NL2004823C2 - Aandrijving voor een voertuig, in het bijzonder een vrachtwagen. - Google Patents

Description

Aandrijving voor een voertuig, in het bijzonder een vrachtwagen BESCHRIJVING: 5

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een aandrijving voor een voertuig, in het bijzonder een vrachtwagen, omvattende: 10 - een aandrijfbron met een uitgaande aandrijfas, een transmissie met: een aantal tandwieloverbrengingen, een aantal tandwielkoppelingen, die de tandwieloverbrengingen met elkaar en met de ingangen en de uitgang kunnen koppelen, 15 - twee concentrische ingangen, waarvan een eerste ingang is gevormd door een eerste as en de tweede ingang door een om deze eerste as aanwezige holle, tweede as waarop een tandwiel is bevestigd, dat deel uitmaakt van een van de tandwieloverbrengingen, een uitgang die koppelbaar is met aan te drijven wielen van een voertuig, 20 waarbij een eerste van de tandwielkoppelingen schakelbaar is tussen een eerste stand waarin de eerste ingang met de tweede ingang is gekoppeld en een tweede stand waarin de eerste ingang niet met de tweede ingang is gekoppeld of waarbij de eerste ingang met een verder tandwiel van een verdere tandwieloverbrenging is gekoppeld, welke eerste 25 tandwielkoppeling vormgesloten is en indien deze niet wordt bediend in de open of gesloten stand blijft staan, een hoofdkoppeling die aanwezig is tussen de aandrijfas en de eerste ingang van de transmissie en die krachtgesloten is en indien deze niet wordt bediend gesloten is door een veer, en 30 - een hulpkoppeling die aanwezig is tussen de aandrijfas en de tweede ingang van de transmissie.

2

Stand van de techniek

Een dergelijke aandrijving is bekend uit EP-A-1869342. Bij deze bekende aandrijving bevindt de hulpkoppeling zich buiten de behuizing van de 5 transmissie en is deze qua werking analoog aan de hoofdkoppeling, waarbij indien de hulpkoppeling niet bediend wordt deze gesloten is. De tweede ingang en de hulpkoppeling maken het mogelijk om in deze aandrijving in de transmissie van overbrenging te wisselen, waarvoor het openen van de hoofdkoppeling nodig is, zonder de aandrijving van de aandrijfbron naar de wielen te onderbreken. Hiertoe wordt tijdens 10 het openen van de hoofdkoppeling de hulpkoppeling gesloten waardoor de aandrijving via de tweede ingang verloopt. Deze tweede ingang is via een andere overbrenging gekoppeld met de uitgang dan de eerste ingang zodat zonder onderbreking van de ene naar de andere overbrenging geschakeld kan worden.

15 Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een aandrijving van de in de aanhef omschreven soort met een verbeterde hulpkoppeling en bediening ervan. Hiertoe is de aandrijving volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de hulpkoppeling 20 een krachtgesloten koppeling is, die indien deze niet wordt bediend open is. Door de wijze van het veranderen van overbrenging op inventieve wijze aan te passen, kan men een aandrijving realiseren waarbij de hulpkoppeling slechts kortstondig geopend hoeft te worden om van overbrenging te veranderen.

Doordat aan een koppeling die indien deze niet bediend wordt andere 25 eisen gesteld worden dan aan een koppeling die gesloten dient te zijn indien deze niet bediend wordt, maakt deze uitvoering van de hulpkoppeling het mogelijk om de hulpkoppeling in de natte of in de droge ruimte van de transmissie onder te brengen. Bovendien is het hierdoor mogelijk dat er geen torsiedemper tussen de hulpkoppeling en de aandrijfas van de verbrandingsmotor aanwezig hoeft te zijn.

30 De hulpkoppeling is bij voorkeur uitgevoerd als een natte platen koppeling met ten minste één plaat of als een conusvormige koppeling met ten minste één conus.

Om de krachten van de actuator van de hulpkoppeling goed af te kunnen steunen, is een uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding gekenmerkt, 3 doordat de hulpkoppeling twee koppelingsdelen omvat waarvan een eerste koppelingsdeel is verbonden met de tweede ingang en het tweede koppelingsdeel met een holle tussenas is verbonden die eveneens om de eerste as aanwezig is, en de transmissie een behuizing omvat met twee op afstand van elkaar aanwezige wanddelen, 5 waartussen de hulpkoppeling aanwezig is, waarbij een eerste van de wanddelen tussen de hulpkoppeling en de eerste tandwielkoppeling aanwezig is, welke wanddelen elk zijn voorzien van een opening waardoorheen de eerste ingang steekt, welke de hulpkoppeling een actuator omvat voor het tegen elkaar aandrukken van beide koppelingsdelen, welke actuator tussen de eerste en tweede wand aanwezig is en met 10 één van deze wanden is verbonden, en via een druklager met één van de koppelingsdelen van de hulpkoppeling is verbonden.

Een verdere uitvoering van de hiervoor genoemde uitvoeringsvorm is gekenmerkt, doordat de actuator met de tweede wand is verbonden en het eerste koppelingsdeel van de hulpkoppeling via een verder druklager met de eerste wand is 15 verbonden. De actuatiekracht van de actuator wordt hierbij via het druklager en het verdere druklager direct op de behuizing afgesteund.

Een andere uitvoering van de hiervoor genoemde uitvoeringsvorm is gekenmerkt, doordat de actuator met de eerste wand is verbonden en de tussenas via een lager in de tweede wand is gelagerd. De actuatiekracht van de actuator wordt hierbij via 20 het druklager, de tussenas en het lager op de behuizing af gesteund.

De hoofdkoppeling omvat eveneens een actuator en de actuatiekrachten van de actuators van de hulpkoppeling en van de hoofdkoppeling worden bij voorkeur pneumatisch, hydraulisch, electro-mechanisch of electro-magnetisch gegenereerd.

Deze actuator van de hoofdkoppeling is via een verder druklager met het 25 tweede koppelingsdeel van de hoofdkoppeling verbonden. Bij voorkeur worden de druklagers beide op druk belast of wordt één ervan op druk belast en de andere op trek.

Bij voorkeur is de actuator van de hulpkoppeling concentrisch of coaxiaal met de actuator van de hoofdkoppeling.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het 30 schakelen van de eerste tandwielkoppeling van de aandrijving volgens de uitvinding van de tweede stand naar de eerste stand. Voor wat betreft de werkwijze is de uitvinding gekenmerkt, doordat de hoofdkoppeling de aandrijfbron laat optoeren tot een toerental waarbij de beide koppelingsdelen van de hulpkoppeling synchroon of nagenoeg synchroon zijn, terwijl de eerste tandwielkoppeling in de tweede stand aanwezig is, 4 waarna de hulpkoppeling gesloten wordt, zodat deze het aandrijfkoppel van de aandrijfbron doorleidt.

Bij voorkeur wordt vervolgens de hoofdkoppeling geheel geopend.

Vervolgens wordt daarna bij voorkeur de eerste tandwielkoppeling van 5 de tweede stand naar de eerste stand geschakeld.

Voorts wordt weer daarna bij voorkeur de hoofdkoppeling weer gesloten en de hulpkoppeling geopend.

Hierdoor hoeft de hulpkoppeling enkel tijdens het overschakelen van de ene overbrenging naar de andere overbrenging gesloten te zijn. Nadat naar de nieuwe 10 overbrenging is geschakeld verloopt de aandrijving weer via de eerste ingang en kan de hulpkoppeling weer geopend worden. Doordat de aandrijving slechts korte tijd via de hulpkoppeling loopt hoeven hieraan minder eisen gesteld te worden dan aan de hoofdkoppeling en kan een koppeling toegepast worden die bij niet bediening ervan open is.

15 De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het schakelen van de eerste tandwielkoppeling van de aandrijving volgens de uitvinding van de eerste stand naar de tweede stand. Voor wat betreft deze werkwijze is de uitvinding gekenmerkt, doordat de hulpkoppeling wordt gesloten terwijl de hoofdkoppeling nog gesloten is of slippend bedreven wordt en de eerste tandwielkoppeling in de eerste stand 20 staat

Bij voorkeur wordt daarna de hoofdkoppeling geheel geopend.

Vervolgens wordt daarna bij voorkeur de eerste tandwielkoppeling van de eerste stand naar de tweede stand wordt geschakeld.

Voorts wordt weer daarna bij voorkeur de hoofdkoppeling gesloten en de 25 hulpkoppeling geopend.

Bij de beide hiervoor beschreven werkwijzen hoeft de hulpkoppeling slechts kortstondig (gedurende slechts enkele seconden) bediend te worden, waardoor de actuatieverliezen in de lagers en ook de slijtage ervan wordt beperkt. Het koppel door de hulpkoppeling kan hierbij worden begrensd door een begrenzing in de actuatiekracht 30 en de hulpkoppeling wordt bij voorkeur alleen bediend bij een minimaal snelheidsverschil tussen de beide koppelingsdelen.

5

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het ... volgens de uitvinding. 5 Hierbij toont:

Figuur 1 een schematisch weergave van de aandrijving volgens de uitvinding;

Figuur 2 een eerste concrete uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding; 10 Figuur 3 een tweede concrete uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding;

Figuur 4 een constructieve uitvoering van de in figuur 3 weergegeven tweede uitvoeringsvorm van de aandrijving;

Figuur 5 een derde concrete uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens 15 de uitvinding; en

Figuur 6 een constructieve uitvoering van de in figuur 5 weergegeven derde uitvoeringsvorm van de aandrijving.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen 20

In de figuur 1 is de aandrijving volgens de uitvinding schematisch weergegeven. De aandrijving 1 heeft een aandrijfbron 3 met een uitgaande aandrijfas 5, die via een hoofdkoppeling 7 koppelbaar is met een eerste ingang 11 van een transmissie 9. De transmissie 9 heeft voorts een uitgang 13, die koppelbaar is met aan te 25 drijven wielen 15. Deze hoofdkoppeling is uitgevoerd als een krachtgesloten koppeling die indien deze niet bediend wordt gesloten is waarbij een veer beide koppelingsdelen 7A en 7B tegen elkaar drukt.

De transmissie 9 heeft een aantal tandwieloverbrengingen 17-23. Elke tandwieloverbrenging heeft een centraal tandwiel aanwezig op een centrale as en twee 30 daarmee in ingrijping zijnde tandwielen op twee parallel aan de centrale as aanwezige hulpassen. De transmissie 9 heeft voorts een aantal tandwielkoppelingen 25-29 die de centrale tandwielen van de tandwieloverbrengingen kunnen koppelen met de centrale as.

6

Door de koppelingen in verschillende standen te zetten kunnen verschillende overbrengingen tussen de ingang en de uitgang verkregen worden.

De transmissie 9 heeft voorts een tweede ingang 31 die via een hulpkoppeling 33 verbonden kan worden met een tussenas 35 die is verbonden met de 5 aandrijfas 5 van de aandrijfbron 3. Deze tweede ingang is bevestigd aan het centrale tandwiel 37 van tandwieloverbrenging 17. De hulpkoppeling is in een ruimte aanwezig die in open verbinding staat met de oliegesmeerde ruimte in de behuizing van de transmissie. Deze ruimte waarin de hulpkoppeling zich bevindt is in dit geval volledig in de behuizing van de transmissie aanwezig. De hulpkoppeling is eveneens een 10 krachtsloten koppeling maar is open indien deze niet bediend wordt, waarbij een veer beide koppelingdelen 33A en 33B van elkaar afdrukt.

De eerste tandwielkoppeling 25 is uitgevoerd als een vormgesloten koppeling en kan in een eerste stand geschakeld worden waarin deze de beide ingangen met elkaar verbindt en een tweede stand waarin deze de eerste ingang verbindt met het 15 centrale tandwiel van de tandwieloverbrenging 19. Indien deze eerste tandwielkoppeling niet bediend wordt dan blijft deze in die stand staan waarin deze daarvoor als laatste geschakeld was.

In figuur 2 is een eerste concrete uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. De eerste ingang 11 is gevormd door een ingaande 20 as en de uitgang 13 is gevormd door een uitgaande as. De tweede ingang is gevormd door een holle as die om de ingaande as aanwezig is. De eerste tandwielkoppeling 25 is uitgevoerd als een vormgesloten, synchromesh koppeling.

Het eerste koppelingsdeel 7A van de hoofdkoppeling 7 is gevormd door een koppelingshuis dat bevestigd is aan een motorvliegwiel 39 dat met de aandrijfas 5 is 25 verbonden. Het tweede koppelingsdeel 7B is gevormd door een koppelingsplaat die via een spieverbinding met de eerste ingang 11 is verbonden. Het eerste koppelingsdeel 7A heeft voorts een aandrukplaat 41 die via een hefboom 43 door een actuator 45 de koppelingsplaat tussen het motorvliegwiel en de aandrukplaat kan klemmen. Deze actuator is verbonden met een wand 49 van de behuizing 47 van de transmissie.

30 De tussenas 35 is via een met het koppelingshuis verbonden verbindingsplaat 51 verbonden met de aandrijfas 5 van de aandrijfbron. De actuator 53 van de hulpkoppeling 33 is eveneens met de wand 49 verbonden. Tussen de hulpkoppeling 33 en de aandrijfas 5 is geen torsiedemper aanwezig. Een torsiedemper 7 55 is wel aanwezig tussen het tweede koppelingsdeel 7B van de hoofdkoppeling en de eerste ingang 11.

Tussen de actuator 45 en de hefboom 43 is een eerste druklager 57 aanwezig en tussen de actuator 53 en het eerste koppelingsdeel 33A van de 5 hulpkoppeling is een tweede druklager 59 aanwezig. De tussenas 35 is via een eerste lager 61 op de ingaande as, die de eerste ingang 11 vormt, gelagerd en via een tweede lager 63 in de wand 49 van de behuizing 47 gelagerd. De holle as die de tweede ingang 31 vormt is via een derde lager 65 gelagerd op de ingaande as. Tussen de tussenas 35 en de actuator 45 en tussen de tussenas 35 en de ingaande as zijn afdichtringen 67 10 aanwezig.

De actuatiekracht van de actuator 45 van de hoofdkoppeling 7 wordt via achtereenvolgens het eerste druklager 57, het eerste koppelingsdeel 7A, het motorvliegwiel 39 en de aandrijfas 5 op het huis van de aandrijfbron 3 afgesteund. De actuatiekracht van de actuator 53 van de hulpkoppeling 33 wordt via achtereenvolgens 15 het tweede druklager 59, de tweede ingang 33, het derde lager 65, de eerste ingang 11, het eerste lager 61, de tussenas 35 en het tweede lager 63 op de wand 49 van de behuizing 47 van de transmissie afgesteund.

Het schakelen van de eerste tandwielkoppeling van de tweede stand naar de eerste stand geschiedt als volgt. Allereerst laat de hoofdkoppeling de aandrijfbron 20 optoeren tot een toerental waarbij de beide koppelingsdelen van de hulpkoppeling synchroon of nagenoeg synchroon zijn, terwijl de eerste tandwielkoppeling in de tweede stand aanwezig is. Daarna wordt de hulpkoppeling gesloten, zodat deze het aandrijfkoppel van de aandrijfbron doorleidt. Vervolgens wordt de hoofdkoppeling geheel geopend en daarna de eerste tandwielkoppeling van de tweede stand naar de 25 eerste stand geschakeld. Daarna wordt de hoofdkoppeling weer gesloten en de hulpkoppeling geopend.

Het schakelen van de eerste tandwielkoppeling van de eerste stand naar de tweede stand geschiedt als volgt. Allereerst wordt de hulpkoppeling gesloten, terwijl de hoofdkoppeling nog gesloten is of slippend bedreven wordt en de eerste 30 tandwielkoppeling in de eerste stand staat. Daarna wordt de hoofdkoppeling geheel geopend. Vervolgens wordt de eerste tandwielkoppeling van de eerste stand naar de tweede stand geschakeld, waarna de hoofdkoppeling weer wordt gesloten en de hulpkoppeling wordt geopend.

8

In figuur 3 is een tweede concrete uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij heeft de wand 49 van de behuizing 47 van de transmissie een eerste 69 en een op afstand daarvan aanwezig tweede wanddeel 71, waartussen de hulpkoppeling 33 aanwezig is. De actuator 53 van de hulpkoppeling is 5 verbonden met het tweede wanddeel 71 en via het tweede druklager 59 met het eerste koppelingsdeel 33A van de hulpkoppeling. Het tweede koppelingsdeel 33B van de hulpkoppeling is via een verder druklager 73 verbonden met het eerste wanddeel 69. De actuatiekracht van de actuator 53 wordt hierbij via het tweede druklager 59 en via het verdere druklager 73 direct op de behuizing 47 van de transmissie afgesteund.

10 Ter illustratie is in figuur 4 een constructieve uitvoering van deze tweede uitvoeringsvorm van de aandrijving weergegeven. In deze concrete uitvoering hebben de koppelingsdelen 33A en 33B een conische vorm waardoor met een geringe de actuatiekracht de koppelingsdelen met een grote kracht tegen elkaar aangedrukt kunnen worden.

15 In figuur 5 is een derde concrete uitvoeringsvorm van de aandrijving volgens de uitvinding weergegeven. Hierbij is de actuator 53 van de hulpkoppeling 33 met het eerste wanddeel 69 verbonden. De actuatiekracht van de actuator 53 wordt hierbij via het tweede druklager 59, de tussenas 35 en het tweede lager 63 op de behuizing 47 van de transmissie afgesteund.

20 Ter illustratie is in figuur 6 een constructieve uitvoering van deze derde uitvoeringsvorm van de aandrijving weergegeven.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit 25 tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvormen afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims (22)

1. Aandrijving voor een voertuig, in het bijzonder een vrachtwagen, omvattende: een aandrijfbron met een uitgaande aandrijfas, 5. een transmissie met: een aantal tandwieloverbrengingen, een aantal tandwielkoppelingen, die de tandwieloverbrengingen met elkaar en met de ingangen en de uitgang kunnen koppelen, twee concentrische ingangen, waarvan een eerste ingang is gevormd door 10 een eerste as en de tweede ingang door een om deze eerste as aanwezige holle, tweede as waarop een tandwiel is bevestigd, dat deel uitmaakt van een van de tandwieloverbrengingen, een uitgang die koppelbaar is met aan te drijven wielen van een voertuig, waarbij een eerste van de tandwielkoppelingen schakelbaar is tussen een 15 eerste stand waarin de eerste ingang met de tweede ingang is gekoppeld en een tweede stand waarin de eerste ingang niet met de tweede ingang is gekoppeld of waarbij de eerste ingang met een verder tandwiel van een verdere tandwieloverbrenging is gekoppeld, welke eerste tandwielkoppeling vormgesloten is en indien deze niet wordt bediend in 20 de open of gesloten stand blijft staan, een hoofdkoppeling die aanwezig is tussen de aandrijfas en de eerste ingang van de transmissie en die krachtgesloten is en indien deze niet wordt bediend gesloten is door een veer, en een hulpkoppeling die aanwezig is tussen de aandrijfas en de tweede ingang van 25 de transmissie, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling een krachtgesloten koppeling is, die indien deze niet wordt bediend open is.

2. Aandrijving volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling in de natte of in de droge ruimte van de transmissie aanwezig is.

3. Aandrijving volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat er geen torsiedemper tussen de hulpkoppeling en de aandrijfas van de verbrandingsmotor aanwezig is.

4. Aandrijving volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling is uitgevoerd als een natte platen koppeling met ten minste één plaat.

5. Aandrijving volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling is uitgevoerd als een conus vormige koppeling met ten minste één conus.

6. Aandrijving volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling twee koppelingsdelen omvat waarvan een eerste koppelingsdeel is 5 verbonden met de tweede ingang en het tweede koppelingsdeel met een holle tussenas is verbonden die eveneens om de eerste as aanwezig is, en de transmissie een behuizing omvat met twee op afstand van elkaar aanwezige wanddelen, waartussen de hulpkoppeling aanwezig is, waarbij een eerste van de wanddelen tussen de hulpkoppeling en de eerste tandwielkoppeling aanwezig is, welke wanddelen elk zijn 10 voorzien van een opening waardoorheen de eerste ingang steekt, welke de hulpkoppeling een actuator omvat voor het tegen elkaar aandrukken van beide koppeling sdelen, welke actuator tussen de eerste en tweede wand aanwezig is en met één van deze wanden is verbonden, en via een druklager met één van de koppeling sdelen van de hulpkoppeling is verbonden.

7. Aandrijving volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de actuator met de tweede wand is verbonden en het eerste koppelingsdeel van de hulpkoppeling via een verder druklager met de eerste wand is verbonden.

8. Aandrijving volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de actuator met de eerste wand is verbonden en de tussenas via een lager in de tweede wand is gelagerd.

9. Aandrijving volgens conclusie 6, 7 of 8, met het kenmerk dat de hoofdkoppeling een verdere actuator omvat en dat de actuatiekrachten van de actuators van de hulpkoppeling en van de hoofdkoppeling, pneumatisch, hydraulisch, electro-mechanisch of electro-magnetisch worden gegenereerd.

10. Aandrijving volgens conclusie 6, 7, 8 of 9, met het kenmerk dat de 25 verdere actuator van de hoofdkoppeling via een verder druklager met het tweede koppelingsdeel van de hoofdkoppeling is verbonden en dat de druklagers beide op druk worden belast of één ervan op druk wordt belast en de andere op trek.

11. Aandrijving volgens conclusie 6, 7, 8, 9 of 10, met het kenmerk dat de actuator van de hulpkoppeling concentrisch of coaxiaal met de actuator van de 30 hoofdkoppeling is.

12. Werkwijze voor het schakelen van de eerste tandwielkoppeling van de aandrijving volgens één der voorgaande conclusies van de tweede stand naar de eerste stand, met het kenmerk dat de hoofdkoppeling de aandrijfbron onder slippend bedrijf laat optoeren tot een toerental waarbij de beide koppeling sdelen van de hulpkoppeling synchroon of nagenoeg synchroon zijn, terwijl de eerste tandwielkoppeling in de tweede stand aanwezig is, waarna de hulpkoppeling gesloten wordt, zodat deze het aandrijfkoppel van de aandrijfbron doorleidt.

13. Werkwijze volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat nadat de 5 hulpkoppeling is gesloten, de hoofdkoppeling geheel geopend wordt.

14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat nadat de hoofdkoppeling is geopend, de eerste tandwielkoppeling van de tweede stand naar de eerste stand wordt geschakeld.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat nadat de eerste 10 tandwielkoppeling in de eerste stand is gezet, de hoofdkoppeling weer gesloten wordt en de hulpkoppeling geopend wordt.

16. Werkwijze voor het schakelen van de eerste tandwielkoppeling van de aandrijving volgens één der voorgaande conclusies 1 tot en met 11 van de eerste stand naar de tweede stand, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling wordt gesloten terwijl de 15 hoofdkoppeling nog gesloten is of slippend bedreven wordt en de eerste tandwielkoppeling in de eerste stand staat.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat nadat de hulpkoppeling is gesloten, de hoofdkoppeling geheel geopend wordt.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat nadat de 20 hoofdkoppeling is geopend, de eerste tandwielkoppeling van de eerste stand naar de tweede stand wordt geschakeld.

19. Werkwijze volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat nadat de eerste tandwielkoppeling in de tweede stand is gezet, de hoofdkoppeling weer wordt gesloten en de hulpkoppeling wordt geopend.

20. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 12 tot en met 19, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling slechts tijdelijk wordt bediend, waardoor de actuatieverliezen in de lagers en ook de slijtage ervan wordt beperkt.

21. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 12 tot en met 20, met het kenmerk, dat het koppel door de hulpkoppeling wordt begrensd door een begrenzing 30 in de actuatiekracht.

22. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies 12 tot en met 21, met het kenmerk, dat de hulpkoppeling alleen onder minimale slip wordt bediend.