NL2005629C2 - Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting. - Google Patents
Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- NL2005629C2 NL2005629C2 NL2005629A NL2005629A NL2005629C2 NL 2005629 C2 NL2005629 C2 NL 2005629C2 NL 2005629 A NL2005629 A NL 2005629A NL 2005629 A NL2005629 A NL 2005629A NL 2005629 C2 NL2005629 C2 NL 2005629C2
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- sensor device
- contact
- conductor
- pressure element
- contact element
- Prior art date
Links
- 239000007788 liquid Substances 0.000 claims description 38
- 239000004020 conductor Substances 0.000 claims description 36
- 238000010521 absorption reaction Methods 0.000 claims description 30
- 230000008859 change Effects 0.000 claims description 12
- 239000000463 material Substances 0.000 claims description 11
- 230000002093 peripheral effect Effects 0.000 claims description 11
- 230000009467 reduction Effects 0.000 claims description 3
- 230000001939 inductive effect Effects 0.000 claims 1
- 238000001514 detection method Methods 0.000 description 45
- XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N water Substances O XLYOFNOQVPJJNP-UHFFFAOYSA-N 0.000 description 41
- 238000010276 construction Methods 0.000 description 15
- 238000009415 formwork Methods 0.000 description 14
- 230000035508 accumulation Effects 0.000 description 8
- 238000009825 accumulation Methods 0.000 description 8
- 238000005452 bending Methods 0.000 description 8
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 2
- 230000005670 electromagnetic radiation Effects 0.000 description 2
- 238000012544 monitoring process Methods 0.000 description 2
- 239000013307 optical fiber Substances 0.000 description 2
- 230000005855 radiation Effects 0.000 description 2
- 230000000630 rising effect Effects 0.000 description 2
- 230000035945 sensitivity Effects 0.000 description 2
- 238000005352 clarification Methods 0.000 description 1
- 230000007547 defect Effects 0.000 description 1
- 230000006866 deterioration Effects 0.000 description 1
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 1
- 238000009413 insulation Methods 0.000 description 1
- 230000016507 interphase Effects 0.000 description 1
- 238000001556 precipitation Methods 0.000 description 1
- 238000001228 spectrum Methods 0.000 description 1
- 230000000153 supplemental effect Effects 0.000 description 1
- 238000001429 visible spectrum Methods 0.000 description 1
Classifications
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01L—MEASURING FORCE, STRESS, TORQUE, WORK, MECHANICAL POWER, MECHANICAL EFFICIENCY, OR FLUID PRESSURE
- G01L1/00—Measuring force or stress, in general
- G01L1/24—Measuring force or stress, in general by measuring variations of optical properties of material when it is stressed, e.g. by photoelastic stress analysis using infrared, visible light, ultraviolet
- G01L1/242—Measuring force or stress, in general by measuring variations of optical properties of material when it is stressed, e.g. by photoelastic stress analysis using infrared, visible light, ultraviolet the material being an optical fibre
- G01L1/243—Measuring force or stress, in general by measuring variations of optical properties of material when it is stressed, e.g. by photoelastic stress analysis using infrared, visible light, ultraviolet the material being an optical fibre using means for applying force perpendicular to the fibre axis
- G01L1/245—Measuring force or stress, in general by measuring variations of optical properties of material when it is stressed, e.g. by photoelastic stress analysis using infrared, visible light, ultraviolet the material being an optical fibre using means for applying force perpendicular to the fibre axis using microbending
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01F—MEASURING VOLUME, VOLUME FLOW, MASS FLOW OR LIQUID LEVEL; METERING BY VOLUME
- G01F23/00—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm
- G01F23/22—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by measuring physical variables, other than linear dimensions, pressure or weight, dependent on the level to be measured, e.g. by difference of heat transfer of steam or water
- G01F23/28—Indicating or measuring liquid level or level of fluent solid material, e.g. indicating in terms of volume or indicating by means of an alarm by measuring physical variables, other than linear dimensions, pressure or weight, dependent on the level to be measured, e.g. by difference of heat transfer of steam or water by measuring the variations of parameters of electromagnetic or acoustic waves applied directly to the liquid or fluent solid material
- G01F23/284—Electromagnetic waves
- G01F23/292—Light, e.g. infrared or ultraviolet
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01M—TESTING STATIC OR DYNAMIC BALANCE OF MACHINES OR STRUCTURES; TESTING OF STRUCTURES OR APPARATUS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- G01M3/00—Investigating fluid-tightness of structures
- G01M3/02—Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum
- G01M3/04—Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by detecting the presence of fluid at the leakage point
- G01M3/042—Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by detecting the presence of fluid at the leakage point by using materials which expand, contract, disintegrate, or decompose in contact with a fluid
- G01M3/045—Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by detecting the presence of fluid at the leakage point by using materials which expand, contract, disintegrate, or decompose in contact with a fluid with electrical detection means
- G01M3/047—Investigating fluid-tightness of structures by using fluid or vacuum by detecting the presence of fluid at the leakage point by using materials which expand, contract, disintegrate, or decompose in contact with a fluid with electrical detection means with photo-electrical detection means, e.g. using optical fibres
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01M—TESTING STATIC OR DYNAMIC BALANCE OF MACHINES OR STRUCTURES; TESTING OF STRUCTURES OR APPARATUS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- G01M5/00—Investigating the elasticity of structures, e.g. deflection of bridges or air-craft wings
- G01M5/0041—Investigating the elasticity of structures, e.g. deflection of bridges or air-craft wings by determining deflection or stress
-
- G—PHYSICS
- G01—MEASURING; TESTING
- G01M—TESTING STATIC OR DYNAMIC BALANCE OF MACHINES OR STRUCTURES; TESTING OF STRUCTURES OR APPARATUS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
- G01M5/00—Investigating the elasticity of structures, e.g. deflection of bridges or air-craft wings
- G01M5/0091—Investigating the elasticity of structures, e.g. deflection of bridges or air-craft wings by using electromagnetic excitation or detection
Landscapes
- Physics & Mathematics (AREA)
- General Physics & Mathematics (AREA)
- Electromagnetism (AREA)
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Aviation & Aerospace Engineering (AREA)
- Thermal Sciences (AREA)
- Fluid Mechanics (AREA)
- Examining Or Testing Airtightness (AREA)
Description
Korte aanduiding: Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting
BESCHRIJVING
5
De uitvinding heeft betrekking op een sensorinrichting voor het detecteren van een verandering in een hoeveelheid vloeistof.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een dak voor een gebouw met een dergelijke sensorinrichting.
10 De uitvinding betreft verder het gebruik van een bovengenoemde sensorinrichting.
Een dak voor een gebouw is zodanig ingericht dat deze het gebouw beschermt tegen vochtinvloeden van buitenaf. Het dak kan een schuin dak zijn, maar ook bijvoorbeeld een plat dak. In het laatste geval is het platte dak voorzien van 15 randen welke aan een omtrek van het dak zijn aangebracht. Op deze wijze wordt een opvangbuffer gecreëerd, die tijdelijk water kan opvangen, bijvoorbeeld na een tijdelijke grote hoeveelheid neerslag. Zo kan een aanwezige afvoer, zoals bijvoorbeeld een regenpijp of een dakgoot, ontlast worden. Het is mogelijk dat de afvoer verstopt raakt. In dat geval zal water accumuleren in de bufferopvang. De 20 relatief grote drukbelasting van het water op het dak kan voor lekkagevorming zorgen. Ook indien tijdelijk een grote hoeveelheid vloeistof in de bufferopvang aanwezig is, die vervolgens toch weg kan vloeien, dan bestaat er een mogelijkheid dat een lekkage in het dak gevormd wordt. Lekkages kunnen echter ook op andere wijzen ontstaan. Niet alleen bij zogeheten platte daken, maar ook bij schuine daken 25 kunnen lekkages ontstaan, bijvoorbeeld door verslechtering of verschuiving van dakpannen. Dergelijke lekkages zijn moeilijk detecteerbaar. Vaak wordt een dergelijke lekkage pas laat zichtbaar, doordat de schade voor een bewoner of gebruiker van het gebouw pas zichtbaar is wanneer de lekkage de binnenzijde van het dak van het gebouw bereikt, en daardoor zichtbaar is. Hierdoor is de schade door 30 een lekkage relatief groot.
Met het oog op bovenstaande problemen, is het een doel van de onderhavige uitvinding, om een sensorinrichting te verschaffen waarmee lekkages en/of de kans op lekkages relatief snel, en/of op nauwkeurige wijze detecteerbaar is.
2
Hiertoe wordt een sensorinrichting voor het detecteren van een verandering in een hoeveelheid vloeistof verschaft, overeenkomstig de kenmerken van conclusie 1. De sensorinrichting omvat een in hoofdzaak langwerpige geleider voor elektromagnetische signalen. Het signaal kan bestaan uit elektromagnetische 5 straling uit het zichtbare spectrum, maar ook uit signalen met straling van andere golflengten. De geleider is met een eerste omtrekzijde ter plaatse van een eerste axiale positie van de geleider in contact gebracht met een contactelement. Op een axiale afstand van de eerste axiale positie is de geleider ter plaatse van een tweede axiale positie van de langwerpige geleider in hoofdzaak met een tegenover de eerste 10 omtrekzijde gelegen tweede omtrekzijde in contact gebracht met een drukelement. Bij voorkeur is de eerste omtrekzijde ter plaatse van de tweede axiale positie vrij beweegbaar in de richting van de normaal van de eerste omtrekzijde. Het drukelement en het contactelement zijn relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar. Bij het verplaatsen relatief ten opzichte van elkaar zorgen het 15 drukelement en het contactelement ervoor dat een microbuiging in de geleider geïnduceerd wordt. Een microbuiging is een zeer kleine vervorming, die leidt tot een waarneembare verandering van het door de geleider gezonden signaal. Met andere woorden, het drukelement en het contactelement zijn zodanig geplaatst dat een relatieve beweging van het drukelement en het contactelement ten opzichte van 20 elkaar zorgt voor een waarneembare vervorming in het door de geleider gezonden elektromagnetische signaal. Het drukelement is verder met een vloeistofhouder verbonden. De verbinding is daarbij zodanig, dat bij een vermeerdering of vermindering van een hoeveelheid vloeistof in de vloeistofhouder, de relatieve afstand tussen het drukelement en het contactelement respectievelijk verkleind of 25 vergroot. De vloeistofhouder kan op een gewenste positie geplaatst zijn, om zodanig op die positie de vermeerdering of vermindering van een hoeveelheid vloeistof in de gaten te houden. De vloeistofhouder kan bijvoorbeeld op of in het dak geplaatst zijn. Bij een accumulatie van de hoeveelheid vloeistof in de vloeistofhouder, zal het drukelement in de richting van het contactelement bewogen worden, waardoor er een 30 relatief grotere microbuiging in de geleider zal optreden. Deze grotere microbuiging zal zorgen voor een grotere vervorming in het door de geleider gestuurde elektromagnetische signaal. Deze grotere vervorming is detecteerbaar. Met de sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding, is het dus mogelijk om op een 3 gewenste positie de accumulatie van vloeistof in de gaten te houden. Deze accumulatie kan beschouwd worden als een maat voor lekkage en/of kans op lekkage. Met de sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding is het dus mogelijk om relatief snel gewaarschuwd te worden voor lekkage en/of kans op 5 lekkage. Hiermee is het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.
In een uitvoering, is de langwerpige geleider aan een uiteinde daarvan verbonden met een signaalbron voor het uitzenden van de elektromagnetische signalen. De elektromagnetische signalen worden door de geleider gestuurd. De geleider is met een tegenover het eerste uiteinde gelegen 10 tweede uiteinde verbonden met een signaaldetector. Deze signaaldetector is ingericht om verstoringen in het elektromagnetisch signaal ten gevolge van de microbuiging te detecteren. De signaaldetector is verder in staat om de mate van microbuiging te detecteren. De signaaldetector kan verbonden zijn met alarmmiddelen. De alarmmiddelen omvatten bijvoorbeeld een gebruikersinterfase, 15 die de gebruiker op de hoogte kan houden van de hoeveelheid vloeistof in de vloeistofhouder, en die tevens de gebruiker kunnen waarschuwen wanneer de hoeveelheid vloeistof in de houder een bepaalde waarde overschrijdt.
Bij voorkeur omvat de sensorinrichting een in hoofdzaak vlakke basis. Boven op deze basis zijn het contactelement, de geleider en het drukelement 20 voorzien. De vlakke basis zorgt ervoor dat de sensorinrichting nauwkeurige resultaten kan bereiken.
Het heeft daarbij de voorkeur dat het contactelement zich met een afstand uitstrekt ten opzichte van de basis. Deze afstand kan relatief klein zijn, zoals bijvoorbeeld enkele centimeters of enkele millimeters. Ter plaatse van de eerste 25 axiale positie van de geleider is deze op het contactelement geplaatst. De afstand tussen de eerste axiale positie en de tweede axiale positie is bij voorkeur zodanig gekozen dat de geleider ter plaatse van de tweede axiale positie op afstand van de basis geplaatst is. De afstand tussen de eerste axiale positie en de tweede axiale positie is bij voorkeur relatief klein, zoal bijvoorbeeld enkele centimeters of enkele 30 millimeters. Deze kleine afstand zorgt ervoor, samen met de flexibiliteit van de geleider, dat de geleider ter plaatse van de tweede axiale positie op afstand van de basis geplaatst is, waardoor er bij een relatieve beweging van het drukelement en het contactelement een goede detecteerbare microbuiging tot stand komt.
4
Om de door de vloeistofhouder aan het drukelement doorgegeven druk op nauwkeurige wijze door te geven, heeft het de voorkeur wanneer het drukelement een in hoofdzaak vlakke plaat is.
Het is mogelijk dat de sensorinrichting een op een axiale afstand van 5 het contactelement geplaatst tweede contactelement omvat. Dit tweede contactelement is in contact gebracht met de eerste omtrekzijde van de geleider. Het is daarbij mogelijk dat dit tweede contactelement behoort bij het drukelement. Twee tegenover elkaar gelegen randen van dit drukelement zorgen dan telkens voor een microbuiging ter plaatse van het contactelement en het tweede contactelement, 10 wanneer dit drukelement relatief ten opzichte van de contactelementen beweegt. Het is echter ook mogelijk dat op een verdere axiale afstand van het contactelement een tweede drukelement geplaatst is. Dit tweede drukelement is ook in contact gebracht met de tweede omtrekzijde van de geleider.
In een uitvoeringsvorm, is de sensorinrichting een in hoofdzaak U-15 vormig contactprofiel. Het U-vormig contactprofiel bezit benen. Het contactelement en het tweede contactelement vormen de benen van het contactprofiel. Op de benen wordt de geleider geplaatst. De afstand tussen de benen is daarbij bij voorkeur relatief klein. De afstand kan bijvoorbeeld enkele centimeters, maar bij voorkeur enkele millimeters bedragen. Het U-vormig contactprofiel kan bijvoorbeeld van rubber 20 vervaardigd zijn.
Om een goede microbuiging ter plaatse van de contactelementen tot stand te brengen, heeft het de voorkeur wanneer de axiale afstand tussen de benen van het U-vormig contactprofiel kleiner is dan de axiale afstand tussen het drukelement en het tweede drukelement.
25 Het is bijzonder voordelig wanneer de vloeistofhouder een door een dakbodem en opstaande omtrekswanden van een plat dak gevormde houder is. Op deze wijze wordt rechtstreeks een maat verkregen voor de hoeveelheid vloeistof op het plat dak. De sensorinrichting is in staat om een accumulatie in de vloeistofhouder te registreren. Bij een overschrijding van een vooraf bepaalde waarde, kan de 30 sensorinrichting de bewoner of gebruiker waarschuwen voor een mogelijke kans op lekkage.
In een andere uitvoeringsvorm, die bijzonder geschikt is voor bijvoorbeeld het detecteren van lekkages in een dak, omvat de vloeistofhouder een 5 vochtabsorptie-eenheid. Deze vochtabsorptie-eenheid is met het drukelement verbonden, of kan het drukelement omvatten. De vochtabsorptie-eenheid is ingericht om bij een vermeerdering of vermindering van de hoeveelheid vloeistof in de vloeistofhouder, respectievelijk uit te zetten ofte krimpen. De vloeistofhouder met de 5 vochtabsorptie-eenheid kan bijvoorbeeld onder de buitenste rand van het dak geplaatst worden. Bij optreden van een lekkage, zal de vochtabsorptie-eenheid vocht opnemen. Het opnemen van vocht zorgt ervoor dat de vochtabsorptie-eenheid uitzet. Hierdoor zal de vochtabsorptie-eenheid het drukelement verplaatsen, relatief ten opzichte van het contactelement. Op deze wijze is een hierboven beschreven 10 microbuiging van de geleider realiseerbaar. De sensorinrichting volgens deze uitvoeringsvorm is dus in staat om vroegtijdig een lekkage in een dak op te sporen. Bij overschrijding van een bepaalde hoeveelheid vocht in de vochtabsorptie-eenheid, kan de sensorinrichting de bewonder of gebruiker van het gebouw waarschuwen.
De vochtabsorptie-eenheid omvat bij voorkeur een blokvormig 15 absorptiemateriaal dat aan ten minste drie zijden begrensd is opgesloten in een in hoofdzaak starre absorptiehouder. Dit begrensd opsluiten zorgt ervoor dat de vochtabsorptie-eenheid in slechts enkele richtingen kan uitzetten. Hierdoor wordt de gevoeligheid van de sensorinrichting verder vergroot.
Het is mogelijk dat een vrij beweegbare zijde van het 20 absorptiemateriaal in contact brengbaar is met de tweede omtrekzijde van de geleider. Het absorptiemateriaal omvat dus als het ware het drukelement. Hierdoor is de sensorinrichting met relatief weinig onderdelen vervaardigbaar.
Het heeft de voorkeur wanneer de vrij beweegbare zijde middels veerelementen verbonden is met een op afstand van de vrij beweegbare zijde 25 gelegen wand. De wand kan onderdeel vormen van de absorptiehouder. De veerelementen zorgen ervoor dat bij een vermindering van de hoeveelheid vloeistof in het absorptiemateriaal, dit absorptiemateriaal weer terug bewogen wordt naar een uitgangsstand.
Bij voorkeur is de vrij beweegbare zijde van het absorptiemateriaal in 30 hoofdzaak in een horizontaal vlak beweegbaar. Het absorptiemateriaal kan dan aan een onderzijde en aan drie zijwanden begrensd opgesloten zijn in de absorptiehouder.
De sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding omvat een 6 drukelement en een contactelement die relatief ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Dit bewegen vindt plaats in een eerste richting. In een uitvoeringsvorm is het mogelijk dat de sensorinrichting een aanvullend drukelement en een aanvullend contactelement omvat. Dit aanvullend drukelement en aanvullen contactelement 5 kunnen relatief ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn in een tweede richting, die in hoofdzaak loodrecht op de eerste richting staat. Hierbij wordt een gevoeligheid van de sensorinrichting in twee richtingen tot stand gebracht. Deze relatieve beweging in twee richtingen is bij voorkeur door de signaaldetector detecteerbaar. De signaaldetector kan zo onderscheid maken tussen een relatieve beweging van het 10 drukelement en het contactelement, en een relatieve beweging van het aanvullende drukelement en het aanvullende contactelement.
Het heeft daarbij de voorkeur dat het drukelement en het contactelement zijn uitgevoerd om een hoeveelheid vloeistof in de vloeistofhouder te detecteren, waarbij bij voorkeur het drukelement en het contactelement zijn ingericht 15 om in een verticale richting ten opzichte van elkaar te bewegen. Het aanvullend drukelement en het aanvullend contactelement zijn bij voorkeur uitgevoerd met een vochtabsorptie-eenheid. De vochtabsorptie-eenheid zorgt daarbij bij voorkeur voor een relatieve beweging in het horizontale vlak tussen het aanvullend drukelement en het aanvullend contactelement. Met een dergelijke sensorinrichting wordt het 20 mogelijk om zowel de hoeveelheid vloeistof, bijvoorbeeld de hoeveelheid vloeistof in een bufferopvang van een plat dak, als de aanwezigheid van een mogelijke lekkage in het dak zelf, te monitoren. De sensorinrichting is derhalve in staat om zowel lekkages als kans op lekkages te detecteren.
Volgens een aspect van de onderhavige uitvinding voorziet deze in 25 een dak voor een gebouw, omvattende een sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Voordelen van een dergelijk dak zijn reeds hierboven beschreven.
Volgens een verder aspect van de onderhavige uitvinding voorziet deze in het gebruik van een sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding. Voordelen hiervan zijn reeds hierboven beschreven. Het gebruik kan, zoals reeds 30 beschreven, het detecteren van vloeistof in en/of op een dak van een gebouw omvatten.
De uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden, onder verwijzing naar de bijgevoegde figuren, 7 waarin: figuur 1 een zijaanzicht van een systeem met een sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 2 een zijaanzicht van het in figuur 1 getoonde systeem, 5 waarbij een grotere hoeveelheid water aanwezig is; figuur 3 een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van het systeem met een sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij een lekkage is opgetreden; figuur 4a een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een 10 sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 4b een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm van de sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding; figuur 5 een bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van de sensorinrichting volgens de onderhavige uitvinding; 15 figuur 6 een zijaanzicht in gedeeltelijke doorsnede van de sensorinrichting volgens een verdere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. Figuurbeschrijving
Figuur 1 toont een schematisch zijaanzicht van een systeem 1 volgens de onderhavige uitvinding. Het systeem 1 omvat een dakconstructie 2, in de 20 getoonde uitvoeringsvorm een zogeheten plat dak, met opstaande randen 3. De opstaande randen en de dakbodem 4 vormen een bak waarin water 5 tijdelijk opgenomen kan worden om vervolgens door niet-getoonde middelen, zoals bijvoorbeeld een afvoer, in de richting van bijvoorbeeld het riool afgevoerd kan worden. De bak vormt zo als het ware een buffer voor water dat bijvoorbeeld via een 25 regenpijp afgevoerd dient te worden. Het systeem 1 volgens de onderhavige uitvinding is voorzien van een sensorinrichting 10. De sensorinrichting 10 omvat een leidingsensor 11 die verbonden is met een signaalbron 13 en een detectiesysteem 15. Het detectiesysteem 15 is verder verbonden met alarmmiddelen 17. De leidingsensor bevindt zich onder de bodem 4 van de bak. De leidingsensor omvat 30 een geleider waardoor een signaal kan worden gezonden, waarbij een verandering in de uitwendige belasting van de signaalleiding (met name door druk) resulteert in een verandering van het signaal, hetgeen kan worden geregistreerd door het detectiesysteem 15. Het signaal kan bestaan uit elektromagnetische straling uit het 8 zichtbare spectrum, maar ook signalen met straling van andere golflengten is mogelijk. Het signaal kan bijvoorbeeld een gepulst lichtsignaal door een optische vezel zijn. Veranderingen in het signaal worden waargenomen wanneer de optische vezel extern wordt belast. Zeer kleine vervormingen kunnen al leiden tot een 5 waarneembare verandering van het signaal. Dergelijke kleine vervormingen worden doorgaans aangeduid als microbuigingen.
Zoals navolgend zal worden uitgelegd is het systeem 1 met de sensorinrichting 10 in staat om de conditie van het dak te monitoren.
Figuur 2 toont daarbij de situatie dat het water 5 in de bak door 10 omstandigheden niet kan wegvloeien via de niet-getoonde afvoer. De leidingsensor 11 is zodanig onder de bodem 4 van de dakconstructie 2 geplaatst, dat deze de veranderde drukopbouw ten gevolge van de hogere waterstand H2 kan detecteren. Door de veranderde druk door de hogere waterkolom H2 zal de leidingsensor 11 een ander signaal aansturen aan het detectiesysteem 15. Dit detectiesysteem 15 is in 15 staat om de drukopbouw door veranderende waterkolommen te registreren, en indien nodig alarmmiddelen 17 aan te sturen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer de drukopbouw een bepaalde waarde overstijgt. Ook is het denkbaar dat het detectiesysteem 15 de alarmmiddelen 17 in werking stellen wanneer de afgeleide van de drukopbouw in de tijd groter is dan een vooraf bepaalde waarde. In het 20 laatste geval is de snelheid waarmee de waterkolom hoger wordt boven een bepaalde gewenste waarde.
Wanneer de waterkolom H2 een kritieke waarde overstijgt, dan kan dit leiden tot schade aan de dakconstructie 2, of tot lekkages in de dakconstructie 2. Dergelijke lekkages of schade zijn ook meetbaar met het systeem 1 met de 25 sensorinrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding.
Figuur 3 toont een situatie waarin een lekkage 107 in het daksysteem 101 optreedt. Water 105 sijpelt daarbij via de lekkage 107 naar beneden toe, en van daaruit verder bijvoorbeeld als waterdruppels 109. Het moge overigens duidelijk zijn voor de vakman dat de hier getoonde lekkage 107 slechts schematisch 30 is weergegeven ter verduidelijking van de onderhavige uitvinding. Het water 105 dat daarbij langs de lekkage 107 loopt komt daarbij al dan niet in rechtstreeks contact met de leidingsensor 111. De leidingsensor 111 kan de verandering in druk ten gevolge van de lekkage meten, zoals later zal worden verduidelijkt, en geeft deze 9 door aan het detectiesysteem 115. Het detectiesysteem 115 detecteert het veranderende signaal van de leidingsensor 111. Het detectiesysteem 115 is daarbij in staat om op basis van dit veranderde signaal alarmmiddelen 117 aan te sturen.
Het is mogelijk de in figuur 2 en figuur 3 getoonde sensorinrichtingen 5 10 respectievelijk 110 te combineren, of apart toe te passen. Het is dus mogelijk om een systeem 1 met een sensorinrichting 10 te verschaffen die in staat is om veranderingen in waterkolom in de bak van de dakconstructie 2 te monitoren. Het is tevens mogelijk om een systeem 101 te verschaffen met een sensorinrichting 110 die in staat is om lekkages 107 op te sporen. Het heeft echter de voorkeur wanneer een 10 dergelijk systeem 1 met een sensorinrichting 10 gecombineerd toegepast wordt, dat wil zeggen dat de sensorinrichting in staat is om zowel de veranderde waterkolom te detecteren als lekkages op te sporen.
Figuur 4a toont een schematisch zijaanzicht van een systeem 201 met een sensorinrichting 210 volgens de onderhavige uitvinding. De sensorinrichting 15 210 is in de getoonde uitvoeringsvorm geplaatst tussen twee dakelementen 205a en 205b. Het bovenste dakelement 205a, zoals een deklaag, vormt daarbij een gedeelte van de bodem. Het onderste dakelement 205b vormt een onderdeel van de onderzijde van de dakconstructie 2. Opgemerkt wordt dat de hier getoonde sensorinrichting 210 slechts schematisch weergegeven is. De figuur is bijvoorbeeld 20 niet op schaal weergegeven, ter verduidelijking van de sensorinrichting 210. De sensorinrichting 210 omvat een signaalbron 213 die middels een leiding 212 verbonden is met leidingsensor 211. De leidingsensor 211 is aan diens andere uiteinde via een leiding 214 verbonden met een detectiesysteem 215. De leidingen 212 en 214 kunnen elke geschikte leiding zijn voor het doorvoeren van het door de 25 signaalbron 213 uitgezonden signaal. De leidingen 212 en 214 kunnen bijvoorbeeld ook geleider of leidingsensor zijn. Het detectiesysteem 215 is verder verbonden met alarmmiddelen 217. Zoals te zien is in figuur 4a is de leidingsensor 211 op een bepaald punt geplaatst op een profiel 223. Dit profiel 223 is in de getoonde uitvoeringsvorm U-vormig met twee benen 225. De uiteinden van de benen vormen 30 contactpunten waarop de leiding 211 geplaatst is. In figuur 4a wordt verder getoond dat aan een bovenzijde van de leidingsensor 211 drukplaten 221 en 222 voorzien zijn. Deze drukplaten 221 en 222 zijn in drukoverbrengend contact met het bovenste dakelement 205a geplaatst. Met andere woorden als er drukopbouw in de bak van de 10 dakconstructie 202 plaatsvindt, dan zullen de drukplaten 221 en 222 deze druk naar beneden toe doorvoeren. Bij voorkeur gebeurt dat door middel van een verplaatsing van de drukplaten 221 en 222 naar beneden toe. De drukplaat 221 is met diens zijrand 231 zodanig geplaatst dat de zijrand 221 op zijdelingse afstand van het 5 profiel 223 geplaatst is. De zijrand 231 is daarbij enigszins op zijdelingse afstand van het been 225 geplaatst. Hetzelfde geldt voor zijwand 232 van drukplaat 222. Deze is op zijdelingse afstand van het andere van de twee benen 225 geplaatst. Op deze wijze zal een verhoging van de druk in de bak van de dakconstructie 202 leiden tot een verplaatsing van de drukplaten 221 en 222 naar beneden toe. Het gevolg is dat 10 er een knik zal optreden in de geleider 211, ofwel leidingsensor 211. Deze knik zal ter hoogte van het profiel 223 tot stand komen. Deze knik zorgt voor een verstoring in het door de signaalbron 213 uitgezonden signaal. Deze verstoring is door het detectiesysteem 215 meetbaar. Een hogere of lagere druk in de bak van de dakconstructie 202 zal leiden tot verschillen in buiging van de leidingsensor 211. Het 15 detectiesysteem 215 is in staat om deze verschillen in afwijking van het signaal te detecteren. Hiermee kan het detectiesysteem 215 nauwkeurig de drukopbouw in de bak van de dakconstructie 202 in de gaten houden. Bij het overschrijden van een bepaalde grenswaarde zal het detectiesysteem 215 vervolgens de alarmmiddelen 217 aansturen.
20 Figuur 4b toont een schematisch bovenaanzicht van een mogelijke uitvoeringsvorm van het systeem 201 volgens figuur 4a. Te zien is dat het systeem 201 een aantal op zijdelingse afstand van elkaar geplaatste profielen 223a tot e omvat. Boven op de profielen 223a-e is een leidingsensor 211 met een slingerpatroon voorzien. Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat verschillen in 25 vorm van plaatsing van de leidingsensor 211 mogelijk zijn. Het slingerpatroon kan bijvoorbeeld ook spiraalvormig, of rechthoekig zijn. Belangrijk is echter dat er op plekken van het contact tussen de signaalleiding 211 en de profielen 223a tot 223e telkens een drukcontact a tot f gevormd is. Ter wille van de duidelijkheid zijn niet alle contactpunten met een letter aangegeven. Deze contactpunten a tot f zorgen bij een 30 vervorming van dit contactpunt, bijvoorbeeld door de benedenwaartse verplaatsing van de in figuur 4a getoonde drukplaten 221, 222, voor een verandering in het door de signaalbron 213 uitgezonden signaal. Deze verandering is door het detectiesysteem 215 meetbaar. Het is tevens mogelijk om onderscheid te maken 11 tussen vervormingen die lokaal optreden en vervormingen die voor alle contactpunten in hoofdzaak gelijk zijn. Hiermee is het mogelijk om te bepalen of de veranderingen in het signaal een gevolg zijn van een hoger wordende waterkolom, of dat de veranderingen in het signaal bijvoorbeeld door een lokaal defect tot stand 5 komen. Indien bijvoorbeeld enkel punt c zorgt voor een afwijking in het signaal, dan is het onmogelijk dat dit komt door een hoger wordende waterkolom, aangezien dan verwacht wordt dat alle contactpunten a tot f bijdragen aan een verandering in het signaal. Mogelijk is dan sprake van lekkage. Het systeem 201 kan zodanig ingericht zijn dat ook bij een lokale afwijking de alarmmiddelen 217 in werking gesteld worden. 10 Figuur 5 toont een uitvoeringsvorm van een sensorinrichting 310 waarmee het mogelijk is om lekkages te detecteren. Het sensorsysteem 310 omvat een signaalbron 313 die middels een eerste leiding 314 verbonden is met de leidingsensor 311. Aan het tegenovergelegen uiteinde van de leidingsensor is deze verbonden via leiding 314 met detectiesysteem 315. Het detectiesysteem is verder 15 verbonden met alarmmiddelen 317. De leidingsensor 311 loopt over een bekisting 334. Aan de randen van de bekisting, of althans nabij de randen van de bekisting is de leidingsensor 311 verbonden met de vaste wereld 318. In de bekisting is een waterdetectiemiddel 331 voorzien. Het waterdetectiemiddel 331 is bijvoorbeeld een vochtabsorptiemiddel, zoals een blok materiaal dat bij blootstelling aan vocht of 20 water uitzet. Het blokachtige waterdetectiemiddel 331 ligt met drie randen aan op drie zijden van de bekisting 334. Aan een onderzijde is het waterdetectiemiddel ook begrensd. Hierdoor kan het waterdetectiemiddel 331 nog uitzetten in ten minste de richting van de leidingsensor 311. Het is mogelijk dat het waterdetectiemiddel 331 ook aan een bovenzijde begrensd is tegen uitzetting. In de in figuur 5 aangetoonde 25 uitvoeringsvorm is de vrije zijde 332 van het waterdetectiemiddel 331 via veermiddelen 333 verbonden met de daar tegenovergelegen zijde van de bekisting 334. Deze veerelementen 333 zorgen ervoor dat de waterdetectiemiddelen 331 in diens positie blijven liggen, tenzij door vochtopname de detectiemiddelen 333 gaan uitzetten. De leidingsensor 311 is al dan niet in rechtstreeks contact met de vrije zijde 30 332 van het waterdetectiemiddel 331 verbonden. Bij vochtopname door het waterdetectiemiddel 331 zal dit waterdetectiemiddel 331 gaan uitzetten. Uitzetting zal gebeuren in de richting van de vrije zijde 335 van de bekisting 334. Bij het uitzetten van het waterdetectiemiddel 331 zal de leidingsensor 311 enigszins meebewegen 12 met de beweging van de vrije zijde 332 van het waterdetectiemiddel 331. Doordat de leidingsensor nabij de randen van de bekisting 334 ten minste in zijdelingse richting star verbonden is door middel van bevestigingspunten 318, zorgt de beweging van het waterdetectiemiddel 331 voor een knik in de leidingsensor 311. Deze knik zorgt 5 voor een verstoring in het door de signaalbron 313 uitgezonden signaal. Deze verstoring en ook de mate van de verstoring is meetbaar door het detectiesysteem 315. Indien de uitzetting van het waterdetectiemiddel 331 een bepaalde waarde overschrijdt, dan is er mogelijk sprake van ongewenste vochtophoping in de dakconstructie 2. Dit kan duiden op een vochtprobleem, bijvoorbeeld door slechte 10 isolatie, of op een lekkage. Bij een ongewenste overschrijding van een bepaalde waarde. Zal het detectiesysteem 315 dan ook de alarmmiddelen 317 in werking stellen.
Figuur 6 toont een systeem 401 waarin een combinatie van zowel drukdetectie ten gevolge van een verhoogde waterkolom alsmede vochtdetectie 15 mogelijk is. Het systeem is in zijaanzicht, en in gedeeltelijke dwarsdoorsnede getoond. Het systeem omvat een bekisting 434 met een bodem 434a. In de bekisting is een waterdetectiemiddel 431 geplaatst. Het waterdetectiemiddel ligt met een onderzijde daarvan op de bodem van de bekisting. Tevens is het waterdetectiemiddel 431 in contact gebracht met een zijwand 434b van de bekisting 434. Aan het 20 tegenover gelegen uiteinde van het waterdetectiemiddel, is deze middels een veerelement 433 verbonden met een vrije zijwand 435 van de bekisting 434. Een sensorleiding 411 loopt langs het vrije uiteinde 432 van het waterdetectiemiddel 431. De sensorleiding 411 ligt daarbij op een profiel 423. Dit profiel is analoog aan het profiel zoals getoond in figuur 4a. Het profiel is in de getoonde uitvoeringsvorm 25 voorzien van een positioneermiddel 424, om de sensorleiding ter plekke van het profiel relatief star te bevestigen. Het positioneermiddel 424 voorkomt in ieder geval dat plaatselijk beweging van de leidingsensor 411 in de richting van de vrije zijwand 435 van de bekisting 434 plaats kan vinden. Het positioneerorgaan 424 functioneert daarbij analoog aan het bevestigingselement 318, zoals getoond in figuur 5. 30 Opgemerkt wordt overigens dat het profiel in de in figuur 6 getoonde situatie bij voorkeur ter hoogte van de zijwand van de bekisting loopt. Boven op de leidingsensor is een drukplaat 421 geplaatst. Deze drukplaat is overeenkomstig de in figuur 4a getoonde situatie geplaatst. Met het in figuur 6 getoonde systeem 401 is 13 het mogelijk om veranderingen in een door een signaalbron uitgezonden signaal, ten gevolge van drukopbouw in een bak van een dakconstructie, alsmede ten gevolge van vochtophopingen in de dakconstructie, te meten. Hiertoe is overeenkomstig hierboven beschreven telkens een detectiesysteem voorzien. Dit detectiesysteem is 5 niet getoond in figuur 6. Het detectiesysteem kan overigens ingericht zijn om onderscheid te maken tussen veranderingen in het signaal ten gevolge van verhoogde druk in de bak van de dakconstructie, en veranderingen ten gevolge van vochtophoping in de dakconstructie. Dit komt omdat beide situaties zorgen voor een knik in een richting die in hoofdzaak loodrecht op elkaar staat. Bij een 10 drukverandering zal de knik naar beneden toe plaatsvinden, en bij een vochtophoping of lekkage zal de knik hoofdzakelijk in zijwaartse richting plaatsvinden. Het detectiesysteem 215 is in staat om onderscheid te maken tussen deze verschillende richtingen in knikken.
Het moge overigens duidelijk zijn dat de hierboven beschreven 15 sensorinrichtingen, en het hierboven beschreven systeem, zich niet beperken tot zogeheten platte daken. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk om een dergelijk systeem toe te passen in een zogeheten schuin dak. Ook in die gevallen kan het gewenst zijn dat een drukopbouw op het dak gemeten wordt, of dat een mogelijkheid tot lekkage gemeten wordt. Het moge tevens duidelijk zijn voor de vakman dat de hierboven 20 beschreven sensorinrichtingen los van elkaar toepasbaar zijn. Zo is het mogelijk om enerzijds de drukopbouw op een dakconstructie te meten, en anderzijds is het los daarvan mogelijk om een sensorinrichting te verschaffen die enkel en alleen is ingericht om lekkages op te sporen. Bij voorkeur is het systeem echter zodanig uitgevoerd dat beide fenomenen detecteerbaar en kwantificeerbaar zijn, zodanig dat 25 het detectiesysteem op geschikte wijze alarmmiddelen kan aansturen.
Het moge tevens duidelijk zijn voor de vakman dat de alarmmiddelen elke geschikte middelen kunnen zijn die een gebruiker kunnen waarschuwen voor een mogelijk optredend effect. De alarmmiddelen kunnen bijvoorbeeld een fysiek alarm zijn, zoals bijvoorbeeld een bel. Het is echter ook mogelijk dat de 30 alarmmiddelen een elektronische waarschuwing, zoals bijvoorbeeld een indicator op een display, een SMS, of e-mail omvatten. De onderhavige uitvinding is niet beperkt in het soort alarmmiddelen dat toepasbaar is.
In de getoonde figuren en de hierboven staande beschrijving zijn 14 slechts enkele uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding getoond. Het moge duidelijk zijn voor de vakman dat hierop vele, al dan niet voor de hand liggende varianten mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de onderhavige uitvinding die wordt gedefinieerd door de hiernavolgende conclusies.
5
Claims (19)
1. Sensorinrichting voor het detecteren van een verandering in een hoeveelheid vloeistof, omvattende een in hoofdzaak langwerpige geleider voor 5 elektromagnetische signalen, waarbij de geleider met een eerste omtrekszijde ter plaatse van een eerste axiale positie van de langwerpige geleider in contact staat met een contactelement, en waarbij de geleider ter plaatse van een op een axiale afstand van de eerste axiale positie gelegen tweede axiale positie van de langwerpige geleider in hoofdzaak met een tegenover de eerste omtrekszijde 10 gelegen tweede omtrekszijde in contact staat met een drukelement, waarbij het drukelement en het contactelement relatief ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn voor het induceren van een microbuiging in de geleider, waarbij het drukelement zodanig met een vloeistofhouder verbonden is dat bij een vermeerdering of vermindering van een hoeveelheid vloeistof in de vloeistofhouder, de relatieve 15 afstand tussen het drukelement en het contactelement respectievelijk verkleint of vergroot.
2. Sensorinrichting volgens conclusie 1, waarbij de langwerpige geleider aan een uiteinde daarvan verbonden is met een signaalbron voor het uitzenden van elektromagnetische signalen door de geleider, en waarbij de geleider 20 met een tegenover het eerste uiteinde gelegen tweede uiteinde verbonden is met een signaaldetector, waarbij de signaaldetector is ingericht om verstoringen in het elektromagnetisch signaal ten gevolge van de microbuiging te detecteren.
3. Sensorinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de sensorinrichting een in hoofdzaak vlakke basis omvat.
4. Sensorinrichting volgens conclusie 3, waarbij het contactelement zich met een afstand uitstrekt ten opzichte van de basis, en waarbij de geleider ter plaatse van de tweede axiale positie op afstand van de basis geplaatst is.
5. Sensorinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot en met 4. waarbij het drukelement een in hoofdzaak vlakke plaat is.
6. Sensorinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot en met 5. waarbij de sensorinrichting een op een axiale afstand van het contactelement geplaatste tweede contactelement omvat dat in contact gebracht is met de eerste omtrekszijde van de geleider, alsmede een op een verdere axiale afstand van het contactelement geplaatste tweede drukelement dat in contact gebracht is met de tweede omtrekszijde van de geleider.
7. Sensorinrichting volgens conclusie 6, waarbij de sensorinrichting een in hoofdzaak U-vormig contactprofiel omvat, waarbij het contactelement en het 5 tweede contactelement ten minste de benen van het contactprofiel vormen.
8. Sensorinrichting volgens conclusie 7, waarbij de axiale afstand tussen de benen van het U-vormig contactprofiel kleiner is dan de axiale afstand tussen het drukelement en het tweede drukelement.
9. Sensorinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot en met 10 8, waarbij de houder voor vloeistof een door een dakbodem en opstaande omtrekswanden van een plat dak gevormde houder is.
10. Sensorinrichting volgens een of meer van de conclusies 1 tot en met 9, waarbij de houder voor vloeistof een vochtabsorptieeenheid omvat die met het drukelement verbonden is of die het drukelement omvat, waarbij de 15 vochtabsorptieeenheid is ingericht om bij een vermeerdering of vermindering van de hoeveelheid vloeistof in de houder voor vloeistof, respectievelijk uit te zetten of te krimpen.
11. Sensorinrichting volgens conclusie 10, waarbij de vochtabsorptieeenheid een blokvormig absorptiemateriaal omvat dat aan ten minste 20 drie zijden begrensd is opgesloten in een in hoofdzaak starre absorptiehouder.
12. Sensorinrichting volgens conclusie 11, waarbij een vrij beweegbare zijde van het absorptiemateriaal in contact brengbaar is met de tweede omtrekszijde van de geleider.
13. Sensorinrichting volgens conclusie 12, waarbij de vrij beweegbare 25 zijde middels veerelementen verbonden is met een op afstand van de vrij beweegbare zijde gelegen wand.
14. Sensorinrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de vrij beweegbare zijde van het absorptiemateriaal in hoofdzaak in een horizontaal vlak beweegbaar is.
15. Sensorinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het drukelement en het contactelement relatief ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn in een eerste richting, waarbij de sensorinrichting een aanvullend drukelement en een aanvullend contactelement omvat die relatief ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn in een tweede richting die in hoofdzaak loodrecht op de eerste richting staat.
16. Sensorinrichting volgens conclusie 15, waarbij het drukelement en het contactelement zijn uitgevoerd volgens een of meer van de conclusies 1 tot en 5 met 9, en waarbij het aanvullend drukelement en het aanvullend contactelement zijn uitgevoerd volgens een of meer van de conclusies 10 tot en met 14.
17. Dak voor een gebouw, omvattende een sensorinrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies.
18. Gebruik van een sensorinrichting volgens een of meer van de 10 conclusies 1 tot en met 16.
19. Gebruik volgens conclusie 18, waarbij het gebruik omvat het detecteren van vloeistof in en/of op een dak van een gebouw. 15
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2005629A NL2005629C2 (nl) | 2010-11-04 | 2010-11-04 | Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting. |
EP11187740A EP2455734A1 (en) | 2010-11-04 | 2011-11-03 | Sensor device, roof provided with a sensor device and use of a sensor device |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
NL2005629A NL2005629C2 (nl) | 2010-11-04 | 2010-11-04 | Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting. |
NL2005629 | 2010-11-04 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL2005629C2 true NL2005629C2 (nl) | 2012-05-07 |
Family
ID=43638767
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL2005629A NL2005629C2 (nl) | 2010-11-04 | 2010-11-04 | Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
EP (1) | EP2455734A1 (nl) |
NL (1) | NL2005629C2 (nl) |
Families Citing this family (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CN110388997B (zh) * | 2018-04-20 | 2021-02-19 | 中国科学院理化技术研究所 | 一种复合液态金属电极的柔性压力传感器 |
Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2480433A1 (fr) * | 1980-04-11 | 1981-10-16 | Fort Francois | Capteur par detection de pression |
JPS63266333A (ja) * | 1987-04-24 | 1988-11-02 | Sumitomo Electric Ind Ltd | 浸水検知センサ |
US4927232A (en) * | 1985-03-18 | 1990-05-22 | G2 Systems Corporation | Structural monitoring system using fiber optics |
DE4031941C1 (en) * | 1989-10-12 | 1991-04-18 | Schott Glaswerke, 6500 Mainz, De | Pressure, bending or sliding applicator for optical fibre - has two shanks joined at one side and movable towards each other against spring force |
EP1571433A2 (en) * | 2004-03-05 | 2005-09-07 | Denso Corporation | Load sensor mounting device with sensor-protective structure |
DE102007032405A1 (de) * | 2006-07-10 | 2008-03-13 | Walter Werne | Verfahren und Vorrichtung zur Überwachung von Hallendächern |
Family Cites Families (1)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
NL1024456C2 (nl) | 2003-10-06 | 2005-04-07 | Lightspeed Inv S B V | Signaalleiding, hekwerk en werkwijze voor het vervaardigen van een hekwerk. |
-
2010
- 2010-11-04 NL NL2005629A patent/NL2005629C2/nl not_active IP Right Cessation
-
2011
- 2011-11-03 EP EP11187740A patent/EP2455734A1/en not_active Withdrawn
Patent Citations (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2480433A1 (fr) * | 1980-04-11 | 1981-10-16 | Fort Francois | Capteur par detection de pression |
US4927232A (en) * | 1985-03-18 | 1990-05-22 | G2 Systems Corporation | Structural monitoring system using fiber optics |
JPS63266333A (ja) * | 1987-04-24 | 1988-11-02 | Sumitomo Electric Ind Ltd | 浸水検知センサ |
DE4031941C1 (en) * | 1989-10-12 | 1991-04-18 | Schott Glaswerke, 6500 Mainz, De | Pressure, bending or sliding applicator for optical fibre - has two shanks joined at one side and movable towards each other against spring force |
EP1571433A2 (en) * | 2004-03-05 | 2005-09-07 | Denso Corporation | Load sensor mounting device with sensor-protective structure |
DE102007032405A1 (de) * | 2006-07-10 | 2008-03-13 | Walter Werne | Verfahren und Vorrichtung zur Überwachung von Hallendächern |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
EP2455734A1 (en) | 2012-05-23 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
EP2351680B1 (en) | System and process for monitoring railway tracks | |
KR100521010B1 (ko) | 교량 구조물용 탄성고무받침의 안전 점검장치 | |
CN104114988A (zh) | 耐冲击的表面安装的屋顶传感器 | |
CN104936883B (zh) | 具有安全装置的自动扶梯或自动人行道 | |
US20160185322A1 (en) | Device for supporting a mobile device on the ground | |
RU2007107934A (ru) | Устройство для автомобиля | |
NL2005629C2 (nl) | Sensorinrichting, dak voorzien van een sensorinrichting, en gebruik van een sensorinrichting. | |
KR101515829B1 (ko) | 레이저 광원을 이용하는 적설계 | |
JP2015522816A (ja) | 容器に収容されている液体の液位を検出する装置 | |
BRPI0918571B1 (pt) | método para monitorar a condição de um dispositivo de medida de força e dispositivo de medida de força | |
KR20140065037A (ko) | 차량의 통과높이 제한 시스템 | |
BE1025042A1 (nl) | Collisie detectie systeem voor een aanrijding bescherminginrichting | |
KR200444090Y1 (ko) | 교량 캔틸레버 구간의 변형감지를 이룰 수 있는 안전진단장치 | |
KR100579008B1 (ko) | 빔거동 측정형식의 축중량 측정장치 | |
KR100965911B1 (ko) | 철도 궤도의 좌굴 감시 시스템 | |
KR100842174B1 (ko) | 광섬유격자센서를 이용한 침입체 감지 장치 및 방법 | |
JP2008111691A (ja) | 車輌重量測定装置 | |
KR100777051B1 (ko) | 화물 적재고 및 적재폭 측정 장치 | |
JP5580612B2 (ja) | 冠水検出センサ | |
WO2020067889A2 (en) | Bridge based weigh-in-motion system | |
JP5383731B2 (ja) | 踏板フレーム及び料金収受システム | |
KR20120101827A (ko) | 노면결빙 감지 시스템 및 방법 | |
KR101158404B1 (ko) | 도로 결빙 예측 및 감지 시스템 | |
KR200424518Y1 (ko) | 화물 적재고 측정 장치 | |
KR20160149771A (ko) | 케이블을 이용한 지중변위측정 시스템 |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
MM | Lapsed because of non-payment of the annual fee |
Effective date: 20151201 |