NL1033476C2

NL1033476C2 - Inrichting voor het orienteren van langwerpige voorwerpen.

Info

Publication number: NL1033476C2
Application number: NL1033476A
Authority: NL
Inventors: Jozef Johan Antoon Thijssen
Original assignee: Sormac B V
Priority date: 2007-03-01
Filing date: 2007-03-01
Publication date: 2008-09-02
Also published as: EP1964796A1

Description

Inrichting voor het oriënteren van langwerpige voorwerpen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het omkeren van de 5 oriëntatie van langwerpige voorwerpen zoals wortelen of dergelijke in een transportsysteem, waarin de langwerpige voorwerpen met de langsrichting evenwijdig aan de transportrichting worden getransporteerd, welk transportsysteem een eerste transportinrichting omvat voor het volgens een eerste rechte lijn verplaatsen van de langwerpige voorwerpen, en een tweede 10 transportinrichting voor het volgens een tweede rechte lijn verplaatsen van de langwerpige voorwerpen, welke tweede lijn in hoofdzaak evenwijdig is aan de eerste lijn.

Bij het behandelen van langwerpige voorwerpen, bijvoorbeeld wortelen, 15 waarvan de uiteinden een verschillende vorm hebben is het van belang dat alle voorwerpen dezelfde oriëntatie hebben, vooraleer zij in het bewerkingsstation komen. In het geval van wortelen bijvoorbeeld is het belangrijk dat alle wortelen op het transportsysteem bijvoorbeeld met het worteleinde naar voren gericht zijn. Dit verzekert een juiste behandeling van de wortel in de daaropvolgende 20 bewerkingsstations waar bijvoorbeeld de twee uiteindes worden gesneden en de wortel verder wordt gesneden tot stukken van geschikte lengte.

In geautomatiseerde machines kunnen de langwerpige voorwerpen zoals wortelen gemakkelijk afzonderlijk en achter elkaar met de lengte-as in dezelfde 25 richting worden neergelegd op een transportsysteem.

Daarbij is echter de oriëntatie van het langwerpig voorwerp niet gedefinieerd, hetgeen in de daaropvolgende bewerkingsstations tot bovengenoemde problemen kan leiden.

30 De uitvinding stelt zich tot doel een inrichting van de bovengenoemde soort te verschaffen waarbij alle voorwerpen, vooraleer zij bewerkt worden, dezelfde oriëntatie hebben.

1033476 2

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat ter hoogte van de overgang tussen de twee transportinrichtingen een kantelmechanisme is aangebracht, die dit langwerpig voorwerp door middel van een kantelbeweging over 180 ° van de eerste naar de tweede transportinrichting kan verplaatsen.

5

Door het op het juiste moment bekrachtigen van het kantelmechanisme kan de oriëntatie van de langwerpige voorwerpen die niet voldoen aan de gewenste oriëntatie worden omgekeerd.

Daarbij kan de bediening van dit kantelmechanisme manueel worden gestuurd 10 door een persoon die de inrichting bedient of door middel van automatische detectie- en stuurorganen.

Andere kenmerken en voordelen zullen duidelijk worden uit de hiernavolgende beschrijvingen waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen.

15 Hierin is;

Fig. 1 een schematisch bovenaanzicht van een transportsysteem volgens de uitvinding 20 Fig. 2 een zijaanzicht van het transportsysteem volgens Fig. 1

Fig. 3 een aanzicht in de richting van de pijl III van het transportsysteem volgens Fig. 2 met een eerste uitvoeringsvorm van een kantelmechanisme, en 25

Fig. 4 een aanzicht in de richting van de pijl III van het transportsysteem volgens fig. 2 met een tweede uitvoeringsvorm van het kantelmechanisme.

30 In Fig. 1 en 2 is een transportsysteem volgens de uitvinding weergegeven met een eerste transportinrichting 1 en een tweede transportinrichting 2 voor het transporteren van langwerpige voorwerpen, in de weergegeven uitvoeringsvorm wortelen. In de hiernavolgende beschrijving zal verder de term wortelen worden 3 gebruikt, maar het weze duidelijk dat ook andere soorten langwerpige voorwerpen kunnen worden gebruikt in de inrichting volgens de uitvinding.

De transportinrichtingen 1 en 2 zijn in wezen identiek en bestaan elk uit een 5 paar transportbanden 5, 6 en 7, 8 respectievelijk, deze zijn aangebracht rond rollen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16.

De banden 5 en 6 vormen samen een V-vormige goot voor het transporteren van de wortelen en op dezelfde wijze vormen banden 7 en 8 eveneens een V-10 vormige goot. De langsrichting van de banden 5, 6, 7 en 8 zijn evenwijdig aan elkaar en in de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de banden 5 en 7 en 6 en 8 evenwijdig aan elkaar waarbij de banden 7 en 8 op een iets lager niveau zijn gelegen dan de banden 5 en 6.

15 Op de banden 5, 6 bevinden zich wortelen met hun langsrichting evenwijdig aan de langsrichting van de banden 5, 6 maar met een willekeurige oriëntatie. Hoe de wortelen op deze banden in deze positie zijn gekomen is niet essentieel voor de uitvinding, maar het is mogelijk om dit via een automatisch werkend systeem te realiseren, met behulp waarvan de wortelen een voor een op de banden 5, 6 20 worden geplaatst, bijvoorbeeld door middel van een houder waarin zich wortelen bevinden waarin een in hoofdzaak vertikaal werkend transportsysteem met compartimenten is aangebracht waarbij per compartiment één of meerdere wortelen worden meegenomen en vervolgens achter elkaar op de banden 5, 6 wordt geplaatst.

25

In een dergelijk geautomatiseerd systeem is de oriëntatie van de wortel op de banden 5, 6 onbepaald. Dit wil zeggen dat ofwel het worteleinde of de kop van de wortel het voorlopende deel vormt. Dit is ongewenst bij de vervolg bewerkingen die moeten worden uitgevoerd op de wortelen, zoals het 30 ontkoppen, het snijden enzovoort.

Teneinde dit te vermijden is tussen de transportinrichtingen 1 en 2 een omklapmechanisme 20 aangebracht met behulp waarvan een wortel tijdens de overgang van de transportinrichting 1 naar de transportinrichting 2 kan worden 4 omgeklapt over een hoek van 180 8 indien dit noodzakelijk is om de wortel in de gewenste oriëntatie te brengen.

In de weergegeven uitvoeringsvorm is gekozen voor een systeem waarbij elke 5 wortel met het worteleinde vooruit moet worden toegevoerd aan het behandelingsstation. Teneinde dit te realiseren is een oriëntatiesysteem 23 aangebracht met behulp waarvan de oriëntatie van de wortelen kan worden vastgesteld. In principe kan dit een rij van sensoren zijn die in feite de breedte van het als eerste gedetecteerde worteleinde vaststellen en op basis daarvan 10 een signaal geven dat representatief is voor de aard van dat uiteinde (kop of worteleinde). Een meer betrouwbare methode maakt gebruik van een fotografische camera die een gedeelte van het voorlopende uiteinde vergelijkt met een of meerdere referentiebeelden en op basis daarvan een conclusie trekt.

15 In geval de wortel met haar worteleinde vooruit is georiënteerd dan zal de wortel zonder problemen worden overgenomen door de transportinrichting 2 en verder naar het behandelstation worden getransporteerd.

In geval de wortel met het kopeinde vooruit beweegt dan treedt op het moment 20 dat dit einde de overgang naar de transportinrichting bereikt het kantelmechanisme 20 in werking.

Dit mechanisme 20 bestaat uit een arm 21. die draaibaar gemonteerd is rond een draaipunt 22 en bijvoorbeeld door middel van een pneumatische of hydraulische cilinder 23 heen en weer kan worden bewogen. De neerwaartse 25 beweging start op een moment dat een kopeinde de overgang bereikt en hierdoor wordt het worteleinde naar beneden gedrukt in de ruimte tussen de twee transportinrichtingen en volledig over 180 ° gedraaid waarbij de banden 5, 6, 7 en 8 als steunuiteinden dienen. De wortel beweegt met het worteleinde vooruit verder op de tweede transportinrichting.

30

In een gewijzigde uitvoeringsvorm wordt een kantelmechanisme 25 gebruikt bestaande uit vier armen die samen een kruis vormen, waarbij het kruispunt is gelagerd op een as 27. De as 27 kan draaiend worden aangedreven over telkens een hoek van 90 °. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van een 5 stappenmotor. Voor het kantelen van een verkeerd georiënteerde wortel volstaat dan een op het juiste moment aandrijven van het kruis gevormd door de armen 26.

5 Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen, maar dat binnen de omschrijving van de conclusies talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht die deel uitmaken van de uitvinding .

10 Zo kan in het bijzonder de transportinrichtingen 1 of 2 anders zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld als één enkele bandtransporteur of als een aaneenschakeling van rollenparen. Verder is het niet noodzakelijk dat de transportinrichting in eikaars verlengde liggen, maar kan er tussen beide een hoek bestaan.

Tevens is het aantal armen in dit kantelmechanisme 25 niet beperkt tot vier, 15 maar kan elk aantal worden gebruikt, op voorwaarde dat er voldoende ruimte overblijft voor de kantelbeweging van de wortelen.

20 25 30 1033476

Claims

1. Inrichting voor het omkeren van de oriëntatie van langwerpige 5 voorwerpen zoals wortelen of dergelijke in een transportsysteem, waarin de langwerpige voorwerpen met de langsrichting evenwijdig aan de transportrichting worden getransporteerd, welk transportsysteem een eerste transportinrichting omvat voor het volgens een eerste rechte lijn verplaatsen van de langwerpige voorwerpen, en een tweede 10 transportin richting voor het volgens een tweede rechte lijn verplaatsen van de langwerpige voorwerpen, welke tweede lijn in hoofdzaak evenwijdig is aan de eerste lijn, met het kenmerk, dat ter hoogte van de overgang tussen de twee transportinrichtingen een kantelmechanisme is aangebracht, die dit langwerpig voorwerp door middel van een 15 kantelbeweging over 180 ° van de eerste naar de tweede transportin richting kan verplaatsen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat nabij de eerste transportinrichting een inrichting voor het detecteren van de oriëntatie van 20 het langwerpig voorwerp is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het naar de eerste transportinrichting georiënteerd uiteinde van de tweede transportinrichting op een lager niveau ligt dan het naar de tweede 25 transportinrichting gericht uiteinde van de eerste transportinrichting.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het kantelmechanisme wordt gevormd door een arm die tussen de twee transportinrichtingen beweegbaar is. 30

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat nabij het uiteinde van de eerste transportinrichting een detector is aangebracht voor het detecteren van de aanwezigheid van een langwerpig voorwerp. 1033476

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn die bij het detecteren van een verkeerde oriëntatie van het langwerpig voorwerp en de aanwezigheid van een 5 langwerpig voorwerp nabij het einde van de eerste transportinrichting de arm van het kantelmechanisme een naar beneden gerichte beweging kan uitvoeren.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 5 of 6 met het 10 kenmerk, dat de arm van het kantelmechanisme scharnierend is opgehangen en door middel van een bedieningsorgaan heen en weer kan worden bewogen.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies 5 of 6 met het 15 kenmerk, dat het kantelmechanisme een aantal armen draagt die stervormig rond een draaipunt zijn gemonteerd, en de armen telkens over een bepaalde hoek kunnen worden verdraaid door rotatie rond het draaipunt.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat tenminste een der transportinrichtingen worden gevormd door een bandtransporteur.

10. Inrichting volgens conclusie 9 met het kenmerk, dat de bandtransporteur 25 wordt gevormd door twee evenwijdige en naast elkaar gelegen transportbanden, waarvan de oppervlakken een V-vormige goot vormen. 30 1033476