NL2006274C2

NL2006274C2 - Inrichting voor het snijden van paddestoelen en/of planten.

Info

Publication number: NL2006274C2
Application number: NL2006274A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Johannes Mechelina Maria Derks; Peter Johannes Alphons Smits; Peter Johannes Lodewijk Geurts; Jacobus Godefridus Josef Kessel
Original assignee: Smits Derks Beheer B V
Priority date: 2011-02-22
Filing date: 2011-02-22
Publication date: 2012-08-24

Description

Inrichting voor het snijden van paddestoelen en/of planten

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het snijden van 5 paddestoelen en/of planten volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke inrichting voor het snijden van champignons is op zich bekend, bijvoorbeeld uit de publicatie NL-7416889.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat de champignonsteel nauwkeurig moeten worden vastgehouden en getransporteerd voor het verwijderen 10 van ten minste een gedeelte van de steel van de champignon. Voor het handhaven van de vereiste oriëntatie van de te snijden champignon tijdens transport omvat de transporteenheid relatief veel componenten, hetgeen de transporteenheid relatief complex en bovendien onderhoudsgevoelig maakt. Verder is de maximaal te bereiken capaciteit van de bekende inrichting relatief laag omdat de champignons 15 met de hand dienen te worden aangebracht in de inrichting om de gewenste oriëntatie voor het snijden van de champignon te bereiken.

Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding om een inrichting te verschaffen die de hierboven genoemde nadelen oplost.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de onderhavige uitvinding 20 daardoor bereikt, dat de inrichting verder is voorzien van: - ten minste een beeldopname-inrichting voor het maken van afbeeldingen van de zich in de transportrichting verplaatsende paddestoelen en/of planten, waarbij met behulp van een processor en de afbeeldingen de positie en de oriëntatie van ten minste een op de transporteenheid gelegen paddestoel of plant te berekenen zijn, 25 waarbij het snijorgaan voor het snijden van de paddestoel of plant met behulp van ten minste een met de processor in verbinding staande verplaatsingseenheid verplaatsbaar is naar de betreffende op de transporteenheid gelegen paddestoel of plant.

Met behulp van de beeldopname-inrichting en de processor worden 30 voor iedere paddestoel of plant die de camera passeert de coördinaten van het gewenste snijpunt bepaald. Verder kan bij een steel omvattende plant of paddestoelen de hoek van de steelrichting ten opzichte van de transportrichting worden berekend. Op basis van deze coördinaten zal het snijorgaan met behulp van 2 de verplaatsingseenheid naar de betreffende plant of paddestoel worden verplaatst en in de gewenste vorm worden gesneden. Bij champignons kan dit bijvoorbeeld het verwijderen van de steel zijn, waarna eventueel aanvullend de van steel ontdane champignon door midden kan worden gesneden. Op voordelige wijze kunnen 5 derhalve binnen een relatief korte tijdsperiode eenvoudig aanvullende snijhandelingen met behulp van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding worden uitgevoerd, terwijl deze aanvullende op een enkele plant of paddestoel te verrichten snijhandelingen de capaciteit van de inrichting slechts miniem beïnvloeden. Een ander voordeel van de inrichting volgens de uitvinding is dat de te 10 snijden planten of paddestoelen niet in een vereiste oriëntatie hoeven te worden vastgehouden voor de snijhandeling, maar dat deze willekeurig verspreid op de transporteenheid kunnen zijn gelegen, doordat het snijorgaan naar de plant of paddestoel wordt verplaatst in plaats van andersom. Hierdoor kunnen deze relatief eenvoudig machinaal worden aangevoerd en zonder rekening te houden met een 15 voorkeurs oriëntatie op de transporteenheid worden gepositioneerd, waardoor de capaciteit van de inrichting kan worden gemaximaliseerd. Verder is de transporteenheid relatief eenvoudig uitgevoerd en deze is bij voorkeur een relatief onderhoudsarme transportband. Bovendien is de inrichting voor het snijden van veel meer plantsoorten inzetbaar dan enkel een steel omvattende plant. Met plant en 20 paddestoel worden in deze tekst ook delen van een plant of paddestoel bedoeld.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt, doordat de verplaatsingseenheid is voorzien van een wagen, welke wagen is opgebouwd uit een eerste slede die met behulp van de verplaatsingsmiddelen in een richting dwars op de langsrichting van de 25 transporteenheid te verplaatsen is, alsmede uit een in het inwendige volume van de eerste slede gelegen tweede slede waaraan het snijorgaan bevestigd is, welke tweede slede met behulp van de verplaatsingsmiddelen in een richting parallel aan de langsrichting van de transporteenheid te verplaatsen is zodanig dat de tweede slede ten opzichte van de eerste slede verplaatsbaar is.

30 Met behulp van een dergelijke wagen is het mogelijk dat de te snijden plant of paddestoel zich tijdens het snijden in de transportrichting kan blijven verplaatsen, doordat door de identieke verplaatsing van de tweede slede de verplaatsing van transporteenheid kan worden gecompenseerd, waardoor de zich 3 verplaatsende plant of paddestoel zich ten opzichte van het snijorgaan niet verplaatst. Op deze wijze kunnen bij een inrichting met een relatief hoge capaciteit, uitstekende snijhandelingen worden verricht. Bijzonder is verder dat de beide sleden met behulp van een enkele eindigende om rollen geslagen band kunnen worden 5 verplaatst, waarbij de tweede slede zelfs afzonderlijk van de eerste slede kan worden verplaatst.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding wordt gekenmerkt, doordat het snijorgaan is voorzien van een snijmes met een snijrichting, waarbij de snijrichting van het snijmes een hoek tussen 5 en 90 10 graden insluit met een transportoppervlak van de transporteenheid waarop de paddestoelen en/of planten zijn gelegen.

In het bijzonder bij het snijden van planten of paddestoelen die een steel omvatten is het voordeling dat het snijmes een hoek insluit met het transportoppervlak, welke hoek afhankelijk is van het te snijden product. Voor het 15 snijden van champignons bedraagt die hoek bij voorkeur 55-75 graden, maar voor andere producten kunnen andere hoeken gewenst zijn.

Bij voorkeur omvat het snijorgaan een instelmechanisme voor het instellen van deze hoek, zodat de inrichting voor verschillende plant-soorten of paddestoelsoorten kan worden ingezet. Het is zelfs mogelijk dat het 20 instelmechanisme machinaal in te stellen is, zodat in bedrijf de hoek aan te passen is.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren, waarin: figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een inrichting volgens 25 de uitvinding in de bedrijfstoestand, figuur 2 een zij-aanzicht toont van een inrichting volgens de uitvinding in de bedrijfstoestand, figuur 3 een bovenaanzicht toont bekeken vanuit de beeldopname-inrichting van een inrichting volgens de uitvinding, 30 figuur 4 een zijaanzicht toont van een snijorgaan van een inrichting volgens de uitvinding figuur 5 een perspectivisch schematisch aanzicht toont van de aandrijfmechaniek van de verplaatsingseenheid van een inrichting volgens de 4 uitvinding.

In de verschillende figuren zijn dezelfde onderdelen voorzien van overeenkomende verwijzingscijfers.

De in de figuren 1 en 2 getoonde inrichting 1 is geschikt voor het 5 snijden van producten zoals bijvoorbeeld paddestoelen en/of planten. In de figuren zijn enkel champignons 3 weergegeven, het zal echter duidelijk zijn dat allerlei producten met behulp van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding kunnen worden gesneden. Tevens is in de figuren enkel de snijhandeling van het verwijderen van de steel van een champignon getoond, waarbij ook in dit opzicht wordt 10 opgemerkt dat de inrichting kan worden ingezet voor allerlei verschillende soorten snijhandelingen, zoals het splijten of in kleine blokjes snijden van een product.

De inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding getoond in de figuren is voorzien van: een transporteenheid in de vorm van een eindloze transportband 5 waarop de champignons 3 in een door pijl P1 weergegeven 15 transportrichting te verplaatsen zijn, een snijorgaan 7 voor het snijden van de champignons 3, een verplaatsingseenheid 8 voor het verplaatsen van het snijorgaan 7 alsmede van een beeldopname-inrichting hierna aangeduid als camera 9 voor het maken van afbeeldingen van de zich in de transportrichting P1 of zoals in figuur 5 aangeduid met de pijl X+ verplaatsende champignons 3.

20 De verplaatsingseenheid 8 is onder andere voorzien van een wagen 11. De aandrijfmechaniek van de verplaatsingseenheid is het duidelijkst getoond in figuur 5. De wagen 11 is voorzien van een eerste slede 13 die met behulp van verplaatsingsmiddelen omvattende rollen 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en een om de rollen geslagen eindige band 23, in en tegengesteld aan een door pijl P2 of zoals in 25 figuur 5 aangeduid met de pijl Y+ of Y- weergegeven richting dwars op de langsrichting P1 van de transportband 5 te verplaatsen is. Verder is de wagen 11 voorzien van een in het inwendige volume van de eerste slede 13 gelegen tweede slede 25 waaraan het snijorgaan 7 bevestigd is. De tweede slede 25 is met behulp van dezelfde verplaatsingsmiddelen omvattende de rollen 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 30 en de om de rollen geslagen eindige band 23 in en tegengesteld aan een richting P1 parallel aan de langsrichting van de transportband 5 te verplaatsen zodanig dat de tweede slede 25 ten opzichte van de eerste slede 15 verplaatsbaar is. De uiteinden 27, 29 van de eindige band 23 zijn voor het verplaatsen van de tweede slede 25 met 5 de tweede slede verbonden, welke tweede slede 25 verder is voorzien van de rol 18 waaromheen de band 23 geslagen is. De overige rollen 15, 16, 17, 19, 20, 21 zijn bevestigd aan de eerste slede 13. Voor het verplaatsen van de eerste en de tweede sleden 13, 25 is de verplaatsingseenheid 8 verder voorzien van twee motoren M1, 5 M2. Indien de twee motoren M1, M2 beide in dezelfde richting en met het zelfde toerental bijvoorbeeld M1+ en M2- worden bediend, zal de eerste slede 13 inclusief de tweede slede 25 in de Y+ richting (de transportrichting P1 van de transportband) worden verplaatst. Indien de twee motoren M1, M2 in tegengestelde richting en met een gelijk toerental bijvoorbeeld M1+ en M2+ worden bediend, zal enkel de tweede 10 slede 25 in de X+ richting worden verplaatst. Indien de motoren M1, M2 met een verschillend toerental ten opzichte van elkaar roteren zullen de verplaatsingen van de eerste slede 13 en de tweede slede 25 ervoor zorgen dat het snijorgaan 7 een verplaatsing uitvoert met een X-richting component en een Y-richting component.

Het snijorgaan 7 is met behulp van een in figuur 4 getoond 15 verbindingsstuk 35 gekoppeld met de tweede slede 25. Het verbindingsstuk 35 omvat een bevestigingsdeel 37 dat met behulp van moeren 39 te bevestigen is aan de tweede slede 25, alsmede omvat het verbindingsstuk 35 een rotatie-element 40 dat om een met de verticaal samenvallende rotatieas 42 ten opzichte van het bevestigingsdeel 37 roteerbaar is.

20 De verplaatsingseenheid 8 is verder voorzien van een derde motor M3. De motor M3 is via een telescopische aandrijf-arm 31 verbonden met het rotatie-element 40 van het verbindingsstuk 35 voor het roteren van het met het verbindingsstuk 35 gekoppelde snijorgaan 7 om een rotatie-as 40. De motor M3 is stationair uitgevoerd, dat wil zeggen verplaatst zich niet mee met de sleden 13, 25. 25 Op deze wijze wordt het gewicht van de sleden relatief laag gehouden, hetgeen gewenst is zodat het snij-orgaan 7 nauwkeurig kan worden verplaatst met behulp van de sleden 13, 25 en de motoren M1, M2 naar een te snijden champignon 3.

De werking van de inrichting 1 volgens de uitvinding is als volgt:

Met behulp van de beeldopname-inrichting 9 wordt een in figuur 3 getoonde 30 afbeelding genomen van de transportband 5 met daarop een willekeurig georiënteerde champignon 3. Met behulp van een processor (niet getoond) en de afbeeldingen (figuur 3) zijn de positie(s) en de oriëntatie(s) te berekenen van een op de transporteenheid 5 gelegen champignon(s) 3. Aan de hand van deze berekening 6 wordt het snijorgaan voor het op de voorafbepaalde wijze snijden van de champignon met behulp van de met de processor in verbinding staande verplaatsingseenheid 8, meer in het bijzonder de sleden 13, 25 en de motoren M1, M2, verplaatst naar de betreffende op de transportband 5 gelegen champignon 3. Tijdens deze verplaatsing 5 van het snijorgaan 7 met name in de door de in figuur 5 met de pijlen Y+ en Y-aangegeven richting wordt het snijorgaan 7 meer in het bijzonder het snijmes 50 daarvan geroteerd om de rotatie-as 40 met behulp van de motor M3 zodat de snijrichting correct ten opzichte van de champignon 3 is uitgelijnd om de steel 3b door te snijden, zodat de steel 3b gescheiden wordt van de champignon-hoed 3a.

10 Om het snijorgaan 7 voor de snijhandeling stationair te houden ten opzichte van de zich in de transportrichting P1 verplaatsende champignon 3 wordt de tweede slede 25 met daaraan het snijorgaan met een gelijke snelheid als de transportband 5 in de door P1 (X+) aangegeven richting verplaatst. Om deze wijze is een nauwkeurige snijhandeling verzekerd.

15 Voor het verplaatsen van het mes 50 in de snijrichting is het snijorgaan 7 voorzien van een pneumatische cilinder 51. Verder omvat het snijorgaan 7 een instelmechanisme 53, omvattende slobgaten 55 waarmee met behulp van een vastzetmiddel 57 de snijrichting van het snijmes onder een gewenste hoek α met de verticaal oftewel de rotatieas 40 in te stellen is.

20 De processor kan zijn gelegen in een (niet getoond) onderdeel van de inrichting volgens de uitvinding, maar het is ook mogelijk dat de processor is voorzien in de camera 9 of in een van de motoren. Het is ook mogelijk dat de data van de beeld-opname inrichting, de camera 9, naar een computer (PC) (niet getoond) wordt gestuurd, waarin verschillende berekeningen worden uitgevoerd om het 25 snijpunt en de hoek van de champignon te berekenen. Vanuit de computer wordt de data voor de snijbeweging naar een PLC gestuurd waarmee de data wordt verwerkt voor het aansturen van de servo-drivers M1, M2, M3 en de luchtcilinder 51 voor het snijden van de champignon.

Met behulp van de inrichting 1 volgens de uitvinding is het, indien 30 deze is uitgerust met acht snijorganen met bijbehorende verplaatsingseenheden, mogelijk om een capaciteit te verkrijgen van ongeveer 1000 kg champignons per uur.

In de eenvoudigste variant van de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding is deze voorzien van verplaatsingsmiddelen waarmee het 7 snijorgaan enkel in en tegengesteld aan de door pijl P2 of Y getoonde richting te verplaatsen is. Met behulp van een dergelijke inrichting dient het snijorgaan 7 na een aantal seconden (afhankelijk van de transportsnelheid van de transportband) op een bepaalde Y-positie zijn. Indien geen steel omvattende planten en/of paddestoelen 5 met de inrichting hoeven te worden gesneden, is het zelfs niet nodig om de snijrichting van het mes 50 onder een hoek met de verticaal te zetten en is het voldoende dat de snijrichting van het mes zich enkel in de richting van de verticaal uitstrekt en beweegt voor het snijden van het betreffende product. Bij deze variant hoeft het snijorgaan 7 niet te roteren om de rotatie-as 40 en kan de motor M3 10 derhalve worden weggelaten.

Voor het verkrijgen van nauwkeurigere en/of controle-data is het mogelijk om de beeld-opname-inrichting te voorzien van meerdere camera’s.

15

Claims

1. Inrichting voor het snijden van paddestoelen en/of planten, welke inrichting is voorzien van: 5. ten minste een transporteenheid met behulp waarvan de paddestoelen en/of de planten in een transportrichting te verplaatsen zijn, - ten minste een snijorgaan voor het snijden van de paddestoelen en/of de planten, met het kenmerk, dat de inrichting verder is voorzien van: - ten minste een beeldopname-inrichting voor het maken van afbeeldingen van de 10 zich in de transportrichting verplaatsende paddestoelen en/of planten, waarbij met behulp van een processor en de afbeeldingen de positie en de oriëntatie van ten minste een op de transporteenheid gelegen paddestoel of plant te berekenen zijn, waarbij het snijorgaan voor het snijden van de paddestoel of plant met behulp van ten minste een met de processor in verbinding staande verplaatsingseenheid 15 verplaatsbaar is naar de betreffende op de transporteenheid gelegen paddestoel of plant.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verplaatsingseenheid is voorzien van een wagen waaraan het snijorgaan is verbonden, alsmede van verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de wagen 20 met het snijorgaan ten opzichte van de transporteenheid voor het ten minste in een richting dwars op de langsrichting van de transporteenheid verplaatsen van de wagen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen zijn voorzien van eerste verplaatsingsmiddelen voor het in 25 een richting dwars op de langsrichting van de transporteenheid verplaatsen van de wagen alsmede van tweede verplaatsingsmiddelen voor het in een richting parallel aan de langsrichtingrichting van de transporteenheid verplaatsen van de wagen.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de wagen is opgebouwd uit een eerste slede die met behulp van de verplaatsingsmiddelen in 30 een richting dwars op de langsrichting van de transporteenheid te verplaatsen is, alsmede uit een in het inwendige volume van de eerste slede gelegen tweede slede waaraan het snijorgaan bevestigd is, welke tweede slede met behulp van de verplaatsingsmiddelen in een richting parallel aan de langsrichting van de transporteenheid te verplaatsen is zodanig dat de tweede slede ten opzichte van de eerste slede verplaatsbaar is.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de verplaatsingsmiddelen voor het verplaatsen van de eerste en tweede slede van de 5 wagen zijn gevormd door een enkele eindige om rollen geslagen band die via ten minste twee aandrijfmotoren verplaatsbaar is.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het snijorgaan is voorzien van een snijmes met een snijrichting, waarbij de snijrichting van het snijmes een hoek tussen 5 en 90 graden insluit met een 10 transportoppervlak van de transporteenheid waarop de paddestoelen en/of planten zijn gelegen.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het snijorgaan is voorzien van een snijmes waarvan via een instelmechanisme een snijrichting in te stellen is onder een hoek tussen 5 en 90 graden met een 15 transportoppervlak van de transporteenheid waarop de paddestoelen en/of planten zijn gelegen.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het snijorgaan via een met behulp van een aandrijfmiddelen om een rotatie-as te roteren verbindingsstuk is verbonden met de verplaatsingseenheid.

9. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat het snijorgaan via het verbindingsstuk is verbonden met een wagen van de verplaatsingseenheid, waarbij de aandrijfmiddelen een motor omvatten voor het roteren van het snijorgaan, welke motor stationair is uitgevoerd en via een telescopische aandrijf-arm is verbonden met het verbindingsstuk voor het roteren van het met het verbindingsstuk 25 gekoppelde snijorgaan.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de transporteenheid een vlak ontvangoppervlak heeft waarop de paddestoelen en/of planten zijn gelegen.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, 30 dat de transporteenheid een transportband is met een breedte en een lengte- afmeting, waarop de planten en/of de paddestoelen met behulp van een toevoermiddel op de transportband worden gepositioneerd, waarbij met behulp van de beeldopname-inrichting afbeeldingen te genereren zijn, welke afbeeldingen een gedeelte van het oppervlak van de transportband vastleggen, welk gedeelte van het oppervlak is bepaald door ten minste de gehele breedte van de transportband.

12. Systeem voor het verwerken en eventueel verpakken van paddestoelen en/of planten omvattende een inrichting volgens een der voorgaande 5 conclusies.

13. Gebruik van een inrichting volgens een der conclusies 1-11.