BE1005065A5 - Afdekkingssysteem voor een laadvloer van een bedrijfsvoertuig en een voertuig dat met dit systeem is uitgerust. - Google Patents

Abstract

Dit systeem omvat bogen (20) die verschuifbaar op twee rails (60) gemonteerd zijn, die langs de zijkanten van de laadvloer geplaats zijn terwijl deze bogen door een dekzeil (40) worden afgedekt.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  AFDEKKINGSSYSTEEM VOOR EEN LAADVLOER VAN EEN BEDRIJFSVOERTUIG EN EEN VOERTUIG DAT MET DIT SYSTEEM IS UITGERUST. 



   Deze uitvinding betreft baanbedrijfsvoertuigen zoals lastwagens, opleggers, aanhangwagens of   gelijkaardige   en betreft meer bepaald een vouwbaar afdekkingssysteem voor een laadvloer van zo een bedrijfsvoertuig. 



   Al lang zijn afdekkingssystemen voor de laadvloer van een bedrijfsvoertuig of gelijkaardige bekend van het type dat meerdere bogen omvat, die door hun vrije uiteinde op de zijkanten van de vloer zijn gemonteerd en die dwars op deze vloer zijn geplaatst om een laadruimte te bepalen waarvan de basis de vloer is en een aan de bogen vastgemaakt dekzeil om de zij- en bovenvlakken van deze ruimte af te dekken. 



   Met zulke systemen kunnen de in het voertuig vervoerde produkten tegen omweer en stof beschermd worden. In het geval dat de produkten vervoerd worden met partijen die op vergaarelementen zoals stellingen, karren en/of palletten zijn geplaatst, is het echter nodig het dekzeil vooraf te demonteren en dan elke boog afzonderlijk, indien het laden of het lossen van de produkten bijvoorbeeld door middel van een kraan moet gebeuren.   Zo een demontage is tijdrovend en vergroot   de nodige tijd om de te vervoeren produkten te lossen of te laden. 



   Bijgevolg heeft deze uitvinding tot doel een afdekkingssysteem voor de laadvloer van een bedrijfsvoertuig voor te stellen, waarbij de op de vloer geladen produkten op doeltreffende wijze worden beschermd tijdens hun vervoer, terwijl dat systeem gemakkelijk demonteerbaar is om de zij- en bovenvlakken en de losruimte volledig vrij te maken, zodat de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 produkten kunnen worden geladen en gelost bij partijen die op stellingen, palletten of andere vergaarelementen zijn geplaatst, bij voorbeeld door middel van een kraan.

   Te dien einde heeft de uitvinding tot doel een vouwbaar afdekkingssysteem voor de laadvloer van een bedrijfsvoertuig van het hierbovenvermeld type, gekenmerkt door het feit dat elk vrij uiteinde van tenminste een boog een verschuivingsgeleidingsmechanisme omvat dat samenwerkt met ten minste twee op de vloer vastgemaakte en parallel met de overlangse richting van de vloer geplaatste rails, zodat de boog overlangs kan worden verschoven tussen een afdekkingspositie waar het dekzeil boven een corresponderend gedeelte van de laadruimte is gespannen en de ladingspositie waarbij dit gedeelte wordt vrijgemaakt. 



   Hieruit volgt dat, dankzij het systeem volgens deze uitvinding, de laadruimte op zeer snelle wijze kan worden afgedekt en vrijgemaakt door de bogen langs de rails eenvoudig te laten verschuiven. Bovendien, dank zij dit systeem, hoeft het dekzeil van de bogen niet losgemaakt om samen gevouwd te worden, zodat de voor het samenvouwen nodige tijd tot het minimum wordt herleid terwijl de risico's van losscheuren van het dekzeil tijdens zijn behandeling eveneens worden verminderd. 



   Volgens een andere kenmerk van de uitvinding, bestaat ten minste een van de, geleidingsmechanisme omvattende bogen, uit een brug waarvan de zijstanders stijve verticale panelen zijn. 



   Het systeem is ook gekenmerkt doordat, in afdekkingspositie, een brugvormige boog op de voorkant van de vloer is gemonteerd en een andere boog op de achterkant, terwijl deze twee bogen zij- en bovenwanden in ijzerplaat hebben en die in een vaste profielkader vooraan en achteraan respectievelijk worden 

 <Desc/Clms Page number 3> 

   ineengeschoven.   



   Volgens nog een andere kenmerk van de uitvinding   vordt tenminsteeenvande   geleidingsrails van de bogen   vs   de top van een zijbord (of spaan) van de vloer vastgemaakt. 



   Hier moet men erop wijzen dat de rail vastgemaakt is op een zijbord (of spaan), dat draaibaar is volgens een overlangse as en essentieel effen met de vloer gemonteerd is. Volgens een andere kenmerk van de uitvinding worden tenminste twee geleidingsrails op het gestel van het voertuig vastgemaakt. 



   Volgens het systeem van deze uitvinding worden alle rails die op de zelfde zijkant geplaatst zijn zodanig uitgelijnd dat ze samen een essentieel rechtlijnig geheel vormen om de doorlopende verschuiving van de bogen van een rail naar de andere mogelijk te maken. 



   Hierbij dient nog erop gewezen dat elk geleidingsmechanisme bestaat uit een recht op het uiteinde van een staander van de corresponderende boog vastgemaakte plaat, eveneens uit ten minste twee looprollen met een op het vlak van de plaat loodrechte as, terwijl elke looprol op een van de twee rolbanen van de rail komt te steunen, waarbij deze loopbanen op een bovenvlak en een ondervlak van de rail zijn gevormd in een vlak dat essentieel evenwijdig is met dat van de laadvloer. 



   Het systeem is eveneens gekenmerkt doordat elke boog met de naburige bogen wordt verbonden door passers die draaibaar zijn gemonteerd op de bogen, vlak bij hun toppunt. 



   Bovendien geldt de uitvinding eveneens voor een bedrijfsvoertuig zoals oplegger, aanhanger, of andere wagens, die gekenmerkt zijn doordat zij met een afdekkingssysteem zijn uitgerust, zoals hierboven beschreven. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



   Andere voordelen en kenmerken van, de uitvinding zullen beter worden begrepen aan de hand van de hierna gegeven beschrijving van een uitvoeringswijze, alleen maar gegeven bij wijze van voorbeeld en in verband met de figuren in bijlage, waarbij :
Figuur 1 is een verticaal zijzicht van een oplegger met zwanenhals, uitgerust met het vouwbaar afdekkingssysteem volgens de uitvinding, afgebeeld in afdekkingspositie ;
Figuur 2 beeldt de oplegger van figuur 1 af in vrijgemaakte los positie, evenals een kraan voor het verplaatsen van de stellingen tussen de oplegger en een buitengelegen   ladingszone ;  
Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn   111-111   van figuur 1 ; en
Figuur 4 is een verticaal zieht in doorsnede van een schuifboog voor het systeem van deze uitvinding. 



   Wanneer men vooreerst   figuur l bekijkt   ziet men een oplegger 1 van het type met zwanenhals, die door middel van een gewricht 11, aan een (niet afgebeelde) trekker kan verbonden worden. De oplegger 1 omvat drie wielenstellen 12a, 12b en 12c, die op assen zijn gemonteerd die het gestel 13 van de oplegger dragen. 



   Het bovengedeelte van het gestel 13 is, over het algemeen, plat en vormt een laadvloer 14. Volgens het afgebeelde voorbeeld omvat de laadvloer 14 een bovenniveau 15 dat vooraan op de oplegger is gelegen, dat wil zeggen in het gedeelte van het gestel met de zwanenhals waar het gewricht 11 zieh bevindt, en een onderste niveau 16 die zieh vanaf een kussenblok 17 tot het achterste gedeelte van de oplegger uitstrekt, dat wil zeggen verder dan de wielen 12c. 



   De laadvloer 14 strekt zieh overlangs uit van de voorkant tot de achterkant van de oplegger 1 en in dwarse richting vanaf een zijkant tot een overkant van het gestel 13, zoals op figuur 3 zichtbaar is. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 
 EMI5.1 
 



  Door het algemeen verwijsnummer 20 worden meerdere iwarsbogen aangeduid. Zoals op figuur 4 afgebeeld, 1ebben deze bogen 20 essentieel de vorm van een   mgekeerde"U",   met andere woorden, ze omvatten twee   aijstaanders   die zich parallel uitstrekken in een richting die loodrecht is met het vlak van de vloer 14 an een dwarsbalk die de van het gestel 13 verwijderde liteinden van de staanders verbindt. 



   De van de dwarsbalk van de bogen 20 verwijderde   aiteinden, die"vrije uiteinden"zijn genoemd,   en die ioor 20a op de figuren zijn verwezen, worden elk op een van de zijkanten van de laadvloer 14 gemonteerd. 



   Op deze manier bepalen de bogen 20, die dwars gemonteerd zijn tegenover de overlangse richting van de oplegger   1,   een laadruimte E. Deze ruimte E heeft een essentieel prismatische vorm waarvan de basis bestaat uit de vloer 14 en die het laden op de oplegger 1 van de (niet afgebeelde) te vervoeren produkten mogelijk maakt. Volgens het afgebeelde voorbeeld, is de laadruimte E voorzien voor het laden van de stellingen 30 die bijvoorbeeld de behandeling van ruiten mogelijk maken. Van zelfssprekend kunnen gelijk welke soort produkten of vergaarelementen op de laadvloer geplaatst worden, zoals bijvoorbeeld   palletten,"rolls"   (of karren) of ook "containers" (vergaarbakken). 



   Op de figuren verwijst het nummer 40 naar een dekzeil dat in stippellijn wordt afgebeeld, met het oog op de duidelijkheid van de figuren. Het dekzeil 40 bestaat bij voorkeur uit een geplastificeerd weefsel of gelijkaardig materiaal. 



   Het dekzeil 40 is afneembaar vastgemaakt op de buitenzijde van de bogen 20 om de zijvlakken en het bovenvlak van het laadruimte E af te dekken, zoals zichtbaar op figuur 1. Met andere woorden kan het dekzeil 40 van de voorste boog tot de achterste boog van de oplegger 1 worden uitgestrekt om de verticale 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 staanders en de dwarsbalk van elke boog 20 af te dekken vanaf een van zijn vrije uiteinden 20a tot het andere. 



   Volgens de uitvinding worden verschuivinggeleidingsmechanismen 20 op de vrije uiteinde van tenminste een boog 20 gemonteerd en werken met ten minste twee rails samen, die op de vloer 14 zijn vastgemaakt en die parallel met elkaar in de overlangse richting van de oplegger 1 zijn geplaatst. Op deze manier kan elke boog 20 die met twee mechanismen 50 is uitgerust in overlangse richting verschuiven tussen een zogenaamde gesloten afdekkingspositie waarbij het dekzeil 40 gespannen is boven een corresponderend gedeelte van de laadruimte E en dus beschermt dit gedeelte en een zogenaamde lospositie (figuur 2) waarbij het corresponderende gedeelte van de vloer 14 vrijgemaakt is. 



   Ofschoon, volgens het voorbeeld van de figuren, alle bogen 20 met verschuivingsmogelijkheid op de kanten van de oplegger 1 zijn gemonteerd, mag vanzelfsprekend ook voorzien worden dat maar een gedeelte, bijvoorbeeld de helft vooraan, van de bogen 20 verschuifbaar is. 



   Door nu figuur 3 te raadplegen ziet men dat het geleidingsmechanisme 50 een plaat 51 omvat die door schroeven of lassen op het vrije uiteinde 20a van een boog 20 is vastgemaakt. De dwarsdoorsnede van de plaat 51 omvat een aanslag die zieh essentieel parallel met de vloer 14 uitstrekt en twee platen die in vlakken parallel met het vlak van de boogstaanders geplaatst zijn. Deze plaat 51 kan verkregen worden door het vouwen en het bewerken van een metalen plaat. 



   Ten minste twee koppels van looprollen 52 worden op de draaiassen 53 gemonteerd, die dwars op de oplegger 1 zijn geplaatst in vlakken die parallel zijn met de vloer 14. De assen 53 worden door het opschroeven in corresponderende boringen van de plaat 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 51 vastgemaakt en maken het geleiden in draairichting van de looprollen 52 mogelijk tegenover de boog 20 waarop zij gemonteerd zijn. De looprollen 52 waarvan de assen dus loodrecht met het vlak van de plaat 51 liggen, steunen respectievelijk op   een   van de twee loopbanen van de rail waarmee zij samenwerken. Zoals op figuur 1 zichtbaar is, zijn de assen 53 van de looprollen 52 van elke koppel recht tegenover elkaar geplaatst om de rail waartegen zij rollen met een speling te omvatten. 



   Op de figuren worden de rails door het algemeen verwijsnummer 60 aangeduid. Op figuur 3 kan men vaststellen dat de rails 60 zodanig vastgemaakt zijn dat ze oversteken vanuit de zijkant van het gestel 13 met een bovenste loopbaan tegenover de bogen 20, en een andere loopbaan tegenover een gestel 13. De rails 60 kunnen, bijvoorbeeld door   opschroeven,   worden vastgemaakt. In hun door figuur 1 afgebeelde positie strekken zieh alle rails op dezelfde zijde van de oplegger 1 uit, parallel met de vloer 14 om op deze zijkant een samengesteld geheel te vormen dat essentieel rechtlijnig is om een doorlopende verschuiving van het geleidingsmechanisme 50 van een rail 60 naar de andere mogelijk te maken. 



   Volgens het afgebeelde voorbeeld omvat het geheel van de uitgelijnd rail (figuur   1)   op elke zijde van de oplegger 1 vier railselementen die door 61,62, 63 en 64 zijn aangeduid. 



   De rail 61 die zieh in het zwanenhalsgedeelte van het gestel 13 bevindt, wordt rechtstreeks op het gestel vastgemaakt, bijvoorbeeld door middel van bevestigingsoren. Deze rail 61 strekt zieh vanaf de tussenblok 17 van de laadvloer 14 uit tot een vaste profielkader 18a vooraan op het uiteinde van de laadruimte   E.   Met andere woorden, de rail 61 strekt zieh uit langs de zijkant van het bovenste niveau 15 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 van de laadvloer 14. 



   De rails 62 en 64 zijn op de zijborden (of spanen) 19a en 19b respectievelijk vast gemaakt. De zijborden (of spanen) 19a en 19b worden op de zijkanten van het gestel 13 door middel van scharnieren vastgemaakt, waarvan de draaiassen parallel liggen met de rails 60. Op deze wijze kunnen de zijborden (of spanen) 19a en 19b op de zijde van de oplegger 1 (figuur 2) door verdraaiing worden omgekanteld. Zoals op figuur 3 zichtbaar is de rail 62 (en 64) op het toppunt van de zijborden (of spanen) gemonteerd door middel van een steunplaat 62a. 



   Anderzijds wordt de rail 63 op een vast zijbord (of spaan)   19c,   die op figuur 1 zichtbaar is, vastgemaakt en met de andere rails 61,62 en 64 uitgelijnd. 



   Hierbij dient opgemerkt dat een hydraulische kraan 80 voor het laden en lossen van de te vervoeren produkten (stellingen 30) op de vloer 14 vastgehecht is tussen de zijborden (of spanen) 19c, dat wil zeggen essentieel in het midden van de oplegger 1. Deze kraan van het klassieke type kan omgekanteld worden, zodat het dekzeil 40 de laadruimte E kan overdekken. Deze laadruimte is vooraan op oplegger 1 begrensd door de vaste kader 18a en achteraan door een vaste profielkader 18b. De kader 18b vormt het achterste uiteinde van de oplegger 1 en kan dienen als steun voor klassieke deuren. De kaders 18a en 18b worden op het gestel 13 door lassen vastgemaakt en worden verkregen door het samenvoegen van stijve platen. 



   Zoals onderaan op figuur 1 zichtbaar, bestaan de schuifbogen, die zich het dichtst bij de voor-en achteruiteinden van de oplegger 1 bevinden, respectievelijk uit een tunnelvormige brug   20'en   20". Elke brug 20'en 20"bevat acht koppels van geleidingsrollen 5. De staanders van de bruggen   20'en   

 <Desc/Clms Page number 9> 

 20" worden verwezenlijkt door het samenlassen van stijve platen om de zij-en bovenpanelen te vormen. Deze bruggen 20'en 20"kunnen respectievelijk geplaatst worden of gedeeltelijk ineengeschoven worden in de vaste kaders 18a en 18b. Bovendien omvatten de bruggen   20'en     20" afgrendelingsmiddelen   (niet afgebeeld) die hun vastzetting ten opzichte van de kaders 18a en 18b mogelijk maken, en dus het vastmaken van het geheel van de bogen 20 langs de rails 60. 



   Zoals op figuur 1 zichtbaar, worden alle bogen 20,   20'en 20"wederzijds   verbonden op het niveau van hun toppunten met de naburige bogen door middel van de passers die draaibaar gemonteerd zijn op de zijstaanders, dichtbij de dwarsbalken. Elke passer 24 omvat twee armen met gewricht, die geplaatst zijn en die draaien in een vlak dat parallel ligt met de staanders van de bogen 20. Wanneer de bogen door verschuiving naar hun lospositie (figuur 2) worden verplaatst, worden deze passers 24 geplooid op de manier van een harmonikabalg, waarbij het automatisch vouwen van het dekzeil 40 wordt   vergemakkelijkt.   



   Volgens de uitvinding wordt dus een afdekkingssysteem verkregen evenals een voertuig met laadvloer, die het mogelijk maken de nadelen eigen aan de reeds bekende afdekkingssysteem met dekzeil en vaste bogen te vermijden. 



     Vanzelfsprekend 1s   de uitvinding geenszins beperkt tot de uitvoeringswijze bij voorkeur die hierboven beschreven werd maar omvat eveneens alle elementen die equivalent zijn met de hierboven beschreven technische middelen, evenals hun combinaties indien zulks gebeurt volgens het principe van deze uitvinding.

Claims (9)

1. Vouwbaar afdekkingssysteem voor een laadvloer van een bedrijfsvoertuig (1) of gelijkaardig van het type dat meerdere bogen, (20) omvat, die door hun vrije uiteinden (20a) op de zijkanten van de vloer (14) zijn gemonteerd en die dwars op deze vioer zijn geplaatst om een laadruimte (E) te begrenzen waarvan de basis de laadvloer is, en een dekzeil (40) op de bogen vastgemaakt om de zijen bovenvlakken van deze laadruimte af te dekken, daardoor gekenmerk''.

dat de verschuivingsgeleidingsmachanismen (50) op de vrije uiteinden van ten minste een boog (20) gemonteerd zijn en met tenminste twee rails (60) samenwerken die op de vloer (14) zijn vastgemaakt en die op weerszijden van de oplegger in zijn overlangse richting liggen zodat de boog (20) in overlangse richting kan worden verschoven tussen een afdekkingspositie waarbij het dekzeil (40) boven een corresponderend deel van de laadruimte (E) wordt gespannen en een lospositie waarbij het corresponderende deel van de laadvloer wordt vrijgemaakt, tenminste een van de rails (62,64) op het toppunt van een zijbord (of spaan) (19a, 19b) van de laadvloer (14) is vastgemaakt.

2. Systeem volgens eis 1, daardoor gekenmerkt da' ten minste een van de bogen (20', 20") bestaat uit een brug waarvan de zijstanders verticale stijve panelen vormen.

3. Systeem volgens eis 2, daardoor gekenmerkt dat, in afdekkingspositie, de brugvormige boog (20') vooraan op de laadvloer (14) geplaatst is terwijl een andere boog zieh achteraan bevindt, waarbij deze bogen (20', 20") zij-en bovenvlakken bezitten die uit ijzeren platen gemaakt zijn en die respectievelijk worden ingeschoven in een vaste profielkader (18a, 18b) vooraan en achteraan. <Desc/Clms Page number 11>

4. Systeem volgens een van de eisen 1 tot 3, gekenmerkt door het feit dat ten minste een zijbord (of spaan) 7 waarop 1 rail (60) is gemonteerd, met de laadvloer is verbonden en neerklapbaar is.

5. Systeem volgens één van de eisen 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat ten minste twee geleidingsrails (61) op het gestel (13) van een voertuig zijn vastgehecht.

6. Systeem volgens een van de eisen 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat alle rails (61,62, 63, 64) die op dezelfde zijkant van het gestel (13) geplaatst zijn in dezelfde lijn liggen, om samen een essentieel rechtlijnig geheel (60) te vormen om het doorlopend verschuiven van de bogen (20) van een rail naar de andere mogelijk te maken.

7. Systeem volgens een van de eisen 1tot 6, daardoor gekenmerkt dat elk geleidingsmechanisme (20) bestaat uit een plaat (51) die recht op het uiteinde (20a) van een staander van de corresponderende boog (20a) is vastgehecht, eveneens door ten minste een koppel van looprollen (52) met assen (53) loodrecht op het vlak van de plaat (51) waarbij elke lopprol (52) op één van de twee loopbanen van de rail (60) steunt, terwijl deze loopbanen respectievelijk gevormd zijn op een bovenvlak en een ondervlak van de rail in een vlak dat essentieel parallel is met het vlak van de laadvloer (14).

8. Systeem volgens één van de eisen 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat elke boog (20) met de naburige bogen wordt verbonden door passers (24) die draaibaar gemonteerd zijn op de bogen, dicht bij hun toppunt.

9. Bedrijfsvoertuig zoals een oplegger bijvoorbeeld, daardoor gekenmerkt het met een afdekkingssysteem volgens een van de voorafgaande eisen is uitgerust.