NL2000838C2 - Afsluiter voor een fles en samenstel van een dergelijke afsluiter en een fles. - Google Patents

Description

Afsluiter voor een fles en samenstel van een dergelijke afsluiter en een fles

De uitvinding heeft betrekking op een afsluiter voor een fles. De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van een dergelijke afsluiter en een fles. De uitvinding heeft 5 vervolgens betrekking op een werkwijze voor het assembleren van een dergelijk samenstel.

Reeds sedert 1891 zijn afsluiters bekend voor het in het bijzonder mediumdicht kunnen afsluiten van een drankhouder voor het duurzaam kunnen conserveren van in de 10 drankhouder, veelal in flessen, opgeslagen drank. Middels een flesopener of een ander geschikt gereedschap kan de fles worden ontkroond, waarna de drank kan worden geconsumeerd. Nadeel van de conventionele afsluiter is dat het verwijderen van de afsluiter doorgaans slechts mogelijk is door gebruikmaking van een separaat, daartoe geschikt gereedschap, zoals een flesopener.

15

Het Amerikaanse octrooischrifl US 6,158,604 beschrijft een verbeterde uit kunststof vervaardigde afsluiter voor een fles, omvattende een afsluitelement voorzien van een aantal klemelementen ingericht voor aangrijping op een buitenzijde van de flessenhals. Het afsluitelement is daarbij tevens voorzien van een uitwendige schroefdraad. De 20 bekende afsluiter omvat tevens een op het afsluitelement aangebracht vergrendelelement voor het selectief kunnen vergrendelen respectievelijk kunnen ontgrendelen van de klemelementen. Daartoe is het vergrendelelement voorzien van een inwendige schroefdraad ingericht voor samenwerking met de uitwendige schroefdraad van het afsluitelement. Door het vergrendelelement axiaal te roteren ten opzichte van 25 het afsluitelement kan de oriëntatie van het vergrendelelement ten opzichte van het afsluitelement worden gewijzigd, waardoor het vergrendelelement de klemelementen kan vergrendelen dan wel ontgrendelen voor het kunnen afsluiten respectievelijk openen van de fles. Alhoewel de bekende afsluiter relatief eenvoudig door een consument kan worden verwijderd van een fles zonder gebruikmaking van separate 30 gereedschappen heeft de bekende afsluiter tevens meerdere nadelen. Een belangrijk nadeel van de bekende afsluiter is dat de constructie van de afsluiter relatief volumineus en derhalve robuust is. Daarbij is uit onderzoek gebleken dat de relatief volumineuze afsluiter weerstand oproept bij de consument en derhalve niet of nauwelijks geaccepteerd wordt.

2

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een relatief compacte afsluiter voor een fles.

5 De uitvinding verschaft daartoe een afsluiter van het in aanhef genoemde type, omvattende: een afsluitelement voorzien van een aantal klemelementen ingericht voor aangrijping op een flessenhals, welk afsluitelement tevens is voorzien van koppelmiddelen, en een met het afsluitelement verbonden vergrendelelement voorzien van borgmiddelen voor de klemelementen, welk vergrendelorgaan tevens is voorzien 10 van contrakoppelmiddelen ingericht voor samenwerking met de koppelmiddelen voor het verbinden van het afsluitelement met het vergrendelelement, waarbij de koppelmiddelen en contrakoppelmiddelen zijn ingericht om in hoofdzaak te worden opgenomen in de flessenhals, en waarbij de oriëntatie tussen het afsluitelement en het vergrendelelement wijzigbaar is tussen een ontgrendelde toestand, waarin de 15 borgmiddelen de klemmiddelen in hoofdzaak vrijlaten, en een vergrendelde toestand, waarin de borgmiddelen de klemmiddelen in hoofdzaak borgen en daarmee in hoofdzaak fixeren. Ingeval de afsluiter overeenkomstig de uitvinding is aangebracht op een flessenhals zullen de koppelmiddelen doorgaans zowel in de vergrendelde toestand alsook in de ontgrendelde toestand in hoofdzaak in de flessenhals zijn gelegen, 20 onderwijl de contrakoppelmiddelen doorgaans in de vergrendelde toestand in hoofdzaak in de flessenhals zijn gelegen en in de ontgrendelde toestand ten minste gedeeltelijk buiten de flessenhals zijn gelegen. Door de koppeling tussen het afsluitelement en het vergrendelelement de facto in hoofdzaak te realiseren in de flessenhals in plaats van buiten de flessenhals kan het door de afsluiter overeenkomstig de uitvinding ingenomen 25 volume substantieel worden gereduceerd ten opzichte van het door de bekende afsluiter ingenomen volume. Door de relatief efficiënte constructie van de afsluiter overeenkomstig de uitvinding kan tevens een materiaalbesparing worden gerealiseerd, hetgeen vanuit economisch oogpunt gunstig is. De relatief compacte, slanke vormgeving van de afsluiter overeenkomstig de uitvinding zal bovendien makkelijker 30 worden geaccepteerd door consumenten. Een belangrijk ander voordeel van de afsluiter overeenkomstig de uitvinding is dat afsluiter een fles op relatief betrouwbare wijze kan afsluiten. De uit de stand van techniek bekende afsluiter heeft als nadeel dat de koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen, gevormd door de schroefdraadverbinding zich buiten de fles bevinden. Ingeval van temperatuurtoename zal de uit kunststof 3 vervaardigde afsluiter uitzetten ten opzichte van de fles, waardoor de fles niet langer op betrouwbare wijze kan worden afgesloten. Door de koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen van de afsluiter overeenkomstig de uitvinding althans in de vergrendelde toestand in hoofdzaak in de flessenhals te positioneren zullen de 5 koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen bij temperatuursschommelingen in de de fles omgevende atmosfeer minder sterk uitzetten doordat de koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen binnenin een door de fles enigszins geïsoleerde omgeving zijn gepositioneerd. Bovendien zullen de koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen zich bij een temperatuurtoename in de fles eventueel kunnen uitzetten tot aan een 10 binnenzijde van de flessenhals en daardoor eventueel intensiever kunnen aangrijpen op de binnenzijde van de flessenhals, waardoor een solide afsluiting van de fles kan worden gewaarborgd. Overeenkomstig de bekende afsluiter kan de afsluiter volgens de uitvinding op relatief eenvoudige wijze worden bediend door een consument zonder dat daarbij een separaat gereedschap benodigd is. Opgemerkt zij dat de fles in de context 15 van dit octrooischrift relatief breed geïnterpreteerd dient te worden, waarbij tevens elke ander houder, in het bijzonder levensmiddelenhouder, meer in het bijzonder drankhouder, voorzien van een hals, in welke vorm dan ook, wordt beschouwd als een fles in de onderhavige situatie. Echter, doorgaans zal de fles worden gevormd door een conventionele uit glas en/of kunststof vervaardigde drankfles, welke drankfles een buik 20 en een met de buik verbonden smallere flessenhals omvat.

Doorgaans zal het afsluitelement fungeren als binnendop en zal het vergrendelelement fungeren als een met de binnendop samenwerkende buitendop. Door de buitendop te verplaatsen, en bij voorkeur (axiaal) te roteren ten opzichte van de binnendop kan de 25 afsluiter worden gebracht in de vergrendelde toestand of in de ontgrendelde toestand.

Bij nadere voorkeur worden de koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen daarbij gevormd door een schroefdraadverbinding, waarbij de koppelmiddelen een schroefdraad omvatten en de contrakoppelmiddelen een contraschroefdraad omvat. Een schroefdraadverbinding is relatief stevig en duurzaam, waardoor de afsluiter op relatief 30 betrouwbare wijze in de vergrendelde toestand of ontgrendelde toestand kan worden gebracht en kan worden gehouden. Het moge duidelijk zijn dat naast een schroefdraadverbinding tevens een andersoortige verbinding toe te passen, zoals bijvoorbeeld een bajonetverbinding (bajonetsluiting) of een snapverbinding. Doorgaans zal het vergrendelelement uiteindelijk volgens een in hoofdzaak rechtlijnige beweging 4 verplaatsbaar zijn ten opzichte van het afsluitelement, teneinde de borgmiddelen relatief efficiënt te kunnen laten aangrijpen op de klemelementen in de vergrendelde toestand en de borgmiddelen in hoofdzaak op afstand te kunnen positioneren van de klemelementen in de ontgrendelde toestand.

5

In een voorkeursuitvoering omvat het afsluitelement een schacht voorzien van de koppelmiddelen, welke schacht is ingericht voor opname van een van de contrakoppelmiddelen voorzien deel van het vergrendelelement. Ingeval de afsluiter is aangebracht op een fles is de schaft in de vergrendelde toestand ten minste gedeeltelijk 10 en bij voorkeur in hoofdzaak in de flessenhals gepositioneerd. De schacht zal doorgaans in hoofdzaak cilindervormig zijn vormgegeven en zal doorgaans éénzijdig (aan een naar het vergrendelelement toegekeerde bovenzijde) zijn geopend om op deze wijze toegang te verschaffen voor ten minste een deel van de contrakoppelmiddelen. Daarbij is een naar binnen gekeerde zijde van de schacht bij voorkeur voorzien van de 15 koppelmiddelen. De contrakoppelmiddelen zijn bij voorkeur aangebracht op een uitkragend busvormig, bij nadere voorkeur cilindervormig, lichaam dat deel uitmaakt van het vergrendelelement, waarbij de schacht bij nadere voorkeur is ingericht voor opname van althans een deel van het busvormige lichaam. Daarbij is een uitwendige zijde van het busvormige lichaam bij voorkeur voorzien van de contrakoppelmiddelen. 20 Het busvormige lichaam is bij nadere voorkeur ingericht voor opname van ten minste één met de schacht verbonden opstaand blokkeerelement, welk blokkeerelement is voorzien van ten minste één eerste nok voor het begrenzen van de relatieve beweging van het vergrendelelement ten opzichte van het afsluitelement. Door de relatieve verplaatsing van het vergrendelelement ten opzichte van het afsluitelement te beperken 25 kan het vergrendelelement onlosmakelijk worden verbonden met het afsluitelement. Hierdoor blijft de afsluiter permanent in de geassembleerde toestand, waardoor het abusievelijk verwijderen van het vergrendelelement van het afsluitelement kan worden voorkomen. Teneinde de relatieve verplaatsing van het vergrendelelement ten opzichte van het afsluitelement op meer solide wijze te begrenzen is het voordelig ingeval het 30 busvormige lichaam is voorzien van ten minste één tweede nok, waarbij de eerste nok een aanslag vormt voor de tweede nok. Ingeval de afsluiter is aangebracht op een fles en de afsluiter zich bevindt in de ontgrendelde toestand kan de afsluiter als zodanig van de fles worden verwijderd door in een van de fles afgekeerde richting te trekken aan het vergrendelelement, waardoor zowel het vergrendelelement alsook het (permanent) met 5 het vergrendelelement verbonden afsluitelement kunnen worden verwijderd van de fles. Doorgaans zal het afsluitelement en/of het vergrendelelement zijn voorzien van ten minste één aangrijporgaan voor een gebruiker. Het aangrijporgaan kan bijvoorbeeld worden gevormd door een treklus, maar tevens door een profilering die op het 5 afsluitelementen en/of het vergrendelelement is aangebracht.

Aangezien in de fles een (initiële) onderdruk aanwezig of een bovendruk aanwezig kan zijn omvat het afsluitelement bij voorkeur ten minste één ventilatieopening. Middels het toepassen van één of meerdere ventilatieopeningen kan door beluchting of ontluchting 10 een druknivellering worden gerealiseerd tussen de druk in de fles en de druk buiten de fles, waarna de afsluiter met relatief geringe weerstand kan worden verwijderd van de fles. Bij nadere voorkeur is het vergrendelelement ingericht voor het in de vergrendelde toestand van de afsluiter afsluiten van de ventilatieopening. Door het vergrendelelement te verplaatsen ten opzichte van het afsluitelement richting de ontgrendelde toestand kan 15 de ventilatieopening worden geopend en kan beluchting dan wel ontluchting plaatsvinden. Een alternatieve ventilatieopening zou kunnen worden gevormd door een tussen het afsluitelement en de flessenhals gevormde kier die kan worden gevormd bij het vanuit de vergrendelde toestand (naar de ontgrendelde toestand) verplaatsen van het vergrendelelement ten opzichte van het afsluitelement. Optioneel kan het 20 vergrendelelement de ventilatieopening onder tussenkomst van een afdichtend element afsluiten in de vergrendelde toestand, waardoor de ventilatieopening op meer betrouwbare en duurzame wijze kan worden afgesloten.

In een andere voorkeursuitvoering omvat de afsluiter een met het afsluitelement en/of 25 het vergrendelelement verbonden breekbare of anderszins verwijderbare verzegeling, veelal aangeduid als een ‘tamper-evident’-voorziening, teneinde de inhoud van de fles voor een consument te kunnen garanderen. Tijdens initiële opening van de levensmiddelenhouder zal de verzegeling waarneembaar, in het bijzonder zichtbaar, en doorgaans onherstelbaar worden beschadigd door een consument. De verzegeling kan 30 op verschillende wijzen worden gerealiseerd. Het is daarbij bijvoorbeeld denkbaar dat de verzegeling een breekbare verbinding vormt tussen het vergrendelelement en het afsluitelement. Het is echter bijvoorbeeld tevens denkbaar dat de verzegeling een verbinding vormt tussen het vergrendelelement en de fles.

6

Teneinde een in hoofdzaak mediumdichte afsluiting van de fles te kunnen realiseren is het voordelig ingeval de afsluiter afdichtingsmiddelen omvat. De afdichtingsmiddelen zullen daarbij doorgaans zijn vervaardigd uit een elastisch materiaal, in het bijzonder een elastomeer. De afdichtingsmiddelen zijn doorgaans ingericht voor het onder 5 tussenkomst van de afdichtingsmiddelen kunnen laten aangrijpen van het afsluitelement op de flessenhals, in het bijzonder een omtrekszijde van de flessenhals.

Bij voorkeur zijn de klemelementen ingericht voor deformatie bij het vergrendelen en/of ontgrendelen van de afsluiter. Daartoe zijn de klemelementen bij voorkeur vervaardigd 10 uit een elastisch materiaal. Het is tevens denkbaar dat elk klemelement (enigszins) schamierbaar is uitgevoerd, bijvoorbeeld door toepassing van één of meerdere verzwakkingslijnen. Een dergelijke voorkeursuitvoering maakt gebruik van het deformerend vermogen van de klemelementen en zorgt voor een snelle en efficiënte afsluiting van de fles. In een bijzondere voorkeursuitvoering omvatten de 15 klemelementen in hoofdzaak in de omtreksrichting van het afsluitelement gerangschikte verende klemlippen. Door de klemelementen in de omtreksrichting van het afsluitelement te positioneren ontstaat de facto een gesegmenteerde (klem)rok. De klemelementen, en in het bijzonder de klemlippen, kunnen daarbij zijn ingericht om aan te grijpen op een omtreksuitsparing van de hals van de drankhouder aangrijpt. Hierdoor 20 kan een solide en bedrijfszekere afsluiting van de fles worden gerealiseerd.

De afsluiter overeenkomstig de uitvinding is bij voorkeur ten minste gedeeltelijk vervaardigd uit ten minste één materiaal gekozen uit de groep van metalen, metaallegeringen, en kunststoffen. Metaal, in het bijzonder aluminium, en bepaalde 25 kunststoffen zijn doorgaans bijzonder geschikt om te worden toegepast als afsluiter om een fles op relatief duurzame wijze in hoofdzaak mediumdicht te kunnen afsluiten. Een bijzonder geschikte variant wordt verkregen wanneer het afsluitelement is vervaardigd uit een althans gedeeltelijk transparante kunststof, en het vergrendelelement uit een anders gekleurde kunststof. Hierdoor wordt voor een consument duidelijk zichtbaar uit 30 welke onderdelen de afsluiter is opgebouwd. Bovendien wordt ingeval het vergrendelorgaan is voorzien van een doorkijkopening de inhoud van de fles zichtbaar via het toegepaste transparante afsluitelement.

7

De uitvinding heeft tevens betrekking een afsluitelement ten gebruike in de afsluiter overeenkomstig de uitvinding. De uitvinding heeft vervolgens betrekking op een vergrendelelement ten gebruike in de afsluiter overeenkomstig de uitvinding. Het is denkbaar dat zowel het afsluitelement alsook het vergrendelelement separaat worden 5 vermarkt. Voordelen en voorkeursuitvoeringen van het afsluitelement en het vergrendelelement zijn reeds in het voorgaande uitvoerig beschreven.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een samenstel van een fles en een met de fles verbonden afsluiter overeenkomstig de uitvinding, waarbij althans de koppelmiddelen 10 in hoofdzaak in een van de fles deel uitmakende flessenhals zijn gepositioneerd. De contrakoppelmiddelen zijn in de vergrendelde toestand in hoofdzaak in de flessenhals gepositioneerd. Bovendien zullen de contrakoppelmiddelen in de ontgrendelde toestand ten minste gedeeltelijk buiten de flessenhals zijn gepositioneerd, teneinde de klemelementen gefacilieerd te kunnen laten ontspannen. De klemelementen grijpen 15 daarbij bij voorkeur aan op een omtrekszijde, en in het bijzonder buitenzijde, van de flessenhals.

De uitvinding heeft bovendien betrekking op een werkwijze voor het assembleren van het samenstel overeenkomstig de uitvinding, omvattende de stappen: A) het afvullen 20 van de fles met een product, in het bijzonder een drank, B) het aanbrengen van het afsluitelement op een van de fles deel uitmakende flessenhals, en C) het verbinden van het vergrendelelement met het afsluitelement. In een alternatieve voorkeursuitvoering wordt stap C) vóór stap B) wordt uitgevoerd, waardoor de afsluiter overeenkomstig de uitvinding vooreerst wordt geassembleerd alvorens deze wordt aangebracht op de 25 flessenhals. Veelal zal de werkwijze tevens stap D) omvatten, waarbij stap D) betrekking heeft op het reinigen van het samenstel van de fles en ten minste een deel van de afsluiter. De reiniging kan daarbij plaatsvinden met behulp van een spoelvloeistof, bij voorkeur water. De reiniging kan plaatsvinden na het plaatsen van slechts het afsluitelement (stap B) dan wel na het plaatsen de reeds geassembleerde 30 afsluiter (stap C).

De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: 8 figuren la-lc zijaanzichten op een samenstel van een fles en een afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuren 2a en 2b verschillende aanzichten op een vergrendelelement ten gebruike in de afsluiter volgens figuren la-lc, 5 figuur 3 een perspectivisch aanzicht op een afsluitelement ten gebruike in de afsluiter volgens figuren la-lc, figuren 4a-4c langsdoorsneden van een deel van het samenstel volgens figuren la-lc, figuur 5a een zijaanzicht op een deel van het samenstel volgens figuren la-lc, figuur 5b een dwarsdoorsnede van het samenstel van het in figuur 5a getoonde 10 zijaanzicht volgens de lijn A-A, figuren 6a en 6b verschillende perspectivische aanzichten op een alternatief vergrendelelement ten gebruike in een afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuur 7a een perspectivisch aanzicht op een andere afsluiter overeenkomstig de uitvinding, 15 figuur 7b een dwarsdoorsnede van de afsluiter volgens figuur 7a, figuur 8 een samenstel van een fles en weer een andere afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuren 9a en 9b verschillende langsdoorsneden van een op een flessenhals aangebrachte afsluiter overeenkomstig de uitvinding, 20 figuren 10a en 10b verschillende langsdoorsneden van een andere op een flessenhals aangebrachte afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuren 1 la en 11b verschillende langsdoorsneden van weer een andere op een flessenhals aangebrachte afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuren 12a en 12b verschillende langsdoorsneden van een andere op een flessenhals 25 aangebrachte afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuur 13 een langsdoorsnede van een alternatieve op een flessenhals aangebrachte afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuren 14a-14c verschillende zijaanzichten op een afsluiter overeenkomstig de uitvinding, 30 figuren 15a en 15b verschillende perspectivische aanzichten op een andere afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuren 16a-16c verschillende in onderdelen uiteengenomen aanzichten op weer een andere afsluiter overeenkomstig de uitvinding, 9 figuur 17a een perspectivische langsdoorsnede van een nog een andere afsluiter overeenkomstig de uitvinding, figuur 17b een bovenaanzicht op de afsluiter volgens figuur 17a, figuur 18a een in onderdelen uiteen genomen aanzicht op een alternatieve afsluiter 5 overeenkomstig de uitvinding, figuur 18b een perspectivisch aanzicht op een vergrendelelement van de afsluiter volgens figuur 18a, en figuren 18c en 18d verschillende langsdoorsneden van de afsluiter volgens figuur 18a.

10 Figuren la-lc tonen zijaanzichten op een samenstel 1 van een fles 2 en een afsluiter 3 overeenkomstig de uitvinding. Daarbij toont figuur la in het bijzonder het samenstel 1 in een geassembleerde toestand, waarbij de afsluiter 3 op een flessenhals 4 van de fles 2 is aangebracht, waardoor de fles 2 in hoofdzaak mediumdicht is afgesloten. De afsluiter 3 omvat een afsluitelement 5 en een met het afsluitelement 5 roteerbaar verbonden 15 vergrendelelement 6. Om de fles 2 te openen wordt het vergrendelelement 6 geroteerd ten opzichte van het afsluitelement 5 (figuur lb), waarbij de oriëntatie van het afsluitelement 5 ten opzichte van de flessenhals 4 ongewijzigd blijft. Door het vergrendelelement 6 te roteren ten opzichte van het afsluitelement 5 zal het vergrendelelement 6 in opwaartse richting worden verplaatst, waardoor van het 20 afsluitelement 5 deel uitmakende klemelementen 7 in hoofdzaak vrij komen te liggen. Doordat de klemelementen 7 niet langer worden geborgd door het vergrendelelement 6 kan de afsluiter 3 worden verwijderd van de fles 2 zoals getoond in figuur lc.

Figuren 2a en 2b tonen verschillende aanzichten op het vergrendelelement 6 ten 25 gebruike in de afsluiter 3 volgens figuren la-lc. Daarbij toont figuur 2a een perspectivisch onderaanzicht op het vergrendelelement 6 en toont figuur 2b een zijaanzicht op het vergrendelelement 6. Getoond is dat het vergrendelelement 6 is voorzien van een profilering 7 hetgeen een consument een verbeterde grip verschaft tijdens het axiaal roteren van het vergrendelelement 6 ten opzichte van het 30 afsluitelement 5. Tevens is getoond dat het vergrendelelement 6 een busvormig lichaam 8 omvat dat is voorzien van een uitwendige schroefdraad 9. Een binnenzijde van het busvormige lichaam 8 is voorzien van een tweetal nokken 10 voor het begrenzen van de maximale verdraaiing van het vergrendelelement 6 ten opzichte van het afsluitelement 5.

10

Figuur 3 toont een perspectivisch aanzicht op het afsluitelement 5 ten gebruike in de afsluiter 1 volgens figuren la-lc. In deze figuur is duidelijk getoond dat het afsluitelement 5 is voorzien van meerdere klemelementen 7, waarbij elk klemelement 7 5 is voorzien van een naar binnen uitkragende klemlip 11. De samenstel van klemelementen 7 vormt daarbij de facto een klemrok voor het omgrijpen van de flessenhals 4. De uitkragende klemlippen 11 zijn ingericht voor aangrijping op een in de flessenhals 4 aangebrachte versmalling 12 (zie figuren 4a-4c).Het afsluitelement 5 is voorzien van een schacht 13 ingericht voor opname van het busvormige lichaam 8 van 10 het vergrendelelement 6, zoals in figuren 4a-4c duidelijk is getoond. De schacht 13 is aan een onderzijde voorzien van verstevigingsribben 14.

Figuren 4a-4c tonen verschillende langsdoorsneden van een deel van het samenstel 1 volgens respectievelijke figuren la-lc. Figuur 4a toont daarbij een langsdoorsnede van 15 de afsluiter 3 in een de flessenhals 4 afsluitende, vergrendelde toestand. Hierbij is zichtbaar dat de klemlippen 11 van de klemelementen 7 aangrijpen in de versmalling 12 van de flessenhals 4, waardoor de afsluiter 3 zich vastklemt op de flessenhals 4. Deze vastklemming wordt geborgd doordat het vergrendelelement 6 verhinderd dat de klemelementen 7 in van de flessenhals 4 afgekeerde richting deformeren, waardoor de 20 afsluiter 3 ontkoppeld zou worden van de flessenhals 4. De schacht 13 is voorzien van een inwendige schroefdraad 15 die samenwerkt met de uitwendige schroefdraad 9 van het vergrendelelement 6 voor het vormen van een schroefdraadverbinding. In de getoonde vergrendelde toestand zijn zowel de inwendige schroefdraad 15 van het afsluitelement 5 alsook de uitwendige schroefdraad 9 van het vergrendelelement 6 in 25 hoofdzaak in de flessenhals 4 gepositioneerd, waardoor de afsluiter 3 overeenkomstig de uitvinding relatief compact en derhalve handzaam alsmede esthetisch aantrekkelijk is. Een bovenste deel van de schacht 13 sluit onder tussenkomst van een afdichtende ring 16 aan op een binnenzijde van de flessenhals 4, waardoor de fles 2 mediumdicht kan worden afgesloten. De schacht 13 is voorzien van een opstaand blokkeerelement 17 30 dat is ingericht voor samenwerking met de nokken 10 van het vergrendelelement 4 voor het begrenzen van de maximale rotatie van het vergrendelelement 6 ten opzichte van het afsluitelement 5. In figuur 4b is getoond dat het vergrendelelement 6 is verdraaid ten opzichte van het afsluitelement 5, waardoor het vergrendelelement 6 zich de facto volgens een rechtlijnige opwaartse beweging heeft verplaatst ten opzichte van het 11 afsluitelement 5. In deze getoonde ontgrendelde toestand worden de kleme lemen ten 7 niet langer geborgd door een perifeer deel van het vergrendelelement 6 dat de facto fungeert als een borgende rok. Door vervolgens het vergrendelelement 6 in een van de flessenhals 4 afgekeerde richting te trekken zullen de klemelementen 7 geforceerd in 5 een naar buiten gekeerde richting deformeren en kan de afsluiter 3 worden ontkoppeld van de flessenhals 4, zoals is getoond in figuur 4c. Het hersluiten geschiedt in omgekeerde volgorde, waarbij vooreerst de afsluiter 3 op de flessenhals 4 wordt aangebracht, waarna de afsluiter 3 ten opzichte van de flessenhals 4 wordt gefixeerd door het vergrendelelement 6 te roteren ten opzichte van het afsluitelement 5 tot dat de 10 vergrendelde toestand zoals getoond in figuur 4a weer is bereikt.

Figuur 5a toont een zijaanzicht op een deel van het samenstel 1 volgens figuren la-lc in de vergrendelde toestand. Figuur 5b toont een dwarsdoorsnede van het aanzicht op het samenstel 1 volgens figuur 5a volgens lijn A-A, waarbij van buiten naar binnen 15 achtereenvolgens worden getoond het vergrendelelement 6, de klemelementen 7, de flessenhals 4, de van de inwendige schroefdraad 15 voorziene schacht 13, het van de uitwendige schroefdraad 9 en de nokken 10 voorziene busvormige lichaam 8, en het blokkeerelement 17. Tevens is getoond dat het blokkeerelement 17 is voorzien van contranokken 18 ingericht voor samenwerking met de nokken 10 van het busvormige 20 lichaam 8 voor het kunnen begrenzen van de maximale rotatiehoek van het vergrendelelement 6 ten opzichte van het afsluitelement 5.

Figuren 6a en 6b tonen verschillende perspectivische aanzichten op een alternatief vergrendelelement 19 ten gebruike in een afsluiter overeenkomstig de uitvinding. Het in 25 figuur 6a getoonde vergrendelelement 19 is constructief identiek aan het in figuren la-5b getoonde vergrendelelement 6, met het verschil dat het thans getoonde vergrendelelement 19 is voorzien van een verzegelring 20 die initieel op verzwakte wijze met het vergrendelelement 19 is verbonden. De verzegelring 20 is voorzien van tanden 21 die onderling in een zelfde richting zijn gepositioneerd, die zodanig is dat het 30 vergrendelelement 19 slechts in een met de klok mee gaande richting kan worden verplaatst zonder dat de verzegelring 20 zal breken. Bij het eerste gebruik van de afsluiter zal het vergrendelelement 19 in een tegen de klok in gaande richting worden geroteerd ten opzichte van een (niet-weergegeven) afsluitelement van de afsluiter voor het verplaatsen van het vergrendelelement van een vergrendelde toestand naar een 12 ontgrendelde toestand, waardoor de tanden 21 forceren dat de verzegelring 20 zal breken en het voor een consument zichtbaar zal zijn dat de afsluiter 3 althans ten minste eenmalig is ontgrendeld.

5 Figuur 7a toont een perspectivisch aanzicht op een andere afsluiter 22 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 22 omvat een afsluitelement 23 (zie figuur 7b) en een met het afsluitelement 23 verbonden vergrendelelement 24. Het vergrendelelement 24 is voorzien van een verzegelpen 25 die op verzwakte wijze is verbonden met het vergrendelelement 24. Figuur 7b toont een dwarsdoorsnede van de afsluiter 22 volgens 10 figuur 7a, waarin zowel het vergrendelelement 24 alsook het afsluitelement 23 zijn getoond. Het afsluitelement 23 is constructief gelijkend op het in figuren l-5a getoonde afsluitelement 5, waarbij het afsluitelement 23 is voorzien van meerdere klemelementen 25. Bovendien omvat het afsluitelement 23 een centrale schacht 26 voorzien van een inwendige schroefdraad 27. De schacht 26 is ingericht voor opname van een van een 15 uitwendige schroefdraad 28 voorzien busvormig lichaam 29 van het vergrendelelement 24. Het busvormige lichaam 29 is bovendien voorzien van inwendige nokken 30. De schacht 26 is voorzien van een opstaand blokkeerelement 31 voorzien van uitwendige nokken 32, waarbij de uitwendige nokken 32 van het blokkeerelement 31 zijn ingericht voor samenwerking met de inwendige nokken 30 van het busvormige lichaam 29 voor 20 het begrenzen van de maximale rotatie van het vergrendelelement 24 ten opzichte van het afsluitelement 23. Bovendien is het blokkeerelement 31 ingericht voor het vasthouden van de verzegelpen 25. Bij een eerste rotatie van het vergrendelelement 24 ten opzichte van het afsluitelement 23 zal de verzegelpen 25 afbreken van het vergrendelelement 24, waardoor het voor een consument zichtbaar is dat de afsluiter 23 25 reeds ten minste eenmalig is ontgrendeld.

Figuur 8 toont een samenstel 33 van een fles 34 en weer een andere afsluiter 35 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 35 is constructief identiek aan de in figuren la-5b getoonde afsluiter 3. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld is de oriëntatie van 30 de afsluiter 35 ten opzichte van de fles 34 verzegeld middels een uit papier vervaardigde strook 36, waardoor direct zichtbaar is of de inhoud van de fles 34 kan worden gegarandeerd.

13

Figuren 9a en 9b tonen verschillende langsdoorsneden van een op een flessenhals 37 aangebrachte afsluiter 38 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 38 omvat een afsluitelement 39 en een middels een schroefdraadverbinding met het afsluitelement 39 verbonden vergrendelelement 40. Het afsluitelement 39 omvat een schacht 41 voorzien 5 van een opstaand centraal deel 42 waarop meerdere verzegelende voorspanorganen 43 zijn aangebracht. De voorspanorganen 43 zijn in een initiële vergrendelde toestand, zoals getoond in figuur 9a, in een voorgespannen toestand deels opgenomen in een in het vergrendelelement 40 aangebrachte uitsparing 44. Bij een eerste ontgrendeling van de afsluiter 38 zal het vergrendelelement 40 worden geroteerd ten opzichte van het 10 afsluitelement 39, waardoor de voorspanorganen 43 zullen ontspannen (zie figuur 9b). Echter, bij het opnieuw vergrendelen van de afsluiter 38 zullen de voorspanorganen 43 niet langer worden opgenomen in de uitsparing 44 van het vergrendelelement 40, waardoor een consument relatief snel en eenvoudig zal zijn dat de afsluiter 38 reeds ten minste één keer ontgrendeld is geweest.

15

Figuren 10a en 10b tonen verschillende langsdoorsneden van een andere op een flessenhals 45 van een fles aangebrachte afsluiter 46 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 46 omvat een afsluitelement 47 en een middels een schroefdraadverbinding met het afsluitelement 47 verbonden vergrendelelement 48. Het afsluitelement 47 omvat 20 een schacht 49 voorzien van een opstaand centraal deel 50. In dit uitvoeringsvoorbeeld is bijzonder dat het afsluitelement 47 is voorzien van een ventilatieopening 51. De ventilatieopening 51 is bekleed met een afdichtende ring 52. In de vergrendelde toestand volgens figuur 10a wordt de ventilatieopening 51 afgesloten door een'van het vergrendelelement 48 deel uit makende tap 53. Door rotatie van het vergrendelelement 25 48 ten opzichte van het afsluitelement 47 van de vergrendelde toestand naar de ontgrendelde toestand (zie figuur 10b) zal de tap 53 uit de ventilatieopening 51 worden verwijderd, waardoor druknivellering tussen de in de fles aanwezige druk en de buiten de fles aanwezige druk zal plaatsvinden, hetgeen het verwijderen van de afsluiter 46 van de flessenhals 45 aanzienlijk kan faciliëren. Druknivellering is met name voordelig 30 ingeval de fles is afgevuld met een koolzuurhoudende drank, waardoor een overdruk in de fles ontstaat. Ingeval een onderdruk in de fles aanwezig is, kan druknivellering tevens voordelig zijn.

14

Figuren 1 la en 1 lb tonen verschillende langsdoorsneden van weer een andere op een flessenhals 54 van een fles aangebrachte afsluiter 55 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 55 is constructief gelijkend op de in figuren 10a en 10b getoonde afsluiter 55, doch waarbij een ventilatieopening 56 is voorzien van een onderste deel van een schacht 5 57 van een afsluitelement 58 van de afsluiter 55. De ventilatieopening 56 kan worden afgesloten door een busvormig lichaam 59 van een vergrendelelement 60 van de afsluiter 55 te positioneren in een vergrendelde toestand van de afsluiter 55 (zie figuur 1 la). Teneinde de afdichting van de ventilatieopening 56 te kunnen optimaliseren is in de schacht 57 een afdichtende strip 61 aangebracht. De ventilatieopening 56 kan worden 10 ontsloten door het vergrendelelement 60 (enigszins) te roteren ten opzichte van het afsluitelement 58, waardoor ontluchting van de fles mogelijk wordt gemaakt (zie figuur 1 lb). In figuur 1 lb is tevens getoond dat de afdichtende strip 61 verplaatsbaar is opgenomen in de schacht 57 om de ontluchting mogelijk te maken.

15 Figuren 12a en 12b tonen verschillende langsdoorsneden van een andere op een flessenhals 62 van een fles aangebrachte afsluiter 63 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 63 zoals getoond in figuren 12a en 12b is tevens voorzien van een ventilatieopening 64, waarbij de ventilatieopening 64 wordt gevormd door een tussen de afsluiter 63 en de flessenhals 62 gevormde kier. De werking van de afsluiter 63 is 20 identiek aan de werking van de in figuren la-5b getoonde afsluiter 3. Door een vergrendelelement 65 van de afsluiter 63 vanuit de vergrendelde toestand (zie figuur 12a) te roteren ten opzichte van een afsluitelement 66 van de afsluiter 63 zal door overdruk in de fles de kier kunnen ontstaan, waardoor druknivellering kan worden gerealiseerd. Teneinde de afsluiter 63 in hoofdzaak mediumdicht te kunnen laten 25 aansluiten op de flessenhals 62 in de vergrendelde toestand, zoals getoond in figuur 12a is tussen het afsluitelement 66 en de flessenhals 62 een afdichtingsring 67 gepositioneerd, welke afdichtingsring 67 in dit uitvoeringsvoorbeeld is verlijmd met het afsluitelement 66.

30 Figuur 13 toont een langsdoorsnede van een alternatieve op een flessenhals 68 van een fles aangebrachte afsluiter 69 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 69 volgens figuur 13 is tevens voorzien van een ventilatieopening 70 die in dit uitvoeringsvoorbeeld initieel wordt afgesloten door een afbreekbare pen 71. Door rotatie van het vergrendelelement 72 van de afsluiter 69 ten opzichte van een met het 15 vergrendelelement 72 verbonden afsluitelement 73 van de afsluiter 69 zal het vergrendelelement de pen 71 doen breken, waarna ventilatie tussen een zich in de fles bevindende atmosfeer en een zich buiten de fles bevindende atmosfeer mogelijk wordt gemaakt. Na door het afbreken van de pen 71 creëren van de ventilatieopening 70 kan 5 de ventilatieopening 70 niet opnieuw worden afgesloten. Het creëren van de ventilatieopening 70 zal aldus definitief zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld.

Figuren 14a-14c tonen verschillende zijaanzichten op een afsluiter 74 overeenkomstig de uitvinding. Meer in het bijzonder toont figuur 14a een in onderdelen uiteengenomen 10 aanzicht op de afsluiter, waarin getoond is dat de afsluiter 74 een afsluitelement 75 en een vergrendelelement 76 omvat. Daarbij is het vergrendelelement 76 voorzien van een oog 77 en is het afsluitelement 75 voorzien van een uitstulping 78, welke uitstulping voor het eerste gebruik kan worden vastgeklikt in het oog 77, zoals is getoond in figuur 14b. Door het vergrendelelement 76 vervolgens te verplaatsen ten opzichte van het 15 afsluitelement 75 zal het oog 77 afbreken van het vergrendelelement 76 (zie figuur 14c), waardoor voor een consument zichtbaar is dat de afsluiter 74 niet langer verzegeld is.

Figuren 15a en 15b tonen verschillende perspectivische aanzichten op een soortgelijke afsluiter 79 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 79 omvat een van meerdere ogen 20 80 voorzien vergrendelelement 81 en een van meerdere uitstulpingen 82 voorzien afsluitelement 83, welke uitstulpingen 82 kunnen worden vastgeklikt in de ogen 80 van het vergrendelelement 81 (zie figuur 15b). Door het vergrendelelement 81 vervolgens te verplaatsen ten opzichte van het afsluitelement 83 zullen de ogen 80 afbreken van het vergrendelelement 81, waardoor voor een consument zichtbaar is dat de afsluiter 79 niet 25 langer verzegeld is. De in figuren 15a en 15 getoonde ‘tamper-evident’-voorziening van de afsluiter 79 wordt beschouwd als zijnde constructief enigszins steviger dan de getoonde ‘tamper-evidenf-voorziening van de in figuren 14a en 14b getoonde afsluiter 74.

30 Figuren 16a-16c tonen verschillende in onderdelen uiteengenomen aanzichten op weer een andere afsluiter 84 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 84 omvat een afsluitelement 85 en een met het afsluitelement 85 samenwerkend vergrendelelement 86. Een bovenzijde van het afsluitelement 85 is voorzien van meerdere nokken 87. Een onderzijde van het vergrendelelement 86 is voorzien van meerdere contranokken 88 (zie 16 tevens figuur 16b) ingericht voor samenwerking met de nokken 87 van het afsluitelement 85. De contranokken 88 zijn zichtbaar voor een consument. Bij een eerste gebruik zal het vergrendelelement worden geroteerd ten opzichte van het afsluitelement 85, waardoor de nokken 87 de contranokken 88 zichtbaar zullen 5 deformeren, waardoor een consument relatief snel en eenvoudig kan zien dat de afsluiter 84 niet langer verzegeld is.

Figuur 17a toont een perspectivische langsdoorsnede van een nog een andere afsluiter 89 overeenkomstig de uitvinding, en figuur 17b toont een bovenaanzicht op de afsluiter 10 89. De afsluiter 89 omvat een afsluitelement 90 en een middels een schroefdraadverbinding met het afsluitelement 90 verbonden vergrendelelement 91. Het vergrendelelement 91 is daarbij voorzien van een pen 92 die op verzwakte wijze is verbonden met het vergrendelelement 91. Een vrij (onderste) uiteinde van de pen 92 is opgenomen in een in het afsluitelement 90 aangebrachte opneemruimte 93. Door het 15 onderling roteren van het vergrendelelement 91 en het afsluitelement 90. zal de pen 92 worden afgebroken van het vergrendelelement 90 hetgeen zowel hoorbaar alsook zichtbaar is voor een consument, waardoor een consument relatief eenvoudig kan vaststellen of de afsluiter 89 al dan niet is voorzien van een verzegeling.

20 Figuur 18a toont een in onderdelen uiteen genomen aanzicht op een alternatieve afsluiter 94 overeenkomstig de uitvinding. De afsluiter 94 omvat een afsluitelement 95 en een vergrendelelement 96. Het afsluitelement 95 omvat een van een inwendige schroefdraad 97 voorziene schacht 98, welke schacht 98 tevens is voorzien van een meerdere opstaande vingers 99. Het vergrendelelement 96 is voorzien van een richting 25 het afsluitelement 95 uitkragende pen 100, welke pen 100 verlast of verlijmd is met het vergrendelelement 96. Zoals getoond in figuur 18b is een onderzijde van de pen 100 voorzien van meerdere nokken 101, welke nokken 101 zijn ingericht voor samenwerking met de vingers 99 van het afsluitelement 95. De nokken 101 zijn zodanig georiënteerd dat het roteren van het vergrendelelement 96 ten opzichte van het 30 afsluitelement 95 in een met de klok mee gaande richting mogelijk is ervoor zorgt dat de nokken 101 van het vergrendelelement 96 zullen ingrijpen op de vingers 99 waardoor de pen 100 zal afbreken. Deze verbreking van de verzegeling zal zichtbaar zijn voor een consument. De vingers 99 zijn enigszins flexibel en zijn aan een vrij (bovenste) uiteinde voorzien van een naar buiten uitkragende rand 102. Het 17 vergrendelelement 96 omvat een busvormig lichaam 103 voor opname van de vingers 99. Het busvormig lichaam 103 is daarbij voorzien van een flensvormige rand 104 voorzien van een drietal uitsparingen 105 voor doorvoer van de vingers 99. Tijdens het assembleren van de afsluiter 94 (zie figuur 18c) zullen de vingers 99 door deformatie 5 van de vingers 99 en via de uitsparingen 105 in het busvormige lichaam worden geklikt, waardoor het afsluitelement 95 en het vergrendelelement 96 onlosmakelijk met elkaar worden verbonden (zie tevens figuur 18d).

Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en 10 beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

Claims (32)

1. Afsluiter voor een fles, omvattende: een afsluitelement voorzien van een aantal klemelementen ingericht voor 5 aangrijping op een flessenhals, welk afsluitelement tevens is voorzien van koppelmiddelen, en - een met het afsluitelement verbonden vergrendelelement voorzien van borgmiddelen voor de klemelementen, welk vergrendelorgaan tevens is voorzien van contrakoppelmiddelen ingericht voor samenwerking met de koppelmiddelen 10 voor het verbinden van het afsluitelement met het vergrendelelement, waarbij de koppelmiddelen en contrakoppelmiddelen zijn ingericht om in hoofdzaak te worden opgenomen in de flessenhals, en waarbij de oriëntatie tussen het afsluitelement en het vergrendelelement wijzigbaar is tussen een ontgrendelde toestand, waarin de borgmiddelen de klemmiddelen in hoofdzaak vrijlaten, en een vergrendelde toestand, 15 waarin de borgmiddelen de klemmiddelen in hoofdzaak fixeren.

2. Afsluiter volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het vergrendelelement roteerbaar is verbonden met het afsluitelement.

3. Afsluiter volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen en de contrakoppelmiddelen een schroefdraadverbinding vormen.

4. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het vergrendelelement volgens een in hoofdzaak rechtlijnige beweging verplaatsbaar is ten 25 opzichte van het afsluitelement.

5. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitelement een schacht voorzien van de koppelmiddelen omvat, welke schacht is ingericht voor opname van een van de contrakoppelmiddelen voorzien deel van het 30 vergrendelelement.

6. Afsluiter volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat een naar binnen gekeerde zijde van de schacht is voorzien van de koppelmiddelen.

7. Afsluiter volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de schacht is ingericht om ten minste gedeeltelijk te worden opgenomen in de flessenhals.

8. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het 5 vergrendelelement een busvormig lichaam voorzien van de contrakoppelmiddelen omvat.

9. Afsluiter volgens een der conclusies 5-7 en conclusie 8, met het kenmerk, dat de schacht is ingericht voor opname van ten minste een deel van het busvormige 10 lichaam.

10. Afsluiter volgens conclusie 8 of 9, met het kenmerk, dat een naar buiten gekeerde zijde van het busvormige lichaam is voorzien van de contrakoppelmiddelen.

11. Afsluiter volgens een der conclusies 5-7 en een der conclusies 8-10, met het kenmerk, dat het busvormige lichaam is ingericht voor opname van ten minste één met de schacht verbonden opstaand blokkeerelement, welk blokkeerelement is voorzien van ten minste één eerste nok voor het begrenzen van de relatieve beweging van het vergrendelelement ten opzichte van het afsluitelement. 20

12. Afsluiter volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het busvormige lichaam is voorzien van ten minste één tweede nok, waarbij de eerste nok een aanslag vormt voor de tweede nok.

13. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitelement ten minste één ventilatieopening omvat.

14. Afsluiter volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het vergrendelelement is ingericht voor het in de vergrendelde toestand van de afsluiter afsluiten van de 30 ventilatieopening.

15. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsluiter een met het afsluitelement en/of het vergrendelelement verbonden breekbare verzegeling omvat.

16. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afsluiter afdichtingsmiddelen omvat voor het in hoofdzaak mediumdicht kunnen afsluiten van de fles. 5

17. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de borgmiddelen in de ontgrendelde toestand op afstand zijn gepositioneerd van de klemmiddelen.

18. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klemelementen ten opzichte van de flessenhals worden ontgrendeld en/of vergrendeld door deformatie van tenminste één klemelement.

19. Afsluiter volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 15 klemelementen in hoofdzaak in de omtreksrichting van het afsluitelement gerangschikte verende klemlippen omvatten.

20. Afsluiter volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat de klemelementen worden gevormd door een met het afsluitelement verbonden gesegmenteerde rok.

21. Afsluiter volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de klemelementen zijn voorzien van een uitkraging ingericht voor aangrijping op een omtreksuitsparing van de flessenhals.

22. Afsluiter volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitelement en het vergrendelelement onderling onlosmakelijk zijn verbonden.

23. Afsluiter volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het afsluitelement en/of het vergrendelelement zijn voorzien van ten minste één 30 aangrijporgaan voor een gebruiker.

24. Afsluiter volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze ten minste gedeeltelijk is vervaardigd uit ten minste één materiaal gekozen uit de groep van de metalen, metaallegeringen en kunststoffen.

25 B) het aanbrengen van het afsluitelement op een van de fles deel uitmakende flessenhals, en C) het verbinden van het vergrendelelement met het afsluitelement.

25. Vergrendelelement, kennelijk bedoeld om te worden toegepast in een afsluiter volgens één der conclusies 1-24.

26. Afsluitelement, kennelijk bedoeld om te worden toegepast in een afsluiter 5 volgens één der conclusies 1-24.

27. Samenstel van een fles en een met de fles verbonden afsluiter volgens één der conclusies 1-24, waarbij althans de koppelmiddelen in hoofdzaak in een van de fles deel uitmakende flessenhals zijn gepositioneerd. 10

28. Samenstel volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de contrakoppelmiddelen in de vergrendelde toestand in hoofdzaak in de flessenhals zijn gepositioneerd.

29. Samenstel volgens conclusie 27 of 28, met het kenmerk, dat de contrakoppelmiddelen in de ontgrendelde toestand ten minste gedeeltelijk buiten de flessenhals zijn gepositioneerd.

30. Samenstel volgens een der conclusies 27-29, met het kenmerk, dat de 20 klemelementen aangrijpen op een omtrekszijde van de flessenhals.

31. Werkwijze voor het assembleren van het samenstel volgens een der conclusies 27-30, omvattende de stappen: A) het afvullen van de fles met een product, in het bijzonder een drank,

32. Werkwijze volgens conclusie 31, met het kenmerk, dat stap C) vóór stap B) 30 wordt uitgevoerd.