NL2006305B1 - Gemengde elektriciteitsdoos met beveiligde laagspanningsaansluiting. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een elektriciteitsdoos (1), die bestemd om vastgemaakt te worden aan een wand en voorzien van een chassis (15"), ten minste één module voor erg lage elektrische spanning, en ten minste één elektrische laagspanningsmodule verbonden aan een laagspanningsnetwerk, waarbij genoemde elektriciteitsdoos (1) een gebruikerszone bevat die in een bedieningssituatie toegankelijk is. De elektriciteitsdoos (1) wordt gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule gefixeerd is aan de rest van de elektriciteitsdoos (1) door een mechanisch vasthoudmiddel dat ontoegankelijk is vanuit de gebruikerszone. De aanvraag heeft in het bijzonder betrekking op elektrische verbindingsdozen voor netwerken voor lage en zeer lage spanning.

Description

VO

Titel: Gemengde elektriciteitsdoos met beveiligde laagspanningsaansluiting

De huidige uitvinding betreft dozen voor het verbinden van elektrische netwerken en meer in het bijzonder dozen voor de verbinding van aan de ene kant een elektrisch netwerk voor zeer lage spanning en aan de andere kant een elektrisch netwerk voor lage spanning. De uivinding heeft een bijzondere elektriciteitsdoos tot doel. Met “lage spanning” worden spanningen bedoeld die bijvoorbeeld 230 volt zijn in Frankrijk. Met “zeer lage spanning” worden spanningen bedoeld die gebruikt worden in elektrische netwerken voor communicatie, vaak van 12 of 6 volt. Deze twee definities worden door de gehele tekst gebruikt.

Elektriciteitsdozen die verbonden zijn aan netwerken van lage spanning zijn welbekend, evenals elektriciteitsdozen die verbonden zijn aan netwerken van erg lage spanning. De spanningniveaus van een netwerk van lage spanning zijn gevaarlijk voor de mens en daarom is het nodig om elk risico te vermijden op dit niveau. Daarom vereist de installatie van apparaten die aan een netwerk voor lage spanning verbonden zijn installateurs met een bijzondere opleiding.

De modules voor lage spanning van een elektriciteitsdoos, zoals de onderbrekers voor lijnbescherming bijvoorbeeld kunnen aan een dwarsrails bevestigd worden die in de elektriciteitsdoos geplaatst is. Zo beschrijft DE-A-10 2004 032 864 een rails die geïnstalleerd kan worden door hem vast te klikken op een chassis van een elektriciteitsdoos. De rail is vanwege zijn standaardontwerp in de vorm van een profiel bestemd om laagspanningsmodules te ontvangen. Deze modules kunnen door hun ontwerp als geheel van de rails afgehaakt worden. US-A-2006/0035517 stelt een ondersteuning voor een laagspanningsmodule voor die vastgezet kan worden door vastklikken op elektrische geleiderlijnen van een doos. Het ondersteuningsstuk wordt gebruikt voor een laagspanningsmodule en strekt zich in op een transversale manier over de elektrische lijnen uit. Het ondersteuningsstuk kan een gedeelte hebben dat vergelijkbaar is met dat van een klassieke rails waarop een elektrische laagspanningsmodule gefixeerd wordt.

Tot slot onthult EP-A-1 617 534 een elektriciteitsdoos waarvan het omhulsel gevormd wordt door in hoofdzaak longitudinale pilaren zie zich in gebruikstoestand in verticale richting uitstrekken. Twee dwarsverbindingen die zich dwars op deze pilaren uitstrekken worden aan de muur gefixeerd. De rest van het omhulsel kan nadat de bovenste en onderste dwarsverbinding aan de muur gefixeerd zijn op de laatste vastgeklikt worden.

De nieuwe toepassingen van elektriciteitsdozen bestaan uit “gemengde” elektrische dozen. Zodoende kan een elektriciteitsdoos tegelijkertijd gebruikt worden voor een verbinding op een zeer laagspanningsnet en voor een verbinding op een laagspanningsnet in omstandigheden waarin de modules van zeer lage spanningen die erin opgenomen zijn bijvoorbeeld een vermogensvoeding nodig hebben, vaak door tussenkomst van een transformator die met het apparaat van zeer lage spanning meegeleverd wordt.

Men kent op deze manier elektriciteitsdozen die een geheel van modules van zeer lage spanning bevat voor het verbinden aan bijvoorbeeld informatienetwerken of telecommunicatienetwerken of voor solderen. Deze dozen bevatten verder verbindingssokkels voor een laagspanningsnetwerk in de vorm van vrouwelijke stekers die een verlengstuk of een mannelijke voedingssteker van een apparaat dat één aan één van de netwerken voor zeer lage spanning verbonden is en zich in of in de buurt van de doos bevindt. Het ongemak van dit soort apparaten is dat een eventuele afhaking van de kabel die het laagspanningsnet aan de vrouwelijke steker verbindt een reëel risico vormt voor de installateur van zeer laagspanningstoepassingen, voor de gebruiker zowel als voor de zeer laagspanningsapparaten. Voor een dergelijke gemengde elektriciteitsdoos levert de installatie ook problemen omdat het gaat om het op zijn plaats brengen van elementen die de competentie van de zeer laagspanningsinstallateur te boven gaan. Zodoende zijn alleen speciaal gekwalificeerde installateurs om veiligheidsredenen geautoriseerd voor het manipuleren van laagspanningsnetwerken. Het is zodoende noodzakelijk om een elektriciteitsdoos te bedenken die een zodanig veiligheidsniveau heeft dat na de installatie van de apparaten voor laagspanning een installateur die gekwalificeerd is voor netwerken van zeer laagspanning in zijn eentje kan ingrijpen in volledige veiligheid. In het tegengestelde geval moet een doos die lage en zeer lage spanning combineert geïnstalleerd worden door een installateur die twee competenties heeft, hetgeen minder aantrekkelijk is.

Daarenboven is het onvermijdelijk dat ook de gebruiker beschermd wordt tegen elektrocutierisico’s. In feite moet de gebruiker toegang hebben tot een interface gedeelte voor laagspanningsmodules en zeer laagspanningsmodules, maar die toegang moet beveiligd worden. Over het algemeen gaat men ervan uit dat de gebruiker niet in veiligheid is vanaf het moment dat hij zonder werktuig toegang heeft tot een gevaarlijk elektrisch gebied.

Tot slot is het belangrijk om apparaten voor zeer lage spanning te beschermen tegen de risico’s van een onbedoelde verbinding aan het laagspanningsnetwerk, bijvoorbeeld als de laagspanningskabel een geleidend deel van een zeer laagspanningsapparaat raakt. Dit zou in feite direct schade kunnen veroorzaken, of zelfs tot vernietiging kunnen leiden van het elektrische laagspanningsapparaat.

De huidige uitvinding heeft tot doel om deze ongemakken te verminderen door een elektriciteitsdoos voor te stellen die tegelijkertijd elektrische laagspanningsmodules bevat en elektrische modules voor zeer lage spanning, waarbij elke laagspanningsmodule gefixeerd is aan de rest van de doos op een manier die vanaf de voorkant niet onderbroken kan worden.

Voor dit doel betreft de uitvinding een elektriciteitsdoos, die bestemd om vastgemaakt te worden aan een wand en voorzien van een chassis, ten minste één module voor erg lage elektrische spanning, en ten minste één elektrische laagspanningsmodule verbonden aan een laagspanningsnetwerk, waarbij genoemde elektriciteitsdoos een gebruikerszone bevat die in een bedieningssituatie toegankelijk is, waarbij de elektriciteitsdoos gekenmerkt is doordat de elektrische laagspanningsmodule gefixeerd is aan de rest van de elektriciteitsdoos door een mechanisch vasthoudmiddel dat niet bereikbaar is vanuit de gebruikerszone.

De uitvinding zal beter begrepen worden dankzij de navolgende beschrijving die betrekking heeft op een voorkeursuitvoeringsvorm die als niet limitatief voorbeeld gegeven wordt en wordt uitgelegd onder referentie naar de toegevoegde schematische tekeningen, waarin: figuur 1 een perspectief beeld van een elektriciteitsdoos volgens de uitvinding toont; figuur 2 een vooraanzicht van dezelfde doos is; figuur 3 een doorsnede is langs A-A; figuur 4 een opengewerkt beeld is dat een laagspanningsmodule toont die bij de uitvinding gebruikt wordt zowel als een uitvoeringsvorm van het ondersteuningsstuk, en figuur 5 toont een detail van een laagspanningsmodule.

De uitvinding bestaat uit een elektriciteitsdoos 1, bestemd om gefixeerd te worden aan een muur 2 en bevattende een chassis 15”, ten minste één elektrische module voor zeer lage spanning, en tenminste één elektrische laagspanningsmodule 3 verbonden aan een laagspanningsnetwerk. De module voor zeer lage spanning kan bijvoorbeeld een vrouwelijke connector van het type RJ45. De elektriciteitsdoos 1 kan bijvoorbeeld meerdere modules voor zeer lage spanning van deze soort bevatten en verlengingen, voorzien van mannelijke RJ45 stekers aan elk van hun uiteinden kunnen vertakt worden in de modules, om solderingen van communicatienetwerken te reabseren.

De elektriciteitsdoos bevat een chassis 15”, die op een op zich bekende manier bestaat uit metalen onderdelen die in hoofdzaak langwerpig zijn die zijn structuur aan genoemde doos verbinden en waarop meerdere andere componenten gefixeerd zijn.

De elektriciteitsdoos 1 bevat ook een gebruikersgebied 5 die in dienstbedrijf toegankehjk is. De elektriciteitsdoos 1 wordt op een klassieke manier tegen de muur 2 bevestigd, en het gedeelte van de elektriciteitsdoos 1 dat zich tegen de muur 2 geplaatste vindt wordt op deze manier ontoegankelijk. Het tegenoverliggende oppervlak van de elektriciteitsdoos 1 is derhalve toegankehjk voor de gebruiker en maakt daarom deel uit van het genoemde gebruikersgebied 5. In de uitvinding bevat het gebruikersgebied 5 ook de gebieden die toegankelijk zijn na demontage maar kan zonder werktuig van ten minste één gedeelte van de elektriciteitsdoos 1. Het gebruikersgebied 5 is dus volledig toegankehjk voor de gebruiker zowel als voor de installateur van apparaten van zeer lage spanning nadat de doos geïnstalleerd is. Daarenboven is het gebruikersgebied 5 integraal elektrisch geïsoleerd van het laagspanningsnetwerk.

Volgens de uitvinding is de elektrische laagspanningsmodule 3 op de rest van de elektriciteitsdoos 1 gefixeerd door een mechanisch vasthoudmiddel dat niet toegankehjk is vanuit het gebruikersgebied 5. Dit heeft tot doel om te garanderen dat de eindgebruiker, zowel als de installateur van zeer laagspanningsapparaten de elektrische laagspanningsmodule 3 niet los kan nemen van de rest van de doos en zich uiteindelijk in gevaar kan brengen door toegang te krijgen tot de laagspanningsverbinding van genoemde module.

In een eerste uitvoeringsvorm die geïllustreerd wordt in de bijgevoegde tekeningen is de elektrische laagspanningsmodule 3 gefixeerd met een klinkverbinding die uitmondt buiten het gebruikersgebied 5, en bij voorkeur in een achterzone van de elektriciteitsdoos 1, in de buurt van de muur 2. Het andere uiteinde van de klinkverbinding mondt uit in een holte 6 van de elektrische laagspanningsmodule 3.

In een andere uitvoeringsvorm die niet getoond wordt is de elektrische laagspanningsmodule 3 met een schroefverbinding verbonden waarvan minstens een kop van de schroef uitmondt buiten het gebruikersgebied 5 en bij voorkeur in een achtergebied van de elektriciteitsdoos 1, in de buurt van de muur 2. Op deze manier is het niet meer mogelijk om toegang te krijgen tot ten minste de schroefkop wanneer de elektriciteitsdoos eenmaal tegen de muur 2 bevestigd is, hetgeen garandeert dat de elektrische module 3 niet gedemonteerd kan worden door een eenvoudige handeling van de gebruiker of van een installateur die daar niet toe in staat is zonder gebruik te maken van een werktuig.

Men zal begrijpen dat het mogelijk is dat de klinkverbinding of de schroefkop uitmondt buiten het gebruiksgebied 5, maar niet aan de kant van de muur 2, maar in een gebied dat bedekt is door een werkstuk voor de demontage waarvan een werktuig nodig is, bijvoorbeeld een schroefkap.

In de getoonde uitvoeringsvorm is de elektrische laagspanningsmodule 3 aan een dwarsverbinding 5 gefixeerd die in hoofdzaak horizontaal gericht is wanneer de elektriciteitsdoos 1 in een normale gebruikspositie is. In een andere uitvoeringsvorm is de elektrische laagspanningsmodule 3 aan het chassis 15” van genoemde doos gefixeerd. De dwarsverbinding 15 is op een niet-beweegbare manier gefixeerd en bij voorkeur door middel van vastklikken aan de rest van het chassis 15” van elektriciteitsdoos 1 en kan dienen als mechanische ondersteuning van andere functies van de inrichting. Tot slot is de elektrische laagspanningsmodule 3 in een andere uitvoeringsvorm gefixeerd aan een achterplaat 15’ van genoemde doos.

Verder bevat de elektrische laagspanningsmodule 3 ten minste één verbindingselement, bijvoorbeeld een verbindingsblok 10 of een plaatje 13, gefixeerd aan de rest van genoemde module door een middel dat vanaf het gebruikersgebied 5 in een bedrijfssituatie ontoegankelijk is. In de geïllustreerde uitvoeringsvorm bevat de elektrische laagspanningsmodule 3 een gootje waarvan de doorsnede een U-vorm heeft waarin vrouwelijke verbindingsblokken 10 zijn vastgezet voor het inbrengen van een overeenkomstig mannelijk deel, waarbij genoemd gootje 12 aan elk van zijn beide uiteinden door overeenkomstige afdekkingen afgesloten is. Elk van de vrouwelijke verbindingsblokken 10 moet aan het laagspanningsnetwerk verbonden worden, uiteindelijk met de één over de andere. Tussen twee vrouwelijke verbindingsblokken 10 bevindt zich een plaatje 13. De verbinding aan het laagspanningsnetwerk wordt gerealiseerd door een semi-stijve kabel in een holte 6 van de elektrische laagspanningsmodule 3. Een dergelijke verbinding kan ook gerealiseerd worden door een snelverbindingsinrichting, zoals bekend onder de naam “Quick Connect”. In die uitvoeringsvorm zijn de met de verbonden elementen van de laagspanningsmodule 3 aan de ene kant in de vorm van ten minste en bij voorkeur van drie niet-beweegbare verbindingsblokken 10 en aan de andere kant drie plaatjes 13 die de lege ruimte tussen elk van deze verbindingsblokken 10 afdekt en tussen het laatste verbindingsblok 10 en de rest van de elektrische laagspanningsmodule.

Om de veiligheid van de inrichting en de ontoegankelijkheid van de elektrische verbinding van de elektrische laagspanningsmodule 3, die in de holte 6 gerealiseerd is, te garanderen is elk verbonden element 10 of 13 door een klikverbinding gefixeerd in het gootje 12. Elk verbindingsblok 10 en elk plaatje 13 heeft haakjes die samenwerken met een wand van het gootje 12 en verhinderen dat het uit het gootje 12 verwijderd wordt.

De elektrische verbinding tussen de laagspanningskabel en de laagspanningsmodule 3 kan niet zorgen voor een mechanisch voldoende solide verbinding om weerstand te bieden tegen het afrukken van de laagspanningskabel of dit nu vrijwilhg of onvrijwillig is. In dat geval zou de laagspanningskabel afgerukt kunnen worden en losgemaakt van de elektrische laagspanningsmodule, dat derhalve een elektrisch risico oplevert. Daarom bevat de elektrische laagspanningsmodule 3 een vasthoudmiddel die de verbindingskabel van genoemde module aan het elektrische netwerk vasthoudt. Het genoemde vasthoudmiddel 7 maakt het mogelijk om te garanderen dat de laagspanningskabel, en in het bijzonder zijn blootgelegde uiteinde, in de buik van een holte 6 blijft, elektrisch geïsoleerd van de gebruikerszone 5 waartoe de gebruiker of een zeer laagspanningsinstallateur toegang heeft. De ondemonteerbaarheid van het genoemde vasthoudmiddel 7 vanuit de gebruikerszone 5 garandeert bovendien dat de gebruiker zichzelf niet in gevaar kan brengen door per ongeluk op deze manier de bronkabel te demonteren.

Het idee van ondemonteerbaarheid regroepeert het idee van toegang van assemblage en van werktuig. Het vasthoudmiddel 7 wordt bijvoorbeeld ondemontabel genoemd als, zonder ooit een werktuig te gebruiken het niet gedemonteerd kan worden, dat wil zeggen dat men niet zonder het manipuleren van een werktuig de laagspanningskabel vrij kan maken en/of dat de laatste niet toegankelijk is zelfs na gedeeltelijke demontage zonder werktuig van de elektriciteitsdoos 1.

Bovendien bevat de elektrische laagspanningsmodule 3 in de getoonde uitvoeringsvorm een niet-verwijderbaar kapje 14, dat toegang geeft aan de elektrische verbinding van genoemde module en aangebracht op de rest van genoemde module door een fixatiemiddel dat ten minste gedeeltelijk ontoegankelijk is vanuit de gebruikerszone 5 in de gebruikstoestand. De onschendbaarheid wordt zodoende gegarandeerd door middel van een eerste inklikbare inrichting voor dit kapje 14, door een tweede inklikbare inrichting 9’ voor plaatjes 13, zowel als door een derde inklikbare inrichting 9” voor verbindingsblokken 10. De eerste inklikbare inrichting 9 omvat twee haakjes waarvan één bedekt is door de voorkant van de elektriciteitsdoos 11 na installatie.

Meer in het bijzonder is het kapje 14 voorzien van twee haakjes die allebei samenwerken met een opening die is aangebracht in het lichaam van de elektrische laagspanningsmodule 3. Na fixatie van het kapje 14 aan het lichaam van de laagspanningsmodule komen genoemde haakjes gedeeltelijk buiten de laagspanningsmodule, hetgeen mogelijk maakt om er toegang toe te hebben. Door op deze haakjes te drukken zou het mogelijk zijn om deze uit de openingen te nemen, hetgeen het vervolgens mogelijk zou maken om het kapje 14 weg te nemen en toegang te krijgen tot het vasthoudmiddel 7 dat zich in de holte 6 bevindt, direct onder het kapje 14, hetgeen een gevaar zou presenteren. Om dit probleem te vermijden is één van de openingen aangebracht in een horizontale wand, en het uitstekende gedeelte van het haakje dat samenwerkt met genoemde opening wordt gemaskeerd door de voorkant van de elektriciteitsdoos 11. Op deze manier verhindert de voorkant van de elektriciteitsdoos 11 dat men toegang heeft tot de eerste inklikbare inrichting 9, wat op zijn beurt verhindert dat men toegang krijgt tot het vasthoudmiddel 7.

In een andere uitvoeringsvorm die niet geïllustreerd wordt, wordt het kapje 14 vastgehouden door schroeven, waarbij de kop van ten minste geen van hen gemaskeerd wordt door de voorkant, die zelf vastgeschroefd is.

De haakjes van de eerste en tweede inklikbare inrichtingen 9, 9’ strekken zich uit in de holte 6, hetgeen hen onbruikbaar maakt voor het openmaken van de laatste. Omdat het onvermijdbaar is om een werktuig te gebruiken om de voorkant van de elektriciteitsdoos los te schroeven, voor de ontoegankelijkheid van het afsluitmiddel op het niveau van het kapje 14 gegarandeerd. Zodoende kan de elektrische laagspanningsmodule 3, hoewel deze demonteerbaar is, niet geopend worden zonder werktuig vanuit de gebruikerszone 5.

In de uitvoeringsvorm die weergegeven wordt in de figuren 1 tot 4, is de elektrische laagspanningsmodule 3 een voedingsblok, dat verbonden is en de vorm heeft van een kast die de holte 6 definieert, en drie aansluitingsblokken 10 daaraan verbonden heeft, elk in de vorm van een vrouwelijke elektrische steker waarin een mannelijke elektrische steker kan worden ingebracht. De elektrische laagspanningsmodule 3 omvat een gootje 12, en het mechanische vasthoudmiddel werkt op het niveau van een achterwand van genoemd gootje 12, en steunt zich daartegen. In dit geval en volgens een mogelijke karakteristieke vorm van de uitvinding neemt het mechanische vasthoudmiddel de vorm aan van een klinkverbinding die een nagel 11 omvat, waarmee de elektrische laagspanningsmodule 3 vastgezet is, waarbij genoemde nagel geïnstalleerd is vanuit een achterzone van de elektriciteitsdoos 11, ontoegankelijk in de gebruikstoestand. Meer in het bijzonder houdt de nagel 11 de elektrische laagspanningsmodule 3 permanent vast, en in het bijzonder de achterwand van het gootje 12, tegen een contactwand 4 van de dwarsverbinding 15, die zelf uitgevoerd is in isolerend materiaal. Een holle cilinder 16, die deel uitmaakt van nagel 11, loopt tegelijkertijd door de achterwand van het gootje 12 heen en door de contactwand van de dwarsverbinding 15, waarbij de kop van een nagel die deel uitmaakt van genoemde nagel 11 steunt op een verborgen oppervlak 18 van de contactwand 4, die zich buiten de gebruikerszone 5 bevindt. Een verdikking 19, die een steker vormt omdat deze gelegen is aan een vrij uiteinde van de holle cilinder 16 steunt op de achterwand van het gootje 12, op zo’n manier dat deze een plaat vormt tegen een steunoppervlak 12 van de contactwand 4 die zich tegenover het verborgen oppervlak 18 bevindt.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de uitvoering die beschreven is en getoond is in de bijgevoegde tekeningen. Wijzigingen blijven mogelijk met name vanuit het oogpunt van de uitvoering van de verschillende elementen of door het vervangen van technische equivalenten zonder het domein van bescherming van de uitvinding te verlaten.

Claims (9)

1. Elektriciteitsdoos (1) bestemd om vastgemaakt te worden aan een wand (2) en voorzien van een chassis (15”), ten minste één module voor erg lage elektrische spanning, en ten minste één elektrische laagspanningsmodule (3) verbonden aan een laagspanningsnetwerk, waarbij genoemde elektriciteitsdoos (1) een gebruikerszone (5) bevat die in een bedieningssituatie toegankelijk is, waarbij de elektriciteitsdoos (1) gekenmerkt is doordat de elektrische laagspanningsmodule ( 3) gefixeerd is aan de rest van de elektriciteitsdoos (1) door een mechanisch vasthoudmiddel dat niet toegankelijk is vanuit de gebruikerszone (5).

2. Elektriciteitsdoos (1) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) gefixeerd is door een nageldop die buiten de gebruikerszone (5) uitmondt en, bij voorkeur, in een achtergebied van de elektriciteitsdoos (1), in de nabijheid van de wand (2).

3. Elektriciteitsdoos (1) volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) gefixeerd is met een aanschroeving waarvan ten minste een schroefkop uitmondt buiten de gebruikerszone (5), en bij voorkeur in een achterzone van de elektriciteitsdoos (1) in de nabijheid van de wand (2).

4. Elektriciteitsdoos (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, gekarakteriseerd doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) gefixeerd is aan een balk (15) die in hoofdzaak horizontaal is wanneer de elektriciteitsdoos (1) in een normale gebruikspositie is.

5. Elektriciteitsdoos (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 3, gekarakteriseerd doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) gefixeerd is aan het chassis (15”) van genoemde doos.

6. Elektriciteitsdoos (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 3, gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) gefixeerd is aan een bodemplaat (15’) van genoemde doos.

7. Elektriciteitsdoos (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 6, gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) een verplaatsbare kap (14) bevat, die toegang geeft aan een elektrische verbinding van genoemde module en bevestigd is aan de rest van genoemde module door een fixatiemiddel dat in de bedieningssituatie ten minste gedeeltelijk ontoegankelijk is vanuit de gebruikerszone (5).

8. Elektriciteitsdoos (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 7, gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) ten minste één verbonden element bevat, bijvoorbeeld, een verbindingsblok (10) of een plaat (13) gefixeerd aan de rest van genoemde module door een in de bedieningssituatie niet uit de gebruikerszone (5) toegankelijk middel.

9. Elektriciteitsdoos (1) volgens één der conclusies 1 tot en met 7, gekenmerkt doordat de elektrische laagspanningsmodule (3) een instandhoudmiddel (7) bevat die de verbindingskabel van genoemde elektrische netwerkmodule vasthoudt.