NL2000817C2 - Railvoertuig, en container. - Google Patents

Description

Titel: Railvoertuig, en container

De uitvinding heeft betrekking op een railvoertuig omvattende een onderstel en een container, die op het onderstel is aangebracht.

5 Een railvoertuig met een daarop aangebrachte container is algemeen bekend. De container omvat vier hoekblokken (“corner castings”) met een inwendige holle ruimte. De hoekblokken bevinden zich aan de benedenhoeken van de container. Elk hoekblok heeft een elliptische opening in de onderzijde daarvan. Het onderstel van het railvoertuig omvat elliptische vergrendelpennen. De elliptische vergrendelpennen zijn 10 opneembaar in de elliptische openingen van de hoekblokken als deze onderling zijn uitgelijnd. De container is losneembaar bevestigd aan het onderstel van het railvoertuig.

De losneembare bevestiging met comer castings en vergrendelpennen kan echter onvoldoende sterk zijn. De maximaal toelaatbare belasting voor deze bevestiging, zoals bij een botsing, is vastgelegd in internationale regelgeving. Bij zwaar transport, 15 bijvoorbeeld het transport van stalen plaatrollen met een gewicht van ongeveer 30 ton per plaatrol, die veelvuldig worden toegepast in de autoindustrie, bestaat het risico dat de maximaal toelaatbare belasting wordt overschreden. De volumecapaciteit van het railvoertuig kan dan niet volledig worden benut. Bijvoorbeeld zijn slechts twee in plaats van drie plaatrollen opneembaar in het railvoertuig. Dit geeft aanleiding tot 20 relatief hoge transportkosten.

Een doel van de uitvinding is een railvoertuig met een container te verschaffen, die zodanig losneembaar is bevestigd op het railvoertuig dat een relatief hoge belasting mogelijk is.

Dit doel is volgens de uitvinding bereikt doordat het onderstel is voorzien van 25 meerdere opsluitlichamen, die zodanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd, dat de container in langsrichting en zijdelingse richting in hoofdzaak is opgesloten tussen de opsluitlichamen, en dat de container door boutverbindingen in hoogterichting is gefixeerd ten opzichte van het onderstel.

Hoewel een kleine speling aanwezig kan zijn tussen de opsluitlichamen en de 30 container, is de container in zijdelingse richting en langsrichting geborgd door de opsluitlichamen. De opsluitlichamen bezitten binnenste vormdelen die samenwerken met buitenste vormdelen van de container, zoals de benedenranden of benedenhoeken van de container. De opsluitlichamen zijn zodanig uitgevoerd dat deze een hogere 2 belasting kunnen opnemen dan comer castings in combinatie met twist locks. De uitvoering van de opsluitlichamen is een ontwerpparameter - de vorm, afmetingen en het materiaal zijn afhankelijk van de benodigde maximaal toelaatbare belasting. Bijvoorbeeld zijn de opsluitlichamen elk als een massief stalen blok uitgevoerd. De 5 container is verder door de boutverbindingen in hoogterichting gefixeerd, d.w.z. in opwaartse richting geborgd. De boutverbindingen verhinderen dat de container door een beweging naar boven kan losraken uit de opsluitlichamen, zoals bij een botsing.

Het is mogelijk dat elk opsluitlichaam ten minste een aanslagvlak bezit, waarbij de container vier benedenhoeken heeft, die elk een opstaand langsvlak en een opstaand 10 dwarsvlak bezitten, en waarbij het langsvlak en het dwarsvlak van elke benedenhoek aangrenzend aan telkens een aanslagvlak is aangebracht. De opstaande langs- en dwarsvlakken van de benedenhoeken zijn gevormd door buitenoppervlakken van de container. De aanslagvlakken van de opsluitlichamen verlopen elk in hoofdzaak evenwijdig aan het langsvlak of dwarsvlak van de benedenhoeken. Doordat de 15 opsluitlichamen zijn aangebracht nabij de benedenhoeken van de container, kunnen krachten van de container effectief worden doorgeleid naar het onderstel van het railvoertuig.

In een uitvoeringsvorm heeft de container een voorzijde, een achterzijde, een rechterzijde en een linkerzijde, waarbij de benedenhoeken van de container een 20 linkervoorhoek, een rechtervoorhoek, een linkerachterhoek en een rechterachterhoek omvatten, die een rechthoek bepalen met een lengte en een breedte, en waarbij de afstand tussen tegenoverliggende aanslagvlakken van opsluitlichamen bij de voorhoeken respectievelijk de achterhoeken in hoofdzaak gelijk is aan de lengte, en waarbij de afstand tussen tegenoverliggende aanslagvlakken van opsluitlichamen bij de 25 linkerhoeken respectievelijk de rechterhoeken in hoofdzaak gelijk is aan de breedte. De afstand tussen de tegenoverliggende aanslagvlakken van opsluitlichamen voor en achter de container komt in hoofdzaak overeen met de afstand tussen de benedenhoeken voor en achter van de container. Op dezelfde manier is de afstand tussen de tegenoverliggende aanslagvlakken van opsluitlichamen links en rechts van de container 30 in hoofdzaak gelijk aan de afstand tussen de benedenhoeken links en rechts van de container. Hierdoor is de container, eventueel met speling, ingesloten tussen de opsluitlichamen.

3

Het is mogelijk dat het onderstel vier blokvormige opsluitlichamen omvat, die elk zijn voorzien van een uitsparing met een opstaand langsaanslagvlak en een opstaand dwarsaanslagvlak, en waarbij het langsaanslagvlak van elke uitsparing grenst aan respectievelijk het langsvlak van de benedenhoeken, en waarbij het dwarsaanslagvlak 5 van elke uitsparing grenst aan respectievelijk het dwarsvlak van de benedenhoeken.

Elke benedenhoek van de container is opgenomen in de uitsparing van een blokvormig opsluitlichaam. De uitsparing heeft een binnenste vormdeel, dat samenwerkt met de benedenhoek van de container. Het langsaanslagvlak vormt een zijdelingse aanslag voor de container, terwijl het dwarsaanslagvlak verplaatsing van de container in 10 langsrichting beperkt. Het integreren van zijdelingse aanslag en aanslag in langsrichting in één blok verhoogt de stijfheid en sterkte van het opsluitlichaam.

In een uitvoeringsvorm zijn de opsluitlichamen elk door een lasverbinding bevestigd aan het onderstel. Hierdoor zijn de opsluitlichamen geïntegreerd met het onderstel van het railvoertuig. Dit is gunstig voor het doorleiden van krachten vanuit de 15 container naar het onderstel. In plaats van een lasverbinding kunnen de opsluitlichamen overigens anders zijn verbonden met het onderstel van het railvoertuig, zoals met een boutverbinding.

Het is mogelijk dat het onderstel is voorzien van ten minste twee langsliggers en een houten vloer, waarbij de container is aangebracht op de houten vloer, en waarbij de 20 opsluitlichamen elk naar boven uitsteken vanaf de houten vloer. De houten vloer is bijvoorbeeld gevormd door houten planken die op de langsliggers rusten of daartussen zijn aangebracht. Door de aansluitingen tussen spoorrails treedt tijdens het transport een periodieke belasting op, die aanleiding kan geven tot resonantie. De houten vloer heeft een dempende werking. Bovendien is gebleken dat de remmende wrijving tussen 25 de container en de houten vloer de op de opsluitlichamen uitgeoefende krachten bij een botsing aanzienlijk reduceert.

De container kan zijn voorzien van ten minste twee langsbalken en een aantal opnameplaatsen voor rollen, die elk ten minste twee dwarse oplegbalken omvatten die vrijdragend zijn aangebracht tussen de langsbalken. De opsluitlichamen zijn in het 30 bijzonder geschikt voor toepassing bij een railvoertuig met een container voor het transport van rollen, zoals plaatstaalrollen voor de autoindustrie.

Het is mogelijk dat de oplegbalken elk zijn voorzien van een veerkrachtige laag, die bijvoorbeeld rubber omvat. De veerkrachtige laag dempt de periodieke belasting als 4 gevolg van de aansluitingen tussen spoorrails bij het rijden over het spoor. De veerkrachtige laag kan overigens zijn bekleed met een slijtvaste laag, bijvoorbeeld van kunststof. De slijtvaste laag beschermt de daaronder liggende, veerkrachtige laag tegen beschadiging.

5 In een uitvoeringsvorm is elke boutverbinding voorzien van een bout die door een opening van de container en door de houten laadvloer is gestoken, welke bout is verbonden met een grendelplaat, die aangrijpt achter een van de langsliggers. Daarentegen is het bijvoorbeeld ook mogelijk dat bouten door openingen van de container rechtstreeks in de langsliggers of daarmee verbonden onderdelen van het 10 onderstel worden geschroefd.

Om een gelijkmatige opwaartse borging van de container te verschaffen verdient het de voorkeur dat acht of meer boutverbindingen zijn voorzien. Elke boutverbinding heeft een bout die in hoofdzaak recht naar beneden door een opening in de container is verbonden met het onderstel van het railvoertuig. De openingen in de container zijn 15 verdeeld over de omtrek.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een container voor toepassing bij een railvoertuig zoals hierboven beschreven.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvocringsvoorbeeld.

20 Figuur 1 toont een zijaanzicht van een railvoertuig volgens de uitvinding.

Figuur 2 toont een bovenaanzicht van het in figuur 1 getoonde railvoertuig, waarbij de bovenbouw van de container is weggelaten.

Figuur 3 toont een detail III uit figuur 2.

Het in figuur 1 getoonde railvoertuig is in zijn geheel aangeduid met 1. Het 25 railvoertuig 1 omvat een onderstel 3, dat is voorzien van wielen 4. Het railvoertuig 1 is met de wielen 4 verrijdbaar over spoorrails (niet weergegeven). Het onderstel 3 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld twee langsliggers of hoofdliggers 11. Op de langsliggers 11 zijn houten planken aangebracht, die een houten vloer 12 vormen. De houten vloer 12 is plat en vlak.

30 Het onderstel 3 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld vier blokvormige opsluitlichamen 14, die elk zijn gemaakt van massief staal (zie figuur 2). De opsluitlichamen 14 zijn bijvoorbeeld vastgelast aan de langsliggers 11 en steken elk vanaf de houten vloer 12 naar boven uit. Elk opsluitlichaam 14 is voorzien van een 5 uitsparing 15, die een binnenste vormdeel vormt met een opstaand langsaanslagvlak 33 en een opstaand dwarsaanslagvlak 32 (zie figuur 3).

Op de houten vloer 12 van het onderstel 3 rust een container of houder 6. De container 6 heeft een onderbouw 8 en een bovenbouw 9. De onderbouw 8 van de 5 container 6 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld twee langsbalken 16, twee dwarsbalken 17 en vijf paar dwarse oplegbalken 18. De oplegbalken 18 zijn vrijdragend opgehangen tussen de langsbalken 16. Elk paar oplegbalken 18 vormt een opnameplaats voor een rol, zoals een plaatstaalrol (niet getoond) met een diameter van 1,2-1,7 meter.

De oplegbalken 18 zijn elk voorzien van een veerkrachtige bekleding, 10 bijvoorbeeld van een rubber. De veerkrachtige bekleding kan een slijtvaste bovenlaag bezitten, zoals een kunststof laag, die beschadiging en slijtage van het veerkrachtige materiaal reduceert.

De langsbalken 16 en de dwarsbalken 17 bezitten benedenhoeken 26, 27,28, 29 (respectievelijk rechtsvoor, linksvoor, rechtsachter, linksachter). In dit 15 uitvoeringsvoorbeeld zijn de benedenhoeken gevormd door hoekblokken. Aan elk hoekblok is een langsbalk 16 en een dwarsbalk 17 bevestigd. De hoekblokken 26, 27, 28, 29 bepalen een rechthoek met een lengte 1 en een breedte b. Elke hoekblok 26,27, 28, 29 heeft een buitenste vormdeel met de een opstaand langsvlak 30 en een opstaand dwarsvlak 31. Het buitenste vormdeel van de hoekblokken 26, 27, 28, 29 vormt een 20 buitenoppervlak van de container 6.

De opsluitlichamen 14 zijn aangebracht om de hoekblokken 26, 27, 28, 29 van de container 6. De opsluitlichamen 14 zijn zodanig ten opzichte van elkaar gepositioneerd, dat de container 6 in langsrichting en zijdelingse richting is ingesloten. Bij een botsing komen de opstaande langs- en dwarsvlakken 30,31 van de hoekblokken 26, 27, 28, 29 25 aan te liggen tegen de opstaande aanslagvlakken 32,33 van de opsluitlichamen 14.

Aangezien de opsluitlichamen 14 massief zijn uitgevoerd, kunnen de tijdens de botsing optredende krachten door de opsluitlichamen 14 worden opgevangen en doorgeleid naar de langs liggers 11 van het onderstel 3.

In hoogterichting is de container 6 gefixeerd door middel van boutverbindingen. 30 De boutverbindingen omvatten openingen 21, die zich uitstrekken in de langsbalken 16 van de container 6. Door die openingen 21 zijn bouten 22 gestoken, bijvoorbeeld M24. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn acht bouten 22 voorzien, die elk door de houten vloer 12 en in een grendelplaat 23 aangebracht, die achter een van de langsliggers 11 6 aangrijpt. De container 6 is hiermee in opwaartse richting geborgd ten opzichte van het onderstel 3.

De bovenbouw 19 van de container 6 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld een schuifzeilconstructie 35, die is voorzien van een aantal verschuifbare togen 36, 5 waarover een dekzeil 37 is aangebracht. De schuifzeilconstructie 35 heeft een opgevouwen stand, waarin de opnameplaatsen 19 toegankelijk zijn, en een uitgevouwen stand, waarin de opnameplaatsen 19 zijn beschermd tegen weersinvloeden. De schuifzeilconstructie 35 kan echter worden weggelaten of vervangen door een andere constructie, bijvoorbeeld een kap.

10 De uitvinding is niet beperkt tot het in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. De vakman kan verschillende aanpassingen aanbrengen die binnen de reikwijdte van de uitvinding liggen. In plaats van vier blokvormige opsluitlichamen kunnen meer opsluit lichamen zijn voorzien. Bijvoorbeeld is elk blokvormig opsluit lichaam opgedeeld in twee of meer deellichamen. Ook kan de 15 locatie van de opsluitlichamen worden aangepast - bijvoorbeeld bevinden zich opsluitlichamen tussen de benedenhoeken van de container, zoals in het midden, in combinatie met opsluitlichamen bij de benedenhoeken of niet.

Claims (13)

1. Railvoertuig (1) omvattende een onderstel (3) en een container (6), die op het onderstel (3) is aangebracht, met het kenmerk, dat het onderstel (3) is voorzien van 5 meerdere opsluitlichamen (14), die zodanig ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd, dat de container (6) in langsrichting en zijdelingse richting in hoofdzaak is ingesloten tussen de opsluitlichamen (14), en dat de container (6) door boutverbindingen in hoogterichting is gefixeerd ten opzichte van het onderstel (3).

2. Railvoertuig volgens conclusie 1, waarbij de opsluitlichamen (14) binnenste vormdelen bezitten en de container (6) buitenste vormdelen bezit, en waarbij de buitenste vormdelen van de container (6) zijn ingesloten tussen de binnenste vormdelen van de opsluitlichamen (14).

3. Railvoertuig volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk opsluitlichaam (14) ten minste een aanslagvlak (32,33) bezit, en waarbij de container (6) vier benedenhoeken (26,27, 28, 29) heeft, die elk een opstaand langsvlak (30) en een opstaand dwarsvlak (31) bezitten, en waarbij het langsvlak (30) en het dwarsvlak (31) van elke benedenhoek (26, 27, 28, 29) aangrenzend aan telkens een aanslagvlak (32,33) is aangebracht. 20

4. Railvoertuig volgens conclusie 3, waarbij de container (6) een voorzijde, een achterzijde, een rechterzijde en een linkerzijde heeft, en waarbij de benedenhoeken van de container (6) een linkervoorhoek (27), een rechtervoorhoek (26), een linkerachterhoek (29) en een rechterachterhoek (28) omvatten, die een rechthoek 25 bepalen met een lengte en een breedte, en waarbij de afstand tussen tegenoverliggende aanslagvlakken (32) van opsluitlichamen (41) bij de voorhoeken (26,27) respectievelijk de achterhoeken (28,29) in hoofdzaak gelijk is aan de lengte, en waarbij de afstand tussen tegenoverliggende aanslagvlakken (33) van opsluitlichamen (41) bij de linkerhoeken (27,29) respectievelijk de rechterhoeken (26,28) in hoofdzaak gelijk is 30 aan de breedte.

5. Railvoertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het onderstel (3) vier blokvormige opsluitlichamen (14) omvat, die elk zijn voorzien van een uitsparing (15) met een opstaand langsaanslagvlak (33) en een opstaand dwarsaanslagvlak (32), en waarbij het langsaanslagvlak (33) van elke uitsparing (15) grenst aan respectievelijk het langsvlak (30) van de benedenhoeken (26,27, 28,29), en waarbij het dwarsaanslagvlak (32) van elke uitsparing (15) grenst aan respectievelijk het dwarsvlak 5 (31) van de benedenhoeken (26,27, 28, 29).

6. Railvoertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij elk opsluitlichaam (14) als een massief stalen blok is uitgevoerd.

7. Railvoertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de opsluitlichamen (14) elk door een lasverbinding zijn bevestigd aan het onderstel (3).

8. Railvoertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het onderstel (3) is voorzien van ten minste twee langsliggers (11) en een houten vloer (12), en waarbij 15 de container (6) is aangebracht op de houten vloer (12), en waarbij de opsluitlichamen (14) elk naar boven uitsteken vanaf de houten vloer (12).

9. Railvoertuig volgens conclusie 8, waarbij de container (6) is voorzien van ten minste twee langsbalken (16) en een aantal opnameplaatsen (19) voor rollen, die elk ten 20 minste twee dwarse oplegbalken (18) omvatten die vrijdragend zijn aangebracht tussen de langsbalken (16).

10. Railvoertuig volgens conclusie 9, waarbij de oplegbalken (18) elk zijn voorzien van een veerkrachtige laag, die bijvoorbeeld rubber omvat. 25

11. Railvoertuig volgens een van de conclusies 8-10, waarbij elke boutverbinding is voorzien van een bout (22) die door een opening (21) van de container (6), door de houten laadvloer (12) en door een gat van een grendelplaat (23) is gestoken, waarbij de grendelplaat (23) aangrijpt achter een van de langsliggers (11). 30

12. Railvoertuig volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij acht of meer boutverbindingen zijn voorzien.

13. Container (6) voor toepassing bij een railvoertuig (1) volgens een van de voorgaande conclusies.