NL2007837C2 - Hefmechanisme, beladingssysteem en vuilnisauto voorzien daarvan, en werkwijze daarvoor. - Google Patents

Description

HEFMECHANISME, BELADINGSSYSTEEM EN VUILNISAUTO VOORZIEN DAARVAN, EN WERKWIJZE DAARVOOR

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 hefmechanisme voor een beladingsysteem ten behoeve van het ledigen van houders, zoals containers. Het hefmechanisme heeft meer in het bijzonder betrekking op een mechanisme geschikt voor het ledigen van houders met verschillende afmetingen, bijvoorbeeld variërend met een inhoud van 70 tot 10 zo'n 1.700 liter, in het bijzonder 2-wiel- en 4-wiel containers.

Containers, zoals vuilcontainers, worden in de praktijk veelal bij de gebruiker geledigd met behulp van een vuilnisauto die aan de achterzijde is voorzien van een 15 beladingsysteem. Een dergelijk beladingsysteem omvat een hefmechanisme voor het aangrijpen van de container waarbij deze wordt opgepakt en geroteerd, zodanig dat deze wordt geledigd in het inwendige van de vuilnisauto. Hierbij is het hefmechanisme ingesteld op een specifiek type container.

20 DE 20 2005 014 735 UI beschrijft een hefmechanisme waarbij twee zogeheten laadstoelen. Een afzonderlijke laadstoel is geschikt om een eerste type container op te pakken. Twee laadstoelen kunnen onderling mechanisch worden verbonden met behulp van een schuifstang om daarmee in een 25 gezamenlijke operatie een grotere container op te kunnen pakken. Hiermee wordt een enigszins grotere flexibiliteit verkregen voor het ledigen van diverse typen container.

Een groot nadeel van dit genoemde systeem met mechanische koppeling is dat ongelijke aansturing van de 30 laadstoelen en/of een ongelijke of scheve belasting, bijvoorbeeld door een ongelijkmatig verdeelde inhoud van de container, grote wrijvingskrachten oplevert tussen de beide laadstoelen. Dit resulteert in additionele slijtage die 2 veelal pas in een laat stadium wordt opgemerkt zodat het systeem niet langer naar behoren functioneert.

Een verder nadeel is het vereiste van een additionele schuifarm voor koppeling van de afzonderlijke 5 laadstoelen. Dit vergroot het gewicht, het aantal onderdelen en daarnaast het onderhoud. Dit werkt derhalve kostenverhogend. Bijkomend is het bij een dergelijke mechanische koppeling noodzakelijk de onderlinge afstand tussen de afzonderlijke laadstoelen relatief klein te 10 houden, waardoor het aanlopen van onderdelen en/of beklemming een zeker veiligheidsrisico met zich mee brengt.

De onderhavige uitvinding heeft als doel te voorzien in een alternatief en verbeterd hefmechanisme waarmee bovengenoemde nadelen worden opgeheven of ten minste 15 verminderd.

Dit doel wordt bereikt met een hefmechanisme voor een beladingsysteem ten behoeve van het ledigen van een houder volgens de vinding, het hefmechanisme omvattende: een eerste laadstoel geschikt voor het heffen van 20 een eerste type houder en voorzien van een eerste hydraulische aandrijving; een tweede laadstoel geschikt voor het heffen van het eerste of ander type houder en voorzien van een tweede hydraulische aandrijving; en 25 - werkzaam met de eerste en tweede laadstoel verbonden schakelmiddelen voor het werkzaam verbinden van de eerste en tweede hydraulische aandrijvingen zodanig dat deze synchroon opereren voor het ledigen van een tweede type houder, 30 waarin de schakelmiddelen een schakelventiel omvatten geschikt voor het schakelen tussen een eerste toestand, waarin de eerste en tweede laadstoel onafhankelijk 3 opereren, en een tweede toestand, waarin de eerste en tweede laadstoel synchroon opereren.

Door het voorzien van een eerste en tweede laadstoel is het mogelijk om in een eerste toestand, waarin 5 de eerste en tweede laadstoel onafhankelijk opereren, afzonderlijke houders te ledigen. Hierbij is het mogelijk de eerste en tweede laadstoel te voorzien zodanig dat deze beide het eerste type houder kunnen heffen. Aanvullend of alternatief is het mogelijk dat de tweede laadstoel geschikt 10 is voor een ander type houder van bijvoorbeeld een andere afmeting. Beide laadstoelen zijn voorzien van een hydraulische aandrijving voor het maken van de hefbeweging en het vervolgens neerzetten van de geledigde containers. De hydraulische aandrijving voor de laadstoel is bij voorkeur 15 uitgevoerd als een hydraulische cilinder die wordt aangestuurd voor het heffen en neerzetten van de houder. De houder betreft in het bijzonder een vuilcontainer, echter, ook andere type houders kunnen met het hefmechanisme volgens de onderhavige vinding worden geledigd.

20 Door het voorzien van schakelmiddelen die werkzaam zijn verbonden met de eerste en tweede laadstoel kunnen de eerste en tweede bij voorkeur hydraulische aandrijvingen daarvan worden gecombineerd zodanig dat deze synchroon opereren voor het ledigen van een tweede type houder. Een 25 dergelijk tweede type houder betreft in het bijzonder een 4-wiel container, terwijl een eerste type houder typisch een 2-wiel container betreft.

Enerzijds is het hefmechanisme volgens de uitvinding hiermee net zo robuust als een hefmechanisme met 30 vaste mechanische verbinding en anderzijds is het hefmechanisme volgens de uitvinding flexibel en gebruiksvriendelijk, waarbij het hefmechanisme om kan gaan 4 met verschillende types containers, bijvoorbeeld 2-wiel- en 4-wielcontainers.

De schakelmiddelen omvatten een schakelventiel, waarbij het schakelventiel zodanig is uitgevoerd dat het 5 geschikt is voor het schakelen tussen een eerste toestand en een tweede toestand. In de eerste toestand opereren de eerste en tweede laadstoelen onafhankelijk van elkaar. In een tweede toestand opereren de eerste en tweede laadstoel synchroon voor het oppakken van het tweede type container, 10 in het bijzonder de genoemde 4-wiel container. Bij voorkeur wordt het schakelventiel hiervoor pneumatisch en/of elektrisch aangestuurd om te schakelen tussen de eerste en tweede toestand. Deze aansturing kan handmatig worden uitgevoerd door de gebruiker of bediener van het 15 hefmechanisme. Alternatief of aanvullend wordt het schakelventiel aangestuurd vanuit een centrale besturing die bij voorkeur automatisch werkt door bijvoorbeeld gebruik te maken van één of meer houdertype-detectoren. Afhankelijk van het signaal van de detector wordt geconstateerd dat een 20 eerste of een tweede type houder geledigd dient te worden. Dienovereenkomstig schakelt het schakelventiel zodanig dat de eerste en tweede laadstoelen onafhankelijk of juist synchroon opereren overeenkomstig het gedetecteerde type.

Het schakelventiel omvat voorts bij voorkeur een 25 schakeling voor het in de tweede toestand schakelen tussen een hefstand en een daalstand van het hefmechanisme. Door het voorzien van de schakeling kan het schakelventiel in de tweede toestand op eenvoudige wijze schakelen tussen de hefstand waarin een houder wordt opgepakt en wordt geledigd, 30 en een daalstand waarin de geledigde houder weer terug op de grond wordt neergezet. Op deze wijze wordt een effectief hefmechanisme volgens de vinding bewerkstelligd.

5

Door gebruik te maken van een schakelventiel waarmee beide laadstoelen werkzaam gekoppeld worden, worden wrijvings- of wringkrachten vermeden waardoor slijtage sterk wordt terug gedrongen ten opzichte van conventionele 5 koppelingen. Ook het bedieningsgemak wordt aanzienlijk vergroot aangezien geen mechanische acties uitgevoerd hoeven te worden om een koppeling tot stand te brengen dan wel een koppeling te verwijderen. Ook de onderlinge positie van de beide laadstoelen is met het hefmechanisme volgens de 10 vinding vrij en kunnen zich derhalve op een relatief grote onderlinge afstand bevinden waarmee het aanlopen of beknellen wordt tegen gegaan. Voorts behoort het hiermee tot de mogelijkheden om een eerste en tweede laadstoel te voorzien de geschikt zijn voor respectievelijk een eerste 15 type houder en een ander type houder. Volgens de vinding kunnen ook deze beide laadstoelen werkzaam verbonden worden voor een tweede type container, in het bijzonder de 4-wiel container.

Een bijkomend voordeel is dat het optreden van 20 bedieningsfouten sterk wordt gereduceerd met het hefmechanisme volgens de vinding. Een gebruiker of bedienend persoon kan bijvoorbeeld niet vergeten de mechanische vergrendeling in te schakelen en/of deze niet volledig in te schakelen, waardoor onder andere veiligheidsrisico's met het 25 hefmechanisme volgens de vinding worden vermeden. Ook wordt het totale gewicht van het hefmechanisme gereduceerd aangezien geen mechanische onderdelen voor de koppeling vereist zijn.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens 30 de onderhavige uitvinding wordt de hydraulische aandrijving aangedreven via een elektromotor.

Door gebruik te maken van een elektromotor voor het aandrijven van de bij voorkeur hydraulische aandrijving 6 van de laadstoel(en) wordt een zogeheten elektro-hydraulische aandrijving van het hefmechanisme bewerkstelligd. De elektromotor wordt bijvoorbeeld aangedreven en gevoed vanuit een centrale of separate accu 5 van het voertuig waar het hefmechanisme is voorzien. Hiermee wordt een betrouwbaar hefmechanisme volgens de vinding gerealiseerd. Bijkomend worden geluidproductie en andere emissies tegen gegaan aangezien in het geval van voeding vanuit een accu een brandstofmotor niet actief hoeft te zijn 10 voor het ledigen van een houder.

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvatten de schakelmiddelen een meester-slaaf regeling.

Door het voorzien van een zogeheten meester-slaaf 15 configuratie kunnen de schakelmiddelen relatief goedkoper uitgevoerd worden. Bijkomend is gebleken dat een dergelijke meester-slaaf configuratie minder gevoelig is voor storingen. In deze mogelijk configuratie is één cilinder van een eerste laadstoel de meester-cilinder en een andere 20 cilinder van de tweede laadstoel de slaaf-cilinder. De beide cilinders worden door de schakelmiddelen werkzaam verbonden zodat deze cilinders synchroon opereren.

Bij voorkeur omvat de meester-slaaf regeling in de zuiger van de meester-cilinder een meester-ventiel. Door de 25 hoofdcilinder, ofwel meester-cilinder te voorzien van een additioneel ventiel in de zuiger wordt, zodra de meester-cilinder het einde van de slag bereikt, een verbinding gerealiseerd tussen de bodemzijde en stangzijde van deze cilinder. Hierdoor blijft ook aan het einde van de slag van 30 de meester-cilinder een hydraulische vloeistof, zoals olie, stromen naar de slaaf-cilinder. Hiermee wordt bewerkstelligd dat ook deze slaaf-cilinder de eindpositie bereikt. Hierdoor worden de cilinders, bijvoorbeeld ook in geval van 7 ongewenste lekkage of ongewenste vervuiling gelijk gepositioneerd. Derhalve zal in geval onverhoopt een afwijking in de slag tussen beide cilinders ontstaat als het ware een "reset" uitgevoerd door gebruik te maken van dit 5 meester-ventiel. Door het uitvoeren van een dergelijke "reset" wordt een accumulatie van afwijkingen tegen gegaan en wordt de robuustheid van het hefmechanisme volgens de vinding vergroot.

Eveneens bij voorkeur is in de zuiger van de 10 slaaf-cilinder een slaaf-ventiel opgenomen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat, zodra de slaaf-cilinder de eindpositie bereikt, een verbinding via dit ventiel ontstaat tussen de bodemzijde en stangzijde van de slaaf-cilinder. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de hydraulische stroom naar en door 15 de slaaf-cilinder mogelijk blijft totdat ook de meester- cilinder de eindpositie heeft bereikt. Hiermee wordt bij het achterblijven van de meester-cilinder hetzelfde gelijkstel-effect bewerkstelligd zoals hiervoor besproken voor het meester-ventiel.

20 Eveneens bij voorkeur omvat de meester-slaaf regeling een daalventiel. Indien met behulp van een schakelventiel volgens de uitvinding een daalstand wordt geactiveerd voor het hefmechanisme zal, in een momenteel geprefereerde uitvoeringsvorm, de zuiger van de slaaf-25 cilinder de olie uit de cilinder verdringen. Het daalventiel bewerkstelligt dat de olie niet bijvoorbeeld uit de bodemzijde van de meester-cilinder wegstroomt indien geen drukkracht aanwezig is aan de stangzijde van de slaaf-cilinder. Hiermee wordt vermeden dat bijvoorbeeld de 30 meester-cilinder sneller kan dalen dan de slaaf-cilinder. Hiermee wordt een effectieve werking van het hefmechanisme volgens de vinding bewerkstelligd.

8

In een voordelige voorkeursuitvoeringsvorm volgens de onderhavige uitvinding omvat het hefmechanisme een positioneringsmechanisme voor het in een zelfde stand positioneren van de eerste en tweede laadstoel.

5 Bij voorkeur omvat het positioneringsmechanisme een positiesensor. Door het voorzien van een positiesensor wordt de actuele positie van de afzonderlijke laadstoelen, en in het bijzonder van de hydraulische cilinders van de aandrijving daarvan, gedetecteerd. Op basis hiervan worden 10 de laadstoelen gelijk gesteld alvorens het schakelventiel te laten schakelen van een eerste naar een tweede toestand. Op deze wijze wordt de veiligheid van het hefmechanisme volgens de uitvinding vergroot. Momenteel wordt bij voorkeur de positiesensor gecombineerd met een houdertype-detector 15 zodanig dat een zo autonoom en automatisch mogelijk hefmechanisme wordt bewerkstelligd waardoor de kans op bedieningsfouten verder wordt teruggedrongen.

De uitvinding heeft verder betrekking op een beladingsysteem voorzien van een hefmechanisme zoals 20 bovenstaand beschreven en/of een vuilnisauto voorzien van een dergelijk beladingsysteem.

Een dergelijk beladingsysteem en vuilnisauto bieden gelijke effecten en voordelen als genoemd voor het hefmechanisme.

25 De uitvinding heeft verder tevens betrekking op een werkwijze voor het ledigen van een houder, omvattende: - het met een hefsysteem zoals voorgaand beschreven aangrijpen van de houder; - het ledigen van de houder; en 30 - het neerzetten van de geledigde houder.

De werkwijze biedt gelijke effecten en voordelen als genoemd voor het hefmechanisme, beladingsysteem en/of vuilnisauto.

9

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding worden toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm daarvan, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen, waarin tonen: 5 - figuur 1, een aanzicht van een vuilnisauto met een hefmechanisme volgens de vinding; en - figuur 2, een schematisch overzicht van het hefmechanisme uit figuur 1.

Een vuilnisauto 2 (figuur 1) is voorzien van een 10 beladingsysteem 4 waarvan een hefsysteem 6 onderdeel vormt. Hefsysteem 6 wordt gebruikt voor het ledigen van containers 8. Containers 8 betreffen onder meer het type EN 840-1, -2 -3 en -4 met inhouden van respectievelijk 80-360 liter, 500-1200 liter, 770, 1100 en 1300 liter, en 750-1700 liter. In 15 de getoonde uitvoeringsvorm is container 8 voorzien als een type container met wielen 10, in het bijzonder een 4-wiel container. Container 8 van dit type is hierbij voorzien van een deksel 12. Hefmechanisme 6 grijpt met hefarmen 14 aan op container 8 om deze op te tillen met behulp van een 20 bediening 16. De inhoud van container 8 wordt hierbij verplaatst vanuit container 8 naar vuilruimte 18 voor verdere verwerking.

Een hydraulisch schema 20 (figuur 2) voor de werking van hefmechanisme 6 omvat een oliereservoir 22 met 25 een motor-pomp combinatie 24 die via ventiel 26 werkzaam is verbonden met eerste meester-cilinder 28 van een eerste laadstoel en tweede slaaf-cilinder 30 van een tweede laadstoel. In de getoonde uitvoeringsvorm is schema 20 in een inactieve stand weergegeven.

30 Indien de laadstoelen in synchrone operatie zijn, ofwel in een tweede toestand, zal in een hefstand door de bediening van ventiel 32 (rechter schakeling in figuur 2) de oliestroom naar cilinder 28 worden gevoerd via leiding 34 en 10 36 waarbij de stroom loopt door daalventiel 38. Daalventiel 38 voorkomt het wegstromen van olie uit de bodemzijde 40 van cilinder 28 indien geen drukkracht wordt uitgeoefend op cilinder 30. Zodra olie komt in bodemruimte 40 van cilinder 5 28 zal olie aan stangzijde 42 worden verdrongen en via leiding 44, ventiel 46 (via linker schakeling in figuur 2) en leiding 48 stromen naar de bodemzijde 50 van de cilinder 30. Hierbij is de inhoud van stangzijde 42 van meestercilinder 28 gelijk aan de inhoud van bodemzijde 50 10 van slaaf-cilinder 30 zodat beide cilinders 28, 30 met gelijke snelheid bewegen. Olie aan stangzijde 52 van cilinder 30 wordt via leiding 54, ventiel 56 (rechter schakeling in figuur 2) en leiding 58 terug gevoerd naar oliereservoir 22.

15 Zodra cilinder 28 het einde van de slag bereikt tijdens de hefstand opent ventiel 60 in de zuiger van cilinder 28. Hiermee ontstaat een verbinding tussen bodemdeel 40 en stangdeel 42 van cilinder 28 waardoor olie blijft stromen naar cilinder 30. Hiermee bereikt cilinder 30 20 ook de eindpositie tijdens de hefbeweging.

Zodra cilinder 30 de eindpositie bereikt in de hefbeweging opent ventiel 62 zodat een verbinding ontstaat tussen stangzijde 52 en bodemzijde 50 van cilinder 30. Hiermee wordt bewerkstelligd dat als cilinder 30 eerder de 25 eindpositie bereikt dan cilinder 28 toch een oliestroom naar cilinder 30 mogelijk blijft waardoor cilinder 28 eveneens de eindpositie kan bereiken.

Indien ventiel 32 wordt omgezet naar een daalpositie (linker schakeling in figuur 2) gaat olie via 30 leiding 72 en ventiel 46 (linker schakelingen in figuur 2) naar stangdeel 52 van cilinder 30. Olie uit bodemdeel 50 van cilinder 30 gaat via leiding 48, 44 en ventiel 46 (linker schakelingen in figuur 2) naar stangdeel 42 van cilinder 28.

11

Olie uit bodemdeel 40 wordt verder afgevoerd via ventiel 32 (linker schakeling in figuur 2) en leidingen 36, 64, 58 naar reservoir 22.

Bij het uitschakelen van de synchrone operatie met 5 ventiel 46 (weergegeven positie in figuur 2) worden cilinders 28, 30 afzonderlijk bedienbaar en wordt ventiel 56 gebruikt. Hierbij stroomt in de hefstand olie via leiding 70 naar bodemdeel 50 van cilinder 30. Olie stroomt uit stangdeel 52 via leidingen 54 terug in de richting van 10 ventiel 56 (rechter schakeling in figuur 2) en via leiding 58 naar reservoir 22. Op soortgelijke wijze kan door het bedienen van ventiel 32 in een hefstand in de afzonderlijke bediening (rechter schakeling in figuur 2) olie stromen naar bodemzijde 40 van cilinder 28. Vanwege de relatief grote 15 inhoud van cilinder 28 is in de getoonde uitvoeringsvorm van schema 20 via ventiel 32 (rechter schakeling in figuur 2) de stangzijde 42 van cilinder 28 via leidingen 44, 66 verbonden met de bodemzijde van cilinder 28. Hierdoor kan olie uit stangzijde 42 worden gebruikt voor het vullen van bodemdeel 20 40 om de juiste snelheid te bereiken.

In een daalstand in de onafhankelijke bediening zal ventiel 56 worden geschakeld (linker schakeling in figuur 2) en zal de oliestroom richting stangzijde 52 worden geopend zodat de olie aan bodemzijde 50 kan wegstromen.

25 Hierbij is geen verbinding tussen bodemzijde 50 en stangzijde 52. Voor de daalstroom uit bodemdeel 50 wordt gebruik gemaakt van leiding 48, 68, 58. Voor de stroom naar stangdeel 42 van cilinder 28 in de onafhankelijke bediening wordt op soortgelijke wijze gebruik gemaakt van leidingen 30 44, 66. Uit bodemdeel 40 gaat olie via leidingen 36, 64, 58 naar reservoir 22.

Hiervoor genoemde ventielen kunnen optioneel automatisch dan wel handmatig worden bediend, waarbij deze 12 elektrisch door knoppenkasten en relais aangestuurd kunnen worden. Dit kan ook elektrisch door een microprocessor worden uitgevoerd. De aansturing van de ventielen kan ook hydraulisch of pneumatisch worden uitgevoerd. In de getoonde 5 uitvoeringsvorm zullen bij het wegvallen van de elektrische spanningen de ventielen geschakeld worden naar de zogeheten vier-wiel, ofwel meester-slaafinstelling. De oliestroom via pompsysteem 24 kan aangedreven worden via een motor PTO of bij voorkeur vanuit een accu door gebruik te maken van één 10 of meer elektromotoren. Additioneel kunnen drukbegrenzingsventielen worden toegevoegd aan schema 20.

Het zal duidelijk zijn dat ook andere typen ventielen dan getoond in schema 20 mogelijk zijn en dat alternatieve schakelingen voor schema 20 volgens de vinding mogelijk 15 zijn. In het schema van figuur 2 zijn componenten aanwezig waarin een aantal functies gecombineerd zijn. Uiteraard is het mogelijk de functies te scheiden en deze te verschaffen door middel van afzonderlijke componenten.

In de bovenstaande beschrijving is gesproken over 20 hydraulische aandrijving. Volgens de uitvinding is het tevens mogelijk om in plaats daarvan of aanvullend een ander type aandrijving te voorzien, zoals een elektrische aandrijving.

De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot 25 de bovenbeschreven voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, de gevraagde rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

Claims (13)

1. Hefmechanisme voor een beladingssysteem ten 5 behoeve van het ledigen van een houder, het hefmechanisme omvattende: een eerste laadstoel geschikt voor het heffen van een eerste type houder en voorzien van een eerste hydraulische aandrijving; 10. een tweede laadstoel geschikt voor het heffen van het eerste of ander type houder en voorzien van een tweede hydraulische aandrijving; en werkzaam met de eerste en tweede laadstoel verbonden schakelmiddelen voor het werkzaam verbinden van 15 de eerste en tweede hydraulische aandrijvingen zodanig dat deze synchroon opereren voor het ledigen van een tweede type houder, waarin de schakelmiddelen een schakelventiel omvatten geschikt voor het schakelen tussen een eerste toestand, waarin de eerste en tweede laadstoel onafhankelijk 20 opereren, en een tweede toestand, waarin de eerste en tweede laadstoel synchroon opereren.

2. Hefmechanisme volgens conclusie 1, waarin het schakelventiel een schakeling omvat voor het in de tweede 25 toestand schakelen tussen een hefstand en een daalstand.

3. Hefmechanisme volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende een besturing voor het aansturen van het schakelventiel, en een houderdetector voor het detecteren 30 van het type te ledigen houder.

4. Hefmechanisme volgens conclusie 1, 2 of 3, waarin de hydraulische aandrijving wordt aangedreven via een elektromotor.

5. Hefmechnisme volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarin de schakelmiddelen een meester-slaaf regeling omvatten.

6. Hefmechanisme volgens conclusie 5, waarin de 10 meester- slaaf regeling een meester-ventiel in een zuiger van een meester-cilinder omvat.

7. Hefmechanisme volgens conclusie 5 of 6, waarin de meester-slaaf regeling een slaaf-ventiel in een zuiger 15 van een slaaf-cilinder omvat.

8. Hefmechanisme volgens conclusie 5, 6 of 7, waarin de meester-slaaf regeling een drukventiel omvat.

9. Hefmechanisme volgens één of meer van de voorgaande conclusies, verder omvattende een positioneringsmechanisme voor het in eenzelfde stand positioneren van de eerste en tweede laadstoel.

10. Hefmechanisme volgens conclusie 9, waarin het positioneringsmechanisme een positiesensor omvat.

11. Beladingsysteem voorzien van een hefmechanisme volgens één of meer van de voorgaande conclusies. 30

12. Vuilnisauto voorzien van een beladingsysteem volgens conclusie 11.

13. Werkwijze voor het ledigen van een houder, omvattende: het met een hefsysteem volgens één of meer van de conclusies 1-10 aangrijpen van de houder; 5. het ledigen van de houder; en het neerzetten van de geledigde houder.