NL2003335C2 - Kaasvattransportinrichting. - Google Patents

Kaasvattransportinrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL2003335C2
NL2003335C2 NL2003335A NL2003335A NL2003335C2 NL 2003335 C2 NL2003335 C2 NL 2003335C2 NL 2003335 A NL2003335 A NL 2003335A NL 2003335 A NL2003335 A NL 2003335A NL 2003335 C2 NL2003335 C2 NL 2003335C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
cheese
transport device
lifting
lifting arm
curd
Prior art date
Application number
NL2003335A
Other languages
English (en)
Inventor
Sijmen Sipma
Original Assignee
Tetra Laval Holdings & Finance
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Tetra Laval Holdings & Finance filed Critical Tetra Laval Holdings & Finance
Priority to NL2003335A priority Critical patent/NL2003335C2/nl
Priority to PCT/NL2010/050495 priority patent/WO2011016723A1/en
Priority to EP10740769.4A priority patent/EP2461668B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2003335C2 publication Critical patent/NL2003335C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J25/00Cheese-making
    • A01J25/11Separating whey from curds; Washing the curds
    • A01J25/111Separating whey from curds; Washing the curds by continuous separation
    • A01J25/112Separating whey from curds; Washing the curds by continuous separation in cylinders
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J25/00Cheese-making
    • A01J25/12Forming the cheese

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Dairy Products (AREA)

Description

P88128NL00
Titel: Kaasvattransportinrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een kaasvattransportinrichting voor het langs tenminste één doseersectie van tenminste één wrongeldraineerinrichting transporteren van kaasvaten, welke kaasvattransportinrichting aandrijfmiddelen omvat voor het langs een 5 transportbaan van de kaasvattransportinrichting voortbewegen van kaasvaten en hefmiddelen voor het tot in een boven de transportbaan gelegen vulpositie brengen van te vullen kaasvaten en het weer neerlaten van gevulde kaasvaten tot op de transportbaan.
Een dergelijke kaasvattransportinrichting is op zichzelf bekend en 10 kan bij vertikale wrongeldraineerinrichtingen van het Te tra Tebel
Casomatic type of soortgelijke andere inrichtingen worden toegepast en ook bij andersoortige wrongeldraineerinrichtingen zoals een horizontale draineerinrichting van bijvoorbeeld het type Tetra Tebel Pressvatic,
Een kaasvattransportinrichting van de aangegeven soort dient voor 15 het transport van lege kaasvaten naar één of meer wrongeldraineerinrichtingen en voor het transport van gevulde kaasvaten vanaf de wrongeldraineerinrichtingen) naar een volgend behandelingsstation.
Voorts omvat de kaasvattransportinrichting hefmiddelen ter plaatse van de wrongeldraineerinrichting(en). De hefmiddelen heffen in 20 bedrijf een zich op de transportbaan ter plaatse van een vatvulstation van een wrongeldraineerinrichting bevindend kaasvat op tot een boven de transportbaan gelegen vulpositie om een door de wrongeldraineerinrichting verschaft wrongelblok op te nemen en laat vervolgens het gevulde kaasvat neer tot op de transportbaan. Gebruikelijk valt het wrongelblok, in deze fase 25 van de kaasproduktie ook wel kaasblok genoemd, van boven af in een kaasvat. Door de kaasvaten op te heffen wordt de valhoogte 20 0 3 3 35 2 geminimaliseerd en wordt beschadiging van de wrongelblokken zoveel mogelijk voorkomen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat in deze tekst met “kaasvat” een kaasvorm wordt bedoeld, waarin een gedraineerd wrongelblok 5 wordt gedeponeerd. Zulks in tegenstelling tot de zogenaamde OST-vaten, die ook wel wrongeltanks of kaasvaten worden genoemd. In dergelijke vaten wordt melk met stremsel en zuursel geroerd en gesneden voor het vormen van een mengsel van wei en wrongel, dat vervolgens aan een wrongel-draineerinrichting wordt toegevoerd.
10 Het vatvulstation van een wrongeldraineerinrichting bevindt zich in de doseersectie, waarin zich gebruikelijk een hoeveelheid wei bevindt. Daardoor komt bij het vullen van een kaasvat ook wei in de transportinrichting terecht, samen met wrongelresten. Deze wei en de wrongelresten dienen in de transportinrichting op gevangen te worden maar veroorzaken 15 ook vervuiling van de transportinrichting en geven daar groei- omstandigheden voor micro organismen welke de langslopende wei en vaten, en via deze vaten de wrongelblokken infecteren. Dit kan de verwerking van de wei en de wrongelblokken tot hoogwaardige levensmiddelen beperken.
20 De kaasvattransportinrichting kan op bekende wijze bijvoorbeeld een kettingtransporteur omvatten, die is voorzien van besturingsorganen om de transporteur op de juiste momenten te laten stoppen, dat wil zeggen op momenten dat een op de transporteur geplaatst kaasvat zich juist onder een vatvulstation van een wrongeldraineerinrichting bevindt.
25 De kaasvattransportinrichting kan ook op eveneens bekende wijze bijvoorbeeld een pallentransporteur zijn met heen en weer bewegende meeneemorganen, die in bedrijf de kaasvaten stapsgewijze over een transportvlak verplaatsen.
3
De kaasvattransportinrichting kan een open transportinrichting zijn, die handmatig of met een CIP(cleaning in place)-bevloeiingssysteem gereinigd kan worden.
Met het oog op hygiënevereisten wordt echter steeds vaker gebruik 5 gemaakt van een gesloten transportinrichting die van een CIP-sproei en bevloeiingssysteem is voorzien.
Een bezwaar van de toepassing van een kaasvattransportinrichting is, dat de hefiniddelen zich in de transportinrichting bevinden. De hefiniddelen vervuilen daardoor in bedrijf door de tijdens 10 kaasproductie in de transportinrichting terecht komende wei en wrongeldeeltjes. De in de transportinrichting terecht komende en vervolgens opgevangen wei kan daardoor slechts nog voor voedings-produkten gebruikt worden als de transporteur en de hefiniddelen gedurende de kaasproduktie intensief gespoeld worden met bijvoorbeeld 15 schoon water, dat navolgend bij de weiverwerking weer moet worden afgescheiden.
De uitvinding beoogt het geschetste bezwaar te ondervangen of althans te reduceren, en in het algemeen een efficiënte, eenvoudig te reinigen kaasvattransportinrichting ter beschikking te stellen.
20 Hiertoe heeft volgens de uitvinding een kaasvattransport inrichting van de boven beschreven soort een bovenste gedeelte, waarin zich een transportbaan bevindt en tenminste één hefplateau, welk bovenste gedeelte door een scheidingswand is gescheiden van een onderste gedeelte, waarin zich tenminste één hefmechanisme voor het via een hefarm tussen 25 de transportbaan en de vulpositie op en neer bewegen van een hefplateau bevindt, waarbij de hefarm door een doorvoeropening in de scheidingswand reikt, en ter plaatse van de opening een afdichting is aangebracht, en waarbij het hefmechanisme een zich in het onderste gedeelte bevindend en met de hefarm gekoppeld hefboomstelsel omvat, dat in bedrijf wordt 4 aangedreven door een cilinder, en waarbij zich in het onderste gedeelte geleidingsmiddelen voor de hefarm bevinden.
In het volgende zal de uitvinding nader worden beschreven met verwijzing naar de bijgevoegde tekening.
5 Figuur 1 toont schematisch in vooraanzicht een voorbeeld van een opstelling van een aantal wrongeldraineerinrichtingen en een daarmee samenwerkende kaasvattransportinrichting van het gesloten type; figuur 2 toont schematisch in vertikale doorsnede een voorbeeld van een deel van een wrongeldraineerinrichting met een uitvoerings-10 voorbeeld van een kaasvattransportinrichting volgens de uitvinding; figuur 3 toont schematisch in vertikale dwarsdoorsnede een voorbeeld van een kaasvattransportinrichting volgens de uitvinding; figuur 4 toont schematisch een opengemaakt vooraanzicht van een deel van een voorbeeld van een kaasvattransportinrichting volgens de 15 uitvinding; figuur 5 toont schematisch een voorbeeld van een hefmechanisme voor een kaasvattransportinrichting volgens de uitvinding; en figuur 6 toont schematisch in dwarsdoorsnede een voorbeeld van een labyrintafdichting die in een kaasvattransportinrichting volgens de 20 uitvinding toepasbaar is.
Figuur 1 toont schematisch een voorbeeld van een samenstel van een aantal op zichzelf bekende kolomvormige wrongeldraineerinrichtingen 1, die elk van een aantal draineersecties 2 zijn voorzien en die samenwerken met een zich langs de wrongeldraineerinrichtingen uitstrekkende 25 kaasvattransportinrichting 3 volgens de uitvinding. De kaasvattransportinrichting 3 is van het gesloten type en is in dit voorbeeld ingericht om met zes wrongeldraineerinrichtingen van het Casomatic-type of een vergelijkbaar type samen te werken. In de tekening zijn eenvoudigheidshalve slechts drie wrongeldraineerinrichtingen getoond. De 30 kaasvattransportinrichting is weliswaar ingericht om zes wrongel- 5 draineerinrichtingen te bedienen, doch kan niettemin met een geringe aanpassing van de besturing worden gebruikt om een geringer aantal wrongeldraineerinrichtingen te bedienen.
De getoonde kaasvattransportinrichting omvat zes secties 3a t/m 3f 5 alsmede een op de ene eindsectie, bijvoorbeeld sectie 3f aansluitend aanvoertraject en een op de andere eindsectie, bijvoorbeeld 3a, aansluitend afvoertraject. Elke sectie omvat hefmiddelen in de vorm van een in het volgende nader te beschrijven en in figuur 1 niet zichtbaar hefmechanisme.
Opgemerkt wordt, dat een kaasvattransportinrichting volgens de 10 uitvinding tenminste ter plaatse van de voor samenwerking met een wrongeldraineerinrichting ingerichte secties gesloten is, doch desgewenst ook buiten deze secties geheel of gedeeltelijk gesloten kan zijn uitgevoerd.
De kaasvattransportinrichting 3 is gepositioneerd onder doseerinrichtingen 7.van de kolomvormige draineerinrichtingen 1, zoals 15 goed zichtbaar is in figuur 2.
De kaasvattransportinrichting 3 omvat een schematisch met een horizontale lijn aangegeven transportbaan 6, die zich door een bovenste gedeelte 4 van de kaasvattransportinrichting 3 uitstrekt. De hef-mechanismen bevinden zich in een onderste gedeelte 5 van de 20 kaasvattransportinrichting 3.
Volgens de uitvinding zijn het bovenste en het onderste gedeelte van de kaasvattransportinrichting 3 op zodanige wijze door een scheidingswand van elkaar gescheiden dat zich in de bovenste gedeelten bevindende wei en wrongeldeeltjes de onderste gedeelten niet of moeilijk 25 kunnen bereiken. Daardoor kan uit de bovenste gedeelten schone wei worden afgetapt. Bovendien wordt de mogelijk optredende vervuiling van de hefmechanismen in het onderste gedeelte sterk verminderd, zodat deze minder frequent of zelfs in het geheel niet gespoeld behoeven te worden tussen twee reinigingsbeurten met behulp van het CIP-systeem in.
6
Figuur 2 toont schematisch in vertikale doorsnede een zij-aanzicht van een voorbeeld van een soortgelijk samenstel als getoond in figuur 1 van een kolomvormige wrongeldraineerinrichting 1 en een kaasvat-transportinrichting 3 met een bovenste gedeelte 4 en een daarvan 5 gescheiden onderste gedeelte 5 volgens de uitvinding. Soortgelijke delen zijn in deze figuur en ook in de andere figuren met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.
Figuur 2 toont bij wijze van voorbeeld een (deel van een) kolom van een kolom vormige draineersectie 1. De kolom rust op een doseerinrichting 7, 10 die op gebruikelijke wijze een guillotinemes 8 omvat, dat een zich in de kolom bevindende wrongelkolom ondersteunt. Het guillotinemes kan weggeschoven worden, zodat de wrongelkolom naar beneneden kan zakken. Daarbij wordt de wrongelkolom op bekende wijze ondersteund door samenstel 9 van een doseerplaat en een vertikale doseercilinder, die de 15 wrongelkolom geleidelijk over een vooraf ingestelde afstand laat zakken. Als vervolgens het guillotinemes weer wordt gesloten wordt een wrongelblok afgesneden. Het wrongelblok wordt opgevangen in een schuifbus 10, die vervolgens door een bedieningscilinder 11 opzij wordt geschoven naar een vatvulstation 12. De hefmiddelen zijn in figuur 2 globaal aangegeven met 20 14, en zijn ingericht om een te vullen kaasvat vanaf de transportbaan 6 omhoog te brengen tot een juist onder het vatvulstation 12 gelegen vulpositie, en om een gevuld kaasvat vervolgens weer op de transportbaan 6 te plaatsen voor verder transport.
Een voorbeeld van een geschikt hefmechanisme is in figuur 4 en 5 25 te zien in vooraanzicht volgens en pijl IV in figuur 2, terwijl de figuren 2 en 3 het hefmechanisme tonen in een aanzicht in de lengterichting van de transportbaan, zoals aangegeven met en pijl II in figuur 4. In het vooraanzicht van figuur 4 volgens de pijl IV in figuur 2 zijn behuizingsdelen, die de hefmechanismen afdekken weggelaten.
7
Zoals reeds opgemerkt is voor elk vulstation een afzonderlijk hefmechanisme aanwezig. In figuur 4 zijn bij wijze van voorbeeld drie hefmechanismen 14a, 14b, 14c getoond, die corresponderen met drie naast elkaar geplaatste wrongeldraineerinrichtingen 1 zoals getoond in figuur 1.
5 In het getoonde voorbeeld omvat elk hefmechanisme 14 een aandrijfcilinder 15, die zich bij voorkeur, en ook dit voorbeeld, buiten de gesloten kaasvattransportinrichting 3 bevindt, zoals in figuur 3 is aangegeven. De cilinder 15 is met een gesloten einde scharnierbaar opgehangen, zoals aangegeven met verwijzingscijfer 16. De zuigerstang 17 10 van de cilinder is scharnierend bij 18 verbonden met een hefboom 19. De hefboom 19 is vast verbonden met een zich in dit voorbeeld dwars door het onderste gedeelte 5 van de kaasvattransportinrichting uitstrekkende draai-as 20. De as 20 is in het getoonde voorbeeld gelagerd in aan de voorwand 21 en de achterwand 22 van het onderste gedeelte 5 van de gesloten 15 kaasvattransportinrichting 3 gelegen lagers 20a, 20b.
De as 20 is vast verbonden met het ene einde van twee eerste hefboomarmen 23, waarvan de andere einden scharnierend zijn verbonden met twee tweede kortere, hefboomarmen 24. De tweede hefboomarmen zijn verder met de van de eerste hefboomarmen afgekeerde einden scharnierend 20 verbonden met een dwarsstang 25, die vast is verbonden met een tussen de eerste en tweede hefboomarmen gelegen vertikale hefarm 26. De hefarm 26 werkt samen met hieronder nader beschreven geleidingsorganen en reikt door een doorvoeropening 27 in een scheidingswand 28 tussen het onderste gedeelte 5 en het bovenste gedeelte 4 van de kaasvattransportinrichting 3. 25 De doorvoeropening 27 is in dit voorbeeld voorzien van een afdichting in de vorm van een beluchte labyrintafdichting 30, die voorkomt, dat zich in het bovenste gedeelte 4 bevindend wei direkt naar het onderste gedeelte 5 stroomt. Wel zouden opspattende druppels wei vanuit het bovenste gedeelte 4 in het onderste gedeelte 5 terecht kunnen komen.
8
Een voorbeeld van een dergelijke beluchte labyrintafdichting is schetsmatig getoond in figuur 6. In het eenvoudigste geval kan de beluchte labyrintafdichting 30 bestaan uit een opstaande kraag 31 rondom de opening 27. In figuur 6 is nog een met tussenruimte boven de kraag 31 5 geplaatste druppelvanger in de vorm van een afdekschijf 32 getoond, die zich tot buiten de kraag 31 uitstrekt en die desgewenst van een afhangende omtreksrand 33 kan zijn voorzien. De druppelvanger 32 kan vast ten opzichte van de kraag 31 zijn gemonteerd of kan aan de hefarm zijn bevestigd en met deze mee op en neer bewegen. In dat geval kan de 10 druppelvanger 32 direkt onder een hefplateau voor een kaasvat zijn bevestigd of daarvan deel uitmaken. De afdichting 30 is in dit voorbeeld derhalve geen volledig vloeistofdichte afdichting, die nauw om een hefarm sluit, doch een min of meer open afdichting, die wel een onbelemmerde doorstroming van vloeistof vanuit het bovenste gedeelte naar het onderste 15 gedeelte voorkomt. Dit maakt het positioneren van de hefmechanismen eenvoudiger.
In de figuren 4 en 5 zijn hefplateaus 35 getoond in zij-aanzicht, en in figuur 3 in eindaanzicht. De hefplateaus kunnen uit twee zich naar voren en naar achter uitstrekkende, uit bijvoorbeeld draad-, staf- of buismateriaal 20 gebogen langwerpige lussen 39, 40 zijn gevormd. Hierdoor zijn de plateaus gemakkelijk te reinigen. In figuur 4 zijn voorts op de hefplateaus 35 geplaatste kaasvaten 36 te zien. De kaasvaten 36 bevinden zich in figuur 4 in de vulpositie en reiken dan tot boven de in bedrijf open bovenwand 37 van het bovenste gedeelte 5 van de kaasvattransportinrichting.
25 Opgemerkt wordt, dat de hefarmen 26 in figuur 4 in de vulpositie zijn getoond, en dat de aandrijfcilinders 15 en de daarmee gekoppelde hefboomstelsels 19, 20, 23, 24, 25 in de daarmee overeenkomende stand zijn getoond. In figuur 3 is het hefboomstelsel 19, 20, 23, 24, 25 eveneens in de bij de vulpositie behorende stand getekend, doch is de hefarm 26 in de lage 9 stand getekend. In werkelijkheid zou de hefarm 26 in figuur 3 de in figuur 5B getoonde, bij de vulpositie behorende hoge stand innemen.
In figuur 5A is de hefarm 26 in de lage ruststand getoond en zijn de cilinder 15 en het daarmee verbonden hefboomstelsel in de overeenkomstige 5 stand getoond. Deze stand is ook in figuur 2 getoond.
De hefarm 26 heeft in het getoonde voorbeeld een ruitvormige dwarsdoorsnede, doch kan ook een anders gevormde dwarsdoorsnede hebben, bijvoorbeeld cirkelvormig, ellipsvormig, of ruitvormig met afgeronde punten etc.. Voorts zijn in dit voorbeeld geleidingsmiddelen voor de hefarm 10 26 toegepast, die twee boven elkaar geplaatste stellen diabolovormige geleidingswielen omvatten. De wielen van een stel grijpen telkens aan weerszijden op de hefarm 26 aan. In figuur 3 zijn de stellen geleidingswielen aangegeven met 42 en 43. In figuur 3 is van elk stel geleidingswielen slechts één wiel zichtbaar. In de figuren 4 en 5 zijn van het onderste stel beide 15 wielen deels te zien.
De geleidingswielen zijn gemonteerd tussen montageplaten 44, die in het getoonde voorbeeld gezamenlijk uit een U-vormig gebogen plaat zijn vervaardigd, die aan de scheidingswand 28 is gelast.
Het profiel van de geleidingswielen correspondeert met het 20 dwarsdoorsnedeprofiel van de hefarm, zodat een nauwkeurige geleiding van de hefarm wordt verkregen bij de op en neer gaande bewegingen van de hefarm. Tevens voorkomen de ruitvormige of een andere niet cirkelvormige dwarsdoorsnede van de hefarm en de corresponderende profilering van de wielen dat torsie in de hefarm optreedt.
25 In figuur 3 is het bovenste gedeelte 4 van een kaasvat- transportinrichting goed te zien. In de getoonde situatie is het bovenste gedeelte 4 aan de bovenzijde afgedekt met een plaat 37 en aan de voorzijde met een plaat 45. Deze platen zijn ook aanwezig in figuur 1 en figuur 2, doch zijn bij normaal bedrijf weggenomen. De platen 45 zijn slechts aanwezig 30 tijdens reiniging met het CIP-systeem en als de inrichting buiten bedrijf is.
10
Bij normaal bedrijf zijn de platen 37 en 45 weggenomen, maar is wel een spatscherm 46 aan de voorzijde geplaatst. In de figuren 1, 2 en 3 is het spatscherm 46 in een neergeklapte stand getoond, doch in de bedrijfstoestand is het spatscherm omhoog geklapt en bevindt zich dan voor 5 de voorzijde van de desbetreffende sectie van de kaasvattransportinrichting.
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld is het bovenste gedeelte 4 breder dan het onderste gedeelte 5 en heeft het bovenste gedeelte 4 aan weerszijden van de scheidingswand 28 iets lager liggende goten 50, 51 die in bedrijf in het bovenste gedeelte vrijkomende wei en ook spoelvloeistof of, 10 tijdens een CIP-cyclus, reinigingsvloeistof, opvangen en afvoeren. De goten 50, 51 lopen in dit voorbeeld vanaf een hoogste niveau aan het ene einde van de kaasvattransportinrichting geleidelijk af naar het andere einde van de kaasvattransportinrichting. Dit geldt ook voor de tussen de goten liggende scheidingswand 28.
15 Dit is goed te zien in de figuren 1 en 4, waar de afstand tussen de ransportbaan 6 en het niveau van de scheidingswand 28 en de goten van rechts naar links toeneemt van “d” naar “D”. Op overeenkomstige wijze neemt de hoogte van de labyrintafdichting in figuur 4 van links naar rechts toe.
20 Ook de bodem 29 van het onderste gedeelte vormt een aflopende goot om in het onderste gedeelte terecht gekomen weidruppels op te vangen en af te voeren.
Opgemerkt wordt, dat de goten ook op andere wijze kunnen zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld met twee secties, die vanaf beide uiteinden naar 25 een in het midden gelegen afvoerleiding of afvoergoot aflopen.
In het bovenste gedeelte 4 bevindt zich de transportbaan 6, die in het getoonde voorbeeld een op zichzelf bekende pallentransporteur is. De kaasvaten worden stapsgewijze schuivend verplaatst over staafvormige dragers 60, 61 (figuur 3) met behulp van in de lengterichting van de 30 transportbaan heen en weer bewegende pallen 63, die in de heengaande slag 11 op een kaasvat aangrijpen, doch in de teruggaande slag buiten het bereik van de kaasvaten zijn gezwenkt. Aan de tegenoverliggende zijde van pallen 63 bevindt zich een staafvormige geleiding 62 in de lengterichting van de transportbaan. In plaats van een staafvormige geleiding kan ook gebruik 5 worden gemaakt van meelopende pallen (systematiek overeenkomstig de pallen 63).
De figuren 3 en 4 tonen voorts nog tussen de secties van de kaasvattransportinrichting in het bovenste gedeelte geplaatste sproeiers 64 en een bijbehorende toevoerleiding 65 voor het spoelen van het bovenste 10 gedeelte van de kaasvattransportinrichting met een geschikte spoelvloeistof, zoals water en/of wei. Deze inrichting wordt tijdens de CIP reiniging toegepast om geschikte reinigingsvloeistoffen mee te verdelen.
Tenslotte tonen de figuren 1 en 2 nog inspectieluiken 66, die in beplating van de onderste gedeelten 5 van de secties van de kaasvat-15 transportinrichting zijn aangebracht om het hefmechanisme te kunnen bereiken.
Samenvattend verschaft de uitvinding een kaasvattransportinrichting met een bovenste gedeelte, de productzone, en een daarvan gescheiden onderste gedeelte, de bedieningszone. In de productzone 20 wordt wei opgevangen en afgevoerd via goten en een pomp. In de productzone bevinden zich zo weinig mogelijk organen voor het geleiden, transporteren en op en neer bewegen van kaasvaten.
In de bedieningszone bevinden zich de aandrijfmiddelen voor de hefmechanismen. In bedrijf kunnen weidruppels in de bedieningszone 25 . terecht komen. Deze druppels worden door de gesloten, en evenals de goten ' aflopende, bodem 29 opgevangen en afgevoerd.
De twee gedeelten zijn gescheiden door een scheidingswand en in dit voorbeeld ter plaatse van een doorvoeropening voor een hefarm door een beluchte labyrintafdichting.
12
Beide delen kunnen tijdens productie onafhankelijk van elkaar gespoeld worden. Het spoelen van het bovenste gedeelte kan gereduceerd worden omdat zich in dat gedeelte zo weinig mogelijk bewegende delen bevinden en daardoor ook minder vervuiling optreedt. Effectief spoelen is 5 daardoor makkelijker.
Het spoelen van het onderste gedeelte kan aanzienlijk gereduceerd worden en wellicht geheel achterwege worden gelaten, omdat in het onderste gedeelte slechts een geringe hoeveelheid wei terecht komt.
Tijdens reiniging met het CIP-systeem kunnen beide gedeelten 10 gelijktijdig behandeld worden.
Op gemerkt wordt dat na het voorgaande diverse modificaties voor de deskundige voor de hand liggen. De beschreven uitvoeringsvorm is slechts als niet beperkend voorbeeld bedoeld, waarvan op vele punten afgeweken kan worden. Zo kan in plaats van een pallentransporteur 15 desgewenst een ander type transporteur worden toegepast. Ook zijn varianten van het hefmechanisme mogelijk. Voorts kan een kaasvattransportinrichting volgens de uitvinding zijn ingericht voor samenwerking met andere typen dan de getoonde draineerinrichtingen en/of een ander aantal draineerinrichtingen.
20 Ook kan het onderste gedeelte althans deels open zijn uitgevoerd.
Voorts kan het bovenste gedeelte ook met een enkele goot zijn uitgevoerd.
Deze en soortgelijke modificaties worden geacht binnen het kader van de uitvinding te vallen.
2003335

Claims (11)

1. Kaasvattransportinrichting voor het langs tenminste één doseersectie van tenminste één wrongeldraineerinrichting transporteren van kaasvaten, welke kaasvattransportinrichting aandrijfmiddelen omvat voor het langs een transportbaan van de kaasvattransportinrichting 5 voortbewegen van kaasvaten, en hefmiddelen voor het tot in een boven de transportbaan gelegen vulpositie brengen van te vullen kaasvaten en het weer neerlaten van gevulde kaasvaten op de transportbaan, waarbij de kaasvattransportinrichting een bovenste gedeelte heeft waarin zich een transportbaan bevindt en tenminste één hefplateau, welk bovenste gedeelte 10 door een scheidingswand is gescheiden van een onderste gedeelte, waarin zich tenminste één hefmechanisme voor het via een hefarm tussen de transportbaan en de vulpositie op en neer bewegen van een hefplateau bevindt, waarbij de hefarm door een doorvoeropening in de scheidingswand reikt, en ter plaatse van de opening een afdichting is aangebracht, en 15 waarbij het hefmechanisme een zich in het onderste gedeelte bevindend en met de hefarm gekoppeld hefboomstelsel omvat, dat in bedrijf wordt aangedreven door een cilinder, en waarbij zich in het onderste gedeelte geleidingsmiddelen voor de hefarm bevinden.
2. Kaasvattransportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, 20 dat de cilinder aan de buitenzijde van een zijwand van het onderste gedeelte is geplaatst.
3. Kaasvattransportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de geleidingsmiddelen twee paar boven elkaar aan weerszijden van de hefarm geplaatste geprofileerde wielen omvatten, 25 waarbij de profilering van de wielen correspondeert met de dwarsdoorsnede vorm van de hefarm. 2 0 0 333 5
4. Kaasvattransportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de hefarm een ruitvormige dwarsdoorsnede heeft.
5. Kaasvattransportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de scheidingswand in de lengterichting van de 5 kaasvattransport-inrichting enigszins afloopt om de afvoer van wei te bevorderen.
6. Kaasvattransportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich langs tenminste één langsrand van de scheidingswand een op de scheidingswand aansluitende iets lager liggende 10 goot uitstrekt voor de afvoer van wei.
7. Kaasvattransportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderste gedeelte een een aflopende goot vormende bodem heeft voor de afvoer van in het onderste gedeelte terecht gekomen wei of andere vloeistof.
8. Kaasvattransportinrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afdichting van het type beluchte labyrintafdichting is, omvattende tenminste een opstaande kraag rondom een doorvoeropening voor een hefarm.
9. Kaasvattransportinrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, 20 dat de labyrintafdichting een met tussenruimte boven de opstaande kraag liggende, zich tot voorbij de opstaande kraag uitstrekkende afdekschijf omvat.
10. Kaasvattransportinrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de afdekschijf is voorzien van een afhangende omtreksrand.
11. Samenstel van een kaasvattransportinrichting volgens één der voorgaande conclusies en tenminste één wrongeldraineerinrichting. 2003335
NL2003335A 2009-08-05 2009-08-05 Kaasvattransportinrichting. NL2003335C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003335A NL2003335C2 (nl) 2009-08-05 2009-08-05 Kaasvattransportinrichting.
PCT/NL2010/050495 WO2011016723A1 (en) 2009-08-05 2010-08-04 Cheese vat conveying apparatus
EP10740769.4A EP2461668B1 (en) 2009-08-05 2010-08-04 Cheese vat conveying apparatus

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2003335A NL2003335C2 (nl) 2009-08-05 2009-08-05 Kaasvattransportinrichting.
NL2003335 2009-08-05

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2003335C2 true NL2003335C2 (nl) 2011-02-08

Family

ID=42107403

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2003335A NL2003335C2 (nl) 2009-08-05 2009-08-05 Kaasvattransportinrichting.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2461668B1 (nl)
NL (1) NL2003335C2 (nl)
WO (1) WO2011016723A1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1931038A1 (de) * 1965-10-20 1971-06-09 Chalon & Megard Freres Sa Vorrichtung zum Herstellen von Kaese der Greyerzer oder Emmentaler Art
DE1582941A1 (de) * 1967-05-09 1972-01-05 Alpma Alpenland Maschb Hain & Vorrichtung zum Ausformen von Kaesestuecken
WO1989008978A1 (en) * 1988-03-31 1989-10-05 Alfa-Laval Cheese Systems Limited Method and apparatus for producing moulded cheese blocks

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE1931038A1 (de) * 1965-10-20 1971-06-09 Chalon & Megard Freres Sa Vorrichtung zum Herstellen von Kaese der Greyerzer oder Emmentaler Art
DE1582941A1 (de) * 1967-05-09 1972-01-05 Alpma Alpenland Maschb Hain & Vorrichtung zum Ausformen von Kaesestuecken
WO1989008978A1 (en) * 1988-03-31 1989-10-05 Alfa-Laval Cheese Systems Limited Method and apparatus for producing moulded cheese blocks

Also Published As

Publication number Publication date
EP2461668A1 (en) 2012-06-13
EP2461668B1 (en) 2018-12-19
WO2011016723A1 (en) 2011-02-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2010765C2 (en) Poultry feed distribution system with feeding devices having rotatable attachment parts with drop tubes hingedly connected thereto.
NL1031764C2 (nl) Melkklauwinrichting eventueel met reinigingsfunctie.
US7883624B2 (en) Self-cleaning filter for washers
EP2624684B1 (en) Device and method for cleaning a support structure for poultry holders
EP0259342A1 (en) DEVICE FOR PRESSING AND SHAPING CHEESE BREAK.
KR101493202B1 (ko) 자동 튀김장치
US8827775B2 (en) Device for removing material from feet of poultry
NL2015650B1 (nl) Mestverwijderingsvoertuig voor het verwijderen van mest van een stalvloer.
NL2003335C2 (nl) Kaasvattransportinrichting.
NL8501983A (nl) Plunjerdoseerinrichting.
NL2002771C2 (nl) Kaasbereidingsinrichting met vertikale draineerkolom.
NL9500347A (nl) Constructie met een inrichting voor het melken van dieren en werkwijze voor het reinigen van melkbekers.
CN107072266A (zh) 蛋去盖设备和相关联的方法
US4081374A (en) Balance control water screen
US3419147A (en) Apparatus for removing grease from cans and drums
CN213428073U (zh) 一种加工竹荚鱼用自动分级机
NL2013090B1 (nl) Inrichting voor het verwateren van schaal- en/of schelpdieren
BE1026297B1 (nl) Skimmerzwembad
US3532144A (en) Egg processing machine
NL1003792C2 (nl) Draineerbak voor de kaasbereider.
NL9400823A (nl) Constructie met een inrichting voor het melken van dieren, en werkwijze voor het automatisch melken van dieren.
NL1037318C2 (nl) Inrichting voor het storten, opslaan en reinigen van golfballen.
CN112167306B (zh) 一种活鸡用清洗装置
NL1026687C1 (nl) Inrichting voor het reinigen van gassen, zoals in het bijzonder lucht.
JP2019134845A (ja) 食器洗浄装置

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20190901