NL2001052C2

NL2001052C2 - Flexibele vaste brandwerende coating, werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerende coating op een ondergrond, en ondergrond voorzien van een dergelijke coating.

Info

Publication number: NL2001052C2
Application number: NL2001052A
Authority: NL
Inventors: Gerrit Janus Vos
Original assignee: Altena Services B V
Priority date: 2007-08-20
Filing date: 2007-12-04
Publication date: 2009-02-23
Also published as: EP2178653A1; US20110217525A1; CA2694344A1; WO2009025552A1

Description

Flexibele vaste brandwerende coating, werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerende coating op een ondergrond, en ondergrond voorzien van een dergelijke coating.

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een flexibele vaste brandwerende coating, een werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke coating, een werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerende coating op een ondergrond, en een ondergrond voorzien van een dergelijke coating.

10 Brandwerende coatings zijn op zich bekend, en zij worden doorgaans in vloeibare vorm op de ondergrond aangebracht, veelal door spuiten. Aan dergelijke bekende coatings en de werkwijzen voor het aanbrengen daarvan kleven echter diverse nadelen.

Allereerst kan de vloeibare coating slechts onder bepaalde omstandigheden worden aangebracht; wanneer de ondergrond zich in de open lucht bevindt kan de coating alleen 15 worden aangebracht indien de luchtvochtigheid dat toelaat. Daarnaast is de mate en snelheid van uitharding afhankelijk van de temperatuur en luchtvochtigheid. Voorts kan de locatie van een van de coating te voorzien object zodanig zijn dat het niet mogelijk is de coating door middel van spuiten aan te brengen, bijvoorbeeld omdat het te behandelen object zodanig is ingebouwd dat er niet met een spuit op de daartoe vereiste 20 afstand gekomen kan worden of omdat het niet toelaatbaar is dat er in de omgeving van het te behandelen object coating gespoten wordt, vanwege beschadigingsgevaar van omliggende objecten door de coating of oplosmiddelen daarvan.

Een verder nadeel is dat er tijdens het uitharden van de vloeibare coating doorgaans 25 geen bewerking kan worden uitgevoerd aan de ondergrond, omdat daarbij de nog vloeibare coating zou kunnen beschadigen, bijvoorbeeld doordat deze reageert met een volgende aan te brengen (lak)laag. Voorts kan het zijn dat er door de tijdens het uitharden van de vloeibare coating vrijkomende oplosmiddelen niet in de ruimte rond de ondergrond gewerkt kan worden, om gezondheidsredenen van de werknemers.

30

De uitvinding heeft daarom ten doel om een flexibele vaste brandwerende coating, een werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerende coating op een ondergrond, en een ondergrond voorzien van een dergelijke coating te verschaffen waarbij ten minste de bovengenoemde nadelen worden vermeden.

2

De uitvinding verschaft daartoe een werkwijze volgens conclusie 1, een coating volgens conclusie 11, en een ondergrond volgens conclusie 14.

5 De werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerende coating op een ondergrond volgens de onderhavige uitvinding omvat het aanbrengen van een laag vloeibare brandwerende coating op een drager, het onder ten minste gedeeltelijke uitharding van de laag vloeibare coating doen ontstaan van een laag flexibele vaste coating, het van de drager afhemen van de laag flexibele vaste coating, en het op de ondergrond aanbrengen 10 van de flexibele vaste laag coating.

Doordat de coating ten minste gedeeltelijk uitgehard is op het moment van aanbrengen op de ondergrond, is deze minder gevoelig tot zelfs ongevoelig voor de temperatuur en vochtigheid tijdens, maar vooral vlak na het aanbrengen, waardoor het aanbrengen 15 onder meer omstandigheden kan geschieden dan bij de werkwijze van aanbrengen volgens de stand van de techniek. Hierbij wordt opgemerkt dat het uitharden volgens de uitvinding onder beheerste omstandigheden kan plaatsvinden. In het bijzonder kunnen de temperatuur, luchtvochtigheid en stofvrijheid goed beheerst worden.

20 Voorts kan er door de ten minste gedeeltelijk uitgeharde coating sneller een vervolgbewerking, zoals het aanbrengen van een volgende laklaag plaatsvinden. Daarnaast worden mensen die in de nabijheid van de van de coating voorziene ondergrond werkzaam zijn niet blootgesteld aan (een grote hoeveelheid) oplosmiddelen.

25 Een bijzonder gelijkmatige laag coating kan op de drager worden aangebracht wanneer het aanbrengen van de laag vloeibare brandwerende coating op de drager wordt uitgevoerd door middel van spuiten, opdampen, gieten (al dan niet in combinatie met afstrijken op de gewenste dikte), of schilderen, waarbij het schilderen bij voorkeur met behulp van een roller geschiedt. Doordat het op de drager aanbrengen van de coating 30 onder gecontroleerde omstandigheden, bijvoorbeeld in een daartoe ingerichte of bestemde werkplaats, kan geschieden, treedt er hierbij veel minder verlies en verspilling van coating op, waardoor er voor het coaten van een bepaald oppervlak minder coating benodigd is.

3

In afhankelijkheid van de gewenste danwel vereiste mate of tijdsduur van brandwerendheid kan de laag een dikte hebben tussen de 0,1 mm en 5 mm. In het bijzonder worden dikten van 0,5mm, 1 mm, 1,5 mm, 2 mm, 2,5 mm, 3 mm, 3,5 mm, 4 mm en 4,5 mm toegepast. Deze dikten kunnen in afhankelijkheid van de geldende 5 voorschriften of de gebruikte ondergrond worden gekozen, of in afhankelijkheid van een gewenste danwel toegestane wijze van aanbrengen van de coating. Deze kan aldus in de vorm van een behang, of in de vorm van een vlies worden verschaft.

Wanneer er hoge eisen gesteld worden aan de oppervlaktegladheid van de coating, voor 10 het verkrijgen van betere hechtingsmogelijkheden op een ondergrond of voor een later aan te brengen toplaag of vanwege esthetische overwegingen kan er voor de drager een glasplaat worden gekozen. De drager omvat echter bij voorkeur een flexibel materiaal, zoals karton of aluminiumfolie, opdat de eenmaal uitgeharde coating eenvoudig van de drager verwijderd kan worden. Het gebruik van een aluminium(-folie) drager verschaft 15 het verdere voordeel dat de dikte van de aangebrachte laag met behulp van op reflectie gebaseerde meetmiddelen zeer nauwkeurig vastgesteld kan worden. Op deze manier kan zelfs een over zijn oppervlakte in dikte variërende coating worden aangemaakt, waarbij bijvoorbeeld een mate van oprekking tijdens het op de beoogde ondergrond aanbrengen van de coating wordt verdisconteerd, door op plekken waarop een grotere oprekking 20 valt te voorzien, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van een scherpe hoek of een boiling in de ondergrond, een dikkere laag coating aan te brengen.

Ook is het mogelijk de drager juist te voorzien van een bepaald reliëf, teneinde een coating met een voorafbepaalde oppervlaktestructuur te verkrijgen, welke een zelf een 25 decoratieve functie kan verschaffen en zodoende het aanbrengen van een decoratieve laag met een structuur overbodig maakt.

Voorts kan de coating worden voorzien van een kleurstof, bijvoorbeeld met een RAL kleur, teneinde de noodzaak van het aanbrengen van één of meerdere laklagen na het 30 aanbrengen van de coating op de ondergrond overbodig te maken, of het aanbrengen van een uiteindelijke laklaag eenvoudiger te maken, doordat de coating een kleur heeft welke ofwel overeenstemt met de kleur van de nog aan te brengen laklaag, ofwel een goed overschilderbare basis daarvoor vormt.

4

Bij voorkeur is de drager voorzien van een toplaag van een materiaal waarop de coating ten minste na gedeeltelijke of volledige uitharding een zodanig slechte hechting heeft dat de coating na ten minste gedeeltelijke uitharding afneembaar is. Daartoe is een kunststoflaag in veel gevallen - afhankelijk van de gebruikte coating - geschikt. Het 5 moge duidelijk zijn dat het van deze kunststoflaag voorziene karton of aluminiumfolie bij voorkeur ook nog steeds flexibel is, teneinde de coating gemakkelijk van de laag te kunnen verwijderen.

Om het transporteren of opslaan van de coating te vereenvoudigen kan de coating 10 samen met de drager of na het van de drager afnemen van de laag flexibele vaste coating in een voor transport of opslag geschikt formaat gebracht worden, zoals een rol of een strook. Van bijzonder voordeel is het wanneer de afmetingen van een dergelijke strook in hoofdzaak overeenstemmen met afmetingen van de ondergrond waarop de coating beoogd is aangebracht te worden. Zo kunnen de afmetingen overeenstemmen 15 met die van een te coaten deur, wand, zuil of glasplaat, waardoor ook het aanbrengen van de coating in aanzienlijk minder tijd kan plaatsvinden.

Om hechting van de coating aan zichzelf tijdens of na het oprollen van de coating te voorkomen kan de coating aan ten minste één zijde voorzien worden van een 20 beschermfolie. Dit beschermfolie kan speciaal worden aangebracht alvorens het oprollen van de coating, of deel uitmaken van de drager van de coating, welke in dat geval niet wordt verwijderd voor het oprollen van de coating. Ook kan het zijn dat de drager alvorens het aanbrengen van de coating reeds wordt voorzien van een folie welke de eigenschap heeft na het ten minste gedeeltelijk uitharden van de coating samen met 25 de coating van de drager genomen te kunnen worden.

Voor een nog betere hechting kan er - in het bijzonder wanneer de hechting van de coating is afgenomen tijdens het uitharden - alvorens het op de ondergrond aanbrengen 30 van de flexibele vaste laag coating een hechtmiddel op de ondergrond worden aangebracht. Daarbij kan het hechtmiddel een laag van dezelfde brandwerende coating in vloeibare vorm omvatten, waarbij de op de vloeibare coating aangebrachte zijde van de ten minste gedeeltelijk uitgeharde en aldus tezamen met de vloeibaar aangebrachte 5 coating flexibele harde coating gedeeltelijk oplost door de aanwezige vloeibare coating, om aldus een nog betere en uniforme coating te vormen.

Verder voordeel kan worden behaald door de coating na het aanbrengen op de ondergrond te bestralen met infrarood licht, teneinde de droging van de coating en 5 aanhechting van de coating op de ondergrond te verbeteren.

Doordat de buitenzijde van de flexibele vaste coating niet oplost blijven daarbij de voordelen zoals het onder meer omstandigheden kunnen aanbrengen en het sneller kunnen bewerken van de ten minste gedeeltelijk uitgeharde coating behouden.

10

Daarnaast kan het aanbrengen van de coating geschieden door minder geschoold personeel, en kan de coating zelfs eenvoudig op reeds geplaatste of ingebouwde of bewerkte ondergronden plaatsvinden, alwaar het gebruik van een vloeibare coating onwenselijk of onmogelijk is.

15

De ondergrond waarop de coating kan worden aangebracht is bijvoorbeeld een metaal, hout, een keramisch materiaal, glas, kunststof of steen, of beton, terwijl de coating een diversiteit aan beschermlagen kan omvatten.

20 Afhankelijk van het materiaal en/of de vorm van ondergrond, de gewenste of toelaatbare droogtijd en de gewenste of toelaatbare flexibiliteit kan de coating al dan niet worden voorzien van een hoeveelheid oplosmiddel.

Een bijzonder geschikt gebleken samenstelling voor de coating blijkt HCL WL 90 SB 25 exterior, dat op de markt wordt gebracht door Flame Guard B.V., of een coating met soortgelijke samenstelling. Als toplaag kan HCA topcoat exterior toegepast worden, dat eveneens op de markt wordt gebracht door Flame Guard B.V., of een coating met soortgelijke samenstelling. Op deze manier kan een folie worden vervaardigd dat zowel flexibel als stevig is, zodat het niet breekt of scheurt bij het aanbrengen, en daarnaast 30 goed aan te brengen is op een variëteit van oppervlakken.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarin: Figuur 1 een eerste stap toont uit de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding; 6 - Figuur 2 een tweede stap toont uit de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding; - Figuur 3 een derde stap toont uit de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding; 5 - Figuur 4 een vierde stap toont uit de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding;

Figuur 5 een vijfde stap toont uit de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.

10 Figuur 1 toont een eerste stap van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, waarbij met behulp van een verfspuit 200 voorzien van een reservoir met vloeibare coating 250 een coatinglaag 300 wordt aangebracht op een drager 100. De in figuur 1 weergegeven bewerking vindt bij voorkeur plaats in een daartoe ingerichte geventileerde ruimte.

15

Figuur 2 toont de van coatinglaag 300 voorziene drager 100, waarop een folie 400 wordt aangebracht. De folie kan direct worden aangebracht nadat de coatinglaag 300 op de drager 100 is aangebracht, waardoor het verdampen van oplosmiddelen uit de coating en daarmee het drogen van de coating wordt tegengewerkt, of na enige tijd 20 worden aangebracht, zodat de coatinglaag 300 wat meer uitgehard is.

Figuur 3 toont het vormen van een rol van de ten minste gedeeltelijk uitgeharde coatinglaag 300 en het folie 400, waarbij het folie ervoor zorgt dat de coating 300 niet aan zichzelf hecht wanneer deze wordt opgerold.

25

Figuur 4 toont het alvorens het aanbrengen van de coating 300 voorzien van een hechtmiddel 600 van een ondergrond 500 gevormd door een H-profïel, waarbij het hechtmiddel 600 bij voorkeur gelijk is aan de vloeibare coating 250 uit figuur 1.

7

Figuur 5 toont het aanbrengen van de coating 300 op de ondergrond 500, waarbij de folie 400 wordt verwijderd. Na het aanbrengen van de coating 300 kan de aanhechting van de coating 300 op den ondergrond 500 worden versneld door het ontsteken van de infraroodlamp 700.

5

Claims

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een brandwerende coating op een ondergrond, omvattende: 5. het aanbrengen van een laag vloeibare brandwerende coating op een drager; - het onder ten minste gedeeltelijke uitharding van de laag vloeibare coating doen ontstaan van een laag flexibele vaste coating; het van de drager afnemen van de laag flexibele vaste coating; en het op de ondergrond aanbrengen van de flexibele vaste laag coating. 10

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het aanbrengen van de laag vloeibare brandwerende coating op de drager wordt uitgevoerd door middel van één van: spuiten, opdampen, gieten, schilderen.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de laag een dikte heeft tussen 0,1 mm en 5 mm.

4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de drager een flexibel materiaal omvat, zoals karton of aluminiumfolie. 20

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de drager voorzien is van een toplaag van een materiaal waarop de coating een zodanig slechte hechting heeft dat de coating na ten minste gedeeltelijke uitharding afneembaar is, zoals een kunststoflaag.

6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende: het na het van de drager afnemen van de laag flexibele vaste coating in een voor transport geschikt formaat brengen van de laag flexibele vaste coating, zoals een rol of een strook.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij afmetingen van de strook in hoofdzaak overeenstemmen met afmetingen van de ondergrond.

8. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende: - het alvorens het op de ondergrond aanbrengen van de flexibele vaste laag coating aanbrengen van een hechtmiddel op de ondergrond.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij het hechtmiddel een laag van dezelfde 5 brandwerende coating in vloeibare vorm omvat.

10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de ondergrond een metaal, hout, een keramisch materiaal, glas, kunststof, beton of steen omvat.

11. Flexibele vaste brandwerende coating, omvattende een laag ten minste gedeeltelijk uitgeharde vloeibare brandwerende coating.

12. Flexibele vaste brandwerende coating volgens conclusie 11, in een voor transport geschikt formaat gebracht, zoals een rol of een strook. 15

13. Flexibele vaste coating, vervaardigd door: het aanbrengen van een laag vloeibare brandwerende coating op een drager; het onder ten minste gedeeltelijke uitharding van de laag vloeibare coating doen ontstaan van een laag flexibele vaste coating; 20. het van de drager afnemen van de laag flexibele vaste coating.

14. Ondergrond, voorzien van een coating volgens conclusie 13.