lijnbaan onder een hoek staat in het bereik van nul tot veertig graden.
20. Installatiedoos volgens een der conclusies 16-19, waarbij het tweede blokkeeroppervlak zich in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan het eerste blokkeeroppervlak.
21. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ring in de hoge positie in de om- 10 treksrichting beschouwd op ten minste drie gelijkmatig over een volledig omwenteling verdeelde plaatsen via de schroeflijnoverbrenging aangrijpt op de binnenzijde van de omtreks-wand.
22. Installatiedoos voorzien van een of meer van 15 de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- RM/FG
NL2008102A 2012-01-11 2012-01-11 Installatiedoos. NL2008102C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008102A NL2008102C2 (nl) 2012-01-11 2012-01-11 Installatiedoos.
EP12195965.4A EP2615708B1 (en) 2012-01-11 2012-12-06 Installation box
NL2011065A NL2011065C2 (nl) 2012-01-11 2013-06-28 Installatiedoos.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2008102 2012-01-11
NL2008102A NL2008102C2 (nl) 2012-01-11 2012-01-11 Installatiedoos.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2008102C2 true NL2008102C2 (nl) 2013-07-15

Family

ID=47278204

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2008102A NL2008102C2 (nl) 2012-01-11 2012-01-11 Installatiedoos.
NL2011065A NL2011065C2 (nl) 2012-01-11 2013-06-28 Installatiedoos.

Family Applications After (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2011065A NL2011065C2 (nl) 2012-01-11 2013-06-28 Installatiedoos.

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP2615708B1 (nl)
NL (2) NL2008102C2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES1110605Y (es) * 2014-05-02 2014-08-20 Rubio Sebastian López Piezas tubulares y cajas eléctricas encastrables.
ES1145733Y (es) * 2015-09-04 2016-01-27 Sisó Ernesto Pueyo Cajetin de registro autofijable para mecanismos y cableadoscon dipositivo de sujecion por pestanas para tuberias lisas o corrugadas
EP3382834B1 (de) * 2017-03-30 2019-10-02 Tehalit GmbH Höhenverstellbare geräteeinbaudose für kabelkanäle
US11456130B2 (en) 2018-01-19 2022-09-27 Lutron Technology Company Llc Wall box providing adjustable support for a control device
DK3570396T3 (da) * 2018-05-14 2023-04-17 Schneider Electric Ind Sas Justerbar ringsamling til elektrisk installationsdåse
NL2026275B1 (en) * 2020-08-17 2022-04-14 Attema B V Installation box with variable height

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1004261B (de) * 1955-07-21 1957-03-14 Hermann Basten Unterputz-Abzweig- und -Verteilerdose mit einem Unterteil und einem verstellbaren Ausgleichsstueck
DE2316813A1 (de) * 1973-04-04 1974-10-17 Hartwig Breuss Unterflur-verteilerdose
DE2910836A1 (de) * 1979-03-20 1980-09-25 Anton Egger Unterputzdose fuer elektrische schalter o.dgl.
DE3612291A1 (de) * 1986-04-11 1987-10-22 Siemens Ag Wanddose fuer elektrische installationsgeraete

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1004261B (de) * 1955-07-21 1957-03-14 Hermann Basten Unterputz-Abzweig- und -Verteilerdose mit einem Unterteil und einem verstellbaren Ausgleichsstueck
DE2316813A1 (de) * 1973-04-04 1974-10-17 Hartwig Breuss Unterflur-verteilerdose
DE2910836A1 (de) * 1979-03-20 1980-09-25 Anton Egger Unterputzdose fuer elektrische schalter o.dgl.
DE3612291A1 (de) * 1986-04-11 1987-10-22 Siemens Ag Wanddose fuer elektrische installationsgeraete

Also Published As

Publication number Publication date
NL2011065C2 (nl) 2013-09-25
EP2615708B1 (en) 2015-09-16
EP2615708A1 (en) 2013-07-17
NL2011065A (nl) 2013-07-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2008102C2 (nl) Installatiedoos.
JP6046278B2 (ja) 産業用の電気的プラグコネクタ
US20060201957A1 (en) Enclosure plug
US8420956B2 (en) Electrical device mounting adapter
US10968938B2 (en) Connector with enhanced mounting process
RU2698798C1 (ru) Приемное устройство и жгут кабелей
JP2013127310A (ja) ホールプラグ
BR102013014170B1 (pt) embalagem deslizante poligonal com movimento de rotação e empuxo para abrir e fechar
US10981706B2 (en) Child-resistant package
RU2640814C2 (ru) Отделочная пластина, оснащенная средствами центрирования на внутреннем элементе электрического устройства
DK2919343T3 (en) Built-in housing for receiving and attaching an electrical component, and article having such a built-in housing and method for attaching such a housing into the article
US9709171B2 (en) Sealing reducing washer
RU2016146412A (ru) Соединитель для электрического устройства, устанавливаемого в заделываемую коробку
JP5520743B2 (ja) クリップ
CN107208688A (zh) 螺母体以及螺纹体连接结构
NL2006687C2 (nl) Gebouw met een installatiedoos.
NL1019049C2 (nl) Inbouwdoos.
CN113614393A (zh) 用于紧固到板状元件的紧固装置
EP2821684B1 (en) Mounting box
EP3059816A1 (en) Mounting box
BE1021732B1 (nl) Samenstel en werkwijze voor het inbouwen van een elektrische module
JP6512009B2 (ja) 締結装置
JPH10191597A (ja) 取付追加要素を備えた電動機
NL1027863C2 (nl) Doos voor elektrische installaties, voorzien van ring.
EP2924832B1 (en) Floor box system

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: ABB SCHWEIZ AG; CH

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: ABB TECHNOLOGY AG

Effective date: 20240112