NL2007228C2 - Een drager voor zonnepanelen, en een samenstel van de drager met ten minste ã©ã©n zonnepaneel. - Google Patents

Description

EEN DRAGER VOOR ZONNEPANELEN, EN EEN SAMENSTEL VAN DE DRAGER MET TEN MINSTE ÉÉN ZONNEPANEEL

De onderhavige uitvinding betreft drager voor een 5 zonnepaneel onder schuinstand, omvattende: een voet; en een steun op de voet voor een lage kant van het zonnepaneel, alsmede een samenstel van een drager en een zonnepaneel.

De uitvinding kan worden toegepast in samenhang met foto-voltaïsche en/of thermische zonnepanelen.

10 De bekende dragers zijn in hoofdzaak ontworpen en vormgegeven om zich onder een daarop aangebracht zonnepaneel te worden gepositioneerd. Zonnepanelen worden op en zich helemaal uitstrekkend boven de dragers gemonteerd. Daardoor wordt zeker gesteld, dat geen delen van de drager een 15 schaduw kunnen werpen op het daarop aangebrachte zonnepaneel, hetgeen het rendement van dat zonnepaneel zou verlagen.

De bekende dragers vertonen echter ook nadelen, in het bijzonder met betrekking tot het resulterende gewicht 20 daarvan in combinatie met een eventuele ballast of tot bevestiging op bij voorbeeld een dak van een gebouw. Bij montage of losse plaatsing dient verzekerd te worden dat een samenstel van drager en zonnepaneel stabiel op een plaats blijft, zelfs onder relatief extreme weersomstandigheden. Om 25 daaraan te voldoen, zijn dragers bekend met houders voor het bevatten van een ballast om de drager met het zonnepaneel immobiel te houden. Echter, een dak of ander deel van een gebouw heeft een beperkt draagvermogen in termen van kilo per oppervlakte-eenheid. Vaak is dat draagvermogen 30 onvoldoende voor de drager met daarin een voor het immobiliseren benodigde hoeveelheid ballast. Daarenboven kan het gewicht van de drager met het zonnepaneel en de ballast nog toenemen, wanneer regenwater zich in een houder voor de 2 ballast verzamelt, zodat alsnog het draagvermogen van het dak wordt overschreden na een meer of minder hevige regenbui.

Het volstaat tevens veelal niet om te vertrouwen op 5 bevestigingsmiddelen als schroeven, bouten en moeren, et cetera, aangezien de hierop inwerkende krachten, wanneer wind vat krijgt op een paneel, op termijn nagenoeg onmogelijk te weerstaan zijn. Slechts met zeer zware en robuuste montagemaatregelen kan stationaire plaatsing worden 10 benaderd, en dan slechts weer met een risico, dat het draagvermogen van het dak niet is berekend op dergelijke zware constructies.

Met de uitvinding is beoogd de nadelen van de bekende dragers en samenstellen te verhelpen of althans te 15 verminderen, waartoe een drager en een die drager in een samenstel met een zonnepaneel de eigenschap vertonen van een opwaarts ten opzichte van de steun uitstrekkend vleugelprofiel.

Dat een vleugelprofiel of überhaupt een zich in de 20 ruimte boven het zonnepaneel uitstrekkend element of orgaan wordt toegepast, druist in tegen de wensen en vooroordelen van in deze techniek werkzame vaklieden.

Echter, door de aanwezigheid van het vleugelprofiel is volgens de onderhavige uitvinding mogelijk gemaakt, dat een 25 windvlaag (of aanhoudende wind) geen vat krijgt op de drager of het paneel en/of dat juist een neerwaartse druk op de drager of het paneel ontstaat. Aldus is het mogelijk gemaakt dat ballast kan worden verminderd en/of een montageconstructie lichter kan worden uitgevoerd, en zo het 30 draagvermogen van een dak of ander deel van een gebouw niet in gevaar wordt gebracht.

In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat een drager volgens de uitvinding aanvullend 3 de eigenschap dat de achterzijde van het vleugelprofiel tegenover de steun een oplegger omvat voor een hoge kant van een naastgelegen zonnepaneel. Aldus kan de drager aan weerszijden een zonnepaneel dragen en kan elk zonnepaneel 5 aan tegenover elkaar gelegen kanten of zijden worden ondersteund. Daarbij kan de drager de eigenschap vertonen van ten minste één met de oplegger samenhangend en in gebruik op het zonnepaneel inwerkend fixeerelement. Bijvoorbeeld kunnen eenvoudige klemmen of haken 10 fixeerelementen vormen. Bij voorkeur is te denken aan vormgevingen van fixeerelementen, die ook gemakkelijk weer los te maken zijn, ten behoeve van onderhoud en/of vervanging van zonnepanelen, et cetera. Dergelijke "lichte" montagemiddelen zijn slechts mogelijk doordat het 15 vleugelprofiel een liftkracht op de panelen en/of dragers verminderd of zelfs teniet doet. In een uitvoeringsvorm met de genoemde oplegger kan de drager volgens de onderhavige uitvinding verder de eigenschap vertonen, dat aan de bovenzijde van het vleugelprofiel een diffusor is 20 aangebracht, welke bij voorbeeld de vorm van een boven het naastgelegen zonnepaneel uitstekende rand heeft. Daarmee kan worden bewerkstelligd dat laminaire luchtstromen worden verstoord, zodat lift kan worden verminderd of in bepaalde uitvoeringsvormen zelfs nagenoeg teniet kan worden gedaan, 25 en/of neerwaartse druk kan worden gegenereerd.

in een uitvoeringsvorm waarin dragers stapel- en nestbaar zijn, kan transport worden vereenvoudigd en de kosten daarvan worden verlaagd.

In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm van de 30 uitvinding omvat een drager volgens de uitvinding aanvullend of als alternatief de eigenschap van ten minste twee onderling ten minste nagenoeg identieke bokken. Daarbij kunnen de bokken naast elkaar langs een betreffende lage (of 4 hoge) kant van het zonnepaneel zijn of worden opgesteld om in combinatie een steun (of een oplegger) te verschaffen, of ten opzichte van het zonnepaneel tegenover elkaar zijn of worden opgesteld om tezamen zowel een steun als een oplegger 5 voor het zonnepaneel te verschaffen. Wanneer de dragers onderling identiek zijn, kan montage door werklieden worden vereenvoudigd als gevolg van kleinere aantallen verschillende elementen en componenten.

In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm van de 10 uitvinding omvat een drager volgens de uitvinding aanvullend of als alternatief de eigenschap dat de bokken koppeldelen omvatten en onderling losmaakbaar koppelbaar zijn in een rij. Daarbij kunnen de koppeldelen van naburige bokken complementaire koppeldelen zijn en/of kunnen tussen twee 15 naburige bokken grendelelementen zijn aangebracht voor het aan elkaar vergrendelen daarvan. Bij voorbeeld kunnen eenvoudige klemmen of haken dergelijke grendelelementen vormen. Bij voorkeur is te denken aan vormgevingen van grendelelementen, die ook gemakkelijk weer los te maken 20 zijn, ten behoeve van onderhoud en/of vervanging van zonnepanelen, et cetera.

In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat een drager volgens de uitvinding aanvullend of als alternatief de eigenschap van ten minste één met de 25 steun samenhangend en in gebruik op het zonnepaneel inwerkend arretereerelement. Bij voorbeeld kunnen eenvoudige klemmen of haken dergelijke grendelelementen vormen. Bij voorkeur is te denken aan vormgevingen van arreteerelementen, die ook gemakkelijk weer los te maken 30 zijn, ten behoeve van onderhoud en/of vervanging van zonnepanelen, et cetera.

In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat een drager volgens de uitvinding aanvullend 5 of als alternatief de eigenschap dat tussen de steun en het vleugelprofiel een looppad is gedefinieerd. Aldus kunnen schoonmaak- en/of onderhoudswerkzaamheden vanaf het looppad worden uitgevoerd, hetgeen een aanzienlijke vereenvoudiging 5 betekent ten opzichte van eerdere dragers, waarbij schoonmaak- en/of onderhoudspersoneel moeizaam balancerend tussen de dragers en panelen moest zien te manoeuvreren om bij een schoon te maken of te onderhouden paneel te geraken.

Zoals reeds is opgemerkt, betreft de onderhavige 10 uitvinding tevens een samenstel van ten minste één drager met hierboven genoemde of hieronder nader te beschrijven of gedefinieerde eigenschappen in combinatie met een zonnepaneel dat in gebruik onder schuinstand is gepositioneerd, waarbij een lage kant van het zonnepaneel 15 rust op de steun van de drager.

Zoals reeds is opgemerkt, betreft de onderhavige uitvinding tevens een samenstel van ten minste één drager met hierboven genoemde of hieronder nader te beschrijven of gedefinieerde eigenschappen in combinatie met een 20 zonnepaneel dat in gebruik onder schuinstand is gepositioneerd, waarbij een hoge kant van het zonnepaneel rust op de oplegger van de drager.

Aldus dient de drager om een kant (hoog of laag) van het zonnepaneel te steunen of dragen, waarbij het 25 vleugelprofiel voorkomt dat de wind opwaarts vat krijgt op het zonnepaneel of zelfs een neerwaartse druk ontstaat.

In een mogelijke voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding omvat een samenstel volgens de uitvinding aanvullend de eigenschap van een eerste drager aan de hoge 30 kant van het zonnepaneel en een tweede drager aan de lage kant van het zonnepaneel, waarbij tussen de eerste en de tweede dragers een langgerekt verbindingselement is aangebracht. Een dergelijk verbindingselement kan gedurende 6 montage worden aangebracht om de afstand tussen de dragers te behouden. Daarbij kan ten minste één van de eerste en tweede dragers een verbinding omvatten om deze losmaakbaar met het verbindingelement te verbinden. Als aanvulling of 5 als alternatief kan het samenstel de eigenschap omvatten dat in, op of aan het verbindingselement aanduidingen zijn aangebracht, welke aanduidingen samenhangen met de lengte van het zonnepaneel tussen de eerste en tweede dragers en de gewenste hoekstand van het zonnepaneel ten opzichte van 10 horizontaal. Aldus kan het verbindingselement zelfs bij montage een informerende rol voor vaklieden vormen, die de montage dienen te verrichten. De dragers kunnen op een gepaste afstand worden geplaatst om dan het zonnepaneel aan te brengen, dat in de schuinstand daarvan tussen en op de 15 dragers past dankzij de instellingen op voorhand van de afstand tussen de dragers op basis van de aanduidingen op, in of aan het verbindingselement.

Hieronder zal bij wijze van voorbeeld - en niet bij wijze van beperking of ongepaste uitleg van de bijgevoegde 20 conclusies - een aantal uitvoeringsvormen van een drager en een samenstel volgens de onderhavige uitvinding worden beschreven onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening, waarin dezelfde of gelijksoortige onderdelen, componenten en aspecten kunnen zijn aangeduid met dezelfde 25 referentienummers, en waarin:

Figuur 1 een schematisch zijaanzicht toont van een samenstel volgens de uitvinding;

Figuur 2 een op vereenvoudigde wijze een manier toont om aanduidingen voor afstanden tussen dragers in een 30 samenstel (beide volgens de uitvinding) te bepalen in samenhang met de lengte en schuinstand van de zonnepanelen;

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht toont van een samenstel volgens de uitvinding; 7

Figuren 4 en 5 perspectivische aanzichten tonen van een drager in een enigszins gemodificeerde uitvoeringsvorm ten opzichte van die in figuur 3;

Figuur 6 koppeldelen aan onderzijden van dragers als 5 die van figuur 3 of figuren 4 en 5 toont;

Figuur 7 een grendelelementen toont in gebruik voor het verbinden van twee naburige dragers als die van figuur 3 of figuren 4 en 5;

Figuren 8 en 9 een clip tonen in afzonderlijke 10 perspectivische aanzichten vanuit verschillende zichtpunten, welke clip inzetbaar is als fixeer- en/of arreteerelement;

Figuur 10 een andere clip toont, welke clip eveneens inzetbaar is als fixeer- en/of arreteerelement;

Figuur 11 een verbinding toont, welke inzetbaar is om 15 een drager als die van figuur 3 of figuren 4 en 5 te verbinden met een verbindingselement, waarvan voorbeelden zijn weergegeven in figuren 1, 3 en 12;

Figuur 12 schematisch een luchtstroomprofiel toont van een samenstel zoals bijvoorbeeld die, welke in figuur 1 is 20 getoond;

Figuren 13 en 14 een drager tonen in afzonderlijke perspectivische aanzichten vanuit verschillende zichtpunten als alternatief voor de uitvoeringsvormen van figuur 3 of figuren 4 en 5; 25 Figuur 15 een zij-aanzicht van montage van zonnepanelen op een drager volgens de onderhavige uitvinding; en

Figuur 16 (het gebruik van) een koppelstuk tussen zonnepanelen, in het bijzonder wanneer deze in een "portrait"-configuratie op de drager(s) volgens de 30 onderhavige uitvinding worden geplaatst.

In fig. 1 is een samenstel 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond, welke twee dragers of bokken 2 omvat, alsmede een zonnepaneel 3, dat zich tussen de bokken 2 8 uitstrekt. Verder is een verbindingselement 4 aangebracht tussen de bokken 2, en de bokken 2 kunnen hieraan zijn aangebracht middels een verbindingselement, waarvan een voorbeeld is weergegeven in fig. 11.

5 Het verbindingselement 4 bevat in op of aan het oppervlak daarvan een aantal aanduidingen 5, die overeenkomen met de absolute lengte van het zonnepaneel 3 in combinatie met de schuinstand daarvan. Zo is het vaklieden duidelijk, wanneer zij het samenstel 1 aan het configureren 10 zijn, op welke afstanden de bokken 2 moeten plaatsen, op basis van voorkennis over de absolute lengte van de zonnepanelen 3. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de stelling van Pythagoras, zoals schematisch is weergegeven aan de hand van fig. 2. De aanduidingen 5 op het 15 verbindingselement 4 komen overeen met de afstandsaanduiding b voor de afstand tussen naburige bokken 2, terwijl de absolute lengte van het zonnepaneel 3 overeenkomt met de aanduiding c. Tevens kan nog rekening worden gehouden met de hoek, waaronder het zonnepaneel 3 dient komen te staan.

20 Daarbij kan de lengte van zijde a van de rechthoekige driehoek in fig. 2 groter of kleiner worden gemaakt in het ontwerp van een bok, maar dan zullen de aanduidingen 5 ook moeten worden aangepast. Veel eerder wordt bij voorkeur een uniforme hoogte a toegepast, waarbij de hoek zijden b en c 25 kan variëren met de absolute lengte van het zonnepaneel 3, waarbij de aanduidingen op verschillende oppervlakken van het verbindingselement 4 kunnen gelden voor afzonderlijke absolute lengtes van verschillende soorten zonnepanelen 3 en derhalve voor de scherpe hoek tussen zijden b en c van de 30 rechthoekige driehoek in fig. 2. Hier is gerefereerd aan de lengte van de zonnepanelen als de absolute afstand tussen naar de bokken gerichte zijranden daarvan. Daarbij is het mogelijk, dat een korte zijde van een zonnepaneel 9 overeenkomt met de zijde c van de driehoek in figuur 2, bijvoorbeeld wanneer het zonnepaneel in een "landscape"-positie wordt geplaatst, terwijl de lange zijde van het zonnepaneel 3 overeenkomt met zijde c in figuur 2 in een 5 "portrait"-opstelling.

De zonnepanelen 3 worden bij voorkeur in een //landscape"-oriëntatie geplaatst, omdat vooral een groter zonnepaneel 3 over de lange zijde ondersteuning behoeft.

Door zonnepanelen 3 in een "landscape"-oriëntatie te 10 plaatsen, voorziet de drager volgens de uitvinding in deze ondersteuning. Wanneer hiervan wordt afgeweken, kan een koppelprofiel 35 worden voorzien, dat bij plaatsing in een "portrait"-oriëntatie aan de lange zijde(n) van een zonnepaneel 3 kan worden aangebracht, zoals in Figuur 16 is 15 weergegeven. Dit koppelstuk 35 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een T-vormig profiel 36, dat althans bij benadering eenzelfde lengte heeft als een lange zijde 37 van een zonnepaneel 3. Het koppelstuk 35 omvat in de getoonde uitvoeringsvorm bladveren 38 voor verende inklemming van een 20 zonnepaneel 3 tussen de bladveren 38 enerzijds en een dwarsbalk 39 van het T-vormige profiel 36 anderzijds. Aldus wordt - wanneer het koppelstuk 35 op een lange zijde van het zonnepaneel 3 is geschoven - dit zonnepaneel 3 door de bladveren 38 van onderaf tegen de bovenzijde van dit T-25 vormige profiel 35 wordt gedrukt. Aldus wordt de lange zijde 37 ondersteund tegen doorbuiging, bijvoorbeeld onder het eigen gewicht of een sneeuwlast, of andere last. Het koppelstuk 35 kan steeds tussen twee aansluitende zonnepanelen 3 worden aangebracht, waarmee de ondersteuning 30 voor beide zonnepanelen 3 is verschaft.

Wanneer het koppelstuk 35 op een laatste paneel 3 in een reeks of rij wordt gemonteerd, kan of kunnen de bladveer of -veren 38 aan de buitenzijde worden losgenomen.

10

In fig. 3 is een perspectivisch aanzicht getoond van een samenstel volgens de onderhavige uitvinding, dat ook minder schematisch is dan het zijaanzicht van fig. 1. zes aan de bovenrand van de afzonderlijke bokken 2. Duidelijk is 5 te zien, dat de bokken 2 op elk willekeurig punt langs de hoogte daarvan telkens een neerwaarts divergerende vorm hebben. Aldus zal duidelijk zijn, dat de bokken 2 stapelbaar en bovendien ook nestbaar zijn. Daarmee is nodig dat het grendelelement 6 een afstand tussen naburige bokken 2 10 overbruggen om de bokken 2 onderling te verbinden bij de bovenrand daarvan.

In het perspectivisch aanzicht van fig. 3 is duidelijk te zien, dat bij een lage zonnestand, die bijvoorbeeld kan overeenkomen met het zichtpunt of de zichthoek, waarop fig. 15 3 is gebaseerd, een schaduw kan worden geworpen op het zonnepaneel 3. Deze schaduw, die alleen voorkomt bij een extreem lage zonnestand, wordt veroorzaakt door vleugelprofiel 7, hetgeen indruist tegen conventionele vooroordelen van de gebruikelijke vakman in het onderhavige 20 technische gebied. De schaduwval is in fig. 1 aangeduid met een streeplijn 10. Van het zonnepaneel 3 rust een lager gelegen kant 11 op een steun 8 van een bok 2, terwijl de hoger gelegen kant 12 van het zonnepaneel rust op een oplegger 9 aan de achterzijde van het vleugelprofiel 7. Het 25 zonnepaneel 3 kan daarbij worden geïmmobiliseerd door aan de zijde van de steun 8 gebruik te maken van arreteerelementen, zoals de clip 14 in figuren 8 en 9 of de clip 13 in fig. 10. Evenzeer is het zonnepaneel 3 in fig. 1 aan de rechterzijde te immobiliseren door van ook weer een clip 13 of 14 in de 30 figuren 8, 9 en 10.

De clip 14 in figuren 8 en 9 omvat vier benen 28, 29, 30 en 31. De benen 28, 29, en 31 omvatten buitenwaarts georiënteerde nokken 32, waarmee de clip 14 in een opening 11 19 te borgen is als been 30 aanligt tegen en op een oppervlak van het zonnepaneel 3, zoals in figuren 8 en 9 is getoond. Als de clip 14 dieper in de opening 19 wordt gedrukt, wordt het zonnepaneel 3 steviger tegen de steun of 5 oplegger gehouden, terwijl de nokken 32 voorkomen, dat de clip 14 uit de opening 19 komt.

Clip 13 in figuur 10 is eenvoudiger, waarbij een been 33 veerkrachtig uitbuigt onder het tegenover het zonnepaneel gelegen oppervlak rond opening 19, als het andere been 40 10 aanligt tegen en op het genoemde oppervlak van het zonnepaneel 3. Door de veerkrachtigheid van het dan uitbuigende been 33 wordt het been 40 met kracht tegen het zonnepaneel gehouden om het zonnepaneel 3 tegen een steun 8 of oplegger 9 te houden. In een alternatief gebruik van de 15 clip 13, zoals in Figuur 15 is getoond, ligt een been 33 veerkracht aan op zonnepaneel 3, terwijl clip 13 over het hoogste uiteinde van vleugelprofiel 7 is geschoven. Wanneer het zonnepaneel 3 een opwaartse beweging uitoefent op clip 13, grijpt het been 34 krachtig vast in het vleugelprofiel 7 20 of de rand 33 daaraan, zonder dat de kracht op het zonnepaneel 3 noemenswaardig toeneemt. Door deze klemmende veerkracht, zal clip 13 niet van vleugelprofiel 7 losschieten. Alleen de vakman kan door te trekken aan het oog van clip 13, de clip van vleugelprofiel 7 verwijderen.

25 Het zal duidelijk zijn dat de clips 13, 14 zeer lichte vormgevingen hebben, terwijl ze dienen om het zonnepaneel 2 op de plaats te houden tegen de steunen 8 of opleggers 9, hetgeen slechts mogelijk is door de stationaire liggen van het zonnepaneel 3, die wordt bereikt door vermindering van 30 de kans op lift of zelfs het bewerkstelligen van neerwaartse druk als gevolg van het vleugelprofiel 7.

In fig. 12 is duidelijk weergegeven dat een neerwaartse druk op het paneel 3 ontstaat bij gangbare luchtstromen, komende 12 van links in fig. 12. Alleen luchtstromen in hoofdzaak van links in fig. 12 kunnen een lifteffect op het zonnepaneel 3 hebben, ware het niet dat het vleugelprofiel 7 in combinatie met de schuinstand van het zonnepaneel 3 bewerkstelligd dat 5 er een omkering plaatsvindt van de luchtstromen om de neerwaartse druk op het zonnepaneel te bewerkstelligen. Daarbij is aan de bovenzijde van het vleugelprofiel een diffusor aangebracht, welke de vorm van een boven het naastgelegen zonnepaneel uitstekende rand 33 heeft, zoals in 10 figuren 1, 3, 5 en 12 is getoond. Daarmee wordt bewerkstelligd, dat laminaire luchtstromen kunnen worden verstoord, zodat lift kan worden verminderd of in bepaalde uitvoeringsvormen zelfs nagenoeg teniet kan worden gedaan, en/of neerwaartse druk op het zonnepaneel 3 kan worden 15 gegenereerd. Om dit effect te bevorderen, steekt de rand 33 aan het bovenste uiteinde van vleugelprofiel 7, als ware het een trim, iets boven het hoogste deel van het zonnepaneel uit.

In figuren 4 en 5 is een alternatieve uitvoeringsvorm 20 getoond voor bokken 15. Deze verschillen slechts van de bokken 2 in fig. 3 door het ontbreken van beugels 16, welke in de uitvoeringsvorm van fig. 3 zijn aangebracht.

In zowel de uitvoeringsvorm van fig. 3 als die van figuren 4 en 5 is een looppad 17 geïntegreerd in de bokken 25 2, 15, welke looppad 17 zich uitstrekt tussen de steunen 8 en het vleugelprofiel 7.

In de aanzichten van figuren 3 en 5 is duidelijk zichtbaar dat de bokken 2, 15 compartimenten 18 omvatten voor opname daarin van ballast in de vorm van bijvoorbeeld 30 steen, zand, etc. Bij voorkeur zijn de compartimenten 18 verder ook uitgerust met drainagegaten of afvoeren om overtollig regenwater af te voeren. Bij voorkeur kunnen ook aan de tegenover gelegen zijden, dat wil zeggen de 13 achterzijde van het vleugelprofiel 7 in de onderzijde van de bokken 2, 15 waterafvoeren of irrigatiegaten zijn aangebracht.

Eerder is opgemerkt, dat, zoals in fig. 7 ook vergroot 5 is weergegeven, een grendelelement 6 langs de bovenzijde van naburige bokken 2, 15 een bevestiging daartussen vormt. In fig. 7 is verder weergegeven dat opnamegaten 19 boven de opleggers 9 zijn aangebracht voor opname daarin van clips, zoals die bijvoorbeeld zijn getoond in figuren 8 en 9 of in 10 fig. 10, waar de clips zijn aangeduid met referentienummers 13 en 14. Verder zijn, zoals in fig. 6 is getoond, hetgeen een onderaanzicht betreft, de bokken langs naar elkaar gerichte randen of zijden onderling te koppelen middels koppeldelen. Deze koppeldelen omvatten bijvoorbeeld platen 15 21, welke passen in beugels 20 en haken 22, welke passen in gleuven 23. Bij montage laat men de koppeldelen 20, 21 en de koppeldelen 22, 23 in elkaar grijpen, om vervolgens het grendelelement 6 in figuren 3 en 7 te plaatsen en zo een starre verbinding tussen naburige bokken 2, 15 tot stand te 20 brengen. Aldus kan een starre rij dragers of bokken 2, 15 worden gevormd. Verder zijn afzonderlijke rijen dragers of bokken 2, 15 op een gewenste afstand, zoals beschreven in samenhang met fig. 1 en fig. 2, van elkaar op te stellen met behulp van verbindingselementen 4, bij voorbeeld 25 rechthoekige of in doorsnede vierkante stangen, maar ook ronde of anders vormgegeven verbindingselementen zijn mogelijk. In het geval van gebruik van een rechthoekige of vierkante stang als verbindingselement 4 is het mogelijk om de beugel 24 in fig. 11 om de stang 4 aan te brengen en naar 30 een drager of bok 2, 15 te verschuiven, totdat armen 25 van de beugel 24 kunnen aangrijpen op de drager of bok 2, 15, waarbij het verbindingselement 4 wordt omgrepen en zo een op 14 wrijving gebaseerde verbinding tot stand kan worden gebracht.

Opgemerkt wordt, dat de dragers of bokken 2, 15 in de uitvoeringsvorm van fig. 3 en de uitvoeringsvorm van figuren 5 4 en 5 gesloten buitenoppervlakken hebben en als zodanig een binnenruimte definiëren. In de uitvoeringsvorm van figuren 13 en 14 hebben de bokken 26 als uitvoeringsvorm van dragers volgens de onderhavige uitvinding veel eerder een uit platen gevormd karakter, dat in alle richtingen open kan zijn. Ook 10 hier is weer een looppad 17 verschaft in de vorm van treden 27. De bokken 26 zijn in rijen onderling met elkaar gekoppeld of verbonden of vergrendeld, en de afstand tussen rijen bokken 26 is wederom instelbaar, en wel op willekeurige wijze. In ieder geval vertonen de bokken 26 ook 15 in de uitvoeringsvorm van figuren 13 en 14 een gekromd vleugelprofiel 7, dat zich van een lager gelegen kant van een zonnepaneel op de steun 8 opwaarts uitstrekt om een neerwaartse druk op het zonnepaneel te bewerkstelligen. In het aanzicht van fig. 14 is een balk 28 te zien, welke de 20 oplegger 9 definieert voor het daarop plaatsen van de hoger gelegen kant van het zonnepaneel, dat in figuren 13 en 14 niet is weergegeven.

Zo blijkt al direct, dat er zeer veel alternatieven en aanvullende uitvoeringsvormen mogelijk zijn binnen het kader 25 van de onderhavige uitvinding, waarvan de grenzen slechts zijn gedefinieerd in de onafhankelijke bijgevoegde conclusies en de afhankelijke conclusies, net als de getekende en hierboven beschreven voorkeursuitvoeringsvormen, geenszins dienen te worden 30 aangegrepen als onterechte beperking van de beschermingsomvang voor de onderhavige uitvinding. Zo hoeven de bokken als uitvoeringsvorm van dragers niet perse nestbaar of stapelbaar te zijn, hoewel dat evidente 15 voordelen biedt bij transport en montage. Er hoeft ook geen compartiment te worden verschaft voor ballast, wanneer het materiaal waaruit de bokken is vervaardigd, afdoende zwaar is om in combinatie met de neerwaartse druk of althans het 5 ontbreken van lift bij wind te kunnen blijven staan. Lift hoeft niet geheel te zijn geëlimineerd, doch het vleugelprofiel dient te zijn ontworpen en bedoeld om lift te verminderen en mogelijk zelfs een neerwaartse druk te genereren om lift te compenseren. Geen van de 10 fixeerelementen, verbindingselementen, arreteerelementen, koppeldelen of andere verbindingsmaatregelen en -organen is hier beschreven of getoond om de enige mogelijkheid aan te duiden, die voor het monteren van panelen op de bokken of het verbinden van de bokken onderling beschikbaar is. In de 15 bokken kunnen ook geïntegreerd klauwen met verende aangrijpingselementen worden verwezenlijkt, waarbij zonnepanelen slechts hoeven te worden gestoken in de klauwen, zodat arreteerelementen en fixeerelementen zijn geïntegreerd, of althans niet als afzonderlijke maatregelen 20 hoeven te zijn verschaft. Een dusdanige variant, waarbij zonnepanelen vallen of worden gestoken in klauwen, die de zonnepanelen langs de randen daarvan omgrijpen, is dat de bokken in naburige rijen naar elkaar kunnen worden geschoven langs de verbindingselementen en de panelen 3 dan als 25 vanzelf in de klauwen vallen. Desgewenst kunnen hiertoe nog geleidebanen of stroken zijn verwezenlijkt, die betreffende randen van zonnepanelen voeren naar klauwen voor aangrijping van de randen van de zonnepanelen, wanneer de bokken in naburige rijen elkaar afdoende dicht hebben benaderd. In nog 30 een andere, niet weergegeven uitvoeringsvorm heeft de drager een twee- of meerdelige configuratie, waarbij een eerste vormdeel met het vleugelprofiel 7 en het looppad 17 en hoge opleggers 9 voor het zonnepaneel 3, als losneembaar 16 koppeldeel te monteren is op een een tweede vormdeel vormend onderste bok. De onderste bok kan ook (een deel van) het looppad 17 omvatten, en omvat ook dan de steun 8 voor het zonnepaneel 3 en de compartimenten 18 voor opname daarin van 5 ballast.

Ook maatregelen voor de oplegging en inklemming van verbindingselement 4 zou in het onderste bok kunnen worden opgenomen.

Een dergelijke uitvoeringsvorm van een drager kan 10 logistieke voordelen met zich meebrengen, maar ook kan sprake zijn van voordelen voor productie en montage. Bovendien kan bij een eerste rij dragers van samengestelde bokken, welke eerste rij in de regel aan de zuidzijde zal zijn of worden opgesteld, de montage van het vormdeel dat 15 het vleugelprofiel 7 omvat achterwege blijven. Bij een luchtstroom uit deze windrichting, wordt hiermee een gunstiger aanstroming van de luchtstroom bewerkstelligd, en bij gevolg minder grip op de gehele constructie.

In nog weer een andere, niet getoonde uitvoeringsvorm, 20 is de drager, het bokdeel met alle details zoals getoond in de figuren, zo uitgevoerd, dat de dragerrij aan de zuidzijde van de gehele opbouw, 180° kan worden gedraaid. Hiermee vormt het vleugelprofiel 7 ook aan deze zijde een gunstiger geleiding voor de wind, in het geval deze uit zuidelijke 25 richting aanstroomt. Kenmerkend voor deze uitvoeringsvorm is, dat de drager aan beide zijden een lage steun 8 bevat. Ook de aanduiding hierboven van alternatieve uitvoeringsvormen is op geen enkele wijze limitatief voor de onderhavige uitvinding.

30

Claims (15)

1. Een drager voor een zonnepaneel onder schuinstand, omvattende: een voet; een steun op de voet voor een lage 5 kant van het zonnepaneel; en een opwaarts ten opzichte van de steun uitstrekkend vleugelprofiel.

2. De drager volgens conclusie 1, waarbij de achterzijde van het vleugelprofiel tegenover de steun een oplegger omvat voor een hoge kant van een naastgelegen 10 zonnepaneel.

3. De drager volgens conclusie 1 of 2, waarbij ten minste twee dragers stapel- en nestbaar zijn.

3. De drager volgens conclusie 2, waarbij aan de bovenzijde van het vleugelprofiel een diffusor is aangebracht, welke bij voorbeeld de vorm van een boven het naastgelegen zonnepaneel uitstekende rand heeft.

4. De drager volgens conclusie 1, 2 of 3, omvattende ten minste twee onderling ten minste nagenoeg identieke bokken.

5. De drager volgens ten minste een voorgaande conclusie, waarbij dragers koppeldelen omvatten en onderling losmaakbaar koppelbaar zijn in een rij.

6. De drager volgens conclusie 5, waarbij de koppeldelen van naburige dragers complementaire koppeldelen 25 zijn.

7. De drager volgens ten minste een voorgaande conclusie, waarbij tussen twee naburige dragers grendelelementen zijn aangebracht voor het aan elkaar vergrendelen daarvan.

8. De drager volgens ten minste een voorgaande conclusie, verder omvattende ten minste één met de steun samenhangend en in gebruik op het zonnepaneel inwerkend arretereerelement.

9. De drager volgens ten minste conclusie 2, verder omvattende ten minste één met de oplegger samenhangend en in gebruik op het zonnepaneel inwerkend fixeerelement.

10. De drager volgens ten minste een voorgaande 5 conclusie, waarbij tussen de steun en het vleugelprofiel een looppad is gedefinieerd.

11. Een samenstel van ten minste één drager volgens ten minste een voorgaande conclusie en een zonnepaneel dat in gebruik onder schuinstand is gepositioneerd, waarbij een 10 lage kant van het zonnepaneel rust op de steun van de drager.

12. Het samenstel van ten minste één drager volgens ten minste een voorgaande conclusie en een zonnepaneel dat in gebruik onder schuinstand is gepositioneerd, waarbij een 15 hoge kant van het zonnepaneel rust op de oplegger van de drager.

13. Het samenstel volgens conclusies 11 en 12 met een eerste drager aan de hoge kant van het zonnepaneel en een tweede drager aan de lage kant van het zonnepaneel, waarbij 20 tussen de eerste en de tweede dragers een langgerekt verbindingselement is aangebracht.

14. Het samenstel volgens conclusie 13, waarbij ten minste één van de eerste en tweede dragers een verbinding omvat om deze losmaakbaar met het verbindingelement te 25 verbinden.

15. Het samenstel volgens conclusie 13 of 14, waarbij in, op of aan het verbindingselement aanduidingen zijn aangebracht, welke aanduidingen samenhangen met de lengte van het zonnepaneel tussen de eerste en tweede dragers en de 30 gewenste hoekstand van het zonnepaneel ten opzichte van horizontaal.