NL194962C

NL194962C - Rijdbare steuninrichting voor een wielvoertuig.

Info

Publication number: NL194962C
Application number: NL9402108A
Authority: NL
Inventors: Ziet Af Van Tenaamstelling
Original assignee: Leonardus Jozef Wilhelmus Corn
Priority date: 1994-12-12
Filing date: 1994-12-12
Publication date: 2003-09-02
Also published as: DE19546373A1; DE19546373B4; NL194962B; NL9402108A

Description

1 194962

Rijdbare steuninrichting voor een wielvoertuig

De uitvinding betreft een rijdbare steuninrichting voor een wielvoertuig, omvattende een gestel, dat een wielhouder ondersteunt, met een draagoppervlak en met twee op tussenafstand naast elkaar gelegen 5 zijsteunen, waarbij aan het gestel een rolondersteuning is aangebracht, om de steuninrichting in alle richtingen over een bodemoppervlak verplaatsbaar te ondersteunen. Een steuninrichting van deze soort is bekend uit het Duitse Offenlegungsschrift 4.232.464.

Deze bekende steuninrichting is bestemd voor het in zijn geheel dragen van lichte wielvoertuigen, zoals fietsen en snorfietsen. Het gestel kan met een rolondersteuning of een zwenkwielondersteuning zijn 10 uitgevoerd, kan zijrails voor de beide wielen van een wielvoertuig hebben en heeft een opgerichte het voertuigframe bij de trapas aangrijpende steun, om het voertuig rechtop te houden. De zijrails vervullen derhalve geen wezenlijke functie bij het rechtop houden van het wielvoertuig.

Deze bekende steuninrichting is ongeschikt om voor zijn verplaatsing op een bodemoppervlak een zwaar wielvoertuig, zoals een motor te ondersteunen. De opgerichte pen die als steun dient en een fiets bij de 15 trapas daarvan aangrijpt is immers niet bruikbaar voor een relatief zwaar wielvoertuig, zoals een motor, die een aanzienlijk hoger gewicht dan een fiets heeft en een op een behoorlijke afstand boven de onderzijde tussen de wielen van het frame gelegen zwaartepunt. Daarmee zal het onvermijdelijk zijn, dat de hieruit resulterende kantelneiging van een dergelijk zwaar wielvoertuig zal leiden tot beschadiging van de penvormige houder. Bovendien is er geen gat voor een pen beschikbaar; veelal is de onderzijde tussen de 20 wielen van het wielvoertuig, de motor, gevormd door het motorblok, en is voor een vork voor aangrijping van een trapas geen aangrijpingspunt beschikbaar.

Met de uitvinding is beoogd een steuninrichting voor relatief zware wielvoertuigen te verschaffen, met een geminimaliseerde kans op beschadiging van het wielvoertuig door een stabiele aangrijping daarvan, waarbij de kantelneiging van relatief zware wielvoertuigen effectief kern worden beheerst.

25 Hiertoe onderscheid een steuninrichting volgens de uitvinding zich van de bekende steun, doordat voor het steunen van een zwaar gemotoriseerd wielvoertuig de wielhouder is ingericht voor het opnemen van een voertuiwiel, waarbij de zijsteunen van de houder zijn gepositioneerd voor aangrijping van een wiel van een wielvoertuig met elk ten minste lage steunvlakken en met ten minste op afstand boven de lage steunvlakken gelegen hoge steunvlakken, en de zijsteunen van en naar elkaar verstelbaar zijn. Met een 30 aldus gevormde houder bij de steuninrichting, welke in overeenstemming met de wielafmeting - in het bijzonder de breedte van de band - instelbaar is, is het wielvoertuig - in het bijzonder de band van een enkel wiel daarvan - goed en stabiel aan te grijpen door aldus verschafte instelbare en dus aansluitende insluiting. Doordat alleen een enkel wiel, het achterwiel, ingebracht hoeft te worden is plaatsing in de inrichting niet zwaar.

35 Opgemerkt wordt, dat uit de Britse octrooiaanvrage 2.277.722 een niet verrijdbare een enkel wiel van een motor opnemende steuninrichting, die een op een motorvork aangrijpend hefmechanisme heeft, bekend is.

Opgemerkt wordt verder, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 4.802.594 bekend Is een slechts rechtlijnig verrijdbare steuninrichting voor alleen het achterwiel van een fiets en met een uit veerkrachtig 40 staaldraad gevormde houder met voor- en achterbeugel, waarin het achterwiel getild moet worden, aan het verrijdbare gestel. Dergelijke buigzame beugels zijn echter niet bruikbaar voor een stabiele ondersteuning en het rechtop houden van relatief zware wielvoertuigen, zoals motoren. Verder is anders dan een fiets een motor met zijn achterwiel moeilijk in de houder te tillen.

Een gunstige verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 2. Deze behelst een zeer eenvoudige 45 constructie voor de steuninrichting.

Een gunstige verdere ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 3. Een motorfiets of bromfiets kan eenvoudig met zijn achterwiel over de oprijdplaat in de houder worden gereden. Na het passeren van de oprijdplaat zwenkt deze automatisch omhoog, zodat deze het verder verplaatsen van de motorfiets of bromfiets niet hindert 50 Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 4 daarbij toegepast. Door met de voet de oprijdplaat via het dwarsuitsteeksel naar beneden te drukken is de oprijdplaat in ontvangstpositie voor het achterwiel van de motorfiets of bromfiets te brengen zonder te hoeven bukken.

Een geschikte uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt in conclusie 5.

Daarin is een bijzonder eenvoudige en elegante uitvoeringsvorm verschaft, in het bijzonder met betrekking 55 tot een samenstel van het gestel, de houder en de oprijdplaat

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde 194962 2 figuren.

Figuur 1 toont een uitvoeringsvorm van een rijdbare steuninrichting, in de gebruikssituatie met een motorfiets.

Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van de rijdbare steuninrichting van figuur 1.

5

Figuur 1 toont een rijdbare steuninrichting 1 voor een motorfiets 3. De steuninrichting 1 omvat een gestel 5 waaraan een houder 4 is aangebracht voor het wiel 2 van de motorfiets 3. In de in figuur 1 getoonde gebruikstoestand van de steuninrichting 1 kan de achterzijde van de motorfiets 3 in dwarsrichting en in langsrichting verplaatst worden, zodat de motorfiets 3, in combinatie met de stuurmogelijkheid van het 10 voorwiel, nauwkeurig op elke gewenste plaats in elke gewenste uitsparing geparkeerd worden.

Zoals figuur 2 laat zien omvat de rijdbare steuninrichting 1 twee evenwijdige stangvormige elementen 6, 7 die elk aan hun einden van zwenkwielen 8 zijn voorzien. De zwenkwielen zijn van het dubbelblokkeerbare type, waarbij zowel de zwenk- als de draaibeweging door middel van een pedaal 9 geblokkeerd kunnen worden.

15 Verder omvat de steuninrichting twee evenwijdige in hoofdzaak L-vormige zijsteunen 10. Met het voorstel stangvormige element 6 zijn de zijsteunen 10 verschuifbaar verbonden ter plaatse van de hoek 11 van deze L-vorm. Het andere stangvormige element 7 is nabij het vooreinde van het horizontale been van de zijsteunen 10 verschuifbaar met deze verbonden.

De zijsteunen 10 zijn gezet van staalplaat en nabij hun achtereinde Is een U-profiel gevormd, ter 20 verkrijging van een geschikte stijfheid bij een laag gewicht. De zijsteunen 10 kunnen op de stangvormige elementen 6 en 7 door middel van klemmen 13 op een gewenste onderlinge afstand worden vastgezet.

Deze afstand zal gekozen worden overeenkomstig de breedte van het voertuigwiel dat daarin opgenomen moet kunnen worden.

Tussen de zijsteunen 10 in, is op het stangvormige element 6 een steunplaat 14 aangebracht, waartegen 25 het achterwiel 2 van de motorfiets 3 in de gebruikssituatie rust. De zijsteunen 10 vormen laag gelegen opstaande steunvlakken 21 en op een grotere onderlinge afstand dat de tussenafstand tussen de steunvlak-ken 21 daarboven liggende hoge steunvlakken 20. Door het ver uit elkaar liggen van de opstaande steunvlakken 20 en 21 wordt een zeer stabiele ondersteuning van het wiel 2 bereikt, zodat de motorfiets niet kan kantelen.

30 Aan de stevige ondersteuning draagt bij dat de stangvormige elementen 6 en 7 aan weerszijden van de houder 4 over een aanzienlijke afstand uitsteken. Aan het in figuur 2 rechts gelegen inrijeinde van de houder 4 is een zwenkbare oprijdplaat 15 gemonteerd. Deze oprijdplaat 15 is gemonteerd aan het tussen de benen van de zijsteunen 10 liggende deel van het stangvormige element 7 door middel van twee bouten 16, die niet strak zijn aangehaald doch geborgd zijn in een toestand waarin nog een behoorlijke ruimte 35 aanwezig is. Hierdoor kan de oprijdplaat 15 om de bouten 16 zwenken vanuit de in figuur 2 in getrokken lijnen getekende oprijdpositie waarin het vooreinde op de bodem ligt en een in figuur 2 met stippellijnen en in figuur 1 met getrokken lijnen getekende houderpositie waarin de oprijdplaat aanligt tegen het loopvlak van het in de houder 4 opgenomen voertuigwiel 2.

Om de motorfiets 3 in de steuninrichting 1 te plaatsen, wordt deze steun op een geschikte plaats 40 neergezet en worden de zwenkwielen 8 geblokkeerd. Vervolgens wordt de motorfiets achteruit gereden met het achterwiel 2 over de oprijdplaat 15, totdat het achterwiel in contact komt met de steunplaat 14. Zodra de as van het achterwiel de schamierverbinding van de oprijdplaat 15 passeert, zwenkt deze oprijdplaat 15 omhoog in de houderpositie.

Door de schuine randen 18 aan de zijsteunen 10 centreert het achterwiel 2 gemakkelijk in de houder 4. 45 Vervolgens kunnen de zwenkwielen gedeblokkeerd worden en kan de motorfiets op de beschreven wijze worden gemanoeuvreerd.

Om de motorfiets 3 weer uit de steuninrichting 1 te verwijderen, wordt de motorfiets eerst met de rijdbare steuninrichting 1 naar een geschikte plaats gemanoeuvreerd, waarna eventueel de zwenkwielen 8 door het bedienen van de pedalen 9 worden gedeblokkeerd. De motorfiets 3 kan nu uit de steun worden gereden, 50 waarbij de gebruiker het achterwiel 2 enigszins op kan tillen om het voorste stangvormige element 7 te passeren, door met zijn voet op het uitsteeksel 17 van de oprijdplaat 15 te drukken. De motorfiets kan hierdoor met een zeer geringe krachtsinspanning uit de steuninrichting 1 worden genomen. Het blokkeren van de zwenkwielen is hierdoor bovendien niet noodzakelijk.

Claims

1. Rijdbare steuninrichting voor een wielvoertuig, omvattende een gestel, dat een wielhouder ondersteunt, met een draagoppervlak en met twee, op tussenafstand naast elkaar gelegen zijsteunen, waarbij aan het 5 gestel een rolondersteuning is aangebracht om de steuninrichting in alle richtingen over een bodem-oppervlak verplaatsbaar te ondersteunen, met het kenmerk, dat voor het steunen van een zwaar gemotoriseerd wielvoertuig de wielhouder (4) is ingericht voor het opnemen van een voertuiwiel, waarbij de zijsteunen (10) van de houder (4) zijn gepositioneerd voor aangrijping van een wiel van een wielvoertuig met elk ten minste lage steunvlakken (21) en met ten minste op afstand boven de lage steunvlakken 10 gelegen hoge steunvlakken (20), en de zijsteunen (10) van en naar elkaar verstelbaar zijn.

2. Rijdbare steuninrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, voorzien van zwenkwielen, met het kenmerk, dat het gestel (5) twee aan hun einden met de zwenkwielen (8) uitgeruste evenwijdige stangvor-mige elementen (6, 7) heeft, waarop naast elkaar de twee evenwijdige, in hoofdzaak L-vormig uitgevoerde zijsteunen (10), elk respectievelijk nabij de hoek (11) en nabij een einde van een been daarvan verstelbaar 15 zitten.

3. Rijdbare steuninrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat bij de houder (4) aan een inrijdeinde zich een oprijdplaat (15) bevindt die om een dwarsas zwenkbaar is tussen een oprijdpositie waarin het van de houder verwijderd einde tot op een bodemoppervlak neergezwenkt is en een houder-positie waarin de oprijdplaat (15) zal aanliggen tegen het loopvlak van een in de houder opgenomen 20 voertuigwiel.

3 194962

4. Rijdbare steuninrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het van de houder (4) verwijderde einde van de oprijdplaat (15) een dwarsuitsteeksel (17) heeft

5. Rijdbare steun volgens conclusie 2 en één van de conclusies 3 en 4, met het kenmerk, dat de oprijdplaat (15) zwenkbaar aangebracht is op het zich tussen de einden van de benen van de L-vormig uitgevoerde 25 zijsteunen (10) uitstrekkende gedeelte van het betreffende stangvormige element (6, 7). Hierbij 2 bladen tekening ____. i i j ___ _J