NL2004648C2 - Inrichting en werkwijze voor het schillen van gewassen. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het schillen van gewassen

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het schillen van gewassen.

5 Talrijke vruchten, groenten en dergelijke moeten voordat zij voor consumptie geschikt zijn geschild worden. Sommige vruchten of andere gewassen zijn verhoudingsgewijs sterk en kunnen met eenvoudige inrichtingen aan een schil- en/of slijpbehandeling onderworpen worden. Andere vruchten zoals mango's zijn verhoudingsgewijs kwetsbaar en dienen met grote zorgvuldigheid gehanteerd te worden 10 om het gewenste product te verkrij gen.

Bovendien is het bij bepaalde producten van belang dat de schilvorm een bepaald uiterlijk heeft dat door de consument op prijs gesteld wordt. Zo wordt onder bepaalde omstandigheden door de consument een verhoudingsgewijs brede schilbaan verlangd om in een gelijkenis met ambachtelijk geschilde vruchten te voorzien.

15 Door deze eisen wordt een groot aantal vruchten, en meer in het bijzonder kwetsbare vruchten zoals mango's, nog steeds op grote schaal handmatig geschild hetgeen veel personele inspanning vereist.

In de stand der techniek zijn verschillende constructies voorgesteld waarbij een vrucht geroteerd wordt en aan de omtrek daarvan een eveneens roterend snijmes 20 aanwezig is dat langs de omtrek van het gewas, dat wil zeggen in een richting in hoofdzaak evenwijdig met de rotatie-as van de vrucht verplaatsbaar is. De rotatierichting van het snijden is echter in hoofdzaak loodrecht op de rotatierichting van de vrucht. Voorbeelden daarvan worden aangetroffen in DE 102005034513 en US 2005/0028686. Daarmee krijgt het gewas niet de hierboven genoemde gewenste 25 verhoudingsgewijs brede schilbaan.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een inrichting voor het schillen van vruchten te voorzien waardoor mechanisatie van het schilproces mogelijk is waarbij vruchten gehanteerd kunnen worden zonder dat beschadiging daarvan optreedt en al naar gelang de wens van de consument het gewenste uiterlijk verkregen kan 30 worden.

Dit doel wordt verwezenlijkt bij een inrichting voor het schillen van gewassen doordat deze omvat een inklemming voor die gewassen, die om een eerste as roteerbaar is en een ten opzichte van het oppervlak van een ingeklemde vrucht verplaatsbaar 2 schilmes, welk schilmes aan een ten opzichte van de inklemming roterende drager bevestigd is, waarbij die drager om een ten opzichte van die inklemming tweede as roteerbaar is waarbij die eerste as en die tweede as onder een hoek van -45 - +45° ten opzichte van elkaar staan.

5 Volgens de onderhavige uitvinding wordt het betreffende gewas via de inklemming om een eerste as geroteerd. Ongeveer (-45° - +45°) loodrecht daarop beweegt een schilmes dat bevestigd is aan een drager. Bij voorkeur is de rotatiestraal van de drager respectievelijk het schilmes groter dan die van de vrucht respectievelijk inklemming (loodrecht op die rotatiehartlijn van het gewas gezien), dat wil zeggen het 10 mes roteert om de vrucht en eventuele inklemming en passeert zo steeds het gewas waarbij een deel daarvan door schillen afgenomen wordt. Hierboven is aangegeven dat de eerste en tweede rotatieas bij voorkeur loodrecht op elkaar staan maar hoekafwijkingen zijn mogelijk tot een bereik van -45° tot +45°.

Op de hierboven beschreven wijze is het mogelijk het handmatig schillen zoveel 15 mogelijk te benaderen waardoor het gewenste uiterlijk van de geschilde vrucht of ander gewas verkregen wordt. Bovendien kan hierdoor het (zware) werk van het schillen gemechaniseerd worden.

Dat wil zeggen de snijrichting is binnen het hierboven genoemde bereik van -45° tot +45° in hoofdzaak evenwijdig aan de rotatic-as van de vrucht. Dat wil zeggen 20 tijdens het schillen wordt bij elke schildoorgang het gewas tussen de inspanplaatsen voor rotatie aan een schilbehandeling onderworpen. Baan voor baan wordt achtereenvolgens gesneden. Dit principe wijkt principieel af van constructies met roterend schillen waarbij de rotatie-as van het schillen loodrecht op de rotatie-as van de vrucht staat.

25 Volgens een bijzondere uitvoering van de onderhavige uitvinding omvat de drager, die bijvoorbeeld als ring uitgevoerd kan zijn, een aantal schilmessen zodat de vrucht al roterend steeds aan een ander schilmes onderworpen wordt.

Volgens een verdere uitvoering van de onderhavige uitvinding zijn de schilmessen op schamierassen aangebracht die op de drager of ring bevestigd zijn. Bij 30 voorkeur zijn deze assen steeds in dezelfde richting gericht indien verscheidene schilmessen gebruikt worden. Deze as is bij voorkeur evenwijdig aan de tweede rotatieas.

3

Het schilmes dat via een arm aan de drager of ring bevestigd kan zijn wordt bij voorkeur met behulp van veerdruk tegen de vrucht gedrukt. Om het juiste eerste contact en verwijderen van het schilmes van de vrucht te verwezenlijken is een constructie aanwezig waarbij het schilmes bijvoorbeeld met veerkracht naar de vrucht toe bewogen 5 wordt voor het uitvoeren van de schilhandeling en gedwongen van de vrucht wegbewogen wordt na het uitvoeren van de schilhandeling. Een dergelijke gedwongen beweging van het schilmes kan met behulp van een nok en samenwerkende nokkenbaan verwezenlijkt worden.

Begrepen zal worden dat in het bovenstaande steeds met onderlinge rotaties 10 gewerkt wordt. Hoewel het de voorkeur heeft dat zowel de drager als de inklemming ten opzichte van de omgeving roteren is het mogelijk bijvoorbeeld de drager stationair uit te voeren en de inklemming bij het roteren van de vrucht om de eerste as te laten roteren om de tweede as.

Bepaalde vruchten of gewassen zoals mango's zijn niet rotatiesymmetrisch. Deze 15 hebben op bepaalde posities plattere vlakken en volgens een bijzondere uitvoering van de onderhavige uitvinding wordt de onderlinge rotatie om de eerste en tweede as door middel van een sturing daaraan aangepast. Immers indien het mes in hoofdzaak lineair uitgevoerd wordt zal een dergelijk verhoudingsgewijs plat vlak met minder schilhandelingen behandeld kunnen worden dan een sterk gekromd vlak. Daardoor kan 20 de rotatiesnelheid om de eerste as opgevoerd worden bij het passeren van een dergelijk plat vlak of kan rotatiesnelheid om de tweede as verhoogd worden. De inklemming kan zodanig aangepast zijn dat de positie van een dergelijk plat vlak vast ligt. Bovendien is het mogelijk daartoe sensormiddelen aan te brengen.

Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering van de onderhavige 25 uitvinding is een opnamestation aanwezig waarin de betreffende vrucht door de operator van de inrichting nauwkeurig gepositioneerd kan worden. Daarna kan onafhankelijk van de werkzaamheden en na het beëindigen van de schilhandeling van de te bewerken vrucht de in het opnamestation geplaatste vrucht zonder verdere tussenkomst in exact de gewenste positie in de inklemming geplaatst worden.

30 De onderhavige uitvinding heeft bovendien betrekking op de bovenbeschreven inrichting in combinatie met een gewas.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze voor het schillen van een gewas omvattende het volgens een eerste as roteren van dat gewas, het 4 ten opzichte van die vrucht verplaatsen van een schilmes, welk schilmes ten opzichte van die vrucht een rotatiebeweging volgens een tweede as uitvoert, waarbij die eerste as een hoek van +45° - -45° ten opzichte van die eerste as uitvoert.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld 5 uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Fig. 1 schematisch in perspectief de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 een eerste detail van de inrichting volgens fig. 1;

Fig. 3 een verder detail van de inrichting volgens fig. 1; en

Fig. 4 op zeer schematisch wijze het principe van de onderhavige uitvinding.

10 In fig. 1 is met 1 de inrichting volgens de onderhavige uitvinding aangegeven.

Deze bestaat uit een frame 2 en een vast ten opzichte daarvan aangebrachte plaat 3. In plaat 3 is een ring 4 of drager op niet ander getoonde wijze roteerbaar om een tweede as 42 gelagerd. Aandrijving van ring 4 vindt plaats met behulp van een motor 5 waarvan de rotatie met behulp van sturing 17 geregeld wordt. Op de ring 4 is een aantal 15 lagerhuizen 15 aanwezig voor het steeds daarin opnemen van pennen 6, waarin steeds een arm 7 gelagerd is. De pennen 6 strekken zich in hoofdzaak evenwijdig met de tweede as 42 uit. Op het einde van de arm 7 is steeds een mes 9 aangebracht dat eveneens kantelbaar is bij voorkeur om een as evenwijdig met de tweede as 42. Begrepen zal worden dat afhankelijk van de omstandigheden as 6 en de as waarom het 20 mes 9 scharniert een andere hoek kunnen hebben. Bovendien is het mogelijk het mes 9 in een vaste positie aan te brengen.

In het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld bestaat het mes 9 uit een snijdeel 10 dat op afstand ligt van een geleidingsdeel 11.

Zoals uit fig. 3 blijkt is het verlengde van as 6 bevestigd aan een gevorkte 25 hulparm 12 voorzien van enerzijds een veer 8 en anderzijds een rol 13 die over een stationair nokkenbaan 14 loopt. Een veer 8 is aanwezig die werkt tussen de arm 7 en ring 4 en de rol 13 tegen de nokkenbaan 14 drijft.

Een inklemming 20 is aanwezig die een juk 21 omvat dat via lippen 28 scharnierend bevestigd aan het frame en met behulp van een cilinder 29 verplaatst kan 30 worden tussen een opnamepositie en een bewerkingspositie.

Het juk 21 omvat een jukarm 26 die ten opzichte van het vaststaande deel 27 van de inklemming verplaatsbaar is in de richting van pijl 24 (zie fig. 3).

5

De jukarm 26 is aan het vrije einde daarvan voorzien van klempennen 22. Het vaststaande deel 27 is voorzien van een roteerbaar daarin aangebrachte klemdoom 23. Daarbij kan de klemdoom uitgevoerd zijn voor het op stevige wijze vastpakken van de kem van de vrucht.

5 Deze klemdoom 23 is met behulp van een motor 25 roteerbaar om een eerste as 41. Daarbij staan de eerste 41 en tweede as 42 in dit uitvoeringsvoorbeeld loodrecht op elkaar. De rotatie daarvan wordt gestuurd door sturing 17.

Een opnamestation 30 (fïg. 2) is aanwezig waarin een vmcht 40 geplaatst kan worden tussen een aantal opneemplaten 31. De constructie is zodanig dat de vmcht 40 10 op de onderste opneemplaten 31 in de juiste (rotatie) positie door de operator aangebracht wordt waarna de bovenste opneemplaten 31 in de richting van pijl 35 de vmcht 40 opsluiten. Vervolgens kan het opneemstation gekanteld worden volgens pijl 34. Daarna kan de vmcht overgegeven worden aan de inklemming 20. Voor de duidelijkheid is in de figuren en het bijzonder fïg. 1 slechts een opnamestation 30 15 getekend. Begrepen zal worden dat daartegenover liggend ten opzichte van as 53 een verder opnamestation aanwezig kan zijn. De rotatie volgens pijl 34 vindt plaats doordat het opnamestation 30 via kantelarm 33 scharnierend aangebracht is op de arm 32 die vast met het frame verbonden is. De kantelbeweging volgens de richting van pijl 34 wordt op niet nader getoonde wijze eveneens met sturing 17 afgehandeld.

20 De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt:

In de uitgangspositie is geen enkele vmcht zoals een mango in de inrichting aanwezig. Het opnamestation 30 wordt in de positie van fïg. 2 gevuld met een vmcht. Indien dit een niet-rotatiesymmetrische vmcht is kan door de vorm van de opneemplaten 31 de gewenste positie van de vmcht vastgelegd worden. Na het in het 25 onderste opneemplaten 31 leggen van de vmcht bij naar boven bewogen zijn van de bovenste opneemplaten 31 hoeft de operator geen verdere handeling te verrichten.

Vervolgens zal zodra de mogelijkheid tot schillen bestaat of gewenst is de vmcht opgesloten worden doordat de bovenste opneemplaten 31 naar beneden bewegen en de vmcht opsluiten. Vervolgens vindt kanteling volgens pijl 34 over ongeveer 180° plaats. 30 In deze positie (zie fïg. 1) is jukarm 26 zover mogelijk verwijderd van het vaststaande deel 27, dat wil zeggen kan de vmcht 40 onbelemmerd tussen de klempennen 22 en klemdoom 23 ingebracht worden. Met cylinder 29 is juk 21 naar buiten gezwenkt. Vervolgens wordt de jukarm 26 naar het vaststaande deel 27 toe bewogen waarbij de 6 vrucht door de pennen 22 op de klemdoom 23 gedrukt wordt. Daarna of daarbij kan inklemming van de vrucht met behulp van de opneemplaten 31 ongedaan gemaakt worden en kan juk 21 met cylinder 29 naar de bewerkingspositie bewegen.

Na het op juiste wijze inklemmen van de vrucht 40 is deze met behulp van 5 klemdoom 23 roteerbaar om de eerste as 41. Bij het gelijktijdig roteren van de messen 9 om de tweede as 42 vindt bij het passeren van elk mes langs de vrucht een schilhandeling plaats die een handmatige schilhandeling grotendeels imiteert. Daarbij wordt het op juiste wijze in eerste contact komen met de vrucht en het verlaten van de vrucht door het schilmes gestuurd met behulp van de combinatie rol 13 en nokkenbaan 10 14 waarmee eveneens voorkomen wordt dat het mes in conflict komt met de inklemming 20. Tijdens de schilhandeling wordt het mes met behulp van de het geleidingsdeel 11 over het oppervlak van de vrucht geleid waarbij de veer 14 in de gewenste aandrukkracht voorziet. Op deze wijze kan stap voor stap het schilproces uitgevoerd worden. Is een vrucht niet rotatiesymmetrisch, zoals een vrucht met 15 bijvoorbeeld een plat vlak, dan kan dit door het op juiste wijze inleggen in de opneemplaat 31 en het overgeven naar de inklemming 20 "gedetecteerd" worden zonder dat daartoe bijzondere verdere sensoren noodzakelijk zijn. In dat geval kan met een enkele schilhandeling een verhoudingsgewijs elk breed omtreksdeel van de vrucht in een stap behandeld worden. Dat wil zeggen na het passeren van een mes dient een 20 verhoudingsgewijs snelle rotatie om de eerste as 41 ten opzichte van de tweede as plaats te vinden. Dit kan met sturing 17 geregeld worden.

Nadat de schilhandeling voltooid is zal het juk 21 met behulp van cilinder 29 uit de baan van de messen bewogen worden in de richting van het opnamestation 30 . Zoals aangegeven zijn bij voorkeur twee opnamestations aanwezig die op een 25 gemeenschappelijke kantelarm aanwezig zijn. Dat wil zeggen inmiddels is een leeg opnamestation 30 weer gevuld en staat een ander leeg opnamestation klaar om de geschilde vrucht te ontvangen. Vervolgens vindt in het lege opnamestation dat de vrucht, die geschild is, kan ontvangen inklemming van de vrucht plaats die zich in het juk bevindt en wordt de jukarm 26 naar buiten bewogen en de vrucht van de klemdoom 30 23 verwijderd.

Daarna vindt rotatie over 180° van de opnamestations 30 plaats en kan een nieuwe vmcht in de inrichting ingebracht worden en geschild worden terwijl de 7 geschilde vrucht gewisseld kan worden door een te schillen vrucht door de operator op een moment dat voor hem geschikt is.

In fïg. 4 is zeer schematisch de schilhandeling van het mes langs een vrucht getoond.

5 Na het bovenstaande zullen voor degene bekwaam in de stand der techniek dadelijk varianten opkomen die liggen binnen het bereik van de onderhavige uitvinding. Zo is het mogelijk dat verschillende hierboven beschreven roterende delen vaststaan en andere vaststaande delen roteren. Verdere varianten liggen eveneens na de voorgaande beschrijving voor de hand en binnen het bereik van de bijgaande 10 conclusies. Bovendien worden rechten gevraagd voor varianten die liggen binnen het bereik van de volgconclusies onafhankelijk van de hoofdconclusie.

Claims (15)

1. Inrichting voor het schillen van gewassen (40) omvattende een inklemming (20) voor die gewassen, die om een eerste as (41) roteerbaar is en een ten opzichte van 5 het oppervlak van een ingeklemd gewas verplaatsbaar schilmes (9), welk schilmes aan een ten opzichte van de inklemming roterende drager (4) bevestigd is, waarbij die drager om een ten opzichte van die inklemming (20) tweede as (42) roteerbaar is waarbij die eerste as (41) en die tweede as (42) onder een hoek van -45 - +45° ten opzichte van elkaar staan. 10

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij die eerste as (41) en die tweede as (42) loodrecht op elkaar staan.

3. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat schilmes (9) 15 uitsluitend volgens die tweede as (42) een schilbeweging kan uitvoeren.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die inklemming (20) uitsluitend om die eerste as (41) roteert.

5. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat schilmes (9) via een schilarm (7) aan die drager (4) bevestigd is.

6. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij die schilarm (7) scharnierend aan die drager bevestigd is, waarbij de schamieras (43) in hoofdzaak evenwijdig is aan 25 die tweede as (42).

7. Inrichting volgens een van de conclusies 4 of 5, waarbij die schilarm (7) naar die inklemming (20) gedreven wordt (8) en stuurmiddelen (13, 14) voor die arm aanwezig zijn voor het buiten die inklemming gedwongen verplaatsen van die 30 schilarm (7).

8. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij ten minste drie schilmessen (9) aan die drager bevestigd zijn.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij dat schilmes (9) twee parallelle door een spleet gescheiden bladen omvat, waarbij een blad een geleidingsblad (11) is en het andere blad een snijblad (10). 5

10. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij die eerste as (41) in hoofdzaak horizontaal is.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een sturing 10 (17) voor de rotatiesnelheid van de drager (4) om de eerste as (41) en/of de inklemming (20) om de tweede as (42), waarbij de onderlinge rotatiesnelheid met die sturing (17) aanpasbaar is.

12. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende een 15 opnamestation (30) voor het in de gewenste positie opnemen van een gewas (40) en het afgeven daarvan aan die inklemming.

13. Werkwijze voor het schillen van een gewas (40) omvattende het volgens een eerste as (41) roteren van dat gewas, het ten opzichte van as verplaatsen van een 20 schilmes, welk schilmes ten opzichte van dat gewas uitsluitend een rotatiebeweging volgens een tweede as (42) uitvoert, waarbij die eerste as een hoek van +45° - -45° ten opzichte van die eerste as uitvoert.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij bij contact van dat schilmes op dat 25 gewas van die cirkelvormige baan afgeweken wordt en de door het schilmes afgelegde baan bepaald wordt door een in hoofdzaak gelijkblijvende aandrukkracht van dat schilmes op dat gewas.

15. Werkwijze volgens een van de conclusies 13 of 14, waarbij dat gewas (40) 30 gekromde en minder gekromde delen heeft en bij een minder gekromd deel de rotatiesnelheid om die eerste as (41) ten opzichte van die tweede as (42) verhoogd wordt.