NL1011764C2 - Inrichting en werkwijze voor werken aan een wand. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting en werkwijze voor werken aan een wand.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting en werkwijze voor werken aan een wand. Het gaat om het werken, 5 zoals het bewerken of repareren of onderhouden, aan een wand, zoals een dak of vloer of plafond, bijvoorbeeld van een woning of een fabrieks- of sporthal, bijvoorbeeld het plaatsen van nieuwe of het vervangen van bestaande dakplaten, of het aanbrengen van bitumineuze dakbedekking, enz. Dakplaten zijn 10 bijvoorbeeld van metaal en bijvoorbeeld rechthoekig, bijvoorbeeld langwerpig, bijvoorbeeld ongeveer 11 m. lang en ongeveer 1 m. breed. Ook het ver- of bewerken van andere prefab-elemen-ten is denkbaar, maar ook bijvoorbeeld schilderen.

Het is uit de praktijk bekend, bestaande dakplaten te 15 vervangen met een hijsinstallatie, waarbij de dakplaten met de hijsinstallatie één voor één op het dak worden gehesen en door op het dak staande werklieden worden geplaatst en vastgezet.

Het doel van de uitvinding is veelzijdig. In een aspect van de uitvinding gaat het om veiligheid. In een ander aspect 20 van de uitvinding gaat het om arbeidsbesparing. In een derde aspect van de uitvinding gaat het om kostenbesparing. In een vierde aspect van de uitvinding gaat het om materiaalbespa-ring. In een vijfde aspect van de uitvinding gaat het om besparing op hulpmiddelen. In een zesde aspect van de uitvin-25 ding gaat het om tijdsbesparing. In een zevende aspect van de uitvinding gaat het om ergonomie. In een achtste aspect van de uitvinding gaat het om transporteren over de openbare weg. Met de uitvinding wordt beoogd, een of meer van de voorgaande aspecten te verwezenlijken. Daartoe wordt de uitvinding geken-30 merkt door het in de bijgevoegde conclusie 1 aangegeven onderwerp .

In het hiernavolgende wordt de uitvinding toegelicht aan de hand van verschillende niet-beperkende uitvoeringsvoorbeel-den van de uitvinding, waarbij verwezen wordt naar de bijge-35 voegde tekening. Hierbij toont:

Fig. 1 een aanzicht in perspectief van de inrichting volgens de uitvinding in een eerste uitvoering;

Fig. 2 een aanzicht in perspectief van de inrichting volgens de uitvinding in een tweede uitvoering; 40 Fig. 3 een zij-aanzicht; 1011764 2

Fig. 4 een bovenaanzicht van de inrichting van fig. 1;

Fig. 5 een zij-aanzicht van de inrichting van fig. 1;

Fig. 6 een vooraanzicht van de inrichting van fig. 1;

De getoonde inrichting is een hulpmiddel dat bestemd is 5 om te kunnen werken aan een wand, zoals een dak of een vloer. De inrichting is bij voorkeur aan zijn onderzijde zoveel mogelijk open, met meer voorkeur althans in hoofdzaak geheel open. De inrichting bevat bij voorkeur een in bovenaanzicht rechthoekig basisframe. De vorm van de onderzijde van de inrichting 10 in zij-aanzicht is bij voorkeur aangepast aan het profiel van het dak of de vloer waaraan gewerkt wordt. Dus bij een plat of schuin dak of een vlakke vloer of plafond heeft de inrichting een vlakke, bij een van de nok naar de goot bol gekromd dak heeft de inrichting een hol gekromde onderzijde. De inrichting 15 is bij voorkeur hefbaar door bij voorkeur met een soepel hijsorgaan, zoals een ketting, bij voorkeur viersprong hijsorgaan, verbinden met een hef- of hijsinstallatie. Bij voorkeur beschikt de inrichting over hoekinstelmiddelen, zoals een twee- of vier- of meersprong hijsorgaan om in de hefstand zijn 20 stand aan te passen aan bijvoorbeeld de dakhelling. Het basisframe is bij voorkeur deelbaar uitgevoerd, bij voorbeeld langs de langsmiddenlijn, om de grondafmetingen voor transport en opslag te verkleinen. De inrichting is bij voorkeur geschikt voor rusten op of tegen een steunconstructie, bijvoorbeeld van 25 het gebouw waaraan gewerkt wordt, bij voorkeur om nabij de tegenoverliggende zijden van de inrichting te steunen, waartoe aldaar geschikte steunvoorzieningen zijn getroffen, zoals elastisch meegevende elementen, zoals van rubber. Bij voorkeur wordt de belasting uit de inrichting verdeeld tussen de steun-30 constructie en de hefinstallatie, waartoe de inrichting met geschikte belastingverdeelmiddelen kan zijn uitgerust, zodat de steunconstructie zo min mogelijk wordt belast en desondanks de inrichting voldoende bewegingloos wordt ondersteund. De inrichting is bij voorkeur voorzien van een tegenhoudvoorzie-35 ning, zoals leunigwerk, bij voorkeur althans in hoofdzaak geheel rondom, om zich in de inrichting bevindende personen te beveiligen tegen uit de inrichting vallen. Die tegenhoudvoor-ziening kan tevens uitgevoerd zijn om de inrichting stevigheid te geven. De inrichting bevat bij voorkeur een of meer, bij 1011?64 3 voorkeur ten minste twee, brugelementen of gangways waarover zich een of meer personen kunnen bewegen, bijvoorbeeld kruipen. Die brugelementen zijn bij voorkeur zijdelings verplaatsbaar, bij voorkeur althans in hoofdzaak evenwijdig aan zich-5 zelf, aan de inrichting bevestigd en bij voorkeur in verschillende zijdelings verplaatste standen ver- en ontgrendelbaar. Aldus kan met de inrichting bijvoorbeeld strooksgewijze te werk worden gegaan. Door de zijdelingse verplaatsbaarheid van de brugelementen is het bijvoorbeeld mogelijk het werkgebied 10 van de inrichting aan te passen zonder de inrichting in zijn geheel te hoeven verplaatsen. Een brugelement heeft bij voorkeur een vrije overspanning. Een brugelement steunt bij voorkeur met zijn kopse uiteinden aan de inrichting. Bij voorkeur is de inrichting zo breed, dat twee of meer, bij voorkeur ten 15 minste drie, stroken naast elkaar behandeld kunnen worden, zonder de inrichting tussentijds te hoeven verplaatsen, waarbij die stoken bij voorkeur zo breed zijn, dat althans een brugelement zijdelings verplaatst moet worden teneinde aan al die stroken te kunnen werken. De inrichting heeft bij voorkeur 20 een voorziening voor het zekeren van een persoon in of aan de inrichting, zoals een rail met daarlangs verplaatsbaar een aankoppelmiddel voor een veiligheidslijn. Wanneer de inrichting bestemd is voor twee of meer personen, zijn er bij voorkeur evenveel rails of andere voorzieningen voor zekeren, als 25 personen. De dragende delen van de inrichting zijn bij voor keur lichtgewicht en bij voorkeur althans in hoofdzaak van een geschikte aluminiumlegering. De inrichting heeft een bij voorkeur onbeweeglijk ten opzichte van de inrichting bevestigd looppadelement waarover een persoon zich kan verplaatsen, 30 bijvoorbeeld kruipen, bij voorkeur aan een, met meer voorkeur twee tegenoverstaande zijden. Bij voorkeur strekken looppadelement en brugelement zich zodanig ten opzichte van elkaar uit, dat een persoon via het looppadelement van het ene brugelement op het andere brugelement kan komen, waartoe bijvoor-35 beeld de lengterichting van het looppadelement althans in hoofdzaak haaks gericht is op die van het brugelement. Looppadelement of brugelement zijn aan een of beide langsranden bijvoorbeeld voorzien van een bijvoorbeeld wegklapbaar leu-ningwerk om een zich daarop bevindende persoon tegen daarvan 1011764 4 af vallen te beschermen.

De inrichting 1 volgens fig.l kan omschreven worden als een bak of kooi met open onderzijde en eventueel open bovenzijde, waarbij zich in de opening aan de onderzijde een of 5 meer brugelementen 2 en/of looppadelementen 3 uitstrekken. Gewerkt wordt aan de wand, zoals een dak 4 (fig. 3) die zich beneden de inrichting 1 bevindt. De inrichting heeft bij voorkeur een integraal magazijn voor een voorraad prefabelementen, zoals dakplaten, waarmee gewerkt wordt, bijvoorbeeld aan een 10 zijde, bij voorkeur twee tegenoverliggende zijden voor het evenwicht, twee of meer steunen 5 op onderlinge afstand in lengterichting en althans in hoofdzaak op gelijk niveau voor het gezamenlijk dragen van een stapel van een of meer van die prefabelementen. De inrichting heeft bij voorkeur een voorzie-15 ningen-unit (niet zichtbaar), zoals aggregaat voor gereedschap, bij voorkeur "overhead" geplaatst, en bij voorkeur althans in hoofdzaak recht boven het zwaartepunt van de inrichting. Bijvoorbeeld is het aggregaat bovenop de koppelplaat 6 (wordt verderop toegelicht) geplaatst. Het aggregaat levert 20 bijvoorbeeld perslucht om het gereedschap aan te drijven. Het aggregaat bevat bijvoorbeeld een of meer op een gemeenschappelijke of separate automatisch opwikkelende haspels gewik kelde leidingen naar het gereedschap.

De inrichting 1 is deelbaar langs de langsmiddenlijn (die 25 evenwijdig loopt aan de lengterichting van de looppadelementen 3). Met 11 is de deelnaad in de brugelementen 2 aangegeven.

Met de koppelplaten 6 en 12 en koppelvoorz leningen (niet zichtbaar) bij de brugelementen wordt de inrichting in de bedrijfsstand gehouden. De inrichting is 12 m. lang en 6 m. 30 breed en weegt 2000 kg. Een looppadelement is 60 cm. breed.

De looppadelementen 3 en/of de brugelementen 2 zijn bij voorkeur voorzien van afwateringsopeningen. De looppadelementen 3 kunnen met een vergrendeling 13 in de gewenste zijdelingse stand vastgezet worden. De looppadelementen 3 zijn 35 nabij hun uiteinden geleid in geleidemiddelen (niet zichtbaar) voor de zijdelingse beweging.

Aan de onderzijde bezit de inrichting 1 een stootprofiel 13 nabij elk brugelement 2. De inrichting heeft rondom een leuningwerk 14 om steun te bieden tegen naar buiten vallen van t.Of 1T6 4 5 werklieden. Toegangsdeuren daarin zijn met 15 aangeduid. De opening beneden het leuningwerk 14 is afgedicht tegen doorvallen met een daarvoor geschikte afdichting, zoals doek- of gaas- of netmateriaal, bijvoorbeeld van kunststof.

5 De inrichting bevat een opbouw omvattende staanders 16 met daarbovenop een "overhead" frame 17. De opbouw is zo bemeten, dat werklieden lopend over de looppadelementen 3 geen hinder daarvan ondervinden. Op elk hoekpunt bevat het frame 17 een hijsorgaan 18. Het frame draagt een valbeveiliging 19. 10 Vanaf de bovenzijde van de staanders 16 lopen verstijvingsor-ganen, zoals spandraden 20, voor het verder verstijven van de constructie.

Fig. 2 toont een alternatieve inrichting. Deze heeft een juk 7 met een tweesprong hijsketting 8 voor verbinding met een 15 hijskraan. Op elk been van het juk sluit een ligger 9 aan. Tussen de twee liggers strekken zich twee brugelementen 3 uit die elk langs de liggers 9 beweegbaar zijn (zie pijlen A). Een of meer hiervoor onder verwijzing naar fig. 1 opgesomde kenmerken kunnen toegevoegd worden aan de inrichting volgens fig. 20 2.

Men gaat nu bij voorkeur als volgt te werk met de inrichting: Deze wordt met de hijskraan in positie gebracht ten opzichte van de wand waaraan wordt gewerkt, waarna de brugelementen 3 eventueel in de gewenste stand opzij worden geschoven 25 en vervolgens vanaf de brugelementen gewerkt wordt aan de aan de brugelementen grenzende strook. Daarna worden de brugelementen in de volgende gewenste stand opzij geschoven, bij voorkeur zonder verplaatsen van de inrichting, en vervolgens wordt gewerkt aan een andere aan de brugelementen grenzende 30 strook. Bij voorkeur wordt gewerkt aan de strook die zich tussen twee brugelementen bevindt. Voor bijvoorbeeld het vervangen van dakplaten is de inrichting bij voorkeur uitgerust met twee brugelementen en is de inrichting zo breed, dat vanaf de brugelementen aan ten minste drie, bij voorkeur ten 35 minste vier met meer voorkeur ten minste vijf naast elkaar liggende stroken kan worden gewerkt door opzij schuiven van de brugelementen zonder tussentijds verplaatsen van de inrichting. Op de inrichting bevinden zich dan bij voorkeur ten minste twee arbeiders. Iedere arbeider kan werken aan de wand, 1011764 6 zonder de inrichting te hoeven verlaten. De inrichting staat toe dat deze weinig nauwkeurige positionering vergt; fijnaf-stemming vindt plaats met de verplaatsbare brugelementen.

Verdere varianten volgens de uitvinding zijn denkbaar.

5 Bijvoorbeeld kan de inrichting zijn uitgerust met hefgereed-schap om een voorwerp ten opzichte van de inrichting te heffen. Eventueel kan de inrichting momentenvast aan een hefinstallatie zijn bevestigd zodat de inrichting stabiel boven de wand kan zweven zonder op de wand te steunen.

10 Fig. 3 toont de inrichting 1, hangend aan een hijsinstal latie 10 en steunend op een hellend dak 4.

1011764

Claims (10)

1. Verplaatsbare inrichting met een open onderzijde en een gangbordmiddel zodat een persoon zich over dat gangbordmiddel langs die opening kan verplaatsen om aan een zich onder die 5 inrichting bevindende wand te werken terwijl die persoon zich op dat gangbordmiddel bevindt, en waarbij die inrichting bij voorkeur bestemd is voor buitengebruik onder alle weersomstandigheden onder waarborging van de veiligheid van de zich daarop bevindende persoon.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij dat gangbordmid del verplaatsbaar, met meer voorkeur zijdelings althans in hoofdzaak evenwijdig aan zichzelf verplaatsbaar, is ten opzichte van de inrichting.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij er twee 15 gangbordmiddelen zijn die althans in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar lopen en die bij voorkeur elk zijdelings verstelbaar zijn ten opzichte van de inrichting.

4. Inrichting volgens een van de conclusies 1-3, waarbij er vergrendelmiddelen zijn voor het zijdelings standvergrendelen 20 van althans een van de gangbordmiddelen.

5. Inrichting volgens een van de conclusies 1-4, waarbij deze voor transport deelbaar is.

6. Inrichting volgens een van de conclusies 1-5, waarbij deze middelen, zoals een hekwerk en/of railmiddel voor daaraan 25 bevestigen van een met de persoon verbonden levenslijn, omvat om uit de inrichting vallen van een zich daarin bevindende persoon te verhinderen resp. te bemoeilijken.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 1-6, waarbij deze een in bovenaanzicht gezien rechthoekig, open framemiddel 30 omvat tussen de tegenoverstaande zijden waarvan bij voorkeur althans een gangbordmiddel opzij heen- en weerbeweegbaar is.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 1-7, waarbij deze een bovenhoofds ("overhead") framemiddel omvat, in het bijzonder ter verstijving van de inrichting, waarbij zich 35 vanaf dat framemiddel bij voorkeur krachtoverbrengmiddelen naar beneden toe uitstrekken.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 1-8, waarbij * deze lichtgewicht geconstrueerd is en voorzieningen bevat voor koppeling met hijsmiddelen, in het bijzonder om aan een hijs- ; ^ j > ? ζ / ^ I ',J ! I ; ‘J ·+ middel te hangen.

10. Inrichting volgens een van de conclusies 1-9, waarbij deze een of meer hulpmiddelen bevat voor de met de inrichting te verrichten werkzaamheden, zoals een magazijnmiddel voor het 5 aan de inrichting opslaan van goederen, en/of een generator voor het opwekken van aandrijfvermogen voor gereedschap. Ί — . , — r