NL2001780C2 - Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem. - Google Patents

Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem. Download PDF

Info

Publication number
NL2001780C2
NL2001780C2 NL2001780A NL2001780A NL2001780C2 NL 2001780 C2 NL2001780 C2 NL 2001780C2 NL 2001780 A NL2001780 A NL 2001780A NL 2001780 A NL2001780 A NL 2001780A NL 2001780 C2 NL2001780 C2 NL 2001780C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
coupling
coupling device
wall
angle
approximately
Prior art date
Application number
NL2001780A
Other languages
English (en)
Inventor
Marinus Robertus Tuinenburg
Guido Joseph Maria Houg
Klaas Houten
Original Assignee
Accura Holding B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Accura Holding B V filed Critical Accura Holding B V
Priority to NL2001780A priority Critical patent/NL2001780C2/nl
Priority to PCT/NL2009/050412 priority patent/WO2010005305A1/en
Priority to JP2011517367A priority patent/JP2011527596A/ja
Priority to US13/003,220 priority patent/US20110229851A1/en
Priority to EP09794687A priority patent/EP2309946A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2001780C2 publication Critical patent/NL2001780C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A61MEDICAL OR VETERINARY SCIENCE; HYGIENE
    • A61CDENTISTRY; APPARATUS OR METHODS FOR ORAL OR DENTAL HYGIENE
    • A61C8/00Means to be fixed to the jaw-bone for consolidating natural teeth or for fixing dental prostheses thereon; Dental implants; Implanting tools
    • A61C8/0048Connecting the upper structure to the implant, e.g. bridging bars

Description

P83941NL00
Titel: Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem
De uitvinding betreft een koppelinrichting voor een implantaatsysteem, voor koppeling met een corresponderend koppeldeel, waarbij de koppelinrichting is voorzien van tenminste één wand die zich om een middenas uitstrekt, en tenminste een deel van genoemde tenminste ene 5 wand in gebruik aansluit op tenminste één corresponderende wand van genoemd corresponderend koppeldeel zodat in gebruik de koppelinrichting en genoemd koppeldeel ten opzichte van elkaar in positie worden gehouden.
De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor koppeling van een koppelinrichting.
10 Het is bekend een secundair deel, zoals een abutment, te koppelen met een implantaat. Het abutment dient daarbij bijvoorbeeld als ondersteuning van een tandprothese, terwijl het implantaat in de kaak van een patiënt dient te worden vastgezet, in het bijzonder geschroefd. Het abutment is bijvoorbeeld voorzien van een achthoekige projectie, die in een 15 achthoekig gat van een implantaat kan worden geschoven waarbij de externe vlakken van het abutment nauw aansluiten op de interne vlakken van het implantaat. Eenmaal gekoppeld zal onderlinge rotatie tussen het abutment en het implantaat worden verhinderd doordat de vlakken op elkaar aansluiten. Daardoor wordt de oriëntatie c.q. positionering van het 20 abutment ten opzichte van het implantaat bepaald door de oriëntatie van het abutment. Andere geschikte implantaatsystemen zijn bijvoorbeeld voorzien van driehoekige, vierhoekige of zeshoekige projecties met corresponderende gaten. Veelal worden meerdere implantaten in een kaak bevestigd, waarbij een abutmentconstructie van meerdere abutments die 25 met elkaar zijn verbonden via een brug, of een andere constructie zoals een steg, kroon of afdruk, simultaan met de implantaten worden gekoppeld.
2
In principe dienen bij koppeling van implantaat en abutment de externe vlakken van het abutment zich evenwijdig uit te strekken aan de interne vlakken van het implantaat. Het abutment wordt daarbij veelal ongeveer parallel aan een lengteas of middenas van het implantaat in het 5 implantaat geschoven. Wanneer een abutmentconstructie met meerdere abutments die aan elkaar zijn gekoppeld via een brug of andere constructie met meerdere implantaten dient te worden gekoppeld, is het van belang dat de implantaten zich parallel ten opzichte van elkaar uitstrekken, zodat de verschillende onderling gekoppelde abutments ook parallel aan elkaar 10 tegelijk in de verschillende implantaten kunnen worden geschoven en er ook weer uit kunnen worden gehaald. Het is echter moeilijk, en daardoor ook niet altijd realiseerbaar, de implantaten in parallelle stand te verkrijgen. In dergelijke gevallen wordt soms gebruik gemaakt van abutments die niet zijn voorzien van een veelhoek, zodat de oriëntatie en/of inzetrichting van de 15 abutments kan worden aangepast. Dan gaat echter veelal de stabiliteit van het systeem, dat wil zeggen de individuele oriëntatie en goede blokkering van rotatie, verloren. Bovendien is het samenstel van implantaten met abutmentconstructie dan veelal minder stevig.
Een doel van de uitvinding is daarom het bieden van een 20 alternatief voor bestaande koppelsystemen, in het bijzonder bestaande implantaatsystemen.
Dit doel en/of andere doelen kunnen worden bereikt met een koppelinrichting volgens conclusie 1.
Dit doel en/of andere doelen kunnen ook worden bereikt met een 25 werkwijze volgens conclusie 14.
Verdere effecten en maatregelen van de onderhavige uitvinding volgen uit de volgende beschrijving, waarin de uitvinding in meerdere uitvoeringsvoorbeelden aan de hand van de bijgevoegde tekeningen nader wordt beschreven. Daarin toont: 30 figuur 1 een vooraanzicht van een abutment; 3 figuur 2 een onderaanzicht van de abutment van figuur Ikfiguur 3 een vooraanzicht van twee samenstellingen van een abutment en een implantaat in doorsnede, vlak voor koppeling; figuur 4 een vooraanzicht van twee samenstellingen van een 5 abutment gekoppeld met een implantaat in doorsnede; figuur 5 een vooraanzicht van twee met elkaar verbonden koppelinrichtingen waarmee een afdruk wordt gemaakt; figuur 6A en 6B respectievelijk een voor- en zijaanzicht van een abutment; 10 figuur 7A en 7B respectievelijk een voor- en zijaanzicht van nog een abutment.
In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzingscijfers. In de tekening zijn slechts als voorbeeld uitvoeringsvormen getoond. De daarbij gebruikte elementen zijn 15 slechts als voorbeeld genoemd en dienen niet beperkend te worden uitgelegd. Ook andere onderdelen kunnen worden toegepast binnen het raam van de onderhavige uitvinding.
In figuur 1 en 2 is een abutment 1 getoond, welke abutment 1 is voorzien van een achthoekige koppelinrichting 2. Door het midden van de 20 abutment 1, en door de koppelinrichting 2, strekt zich een eerste middenas M uit, in een lengterichting van de abutment 1. De koppelinrichting 2 is voorzien van acht aan elkaar grenzende externe koppelvlakken 3A, 3B die zich om de eerste middenas M uitstrekken. De externe koppelvlakken 3A, 3B maken deel uit van een projectie die wordt gebruikt om de 25 koppelinrichting te koppelen met een koppeldeel 5B. Een omtrek 4 die om de koppelvlakken 3A, 3B kan worden getrokken, welke omtrek 4 zich uitstrekt in een vlak loodrecht op genoemde eerste middenas M, vormt een achthoek. Een dergelijke abutment 1 wordt in het vakgebied bijvoorbeeld octahoekige of achthoekige abutment 1 genoemd.
4
Eerste vlakken 3A strekken zich ongeveer evenwijdig uit aan de eerste middenas M, of althans onder een relatief kleine eerste hoek a, waarbij de eerste vlakken 3A enigszins taps toelopen in een koppelrichting K van de abutment 1. Genoemde eerste hoek α ligt bijvoorbeeld tussen de 5 ongeveer 0° en ongeveer 15°, bij voorkeur tussen de 0° en 5°. In het getoonde voorbeeld is de eerste hoek α ongeveer 3.25°. In de getoonde uitvoeringsvorm strekken vier eerste vlakken 3A, dat wil zeggen de helft van de koppelvlakken 3A, 3B van de koppelinrichting 2, zich ongeveer evenwijdig, of onder de eerste hoek a, ten opzichte van de eerste middenas 10 M uit. Zoals getoond bevinden de eerste vlakken 3A zich aansluitend naast elkaar en zijn verbonden middels vlakgrenzen 7A.
Aan de overzijde van de eerste vlakken 3A strekken zich een serie aan elkaar grenzende, afgeschuinde, vlakken 3B uit. Deze afgeschuinde vlakken 3B strekken zich onder een bepaalde tweede hoek β uit ten opzichte 15 van de eerste middenas M, welke hoek β groter is dan genoemde relatief kleine, eerste hoek α van de eerste vlakken 3A. Bijvoorbeeld ligt de tweede hoek β van de afgeschuinde vlakken 3B tussen de ongeveer 5° en ongeveer 75°, in het bijzonder tussen de ongeveer 10° en ongeveer 40° bijvoorbeeld is deze ongeveer 25°, zodat de vlakken 3B relatief taps toelopen in een 20 koppelrichting K van het abutment 1. Bijvoorbeeld is de tweede hoek β tenminste 5°, in het bijzonder tenminste 10°, meer in het bijzonder tenminste 20° groter dan genoemde eerste hoek α, waarbij de eerste hoek α op 0° zou kunnen liggen, bijvoorbeeld tussen de 0° en 30°, bij voorkeur tussen 0° en 15°. De getoonde uitvoeringsvorm omvat vier afgeschuinde 25 vlakken 3B, de helft van het totaal aantal vlakken 3A, 3B, waarbij bij voorkeur de afgeschuinde vlakken 3B zijn vrijgemaakt onder vorming van de tweede hoek β van ongeveer 25°.
In figuur 3 is een implantaatsysteem getoond, waarbij de koppelinrichting 2 is ingericht voor koppeling met een koppeldeel 5B, in dit 5 voorbeeld onderdeel van een implantaat 5, meer in het bijzonder een dentaal implantaat 5, onder vorming van een samenstelling 13. In de figuur 3 zijn twee abutments 1, IA getoond die worden gekoppeld in de koppelrichting K met twee corresponderende implantaten 5, 5A. De 5 abutments 1, IA zijn daarbij met elkaar verbonden middels een stijve verbinding, in het bijzonder een brug 8. De stijve verbinding zou ook middels een andere constructie kunnen worden gevormd, bijvoorbeeld middels een steg, kroon of afdruk (zie Fig. 5).
Een tweede middenas M’ strekt zich door het midden van het 10 koppeldeel 5B van het implantaat 5, in het bijzonder in een lengterichting van het implantaat 5. In gekoppelde toestand (figuur 4) ligt de tweede middenas M’ van het implantaat 5 bij voorkeur ongeveer tenminste deels in en/of in het verlengde van de eerste middenas M van het abutment 1. Het koppeldeel 5B is voorzien van een boring met interne koppelvlakken 6, die 15 zich ongeveer evenwijdig aan, of althans onder een relatief kleine hoek ten opzichte van de tweede middenas M* uitstrekken. Genoemde relatief kleine hoek kan bijvoorbeeld ongeveer gelijk zijn aan genoemde eerste hoek α en/of bijvoorbeeld een bepaalde tolerantiehoek omvatten. De omtrek van de interne koppelvlakken 6 is bij voorkeur achthoekig met zijde van ongeveer 20 gelijke grote, waarbij de omtrek zich uitstrekt in een vlak loodrecht op de tweede middenas M’. In gekoppelde toestand sluit althans een deel van de koppelvlakken 6 aan op tenminste de externe eerste vlakken 3A van het abutment 1. De afmetingen en hoeken van de koppelvlakken 3A, 3B, 6 van de corresponderende koppeldelen 1, 5 zijn in het bijzonder ingericht om 25 rotatie van het abutment 1 om de eerste en/of tweede middenas M, M’ tegen te gaan. Bovendien kan daarmee de oriëntatie van het abutment 1 vooraf worden bepaald door de positionering van de implantaten 5, 5B.
Het abutment 1 kan zijn voorzien van een boring 9 voor het doorvoeren van een bevestigingsmiddel zoals bijvoorbeeld een schroef of iets 30 dergelijks. Bijvoorbeeld is het implantaat 5 tevens voorzien van een boring, 6 bijvoorbeeld voor genoemd bevestigingsmiddel. Met een dergelijk bevestigingsmiddel kan het abutment 1 worden gekoppeld aan het implantaat 5. Zoals te zien in figuur 4 wordt bijvoorbeeld door het aanduwen of aandraaien van het bevestigingsmiddel een extern steunvlak 5 11 van het abutment 1 tegen het implantaat 5 gedrukt, in het bijzonder tegen een interne ontvangende kraag 10 van het implantaat 5, zodat naast rotatie ook beweging van het abutment 1 uit het implantaat 5 kan worden tegengegaan.
In een uitvoeringsvorm lopen de ontvangende kraag 10 van het 10 implantaat 5, alsmede het conische steunvlak 11 van het abutment 1, enigszins taps toe in koppelrichting K. Beide strekken zich corresponderend schuin uit, waarbij de interne ontvangende kraag 10 aansluit bij, en althans in een gekoppelde toestand zich onder een ongeveer gelijke hoek uitstrekt als, het externe steunvlak 11 van het abutment 1. Hierdoor kan de 15 koppelinrichting 2 relatief eenvoudig in het implantaat 5 worden geleid.
In gekoppelde toestand strekken de afgeschuinde vlakken 3B van het abutment 1 zich onder een tweede hoek β uit ten opzichte van de eerste middenas M. De tweede hoek β van de afgeschuinde vlakken 3B met de eerste middenas M’ is bij voorkeur groter dan de hoek van de 20 corresponderende, interne, vlakken 6 van het implantaat 5 met de tweede middenas M’, zodat in gekoppelde toestand een ruimte 12 tussen de afgeschuinde vlakken 3B en de corresponderende vlakken 6 van het implantaat 5 kan worden vrijgelaten. De hoek van de interne vlakken 6 van het implantaat 5 is bijvoorbeeld ongeveer 0° of ongeveer gelijk aan 25 genoemde eerste hoek α van de eerste vlakken 3A zodat de interne vlakken 6 en de externe, eerste vlakken 3A in gekoppelde toestand op elkaar aansluiten.
Een voordeel van de afgeschuinde vlakken 3B is dat de koppelinrichting 2 in een koppelrichting K in het implantaat 5 kan worden 7 geplaatst, waarbij de koppelrichting K niet parallel hoeft te zijn aan de eerste of tweede middenas Μ, Μ1 (zie figuur 4). Ook kan de koppelinrichting 2 in een lossingsrichting K\ tegengesteld aan en parallel met koppelrichting K, doch niet parallel met één van de middenassen M, M\ uit het implantaat 5 5 worden bewogen. De koppelinrichting 2 kan in een richting K die enigszins schuin is ten opzichte van de middenas M’ van het implantaat 5 worden geplaatst en/of verwijderd aangezien door de afgeschuinde vlakken 3B ruimte 12 wordt vrijgelaten en dan geen botsing met de ontvangende kraag 10 van het implantaat 5 hoeft plaats te vinden. Een bijkomend 10 voordeel kan zijn dat bij plaatsing van twee met een stijve verbinding gekoppelde koppelinrichtingen 2 de koppelinrichtingen 2 simultaan in corresponderende implantaten 5, 5A kunnen worden geplaatst en/of daaruit kunnen worden bewogen, waarbij het niet noodzakelijk is dat de implantaten 5, 5A althans de koppeldelen 5B, zich parallel ten opzichte van 15 elkaar uitstrekken, zoals blijkt uit figuur 3 en 4. Dit maakt dat het werk met implantaatsystemen volgens de uitvindingminder precisie behoeft dan conventionele implantaatsystemen. Bijvoorbeeld kunnen twee implantaten 5, 5A, althans de middenassen M’ daarvan, onder een hoek γ van tenminste 10°, in het bijzonder tenminste 40°, meer in het bijzonder tenminste 70°, 20 staan ten opzichte van elkaar, waarbij de twee koppelinrichtingen 2 rotatieblokkerend in de koppeldelen 5B van de implantaten 5, 5A kunnen worden geplaatst, en daaruit kunnen worden gelost, zonder de oriëntatie van de implantaten 5, 5A negatief te beïnvloeden. De maximale hoek γ is in principe gerelateerd aan de tweede hoek β van de afgeschuinde vlakken 3B. 25 Wanneer de koppelinriching 2 is voorzien van afgeschuinde vlakken 3B met een hoek β van ongeveer 25° bijvoorbeeld, kan een vrijloop tussen het implantaat 5 en het abutment 1 worden bereikt van en/of tot ongeveer 25° of 30°, afhankelijk van de kleine hoek α die bijvoorbeeld tussen de 0° en 5° is, en is de maximale hoek γ bijvoorbeeld ongeveer tussen 50° en 60°. Bij twee 8 samenstellingen 13 kunnen de implantaten 5, 5A bijvoorbeeld onder een hoek y staan ten opzichte van elkaar tot ongeveer 60°.
Bij niet-parallelle stand van de implantaten 5, 5A kan de oriëntatie van de afgeschuinde vlakken 3B op geschikte wijze worden gekozen. Zoals te 5 zien in het voorbeeld van figuur 4 zijn leunen de implantaten 5, 5A naar binnen toe gericht, waarbij de afgeschuinde vlakken 3B naar buiten toe zijn gericht. Zouden de toppen van de implantaten 5, 5A meer naar buiten toe hebben geleund, dan waren de afgeschuinde vlakken 3B bijvoorbeeld naar binnen toe gericht.
10 In implantaatsystemen wordt veelal van gebruik gemaakt van afdruktechnieken, waarbij middels een afdruksubstantie 14 een kopie van de mondsituatie kan worden verkregen (zie figuur 5). In een afdruksituatie worden bijvoorbeeld twee of meer implantaten 5, 5A in een kaak gezet, waarna de koppehnrichtingen 2 van de abutments 1, IA worden gekoppeld 15 met de koppeldelen 5B van de implantaten 5, 5A, respectievelijk. Daarna wordt de afdruksubstantie 14 over de abutments 1, IA geplaatst, zodat een afdruk wordt gevormd van de abutments 1, IA in de afdruksubstantie 14.
De abutments 1, IA zijn daarbij met elkaar verbonden door de afdruksubstantie 14. Met de afgeschuinde vlakken 3B is het mogelijk om bij 20 een bepaalde hoek γ de abutments 1, IA met de afdruksubstantie 14 uit de implantaten 5, 5A te halen, in een lossingsrichting K’ tegengesteld en parallel aan de koppelrichting K, waarbij de afdruksubstantie 14 niet of nagenoeg niet vervormt. De afdruksubstantie 14 kan bijvoorbeeld een kunststof omvatten. Bij conventionele afdruktechnieken dienden de 25 implantaten 5, 5A parallel te staan om nauwkeurige afdrukken te kunnen verkrijgen.
Volgens hetzelfde principe als koppelinrichingen 2 en corresponderende koppeldelen 5B met een achthoekige omtrek 4 kan de koppelinrichting 2 bijvoorbeeld ook zijn ingericht met drie, vier, zes, of 30 meerdere hoeken, met andere woorden een veelhoek, waarbij bijvoorbeeld de 9 helft van de vlakken wordt afgeschuind, onder vorming van een vrijloopruimte 12. Bij voorkeur is de koppelinrichting 2 voorzien van een deel dat aansluit op het koppeldeel 5B en een deel dat vrijloopt van het koppeldeel 5B, zodat lossing van het abutment 1 onder een bepaalde hoek 5 met de tweede middenas M’ kan worden bereikt, door de vrijloopruimte 12, waarbij ook in rotatierichting geblokkeerde positionering kan worden bereikt, door de aansluitende delen van de koppelinrichting 2 en het koppeldeel 5B. Dit kan bijvoorbeeld ook worden bereikt met andere vormgevingen dan veelhoeken. Bijvoorbeeld zou de omtrek van de 10 koppelinrichting 2 en/of het koppeldeel 5B de vorm kunnen hebben van een klaver en/of tenminste deels afgeronde wanden kunnen hebben. Ook hiermee kan blokkering van de rotatie worden bereikt, en tevens lossing van het abutment 1 onder een hoek met de tweede middenas M’ van het implantaat 5, of althans het koppeldeel 5B.
15 In een alternatieve uitvoeringsvorm is de koppelinrichting 2 en/of het corresponderende koppeldeel 5B, in respectievelijk binnen- en buitenomtrek bijvoorbeeld voorzien van een in omtrek doorlopende wand, waarvan een deel, bij voorkeur de helft, is afgeschuind. Bijvoorbeeld is de wand 3C cilindrisch, waarvan een deel 3D schuin is afgevlakt (zie figuur 6A, 20 6B). Het corresponderende koppeldeel 5B kan bijvoorbeeld van een corresponderende in hoofdzaak cilindrische wand zijn voorzien. Uiteraard kunnen de interne en externe wand van respectievelijk het koppeldeel 5B en de koppelinrichting 2 een kleine hoek α hebben ten opzichte van de middenas M, zodat de wand 3C enigszins conisch kan zijn. Bij deze 25 uitvoeringsvorm kan het bijvoorbeeld mogelijk zijn om het abutment 1 in gekoppelde toestand alsnog om zijn middenas M te roteren. Een tweede alternatieve uitvoeringsvorm is bijvoorbeeld getoond in figuur 7A, 7B, waarbij de koppelinrichting 2 is voorzien van een in omtrek doorlopende wand 3E, waarbij de omtrek van de koppelinrichting 2 bijvoorbeeld de vorm 30 heeft van een rechthoek met afgeronde hoeken 7B. Een binnenwand van een 10 corresponderend koppeldeel 5B heeft een corresponderende binnenomtrek. De koppelinrichting 2 is voorzien van een afgeschuind vlak 3F. Bij voorkeur is ongeveer de helft van de wand 3E afgeschuind. In deze uitvoeringsvorm wordt in gekoppelde toestand rotatie van het abutment 1 om zijn middenas 5 M geblokkeerd.
In plaats van abutments 1 kunnen ook andere inrichtingen zijn voorzien van koppelinrichtingen 2, voor koppeling met een koppeldeel 5B. Elke inrichting die op een implantaat 5 dient te worden gezet, kan in principe met een koppelinrichting 2 volgens de uitvinding worden uitgerust. 10 Naast implantaten kunnen tevens tussenstukken zijn voorzien van koppeldelen 5B, bijvoorbeeld voor koppeling tussen een koppelinrichting 2 en een implantaat 5.
In bovenstaande beschrijving is uitgegaan van een koppelinrichting 2 met externe vlakken 3A, 3B voor koppeling met interne vlakken 6 van een 15 koppeldeel 5B. In een andere uitvoeringsvorm is de koppelinrichting 2 bijvoorbeeld voorzien van interne vlakken, terwijl het koppeldeel kan zijn voorzien van corresponderende externe vlakken.
De uitvinding kan tevens een kit van losse onderdelen omvatten, bijvoorbeeld een koppelinrichting 2 en/of een koppeldeel 5B en/of een 20 bevestigingsmiddel voor het koppelen van de koppelinrichting 2 met het koppeldeel 5B, en/of een stijve verbinding voor het verbinden van twee koppelinrichtingen 2, 2A en/of een afdrukinrichting, welke onderdelen bijvoorbeeld deel uit kunnen maken van een implantaatsysteem. Met een dergelijke kit kan bijvoorbeeld de samenstelling 13 worden verkregen.
25 De beschreven en vele vergelijkbare variaties, evenals combinaties daarvan, worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam vein de uitvinding te vallen. Uiteraard kunnen verschillende aspecten van verschillende uitvoeringsvormen en/of combinaties daarvan met elkaar worden gecombineerd en uitgewisseld binnen het raam van de uitvinding.
11
Er dient aldus niet tot slechts de genoemde uitvoeringsvormen te worden beperkt.

Claims (18)

1. Koppelinrichting voor een implantaatsysteem, voor koppeling met een corresponderend koppeldeel, waarbij de koppelinrichting is voorzien van tenminste één wand die zich om een middenas uitstrekt, en tenminste een deel van genoemde tenminste ene wand in gebruik aansluit op tenminste 5 één corresponderende wand van genoemd corresponderend koppeldeel zodat in gebruik de koppelinrichting en genoemd koppeldeel ten opizichte van elkaar in positie worden gehouden, waarbij een eerste deel van genoemde tenminste ene wand zich ongeveer evenwijdig, of onder een eerste, relatief kleine hoek, uitstrekt ten 10 opzichte van genoemde middenas, en een tweede, afgeschuind deel van genoemde tenminste ene wand relatief toeloopt ten opzichte van genoemde middenas, of zich althans onder een tweede hoek uitstrekt ten opzichte van genoemde middenas die groter is dan genoemde eerste hoek, zodat bij koppeling van de koppelinrichting met genoemd koppeldeel in een relatief 15 open ruimte wordt voorzien tussen het tweede, afgeschuind deel en genoemd corresponderend koppeldeel.
2. Koppelinrichting volgens conclusie 1, waarbij genoemde tenminste ene wand van de koppelinrichting aan elkaar grenzende vlakken omvat die zich om een middenas uitstrekken, waarbij een omtrek van de vlakken een 20 veelhoek vormt, en de omtrek zich uitstrekt in een vlak loodrecht op genoemde middenas, en tenminste een deel van genoemde vlakken in gebruik aansluiten op corresponderende vlakken van genoemd corresponderend koppeldeel zodat bij koppeling van de koppelinrichting met genoemd koppeldeel een onderlinge rotatie om genoemde middenas wordt 25 tegengegaan, waarbij eerste vlakken zich tenminste deels ongeveer evenwijdig, of althans onder een eerste, relatief kleine hoek, uitstrekken ten opzichte van genoemde middenas, en tweede, afgeschuinde vlakken relatief taps toelopen ten opzichte van genoemde middenas, of zich althans onder een tweede hoek uitstrekt ten opzichte van genoemde middenas die groter is dan genoemde eerste hoek, zodat bij koppeling van de koppelinrichting met genoemd koppeldeel in een relatief open ruimte wordt voorzien tussen de tweede 5 afgeschuinde vlakken en genoemd corresponderend koppeldeel.
3. Koppelinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de tweede hoek tussen ongeveer 5° en ongeveer 70°, in het bijzonder tussen ongeveer 10° en ongeveer 40° groter is dan de eerste hoek.
4. Koppelinrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij 10 genoemde eerste hoek ongeveer kleiner of gelijk is dan of aan 15°, bij voorkeur 5°.
5. Koppelinrichting volgens één der conclusies 2 - 4, voorzien van tenminste drie, bij voorkeur tenminste vier vlakken, zodat genoemde omtrek tenminste een driehoek, bij voorkeur een vierhoek vormt.
6. Koppelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ongeveer de helft van genoemde tenminste ene wand van de koppelinrichting het tweede, afgeschuind deel betreft.
7. Koppelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ongeveer de helft van genoemde tenminste ene wand van de 20 koppelinrichting genoemd eerste deel betreft.
8. Koppelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, welke koppelinrichting onderdeel is van een abutment.
9. Koppelinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij genoemde tenminste ene wand van de koppelinrichting tenminste één 25 externe wand vormt, en in gebruik tenminste deels aansluit op tenminste één corresponderende interne wand van genoemd koppeldeel.
10. Implantaatsysteem voorzien van een koppelinrichting volgens een der volgende conclusies en genoemd koppeldeel.
11. Implantaatsysteem volgens conclusie 10, waarbij het koppeldeel tenminste één interne wand heeft dat in gebruik aansluit op tenminste één externe wand van de koppelinrichting.
12. Implantaatsysteem volgens conclusie 10 of 11, waarbij genoemd 5 koppeldeel een implantaat omvat.
13. Implantaatsysteem volgens een der conclusies 10 - 12, omvattende tenminste twee samenstellingen, waarbij bij elke samenstelling de lcnppelinrip.bt.ing en het koppeldeel zijn gekoppeld, waarbij dè tenminste ene wand van de koppelinrichting aansluit op een deel van de tenminste ene 10 wand van genoemd koppeldeel zodat de koppelinrichting en het koppeldeel ten opzichte van elkaar een positie aannemen, waarbij de koppelinrichting van een eerste samenstelling onder een hoek staat ten opzichte van de koppelinrichting van een tweede samenstelling.
14. Werkwijze voor koppeling van een koppelinrichting met een 15 koppeldeel in een implantaatsysteem, waarbij de koppelinrichting en het koppeldeel elk zijn voorzien van tenminste één corresponderende en in gebruik voor een deel op elkaar aansluitende wand, en waarbij een deel van de tenminste ene wand van de koppelinrichting is afgeschuind ten opzichte van de tenminste ene corresponderende wand van het koppeldeel, 20 waarbij de koppelinrichting en het koppeldeel deels passend in elkaar worden geschoven.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, waarbij de omtrek van genoemde tenminste ene wanden van respectievelijk de koppelinrichting en het koppeldeel is ingericht zodat onderlinge rotatie van de koppelinrichting en 25 het koppeldeel ten opzichte van elkaar wordt tegengegaan
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, waarbij na genoemd in elkaar schuiven een open ruimte overblijft tussen het afgeschuinde deel van de koppelinrichting en het corresponderende wanddeel van het koppeldeel.
17. Werkwijze voor het koppelen volgens één der conclusies 14 -16, 30 waarbij twee met elkaar verbonden koppelinrichtingen elk worden gekoppeld met twee corresponderende koppeldelen, terwijl de afstand tussen de twee verbonden koppelinrichtingen nagenoeg gelijk blijft, en na het koppelen de koppelinrichtingen onder een hoek staan ten opzichte van elkaar, in het bijzonder onder een hoek van meer dan 10°, meer in het 5 bijzonder meer dan 20°.
18. Werkwijze voor het koppelen volgens één der conclusies 14 - 17, waarbij twee gekoppelde koppelinrichtingen onder een hoek staan ten opzichte van elkaar, in het bijzonder onder een hoek van meer dan 10°, meer in het bijzonder meer dan 20°, en met elkaar zijn gekoppeld, en waarbij de 10 koppelinrichtingen elk uit de corresponderende koppeldelen worden geschoven, waarbij de afstand tussen de koppelinrichtingen nagenoeg gelijk blijft, en de inrichting en oriëntatie van de koppeldelen nagenoeg gelijk blijft.
NL2001780A 2008-07-08 2008-07-08 Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem. NL2001780C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001780A NL2001780C2 (nl) 2008-07-08 2008-07-08 Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem.
PCT/NL2009/050412 WO2010005305A1 (en) 2008-07-08 2009-07-08 Coupling device and method for coupling in an implant system
JP2011517367A JP2011527596A (ja) 2008-07-08 2009-07-08 連結装置及びインプラントシステムにおいて連結するための方法
US13/003,220 US20110229851A1 (en) 2008-07-08 2009-07-08 Coupling device and method for coupling in an implant system
EP09794687A EP2309946A1 (en) 2008-07-08 2009-07-08 Coupling device and method for coupling in an implant system

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2001780A NL2001780C2 (nl) 2008-07-08 2008-07-08 Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem.
NL2001780 2008-07-08

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2001780C2 true NL2001780C2 (nl) 2010-01-11

Family

ID=40416903

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2001780A NL2001780C2 (nl) 2008-07-08 2008-07-08 Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US20110229851A1 (nl)
EP (1) EP2309946A1 (nl)
JP (1) JP2011527596A (nl)
NL (1) NL2001780C2 (nl)
WO (1) WO2010005305A1 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1402846B1 (it) * 2010-12-10 2013-09-27 Dental Bioengineering S R L Attrezzatura modulare per la realizzazione di strutture di aggancio per protesi dentali mobili.
US20170056132A1 (en) * 2013-08-05 2017-03-02 Norman Ho Kwong Kwan Method for simultaneously installing a monolithic dental prosthesis on multiple dental implants
JP5548298B1 (ja) * 2013-10-17 2014-07-16 土佐エンタープライズ株式会社 歯科インプラントシステム
US10588719B2 (en) * 2016-04-12 2020-03-17 Nantoh. Co., Ltd Fixture and implant

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003024352A1 (en) * 2001-09-19 2003-03-27 Decim Ab A method of producing a dental restoration fastened to a jawbone
US20070111162A1 (en) * 2004-04-14 2007-05-17 Robert Laux Tooth implant

Family Cites Families (13)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5069622B1 (en) * 1987-11-18 1994-09-27 Nobelpharma Ab Spacer
US5030095A (en) * 1989-08-16 1991-07-09 Niznick Gerald A Angled abutment for endosseous implants
US5350302A (en) * 1990-07-05 1994-09-27 Marlin Gerald M Implant collar and post system
US5316477A (en) * 1993-05-25 1994-05-31 Calderon Luis O Universal implant abutment
CA2132941C (en) * 1994-09-26 1998-02-10 Ernie Siegmund Dental replacement mounting system
US5564928A (en) * 1995-01-18 1996-10-15 Gittleman; Neal B. Retrievable cemented prosthodontic apparatus
US5716215A (en) * 1996-03-15 1998-02-10 Blacklock; Gordon D. Machinable post and core
JPH10108871A (ja) * 1996-08-09 1998-04-28 Gc:Kk 角度付き歯科用インプラント
FI971622A (fi) * 1997-04-17 1998-10-18 Kari Luotio Hammasimplanttijärjestelmä ja menetelmä sen valmistamiseksi
ATE292427T1 (de) * 1998-07-29 2005-04-15 Franz Sutter Vorrichtung zum halten und/oder bilden eines zahnersatzes
US6102702A (en) * 1998-12-28 2000-08-15 Aubrey Clinton Folsom, Jr. Quick tightening abutment lock
US20030013068A1 (en) * 2001-07-16 2003-01-16 Gittleman Neal B. Trans-tissue extension apparatus
EP1608284A4 (en) * 2003-03-13 2007-05-02 Young Ku Heo METHOD FOR PRODUCING A PROSTHESIS, RESIDUE AND IMPLANT FOR SCREWS AND CEMENT WITH A PROSTHESIS CONTAINED WITH SCREWS AND CEMENT

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2003024352A1 (en) * 2001-09-19 2003-03-27 Decim Ab A method of producing a dental restoration fastened to a jawbone
US20070111162A1 (en) * 2004-04-14 2007-05-17 Robert Laux Tooth implant

Also Published As

Publication number Publication date
WO2010005305A1 (en) 2010-01-14
EP2309946A1 (en) 2011-04-20
US20110229851A1 (en) 2011-09-22
JP2011527596A (ja) 2011-11-04

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL2001780C2 (nl) Koppelinrichting en werkwijze voor koppeling in een implantaatsysteem.
EP2177961B1 (fr) Pince brucelles à éléments de préhension montés à pivotement sur des branches
KR101127424B1 (ko) 조립 완구 구성물
WO1993011715A1 (fr) Perfectionnements aux procedes et aux dispositifs de redressement, fixation, compression, elongation du rachis
FR3016510A1 (fr) Instrument chirurgical pour poser une agrafe d’osteosynthese
JP2011056261A (ja) 外部固定コンポーネント
NL8103012A (nl) Inrichting voor het onderling verankeren van twee wanden.
JP2016532499A5 (nl)
EP3790497A1 (de) Implantataufbau für ein enossales zahnimplantat
EP2130514A1 (de) Zahnimplantataufbau mit optisch abtastbaren Elementen, welche dessen Lage definieren
DE102010052884B4 (de) Werkzeugaggregat mit Exzenterspannvorrichtung
EP2261519A3 (de) Schraube zum Befestigen eines ersten Bauteils an einem zweiten Bauteil
EP3523094B1 (en) Device for extracting and inserting bushes
CA2031302A1 (fr) Fixateur pour intervention orthopedique
AT515938B1 (de) Verfahren zum Bearbeiten eines dentalen Rohlings
DE3718026C2 (de) Vorrichtung zum Befestigen eines Werkzeuges an einem zahnärztlichen Instrument mit einer Vibrationsbewegung
US20170014925A1 (en) Rethreader die
US1064527A (en) Securing device.
WO2007134594A1 (de) Werkzeug mit einstellvorrichtung
EP2997931B1 (de) Instrument zur handhabung eines dentalteils
US10014085B2 (en) Reuseable holder for a radioactive source capsule
DE102010014722A1 (de) Verbindungsknoten für plattenförmige und/oder stabförmige Elemente Spielfreies Zusammenfügen mehrerer Elemente, zerstörungsfrei wieder lösbar, gegeneinander in jeder Dimension stabil
Irace Tra le parole e le cose: la difficile eredità di Corbu
JP6367654B2 (ja) 連結器具
DE102015115561A1 (de) Befestigungseinheit

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
PD Change of ownership

Owner name: DYNA DENTAL ENGINEERING B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: ACCURA HOLDING B.V.

Effective date: 20210805