NL2001494C1 - Inrichting voor het opslaan van van een middengat voorziene velgen. - Google Patents

Description

Inrichting voor het opslaan van van een middengat voorziene velgen

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het opslaan van van een middengat voorziene velgen waarop bij voorkeur telkens een band is getrokken, voorzien van een ondergelegen onderdeel en een daarmee verbonden zich 5 opwaarts uitstrekkende zuil waarbij aan de zuil een aantal losmaakbaar bevestigde, horizontaal zich uitstrekkende, verticaal van elkaar op afstand gelegen aanligonderdelen is aangebracht voor telkens een velg.

Er is een grote behoefte motorvoertuigwielen, dat wil 10 zeggen, op velgen getrokken banden gedurende het niet gebruiken (bijvoorbeeld winterhanden gedurende de zomer en zomerbanden gedurende de winter) niet beschadigend op te bergen. Vaak worden namelijk de wielen rechtopstaand, dat wil zeggen op het loopoppervlak staand bijvoorbeeld tegen 15 een wand gezet, hetgeen het nadeel heeft dat de banden op grond van het eigen gewicht hiervan met de tijd onrond worden. Een gelegen, eventueel op elkaar gestapeld opslaan van de wielen op een vloeroppervlak of dergelijke heeft daarentegen het nadeel dat de banden en de velgen door 20 bijvoorbeeld zweetwatervorming kunnen worden aangetast.

Voor het voorkomen van deze nadelen is sinds lang een inrichting van dit soort geopenbaard in het DE-39.13.658-C2. Deze inrichting vormt een goedkope kolom voor het opslaan van motorvoertuigwielen door middel waarvan de wie- 2001494 2 len bij een geringe ruimtevraag eveneens over lange perioden zeer materiaalonbeschadigend kunnen worden opgeborgen. Deze bekende inrichting bestaat uit een kolomvoet, een zich hier vanaf verticaal opwaarts uitstrekkende kolomzuil 5 en ten minste twee aan de kolomzuil op verschillende afstanden van de kolomvoet boven elkaar losmaakbaar bevestigde horizontale aanligonderdelen. Daarbij bezit de kolomzuil een doorsnede die zodanig is aangepast aan de bij motorvoertuigvelgen gebruikelijkerwijs aangebrachte mid-10 dengaten, dat de velg op de kolomzuil kan worden geschoven of worden gestoken totdat deze met het bijbehorende aan-ligonderdeel aan komt te liggen. Daarbij is tussen de kolomzuil en het middengat van de velg slechts een kleine speling aanwezig. Het aanligonderdeel is op voordelige 15 wijze uitgevoerd met een zodanige horizontale grootte, dat deze in een gewoonlijk op de binnenzijde van een velg aanwezige holle ruimte is onder te brengen. Verder is het aanligonderdeel in een zodanig aan de bandbreedte en aan het soort velg van de op te bergen wielen aangepaste ver-20 ticale afstand aangebracht vanaf de kolomvoet, dat de banden enerzijds op afstand liggen van de vloer en anderzijds eveneens van elkaar wanneer de velgen op de aanligonderdelen liggen zodat de wielen niet beschadigend kunnen worden opgeborgen met zogenaamde zwevende banden.

25 Deze bekende inrichting heeft in de praktijk voldaan.

Echter is het hanteerbaar zijn hiervan nog vatbaar voor verbetering, in het bijzonder wanneer de inrichting volledig is uitgerust met wielen en dan nauwelijks of slechts met aanzienlijke inspanning kan worden gehanteerd.

30 Oogmerk van de uitvinding is het hanteerbaar zijn van een dergelijke inrichting aanzienlijk te verbeteren.

Dit oogmerk is bereikt bij een inrichting van het bovengenoemde soort volgens de uitvinding doordat het ondergelegen onderdeel is aangebracht op een onderstel met rol-35 len voor het rijden.

Anders dan bij de bekende inrichting is het ondergelegen onderdeel aldus geen staande voet die vast staat op 3 een vloeroppervlak, hetgeen een hanteren van de inrichting in de met wielen gevulde toestand op grond van het grote gewicht nagenoeg onmogelijk maakt, maar deze is op een onderstel aangebracht. Dit maakt het mogelijk de inrichting 5 zowel in de lege als in de met wielen uitgeruste toestand van de ene plaats naar de andere te brengen respectievelijk te rollen, waardoor het hanteerbaar zijn sterk wordt vereenvoudigd. Aldus kan de bijvoorbeeld met zomerbanden uitgeruste inrichting vanaf de plaats van het opbergen 10 naar het motorvoertuig gemakkelijk worden verplaatst. Hier kunnen de zomerwielen worden afgenomen, de winterwielen worden geplaatst en de inrichting terug worden getransporteerd naar de opbergplaats.

Bij voorkeur is het onderstel ten minste voorzien van 15 twee assen, hetgeen het hanteerbaar zijn verder verbetert en de aanzienlijke gewichtsbelasting in de met wielen gevulde toestand van de inrichting verdeelt over twee assen.

Het manoeuvreervaardig zijn van de inrichting, in het bijzonder voor het rijden door bochten wordt aanzienlijk 20 verbeterd doordat aan de vooras een rij rol is aangebracht en aan de achteras twee rijrollen zijn aangebracht.

Alternatief kunnen bijkomend afzonderlijke wielophangingen zijn aangebracht, waarbij vervolgens overeenkomend bij drie rijrollen drie assen of bij vier rijrollen vier 25 assen zijn aangebracht.

Met de meeste voorkeur is bepaald dat het onderstel aan de achterzijde is verlengd in een bedienende hefboom. Daardoor is zowel het transport vereenvoudigen als een stuurhandeling omdat door het drukken op de hefboom neer-30 waarts de inrichting gemakkelijk om de achteras kan worden gekanteld en daardoor eenvoudig kan worden gezwenkt.

Teneinde de ruimtebehoefte van de inrichting in opberg- respectievelijk neerzetposities te verminderen is bij voorkeur bepaald dat de bedienhefboom losmaakbaar is 35 aangebracht aan het onderstel. De bedienhefboom kan vervolgens in de neerzetpositie worden losgenomen. Alterna- 4 tief kan deze zwenkbaar scharnieren aan het onderstel teneinde ruimtebesparend te worden ingeklapt.

Bij voorkeur omvat de zuil van de inrichting op een op zich bekende wijze ten minste twee in elkaar te steken 5 buizen, waardoor de ruimtevraag van de inrichting bij het niet gebruiken respectievelijk voorafgaande aan het eerste gebruiken duidelijk is verminderd.

De uitvinding wordt vervolgens aan de hand van de tekening bij wijze van voorbeeld nader geïllustreerd. Deze 10 toont telkens schematisch in figuur 1 een zij-aanzicht op een inrichting volgens de uitvinding, en in figuur 2 een bovenaanzicht op de inrichting van figuur 1.

15 Een inrichting volgens de uitvinding voor het opslaan van een van een middengat voorziene velg waarop telkens bij voorkeur een band is getrokken, is in de tekening algemeen met 1 aangeduid. Deze inrichting 1 is voorzien van een buisvormig ondergelegen onderdeel 2 dat bijvoorbeeld 20 van kunststof is.

In dit ondergelegen onderdeel 2 is een zich verticaal opwaarts uitstrekkende zuil geplaatst respectievelijk gestoken die bij het uitvoeringsvoorbeeld is gevormd door twee in elkaar gestoken ronde buizen 3, 4. Daartoe heeft 25 bijvoorbeeld de onderbuis 3 aan het boveneind 3a hiervan een niet weergegeven verjongd gebied waarop de bovenbuis 4 is gestoken.

Over de hoogte van de uit de beide buizen 3, 4 ge vormde zuil zijn bij voorkeur vier losmaakbaar bevestigde, 30 horizontaal zich uitstrekkende, verticaal van elkaar op afstand gelegen schotelvormige aanligonderdelen 5 aangebracht voor telkens een velg respectievelijk een wiel. De schotelvormige aanligonderdelen 5 zijn daarbij zodanig verticaal op afstand van elkaar, dat deze afstand kleiner 35 is dan de breedte van het telkens op te steken wiel. Daartoe is op een op zich bekende wijze bij voorkeur aan de zuil respectievelijk de buizen 3, 4 in de desbetreffende 5 gebieden een aantal naast elkaar aangebrachte dwarsborin-gen aangebracht waarvan bij het uitvoeringsvoorbeeld van figuur 1 voor elke aanligschotel 5 telkens slechts een dwarsboring 6 is weergegeven waardoorheen een arreteer-5 stift 7 is te steken die het desbetreffende schotelvormige aanligonderdeel 5 vastzet in de gewenste hoogte aan de zuil. Door het voorkeursaantal van de dwarsboringen 6 is de afstand van de aanligonderdelen 5 van elkaar te variëren.

10 Voor de inrichting van de uitvinding 1 is het belang rijk dat nu het ondergelegen onderdeel 2 van de inrichting 1 is aangebracht op een onderstel 8 met rijrollen 9, 10.

Daartoe heeft het onderstel 8 bij voorkeur twee assen 11, 12, namelijk een vooras 11 en een achteras 12. Daarbij is 15 bij voorkeur aan de vooras 11 een rij rol 9 aangebracht en aan de achteras 12 zijn twee rijrollen 10 aangebracht.

Het onderstel 8 is aan de achterzijde .bij voorkeur verlengd in een bedienende hefboom 13. Deze bedienende hefboom is bij voorkeur losmaakbaar aangebracht aan het 20 onderstel 8 of alternatief zwenkbaar.

Indien de inrichting 1 moet worden gebruikt wordt deze door de gebruiker bij voorkeur in het gebied van het geparkeerde motorvoertuig geplaatst, waarbij een rijden door bochten wordt vergemakkelijkt doordat de inrichting l 2 5 door een drukken op de bedienende hefboom 13 naar beneden gemakkelijk kan worden gekanteld om de achteras 12 en daardoor eenvoudig kan worden gezwenkt. Op een op zich bekende wijze worden vervolgens aanvankelijk tot op het ondergelegen schotelvormige aanligonderdeel 5 alle aanligon-30 derdelen 5 van de zuil van de inrichting 1 verwijderd en het eerste wiel op de zuil geschoven respectievelijk gestoken totdat dit aanligt op het onderste aanligonderdeel 5. Vervolgens wordt het volgende aanligonderdeel 5 in de gewenste hoogte afhankelijk van de wielbreedte aangebracht 35 en het volgende wiel geplaatst enzovoort totdat alle wielen zich bevinden op de inrichting 1.

6

Vervolgens kan de inrichting 1 eenvoudig worden "verplaatst naar de opbergplaats wanneer een rijden door bochten of een zwenkbeweging nodig is kan de inrichting 1 door het drukken op de bedienende hefboom 13 opnieuw worden ge-5 kanteld om de achteras 12.

Op dezelfde wijze kan de inrichting 1 bij een opnieuw uitwisselen van de wielen vanaf de opbergplaats zonder verdere hulpmiddelen naar het motorvoertuig worden gebracht .

2001494

Claims (7)

1. Inrichting voor het opslaan van van een middengat voorziene velgen waarop bij voorkeur telkens een band is getrokken, voorzien van een ondergelegen deel en een daarmee verbonden, zich opwaarts uitstrekkende zuil, waarbij 5 aan de zuil meerdere losmaakbaar bevestigde, zich horizontaal uitstrekkende, verticaal van elkaar op afstand gelegen aanligdelen zijn aangebracht voor telkens een velg, met het kenmerk, dat het ondergelegen deel (2) is aangebracht op een 10 onderstel (8) met rijrollen (9, 10).

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het onderstel (8) is voorzien van ten minste twee assen (11, 12) .

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat aan de vooras (11) een rijrol (9) is aangebracht.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, 20 dat aan de achteras (12) twee rijrollen (10) zijn aangebracht.

5. Inrichting volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het onderstel (8) aan de achterzijde is verlengd 25 in een bedieningshefboom (13).

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de bedieningshefboom (13) losmaakbaar is aangebracht aan het onderstel (8). 2001494

7. Inrichting volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de zuil is gevormd uit ten minste twee in elkaar te steken buizen (3, 4). -o-o-o- 2001494