NL2006905C2 - Hefinrichting voor verzamelcontainers. - Google Patents

Hefinrichting voor verzamelcontainers. Download PDF

Info

Publication number
NL2006905C2
NL2006905C2 NL2006905A NL2006905A NL2006905C2 NL 2006905 C2 NL2006905 C2 NL 2006905C2 NL 2006905 A NL2006905 A NL 2006905A NL 2006905 A NL2006905 A NL 2006905A NL 2006905 C2 NL2006905 C2 NL 2006905C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coupling
piece
locking
lifting
carrier body
Prior art date
Application number
NL2006905A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2006905A (nl
Inventor
Thomas Friedrich
Original Assignee
Kinshofer Gmbh
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Kinshofer Gmbh filed Critical Kinshofer Gmbh
Publication of NL2006905A publication Critical patent/NL2006905A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2006905C2 publication Critical patent/NL2006905C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65FGATHERING OR REMOVAL OF DOMESTIC OR LIKE REFUSE
    • B65F1/00Refuse receptacles; Accessories therefor
    • B65F1/12Refuse receptacles; Accessories therefor with devices facilitating emptying
    • B65F1/125Features allowing the receptacle to be lifted and emptied by its bottom
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66CCRANES; LOAD-ENGAGING ELEMENTS OR DEVICES FOR CRANES, CAPSTANS, WINCHES, OR TACKLES
    • B66C1/00Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles
    • B66C1/10Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by mechanical means
    • B66C1/62Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by mechanical means comprising article-engaging members of a shape complementary to that of the articles to be handled
    • B66C1/66Load-engaging elements or devices attached to lifting or lowering gear of cranes or adapted for connection therewith for transmitting lifting forces to articles or groups of articles by mechanical means comprising article-engaging members of a shape complementary to that of the articles to be handled for engaging holes, recesses, or abutments on articles specially provided for facilitating handling thereof

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Load-Engaging Elements For Cranes (AREA)

Description

-1 -
Hefinrichting voor verzamelcontainers.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een hefinrichting voor het omhoog heffen en/of legen van verzamelcontainers, met een dragerlichaam waaraan koppelmiddelen 5 zijn aangebracht voor het aankoppelen van een hefoog van de verzamelcontainer, waarbij de koppelmiddelen een, bij voorkeur klokvormig, koppelstuk dat op het hefoog geplaatst kan worden en een daarmee te verbinden, beweegbaar vergrendelstuk, dat in het hefoog naar binnen gebracht kan worden, omvatten.
Bij verzamelcontainers die gebruikt worden bij het inzamelen van recyclebare 10 materialen als glas, karton of dergelijke, of die ook gebruikt worden als afvalcontainer, is gebruikelijk aan de bovenzijde een hefoog aangebracht waaraan de container vanaf zijn standplaats omhoog geheven kan worden, om deze bijvoorbeeld te legen of af te voeren. Gebruikelijk wordt een lasthaak van een heftuig in het genoemde hefoog gehangen, door middel waarvan de verzamelcontainer omhoog wordt geheven.
15 Om de verzamelcontainer te kunnen legen, zijn bij bepaalde containertypes naast de genoemde hefogen aan de bovenzijde soms verdere koppelogen aangebracht die verbonden zijn met een openingsmechanisme voor het openen van de container, zodat allereerst de hefcontainer omhoog wordt geheven aan het centrale hefoog, om vervolgens een trekkracht uit te oefenen op de genoemde verdere koppelogen en hierdoor bijvoorbeeld bodemkleppen 20 van de container te openen. In de genoemde extra koppelogen voor het openen van de container worden regelmatig verdere lasthaken gehangen die ten opzichte van de lasthaak voor het hefoog in hoogte verstelbaar zijn om de container in de genoemde volgorde omhoog te heffen en te legen.
Dergelijke hefinrichtingen worden bijvoorbeeld gebruikt bij verzamelvoertuigen die 25 naar verschillende containerstandplaatsen rijden en het verzamelde goed overladen in een opslagruimte van het voertuig, om het goed vervolgens naar een centrale verzamel- resp. verwerkingsplaats te brengen. De genoemde verzamelvoertuigen omvatten hierbij op voordelige wijze een giekkraan. De genoemde hefinrichting is door middel van een aanbouwkoppeling aangebouwd aan de giekkop van deze giekkraan. De aanbouwkoppeling 30 omvat op de gebruikelijke wijze een draaimotor om de hefinrichting te draaien om een rechtopstaande as en uit te kunnen richten ten opzichte van de verzamelcontainer.
Al naargelang de uitvoeringsvorm van de verzamelcontainers kan de plaatsruimte bij het genoemde hefoog zeer beperkt zijn, in het bijzonder wanneer de extra koppelogen voor het legen van de verzamelcontainer zeer dicht bij het centrale hefoog zijn aangebracht. Bij 35 een zodanig beperkte plaatsruimte rondom het hefoog wordt het min of meer moeilijk om de koppelmiddelen van de hefinrichting in aangrijping te brengen met het hefoog van de verzamelcontainer, omdat het vergrendelstuk bij het naar binnen schuiven in het hefoog in botsing komt met de aangrenzend aangebrachte ogen, resp. met de andere, plaats -2- belemmerende onderdelen. Deze problematiek bestaat niet alleen bij verzamelcontainers, maar natuurlijk ook bij andere heflasten waarvan de hefogen vastgegrepen moeten worden onder beperkte plaatsomstandigheden. In zoverre heeft men zich tot nu toe bij dergelijke verzamelcontainers of andere heflasten waarvan de hefogen in een beperkte ruimte zijn 5 aangebracht ermee beholpen om de betreffende lasthaken met de hand in de ogen te hangen, wat echter in het bijzonder bij de genoemde werkzaamheden met verzamelvoertuigen onpraktisch is, omdat de bestuurder hier moet uitstappen en de verzamelhaken met de hand moet inhangen.
Uitgaande van dit feit beoogt de onderhavige uitvinding een verbeterde hefinrichting 10 van de genoemde soort te verschaffen die de nadelen van de stand van de techniek vermijdt en laatstgenoemde op voordelige wijze verder ontwikkelt. In het bijzonder dient er ook bij een beperkte plaatsruimte een geautomatiseerd vastgrijpen van het hefoog mogelijk gemaakt te worden, zonder hiervoor een groter aantal energieaansluitingen voor afzonderlijke regelactuatoren te benodigen.
15 Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een hefinrichting volgens conclusie 1.
Voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding zijn onderwerp van de volgconclusies.
Er wordt dus voorgesteld om de vergrendeling van de hefinrichting met het hefoog van de heflast teweeg te brengen door een passende draaibeweging en het vergrendelstuk in het hefoog naar binnen te draaien, resp. de hiervoor aan het koppelstuk aangebrachte uitsparing 20 naar binnen te draaien, waardoor aan de zijkant van het hefoog minder plaats wordt benodigd voor de grendelbeweging van het vergrendelstuk, in het bijzonder wordt er een geringere afstand tot het hefoog van aangrenzende ogen benodigd. Hierbij wordt enerzijds het dragerlichaam verdraaid ten opzichte van het koppelstuk van de hefinrichting dat op het hefoog geplaatst kan worden en anderzijds wordt de stelbeweging van het vergrendelstuk 25 afgestemd op de genoemde draaibeweging. Volgens de uitvinding is het koppelstuk draaibaar om een rechtopstaande koppelingsdraaias scharnierend verbonden met het dragerlichaam van de hefinrichting en is er een besturingsinrichting aangebracht voor het sturen van de grendelbeweging van het vergrendelstuk, afhankelijk van de draaiing van het dragerlichaam ten opzichte van het koppelstuk. Hierdoor wordt niet alleen de genoemde 30 plaatsproblematiek opgelost, maar er wordt ook een eenvoudige uitvoering van het aankoppelproces bereikt, omdat er niet verscheidene parameters tegelijk gecontroleerd en individueel bestuurd moeten worden. Door een draaien van het dragerlichaam van de hefinrichting ten opzichte van het op het hefoog geplaatste koppelstuk wordt het door de besturingsinrichting bestuurde vergrendelstuk automatisch in zijn vergrendelende positie 35 gebracht, zonder dat de machinist de ten opzichte van het dragerlichaam uitgevoerde grendelbeweging afzonderlijk zou moeten coördineren met de draaibeweging tussen dragerlichaam en koppelstuk. Bij een draaiing van het dragerlichaam ten opzichte van het -3- koppelstuk vindt een vooraf bepaald in gang zetten van de aanvullend aan de draaiing uitgevoerde grendelbeweging.
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding wordt hierbij de stelbeweging van het vergrendelstuk afhankelijk van de draaiing van het dragerlichaam ten opzichte van het 5 koppelstuk zodanig gedwongen bestuurd dat het vergrendelstuk steeds in een gedefinieerde stand staat die overeenkomt met een respectieve stand van het koppelstuk ten opzichte van het dragerlichaam, d.w.z. bij het vergrendelstuk wordt vooraf bepaald in welke stand dit zich moet bevinden voor een respectieve draaistand van het koppelstuk ten opzichte van het dragerlichaam. Hierdoor kunnen een verkeerde bediening, resp. foutieve functies worden 10 vermeden, zodat de machinist zeker uit kan gaan van het feit, dat de koppelmiddelen vergrendeld zijn wanneer het dragerstuk zich bevindt in een gedefinieerde draaistand ten opzichte van het koppelstuk en daardoor ten opzichte van de verzamelcontainer. In principe zou het evenwel ook mogelijk zijn om af te zien van een dergelijke gedwongen besturing van het vergrendelstuk en bijvoorbeeld alleen een gericht activeren van de 15 vergrendelingsbeweging tot stand te brengen, wanneer het dragerlichaam ten opzichte van het koppelstuk wordt gedraaid, bijvoorbeeld op een zodanige wijze dat een veergedreven stelbeweging van het vergrendelstuk wordt ingeschakeld wanneer een vooraf bepaalde draaiing van het dragerstuk ten opzichte van het koppelstuk wordt bereikt, zodat dit dan bij het verdere draaien open zou blijven, resp. tegen de veeraandrijving zou liggen om het 20 vergrendelstuk daadwerkelijk in de vergrendelende stand te drijven. De voorkeur verdient echter de tevoren genoemde gedwongen besturing die foutieve functies met een grotere zekerheid kan vermijden.
Om extra energieaansluitingen voor de stelbeweging van het vergrendelstuk te vermijden is er in een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding in voorzien dat de 25 stelbeweging van het vergrendelstuk wordt afgeleid van de draaibeweging van het koppelstuk ten opzichte van het dragerlichaam. In een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding kan het vergrendelstuk en/of een daarmee verbonden grendelstelelement mechanisch verbonden zijn met het koppelstuk, resp. met de draaias daarvan, zodat een draaiing van het koppelstuk ten opzichte van het dragerlichaam ook een overeenkomstige stelbeweging van 30 het vergrendelstuk ten opzichte van het koppelstuk teweeg brengt. Door een dergelijke, als aandrijving dienende koppelinrichting tussen het vergrendelstuk en het koppelstuk, resp. de draaias daarvan, kan voor het tot stand brengen van een stelbeweging van het vergrendelstuk afgezien worden van afzonderlijke actuatoren die aangedreven worden door een van buitenaf komende energie, zodat voor het tot stand brengen van de stelbeweging 35 van het vergrendelstuk niet voorzien behoeft te worden in een afzonderlijk regelbare energieaansluiting zoals bijvoorbeeld een hydraulische aansluiting voor de stelbeweging van het vergrendelstuk.
-4-
In het bijzonder kan voor het in werking stellen van de koppelmiddelen één enkele energieaansluiting en/of één enkele actuator voldoende zijn, ondanks de verschillende bewegingen van de componenten van de koppelmiddelen, waarbij in een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding in het bijzonder alleen een draaimechanisme voor het draaien 5 van het dragerlichaam om een rechtopstaande draaias aangebracht kan zijn. In het bijzonder kan het op de gebruikelijke wijze aan de giekkranen van kraanvoertuigen, resp. verzamelvoertuigen aangebrachte draaimechanisme aan de giekkop van de hijskraan de enige besturingsaandrijving vormen voor het in werking stellen van de koppelmiddelen en het vergrendelen van het hefoog, waarbij het genoemde draaimechanisme bijvoorbeeld de voor 10 het aankoppelen van de hefinrichting bestemde draaimotor kan zijn die is opgehangen in het heen en weer bewegende koppeltuig, door middel waarvan een onderste gedeelte van het koppeltuig gedraaid worden ten opzichte van het bovenste, scharnierend met de giek verbonden gedeelte van het koppeltuig.
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kunnen het koppelstuk en/of het 15 vergrendelstuk zonder aandrijving, d.w.z. zonder een eigen regelactuator die in werking gesteld wordt door een van buitenaf komende energie, in het bijzonder beweegbaar gelagerd zijn aan het dragerlichaam. Via het bovengenoemde draaimechanisme voor het dragerlichaam wordt het dragerlichaam gedraaid om een rechtopstaande as, waardoor er een relatieve draaiing tussen dragerlichaam en koppelstuk tot stand kan worden gebracht, 20 wanneer het genoemde koppelstuk is geplaatst op het hefoog. Uit deze genoemde relatieve beweging tussen koppelstuk en dragerlichaam wordt via de bovengenoemde mechanische verbinding tussen vergrendelstuk en koppelstuk de stelbeweging van het vergrendelstuk afgeleid uit de genoemde draaiing. Hierdoor komt de hefinrichting voor de vergrendeling van het hefoog uit met slechts één energieaansluiting. Dit is in het bijzonder van voordeel bij het 25 gebruik van de hefinrichting bij de genoemde verzamelvoertuigen die aan het kopstuk van de giekkraan op de gebruikelijke wijze slechts twee energieaansluitingen ter beschikking hebben, zodat de tweede energieaansluiting gebruikt kan worden voor het bedienen van de ledigingsinrichting van de verzamelcontainer.
Is er een voldoende aantal energieaansluitingen beschikbaar die afzonderlijk 30 regelbaar zijn, dan kan er in een alternatieve verdere ontwikkeling van de uitvinding echter ook een afzonderlijke regelactuator zijn aangebracht voor het tot stand brengen van een stelbeweging van het vergrendelstuk, bijvoorbeeld in de vorm van een drukmiddelcilinder, een spindelaandrijving of dergelijke die dan, afhankelijk van de draaiing van het koppelstuk ten opzichte van het dragerlichaam bestuurd wordt door de bovengenoemde 35 besturingsinrichting om de stelbeweging van het vergrendelstuk te coördineren met de draaiing van het koppelstuk ten opzichte van het draaglichaam.
Om bij een draaien van het draaglichaam om een rechtopstaande as, bijvoorbeeld door middel van de bovengenoemde draaimotor van het koppeltuig aan de giekkop, ook de -5- gewenste relatieve draaiing tussen koppelstuk en dragerlichaam te bereiken, d.w.z. te verhinderen dat het koppelstuk eenvoudig meedraait, kan het koppelstuk in een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding zodanig zijn uitgevoerd dat dit bij een plaatsen op het hefoog door zijn vorm gezekerd tegen een draaien hieraan vastzit. In het bijzonder kan het op 5 voordelige wijze klokvormig of jukvormig uitgevoerde koppelstuk een naar onderen toe open uitsparing bezitten voor het opnemen van een oog, welke uitsparing in zoverre qua vorm is aangepast aan het hefoog van de verzamelcontainer, dat het koppelstuk ten opzichte van het hefoog in de daarop geplaatste toestand onverdraaibaar, of slechts begrensd verdraaibaar is. Hierdoor is het slechts noodzakelijk om de hefinrichting met het koppelstuk van bovenaf op 10 het hefoog te plaatsen, eventueel nadat door een draaien van de gehele hefinrichting om een rechtopstaande as het genoemde koppelstuk werd uitgericht met het hefoog, en vervolgens in een verdere stap het dragerlichaam waarmee het koppelstuk scharnierend en draaibaar is verbonden, te draaien om hierdoor het koppelstuk in verbinding met de afgeleide stelbeweging van het vergrendelstuk in zijn vergrendelende stand te brengen.
15 In een verdere ontwikkeling van de uitvinding omvat het genoemde koppelstuk een dwarsuitsparing voor het vergrendelstuk waarin het genoemde vergrendelstuk naar binnen gebracht kan worden, waarbij de genoemde dwarsuitsparing op voordelige wijze zodanig is aangebracht en uitgericht dat het vergrendelstuk zich in de naar binnen gebrachte stand dwars door de genoemde uitsparing voor het opnemen van het oog heen uitstrekt en/of de 20 genoemde inrichting voor het opnemen van het oog ten minste gedeeltelijk naar onderen toe afsluit, zodat het koppelstuk niet meer naar boven opgeheven kan worden door het hefoog. In de genoemde vergrendelende stand strekt het vergrendelstuk zich door het hefoog heen uit en/of grijpt aan aan de onderzijde van een bovenste gedeelte van het hefoog, terwijl het koppelstuk op het genoemde hefoog zit en dit zijdelings omgrijpt, resp. dit klok- of jukvormig 25 omgrijpt.
Om ook bij een bijzonder beperkte plaatsruimte in het hefoog naar binnen te kunnen steken is het vergrendelstuk niet alleen beweegbaar ten opzichte van het koppelstuk, maar ook beweegbaar ten opzichte van het dragerstuk uitgevoerd, waarbij in principe de beweegbaarheid van het vergrendelstuk ten opzichte van het dragerstuk verschillende 30 bewegingsassen en/of -banen kan bezitten. In een voordelige verdere ontwikkeling van de uitvinding kan het vergrendelstuk draaibaar en/of zwenkbaar gelagerd zijn om een insteken van het vergrendelstuk in het hefoog mogelijk te maken door middel van gesuperponeerde draai- en/of zwenkbewegingen om twee afzonderlijke draai- en/of zwenkassen. In het bijzonder kan de draaiing van het koppelstuk ten opzichte van het dragerlichaam 35 gesuperponeerd worden op een additionele zwenkbeweging van het vergrendelstuk ten opzichte van het dragerstuk, waardoor het vergrendelstuk ook bij zeer kleine spleetafmetingen van het hefoog in het genoemde hefoog naar binnen gestoken kan worden.
-6-
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding is het vergrendelstuk hierbij op voordelige wijze zwenkbaar gelagerd om een eveneens rechtopstaande grendeldraaias die een afstand bezit tot de koppelingsdraaias van het koppelstuk, zodat bij het insteken van het vergrendelstuk twee om evenwijdige, rechtopstaande en een onderlinge afstand bezittende 5 draaiassen lopende draai- en zwenkbewegingen gesuperponeerd worden.
In het bijzonder kan het genoemde vergrendelstuk verbonden zijn met het dragerlichaam door middel van een bij voorkeur haaks gebogen en/of een vanaf het dragerlichaam uitkragende grendeldraagarm die scharnierend en zwenkbaar is verbonden met het dragerlichaam. De genoemde grendeldraagarm kan desgewenst nogmaals op 10 zichzelf beweegbaar zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld twee zwenkbare delen van een grendeldraaiarm bezitten die ten opzichte van elkaar bij voorkeur zwenkbaar zijn om een rechtopstaande draaias, zodat een drie-assige zwenkbeweging voor het insteken van de grendel tot stand gebracht zou kunnen worden. In de zin van een eenvoudige uitvoeringsvorm en een eenvoudige afleiding van de zwenkbeweging uit de draaiing van het 15 koppelstuk kan de genoemde grendeldraagarm echter ook op zich star zijn uitgevoerd en alleen ten opzichte van het dragerlichaam waaraan het koppelstuk is gelagerd beweegbaar, in het bijzonder zwenkbaar gelagerd zijn.
Om voor het naar binnen en naar buiten schuiven van het vergrendelstuk bijzonder weinig plaats te benodigen, is de grendeldraaias in een voordelige verdere ontwikkeling van 20 de uitvinding zodanig aangebracht en uitgericht, dat het vergrendelstuk zich in de ontgrendelde stand in de bij voorkeur onmiddellijke nabijheid van het koppelstuk aan de buitenzijde van het koppelstuk uitstrekt, in het bijzonder is gepositioneerd langs een brede zijde van het genoemde koppelstuk, zodat de koppelmiddelen in de ontgrendelde stand van het grendelstuk in hun geheel een zeer smalle contour bezitten, waarbij de zijdelingse 25 uitstekende stand van het vergrendelstuk tot voorbij het koppelstuk duidelijk kleiner is dan de lengte van het vergrendelstuk en/of de toegangsbaan van het vergrendelstuk naar het hefoog.
In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de genoemde grendeldraaias, waaromheen het vergrendelstuk draaibaar is ten opzichte van het dragerstuk evenwijdig met 30 de koppelingsdraaias van het koppelstuk uitgericht zijn en in één richting een afstand vormen tot de koppelingsdraaias die, wanneer het vergrendelstuk zich in de vergrendelde stand bevindt en/of het dragerlichaam zich ten opzichte van het koppelstuk in een draaistand bevindt die overeenkomt met de vergrendelde stand, dwars op de stand van het oog van het hefoog loopt en/of dwars loopt op de dwarsuitsparing van het koppelstuk waarin het 35 vergrendelstuk geschoven kan worden. Met andere woorden is de grendeldraaias gezien in de richting die evenwijdig loopt met de as van het hefoog door de draaias van het koppelstuk naar rechts of naar links verplaatst wanneer het dragerlichaam van de hefinrichting zich in de -7- genoemde vergrendelende positie bevindt. Met de as van het hefoog wordt bedoeld de centrisch door de opening van het hefoog lopende as van het oog.
De hefinrichting kan al naargelang de bestemming daarvan, d.w.z. al naargelang op welke wijze de op te nemen verzamelcontainer is uitgevoerd, verdere koppelstukken en/of 5 instelorganen bezitten. In het bijzonder kan de hefinrichting ten minste één verder koppelstuk omvatten dat ten opzichte van de koppelmiddelen die gekoppeld kunnen worden met het hefoog van de verzamelcontainer, in hoogte verstelbaar zijn uitgevoerd en/of gelagerd zijn aan het genoemde dragerlichaam. In het bijzonder kan ten minste één verder koppelelement zijn aangebracht, met behulp waarvan een ledigingselement kan worden vastgegrepen dat 10 bijvoorbeeld in de vorm van een hefoog dat verder op de bovenzijde van de verzamelcontainer is aangebracht, beweegbaar gevormd kan zijn aan de verzamelcontainer. In een verdere ontwikkeling van de uitvinding kan de hefinrichting twee verdere koppeldelen omvatten die op tegenover elkaar gelegen zijden van het koppelstuk dat met het hefoog van de verzamelcontainer in aangrijping gebracht kan worden, aangebracht kunnen zijn aan het 15 dragerlichaam. Is het hefoog aangekoppeld aan de hefinrichting en is de verzamelcontainer eventueel omhoog geheven, dan worden de genoemde verdere koppeldelen van de hefinrichting omhoog geheven en/of ten opzichte van het met het hefoog gekoppelde koppelstuk in de gewenste richting bewogen om het ledigingsmechanisme van de verzamelcontainer in werking te stellen.
20 In een verdere ontwikkeling van de uitvinding omvat de hefinrichting voor het bedienen van de verdere koppeldelen een regelactuator die bedreven kan worden door middel van energie die van buitenaf komt.
Het bovengenoemde dragerlichaam kan bijvoorbeeld een dragerplaat zijn waarmee de genoemde koppelstukken en -delen en het vergrendelstuk scharnierend zijn verbonden 25 voor het vergrendelen van het hefoog.
De uitvinding wordt onderstaand nader toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld en bijbehorende tekeningen. In de tekening tonen: fig. 1 een schematisch, perspectivisch totaalaanzicht van de hefinrichting voor het omhoog heffen en het ledigen van een verzamelcontainer volgens een 30 voordelige uitvoering van de uitvinding, waarbij op de bovenzijde van de hefinrichting een snelkoppelaar voor de heen-en-weer bewegende ophanging van de hefinrichting aan een kraangiek is getoond en aan de onderzijde van de inrichting koppelmiddelen voor het aankoppelen van het hefoog van een niet afgebeelde verzamelcontainer, alsook rechts en links daarvan twee verdere 35 koppelstukken zijn getoond voor het aankoppelen van de trekstangen voor het ledigen van de verzamelcontainer, fig. 2 een gedeeltelijke, perspectivisch aanzicht van de koppelmiddelen voor het aankoppelen van het hefoog van de verzamelcontainer, waarbij de -8- koppelmiddelen en het hefoog zijn getoond in een nog niet in aangrijping gebrachte stand aan het begin van het koppelingsproces. fig. 3 een gedeeltelijke, perspectivische afbeelding van de koppelmiddelen voor het aankoppelen van het hefoog van de verzamelcontainer, waarbij de 5 koppelmiddelen zijn getoond in een stand, waarin het koppelstuk reeds op het hefoog is geplaatst, de draaiing van het dragerlichaam ten opzichte van het koppelstuk echter nog niet is ingeleid.
fig. 4 een gedeeltelijke, perspectivische afbeelding van de koppelmiddelen voor het aankoppelen van het hefoog van de verzamelcontainer, waarbij het 10 dragerlichaam in vergelijking met fig. 3 reeds een stuk verder gedraaid is ten opzichte van het hefoog van de verzamelcontainer, resp. het daarmee verbonden koppelstuk, waardoor het vergrendelstuk reeds een stuk verder in de dwarsuitsparing van het koppelstuk naar binnen is bewogen, en fig. 5 een gedeeltelijke, perspectivische afbeelding van de koppelmiddelen voor het 15 aankoppelen van het hefoog, waarbij de vergrendelde eindstand is afgebeeld, waarin het dragerlichaam volledig is gedraaid ten opzichte van het koppelstuk en het vergrendelstuk daardoor volledig in het hefoog naar binnen is bewogen.
De in fig. 1 getoonde hefinrichting 1 omvat een apparaatlichaam 25 dat aan de 20 bovenzijde daarvan een koppeling 5 omvat voor het aankoppelen van de hefinrichting 1 aan een in de tekening slechts aangeduide kraangiek 3. De genoemde koppeling 5 is op een op zich gebruikelijke wijze heen-en-weer bewegend opgehangen aan het giekkopstuk 4 van de kraangiek 3 en omvat een draaimotor 6 waarmee de genoemde koppeling 5 op zich gedraaid kan worden om een rechtopstaande as, d.w.z. het onderste gedeelte van het koppeltuig 25 waaraan het apparaatlichaam 25 van de hefinrichting 1 is aangebouwd, kan ten opzichte van het bovenste gedeelte van het koppeltuig dat heen-en-weer bewegend is opgehangen aan de kraangiek 3, gedraaid worden om een rechtopstaande as, waardoor de hefinrichting 1 in zijn geheel gedraaid kan worden om een rechtopstaande as.
Aan de onderzijde van het apparaatlichaam 25 omvat de hefinrichting 1 enerzijds 30 koppelmiddelen 8 om een hefoog 9 van een verzamelcontainer 2 aan te kunnen koppelen, en anderzijds verdere koppelmiddelen 23 om de verder aan de verzamelcontainer 2 aangebrachte ledigingsogen 24 te kunnen grijpen. Zoals fig. 1 en ook de figuren 2-5 tonen, zijn de genoemde ledigingsogen 24 rechts en links naast het centrale hefoog 9 van de verzamelcontainer 2 aangebracht, zodat het hefoog 9 is aangebracht in een beperkte 35 plaatsruimte en er slechts een geringe afstand tot de aangrenzende ledigingsogen 24 bestaat. In overeenstemming met de aanbrenging van de genoemde hef- en ledigingsogen 9, resp. 24 zijn ook de genoemde koppeldelen 23 van de hefinrichting 1 rechts en links naast de koppelmiddelen voor het hefoog 9 aangebracht. Om de ledigingsogen 24 na een omhoog -9- heffen van de verzamelcontainer 2 in bovenwaartse richting van de verzamelcontainer weg te trekken om via daarmee verbonden trekstangen 26 bodemkleppen van de verzamelcontainer 2 te kunnen openen, zijn de genoemde koppeldelen 23 aan het apparaatlichaam 25 ten opzichte van de koppelmiddelen 8 in hoogte verstelbaar. Hiertoe zijn in het inwendige van het 5 apparaatlichaam 25 overeenkomstige regelactuatoren, bijvoorbeeld in de vorm van hydraulische cilinders, aangebracht om de koppeldelen 23 ten opzichte van de centrale koppelmiddelen 8 voor het hefoog 9 in hoogte te kunnen verstellen.
De koppelmiddelen 8, alsook de koppeldelen 23 aan de onderzijde van het apparaatlichaam 25 zijn gelagerd aan een plaatvormig dragerlichaam 7 dat een deel van het 10 apparaatlichaam 25 kan vormen. Zoals de figuren 2-5 nader tonen, kan het dragerlichaam 7 in hoofdzaak bestaan uit een hefplaat, waarbij echter ook andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn.
De bovengenoemde koppelmiddelen 9 voor het aankoppelen van het centrale hefoog 9 van de verzamelcontainer 2 omvatten in de getekende uitvoeringsvorm een bij benadering 15 klokvormig koppelstuk 12 dat een naar beneden toe open uitsparing 20 voor het opnemen van een oog bezit, waarmee het koppelstuk 12 over het hefoog 9 gestoken kan worden, zodat het hefoog 9 ten minste gedeeltelijk is omsloten door het lichaam van het koppelstuk 12 en in het bijzonder een bovenste deel van de oogbeugel 27 is opgenomen in het koppelstuk 12.
20 De genoemde uitsparing 20 voor het opnemen van het oog is op voordelige wijze qua vorm ten minste enigszins aangepast aan het hefoog 9, zodat het koppelstuk 12 nauwkeurig passend op het hefoog 9 geplaatst kan worden en in opgezette toestand niet gedraaid kan worden ten opzichte van het hefoog 9.
Het genoemde koppelstuk 12 is rondom een verticale koppelingsdraaias 14 draaibaar 25 gelagerd aan het genoemde dragerlichaam 7, zodat het koppelstuk 12 gedraaid kan worden ten opzichte van het apparaatlichaam 25 van de hefinrichting 1, zoals nog nader toegelicht zal worden. In de getekende uitvoeringsvorm is daarbij het koppelstuk 12 onverdraaibaar verbonden met de genoemde koppelingsdraaias 14 zelf, zodat bij een draaien van het koppelstuk 12 ook de genoemde koppelingsdraaias 14 meedraait.
30 Voorts omvatten de bovengenoemde koppelmiddelen 8 een vergrendelstuk 13 dat samenwerkt met het koppelstuk 12 en dat het hefoog 9 aan het koppelstuk 12 kan vergrendelen. Het koppelstuk 12 omvat hiertoe een dwars lopende grendeluitsparing 21 die de bovenbeschreven uitsparing 20 voor het opnemen van het oog kruist en zodanig is aangebracht en uitgericht, dat het vergrendelstuk 13, wanneer dit in de genoemde 35 grendeluitsparing wordt geschoven, zich door het hefoog 9 heen uitstrekt, zoals dit is getoond in fig. 5.
Het vergrendelstuk 13 is in de getekende uitvoeringsvorm een - in het algemeen gesproken - langwerpig, in hoofdzaak blokvormig lichaam dat is aangebracht op een afstand -10- van de onderzijde van het dragerlichaam 7 en zowel ten opzichte van het koppelstuk 12, alsook ten opzichte van het dragerlichaam 7 bewogen kan worden.
Zoals de figuren 2-5 tonen is het vergrendelstuk 13 bevestigd aan een grendeldraagarm 22 die uitkragend uitsteekt vanaf de onderzijde van het dragerlichaam 7 en 5 in de getekende uitvoering haaks gebogen is uitgevoerd om, uitgaande van de onderzijde van het dragerlichaam 7, het eveneens vanuit de onderzijde van het dragerlichaam 7 uitstekende koppelstuk 12 te omgrijpen.
De genoemde grendeldraagarm 22 is om een verticale grendeldraaias 15 draaibaar, resp. zwenkbaaren scharnierend verbonden met het dragerlichaam 7. De grendeldraaias 15 10 en de koppelingsdraaias 14 strekken zich in de getekende uitvoering onderling evenwijdig uit op een vooraf bepaalde onderlinge afstand ten opzichte van elkaar, die op voordelige wijze niet te groot is om de noodzaak van een te grote zwenkweg voor het vergrendelstuk te vermijden. Qua grootte bedraagt de afstand van de grendeldraaias 15 tot de koppelingsdraaias 14 ongeveer de helft van de lengte van het grendelstuk 13, waarbij dit al 15 naargelang de omstandigheden ook kan variëren en er bijvoorbeeld voorzien kan zijn in een asafstand van 50% tot 300% van de lengte van het vergrendelstuk 13 en al naargelang de vormgeving van het koppelstuk en/of het vergrendelstuk ook andere afstandsverhoudingen voordelig kunnen zijn. Als alternatief of additioneel is ook de afstand van het grendelstuk 13 tot de genoemde grendeldraaias 15 die bepaald wordt door de uitkragende, haaks gebogen 20 vorm van de grendeldraagarm 22, niet al te groot, om geen overmatig grote zwenkweg voor het vergrendelstuk 13 en daardoor geen al te grote plaatsruimte voor de zwenkbeweging te benodigen. In de getekende uitvoering bedraagt de radius, d.w.z de afstand van het vergrendelstuk 13 tot de grendeldraaias 15 - in het algemeen gesproken - ongeveer de asafstand van de grendeldraaias 15 tot de koppelingsdraaias 14, waarbij ook hier al 25 naargelang de positionering van de grendeldraaias 15 en de uitvoeringsvorm van het koppelstuk 12 andere afstanden van het vergrendelstuk 13 tot de grendeldraaias 15 voordelig kunnen liggen in het bereik van 50% tot 300% van de afstand van de koppelingsdraaias 14 tot de grendeldraaias 15, waarbij al naargelang de aard van het koppelstuk 12 en/of de afstand van het hefoog 9 tot de ledigingsogen 24 andere afstanden gekozen kunnen worden. 30 Zoals fig. 2 toont, is de beweegbaarheid van het vergrendelstuk 13 en/of de kinematica van de ophanging van het vergrendelstuk 13 van dien aard dat het vergrendelstuk 13 zich in zijn ontgrendelde uitgangspositie volgens fig. 2 buiten het koppelstuk 12 in de nabijheid daarvan uitstrekt, waarbij het vergrendelstuk 13 zich met de lengteas daarvan op voordelige wijze parallel langs de buitenzijde van het koppelstuk 12 uitstrekt, in de richting 35 waarvan de grendeluitsparing 21 wordt geopend, d.w.z. langs de buitenzijde, van waaruit het vergrendelstuk 13 in de grendeluitsparing 21 gestoken kan worden. Zoals fig. 2 toont, kan het vergrendelstuk 13 zich hierbij op voordelige wijze met de lengteas daarvan in principe loodrecht op de lengteas van de grendeluitsparing 21 uitstrekken.
-11 -
Om nu het genoemde vergrendelstuk 13 uit de in tig. 2 getoonde ontgrendelde stand in zijn vergrendelde stand te brengen, waarin het vergrendelstuk 13 is geschoven en zich door het hefoog 9 heen uitstrekt, wordt enerzijds het dragerlichaam 7 gedraaid ten opzichte van het op het hefoog 9 zittende koppelstuk 12 en anderzijds wordt de grendeldraagarm 22 5 gezwenkt ten opzichte van het dragerlichaam 7.
Om de eerstgenoemde draai-, resp. zwenkbeweging te bereiken, d.w.z. het dragerlichaam 7 ten opzichte van het koppelstuk 12 te draaien, wordt de draaimotor 6 van het koppeltuig in werking gesteld, waardoor het gehele apparaatlichaam 25 van de hefinrichting 1 om de rechtopstaande as wordt gedraaid. Tevoren werd het koppelstuk 12 op het hefoog 9 10 geplaatst, zoals fig. 3 dit toont, zodat het koppelstuk 12 niet kan meedraaien met het apparaatlichaam 25.
De gesuperponeerde draai- en zwenkbeweging van het vergrendelstuk 13 wordt afgeleid van de draaiing van het dragerlichaam 7 ten opzichte van het koppelstuk 12. Zoals de figuren 2-5 tonen, is tussen het vergrendelstuk 13 en de koppelingsdraaias 14 een 15 mechanische verbinding 19 aangebracht die een aandrijfinrichting 18 vormt voor het tot stand brengen van de stelbeweging van het vergrendelstuk 13. In de getekende uitvoering omvat de genoemde mechanische verbinding 19 een overbrengingstrap 28 tussen de koppelingsdraaias 14 en de grendeldraaias 15, waarmee de grendeldraagarm 22 is verbonden. De genoemde overbrengingstrap 28 kan al naargelang de benodigde versnelling 20 of vertraging verschillend zijn uitgevoerd, waarbij eventueel ook een niet lineaire, resp. een niet proportionele versnelling/vertraging gerealiseerd kan zijn, bijvoorbeeld zodanig, dat een aanvankelijk gedeelte van de draaiing van de koppelingsdraaias 14 omgezet wordt in een kleinere draaiing van de grendeldraaias 15, terwijl een later gedeelte van de draaiing van de koppelingsdraaias 14 omgezet wordt in een sterkere draaiing van de grendeldraaias 15. In de 25 zin van een eenvoudige uitvoeringsvorm van de overbrengingstrap 28 kan echter een proportionele versnelling/vertraging gerealiseerd zijn door bijvoorbeeld een paar tandwielen 29 en 30, waarvan er één onverdraaibaar is verbonden met de koppelingsdraaias 14 en één met de grendeldraaias 15. In de getekende uitvoering zijn als tandwielen 29 en 30 met elkaar kammende rondsels aangebracht, waarbij echter ook andere transmissie-elementen de 30 genoemde overbrengingstrap 28 kunnen realiseren.
Nadat het koppelstuk 12 in de ontgrendelde uitgangspositie op het hefoog 9 werd geplaatst, zoals dit wordt getoond in fig. 3, wordt het gehele apparaatlichaam 25 van de hefinrichting 1 slechts via de draaimotor 6 van het koppeltuig gedraaid. Door de hierdoor ontstaande relatieve draaiing van het koppelstuk 12 ten opzichte van het dragerlichaam 7 35 wordt de grendeldraagarm 22 gelijktijdig via de genoemde mechanische verbinding 19 gedraaid en daardoor het vergrendelstuk 13 gedraaid ten opzichte van het dragerlichaam 7, waarbij de zwenkweg van het vergrendelstuk 13 vanzelfsprekend van dien aard is dat het - 12- vergrendelstuk 13 naar binnen wordt bewogen in de grendeluitsparing van het koppelstuk 12, zoals dit wordt getoond in de figuren 4 en 5.
Door de overbrengingstrap 28 voert het vergrendelstuk 13 een grotere draaiingshoek uit dan het apparaatlichaam 25 en het dragerlichaam 7. Hierdoor wordt het vergrendelstuk 13 5 met een relatief kleine zwaaibeweging snel naar binnen gebracht in de grendeluitsparing 21 van het koppelstuk, waardoor het hefoog 9 in het koppelstuk 12 wordt gefixeerd en omhoog geheven kan worden. Door de extra zwenkbeweging van het vergrendelstuk 13 ten opzichte van het dragerlichaam 7 kan het hefoog 9 ook bij de meest beperkte plaatsruimte worden opgenomen. Door de afleiding van de gesuperponeerde grendelzwenkbeweging uit een 10 draaiing van het dragerlichaam 7 ten opzichte van het op te nemen hefoog 9 hoeft er geen afzonderlijke stelaandrijving voor de grendeldraagarm 22 aangebracht te worden, waarvoor een afzonderlijke, individueel regelbare energieaansluiting aan het giekkopstuk 4 van de kraangiek 3 noodzakelijk zou zijn geweest.

Claims (13)

1. Hefinrichting voor het omhoog heffen en/of legen van verzamelcontainers (2), met een dragerlichaam (7) waaraan koppelmiddelen (8) zijn aangebracht voor het 5 aankoppelen van een hefoog (9) van de verzamelcontainer (2), waarbij de koppelmiddelen (8) een, bij voorkeur klokvormig, koppelstuk (12) dat op het hefoog (9) geplaatst kan worden en een daarmee te verbinden, beweegbaar vergrendelstuk (13), dat in het hefoog (9) naar binnen bewogen kan worden, omvatten, met het kenmerk, dat het koppelstuk (12) om een rechtopstaande koppelingsdraaias (14) draaibaar en scharnierend verbonden is met het 10 dragerlichaam (7) en een besturingsinrichting (16) is aangebracht voor het sturen van de grendelbeweging van het vergrendelstuk (13) in afhankelijkheid van de draaiing van het koppelstuk (12) ten opzichte van het dragerlichaam (7).
2. Hefinrichting volgens de voorafgaande conclusie, waarbij de besturingsinrichting (16) een inrichting (17) voor een gedwongen besturing omvat voor de 15 gedwongen besturing van de stand van het vergrendelstuk (13) ten opzichte van het dragerlichaam in overeenstemming met een respectieve draaistand van het koppelstuk (12) ten opzichte van het dragerlichaam (7).
3. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, waarbij een aandrijfinrichting (18) is aangebracht voor het aandrijven van het vergrendelstuk, 20 die een mechanische verbinding (19) van het vergrendelstuk (13) en/of een daarmee verbonden grendelstelelement met het koppelstuk (12) en/of de daarmee verbonden koppelingsdraaias (14) omvat om een stelbeweging van het vergrendelstuk af te leiden van de draaiing van het koppelstuk (12) ten opzichte van het dragerlichaam (7).
4. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, 25 waarbij een draaiaandrijving (6) die in werking wordt gesteld door van buitenaf komende energie is aangebracht voor de draaiing van het dragerlichaam (7) om een rechtopstaande draaias, bij voorkeur coaxiaal ten opzichte van de koppelingsdraaias (14), en/of het koppelstuk (12) zonder aandrijving beweegbaar is gelagerd aan het dragerlichaam.
5. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, 30 waarbij het koppelstuk (12) een naar onderen toe open uitsparing (20) voor het opnemen van een oog bezit die qua vorm zodanig is aangepast aan het hefoog (9), dat het koppelstuk (12) in de op het hefoog (9) geplaatste toestand onverdraaibaar of slechts begrensd verdraaibaar is ten opzichte van het hefoog (9).
6. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, 35 waarbij het koppelstuk (12) een dwarsuitsparing heeft waarin het vergrendelstuk (13) naar binnen bewogen kan worden, welke dwarsuitsparing zodanig is aangebracht en uitgericht dat in de toestand waarin het koppelstuk op het hefoog is geplaatst, het vergrendelstuk (13) bij -14- het naar binnen bewegen in de genoemde dwarsuitsparing (21) naar binnen schuift in het hefoog (9).
7. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, waarbij het vergrendelstuk (13) aan het dragerlichaam (7) zwenkbaar is gelagerd om een bij 5 voorkeur rechtopstaande grendeldraaias (15) die verplaatst is door de koppelingsdraaias (14) van het koppelstuk (12).
8. Hefinrichting volgens de voorafgaande conclusie, waarbij het vergrendelstuk (13) met het dragerlichaam (7) is verbonden door middel van een bij voorkeur haaks gebogen en/of een vanaf het dragerlichaam (7) uitkragende grendeldraagarm (22) die scharnierend en 10 zwenkbaar is verbonden met het dragerlichaam (7).
9. Hefinrichting volgens een van de beide voorafgaande conclusies, waarbij de grendeldraaias (15) evenwijdig aan de koppelingsdraaias (14) van het koppelstuk (13) is gericht en een afstand vormt tot de koppelingsdraaias (14) in een richting die in de vergrendelde stand van het vergrendelstuk (13) dwars op de lengteas van de 15 grendeluitsparing (21) van het koppelstuk (12) en/of dwars op de as van het oog van het hefoog (9) loopt.
10. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, waarbij het vergrendelstuk (13) zodanig beweegbar is gelagerd, dat het vergrendelstuk (13) zich in zijn ontgrendelde stand met de lengteas daarvan dwars uitstrekt op de lengteas van 20 de grendeluitsparing (21) van het koppelstuk (12) en/of zich in de nabijheid van het koppelstuk langs de buitenzijde daarvan uitstrekt.
11. Hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies, waarbij ten minste één verder koppelstuk (23) is aangebracht voor het aankoppelen van een bedieningsdeel voor het ledigen van de verzamelcontainer (2), in het bijzonder een 25 ledigingsoog (24), en ten opzichte van de koppelmiddelen (8) voor het aankoppelen van het hefoog (9) van de verzamelcontainer (2) in hoogte verstelbaar zijn uitgevoerd.
12. In combinatie een verzamelcontainer en een hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies.
13. Werkwijze voor het omhoog heffen en/of ledigen van een verzamelcontainer, 30 waarbij een hefinrichting volgens een of meerdere van de voorafgaande conclusies wordt gebruikt.
NL2006905A 2010-06-17 2011-06-07 Hefinrichting voor verzamelcontainers. NL2006905C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE202010009211 2010-06-17
DE202010009211U DE202010009211U1 (de) 2010-06-17 2010-06-17 Hubvorrichtung für Sammelcontainer

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2006905A NL2006905A (nl) 2011-12-20
NL2006905C2 true NL2006905C2 (nl) 2012-09-04

Family

ID=44543689

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2006905A NL2006905C2 (nl) 2010-06-17 2011-06-07 Hefinrichting voor verzamelcontainers.

Country Status (3)

Country Link
DE (1) DE202010009211U1 (nl)
FR (1) FR2961501B1 (nl)
NL (1) NL2006905C2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ES2527894B1 (es) * 2013-07-29 2015-12-22 Explin 85, Sl Sistema y dispositivo de apertura y cierre automático de compuertas de contenedores de residuos y contenedor de residuos
DE102020003491A1 (de) 2020-06-10 2021-12-16 Robusta Gaukel GmbH & Co. KG Greifvorrichtung zum Manövrieren eines Flächenelements mit einem Kran

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE8505811U1 (de) * 1985-03-01 1985-05-09 Bernhard Reiling Glas-Recycling GmbH, 4834 Harsewinkel Lastaufnahmegeschirr
DE9211480U1 (nl) * 1992-08-26 1992-11-05 Zehner, Ulrich, 6927 Bad Rappenau, De
DE4441551C1 (de) * 1994-11-02 1996-02-01 Kinshofer Greiftechnik Vorrichtung zum hängenden Anheben und Entleeren von Behältern, Containern od. dgl.
FR2929933B1 (fr) * 2008-04-15 2010-05-14 Roussel Henri Pierre Appareil de manutention et de vidage de conteneurs a dechets a caractere polyvalent.

Also Published As

Publication number Publication date
DE202010009211U1 (de) 2011-12-05
FR2961501B1 (fr) 2016-05-13
FR2961501A1 (fr) 2011-12-23
NL2006905A (nl) 2011-12-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1019635A3 (nl) Landbouwmachine met automatische koppeling.
US20130039728A1 (en) Refuse Collection Vehicle With Telescoping Arm
CN101992946B (zh) 用于同时接合和/或抓取多个包装和/或箱体的抓取装置
JP6526041B2 (ja) 荷降ろしシステム、およびタイヤトレッド搬送機の荷降ろし方法
US20140112744A1 (en) Device for Handling Workpieces, in Particular Processing Products of a Cutting Metal Sheet Processing Operation, and Mechanical Arrangements having such a Device
NL2006905C2 (nl) Hefinrichting voor verzamelcontainers.
JPH09156871A (ja) 昇降ハンドリング装置
EP2402230B1 (en) Industrial truck comprising a load stopping device
CN201268548Y (zh) 轧钢机支承辊吊具
EP2814710B1 (de) Fördervorrichtung
EP3521126B1 (fr) Système d'aide au dressage et à la dépose d'élément de construction longitudinal et véhicule de manutention d'élément de construction longitudinal équipé d'un tel système
US20130014403A1 (en) Dryer Load Chute
EP2457850A1 (fr) Dispositif de sécurisation pour systéme embarqué de levage et basculement de conteneur
EP3153434B1 (en) System for the handling of dumpsters in side loading vehicles
BE1029928B1 (nl) Grijperinrichting voor het openen of sluiten van opklapbare zijwanden van een klapkrat
DE102021113583B4 (de) Greifvorrichtung sowie eine die Greifvorrichtung aufweisende Manipulatoreinheit
CN102092643A (zh) 一种小吊机
US20100213754A1 (en) Support Systems for a Truck
NL1006026C2 (nl) Grijpklem voor het hijsen van vaten met een felsrand.
JPH0912263A (ja) ロールリフタ
CN208603070U (zh) 一种集装箱顶部起吊组件及集装箱
NL2005296C2 (nl) Containerklem.
NL1017096C2 (nl) Inrichting voor het verplaatsen van laadbakken.
NL2014221B1 (nl) Zijlader alsmede een hefinrichting geschikt voor een dergelijke zijlader.
NL8006144A (nl) Inrichting voor het opvangen en horizontaal loslaten van voorwerpen.