<Desc/Clms Page number 1>
AFDEKKINGSSYSTEEM VOOR EEN LAADVLOER VAN EEN BEDRIJFSVOERTUIG EN EEN VOERTUIG DAT MET DIT SYSTEEM IS UITGERUST.
Deze uitvinding betreft baanbedrijfsvoertuigen zoals lastwagens, opleggers, aanhangwagens of gelijkaardige en betreft meer bepaald een vouwbaar afdekkingssysteem voor een laadvloer van zo een bedrijfsvoertuig.
Al lang zijn afdekkingssystemen voor de laadvloer van een bedrijfsvoertuig of gelijkaardige bekend van het type dat meerdere bogen omvat, die door hun vrije uiteinde op de zijkanten van de vloer zijn gemonteerd en die dwars op deze vloer zijn geplaatst om een laadruimte te bepalen waarvan de basis de vloer is en een aan de bogen vastgemaakt dekzeil om de zij- en bovenvlakken van deze ruimte af te dekken.
Met zulke systemen kunnen de in het voertuig vervoerde produkten tegen omweer en stof beschermd worden. In het geval dat de produkten vervoerd worden met partijen die op vergaarelementen zoals stellingen, karren en/of palletten zijn geplaatst, is het echter nodig het dekzeil vooraf te demonteren en dan elke boog afzonderlijk, indien het laden of het lossen van de produkten bijvoorbeeld door middel van een kraan moet gebeuren. Zo een demontage is tijdrovend en vergroot de nodige tijd om de te vervoeren produkten te lossen of te laden.
Bijgevolg heeft deze uitvinding tot doel een afdekkingssysteem voor de laadvloer van een bedrijfsvoertuig voor te stellen, waarbij de op de vloer geladen produkten op doeltreffende wijze worden beschermd tijdens hun vervoer, terwijl dat systeem gemakkelijk demonteerbaar is om de zij- en bovenvlakken en de losruimte volledig vrij te maken, zodat de
<Desc/Clms Page number 2>
produkten kunnen worden geladen en gelost bij partijen die op stellingen, palletten of andere vergaarelementen zijn geplaatst, bij voorbeeld door middel van een kraan.
Te dien einde heeft de uitvinding tot doel een vouwbaar afdekkingssysteem voor de laadvloer van een bedrijfsvoertuig van het hierbovenvermeld type, gekenmerkt door het feit dat elk vrij uiteinde van tenminste een boog een verschuivingsgeleidingsmechanisme omvat dat samenwerkt met ten minste twee op de vloer vastgemaakte en parallel met de overlangse richting van de vloer geplaatste rails, zodat de boog overlangs kan worden verschoven tussen een afdekkingspositie waar het dekzeil boven een corresponderend gedeelte van de laadruimte is gespannen en de ladingspositie waarbij dit gedeelte wordt vrijgemaakt.
Hieruit volgt dat, dankzij het systeem volgens deze uitvinding, de laadruimte op zeer snelle wijze kan worden afgedekt en vrijgemaakt door de bogen langs de rails eenvoudig te laten verschuiven. Bovendien, dank zij dit systeem, hoeft het dekzeil van de bogen niet losgemaakt om samen gevouwd te worden, zodat de voor het samenvouwen nodige tijd tot het minimum wordt herleid terwijl de risico's van losscheuren van het dekzeil tijdens zijn behandeling eveneens worden verminderd.
Volgens een andere kenmerk van de uitvinding, bestaat ten minste een van de, geleidingsmechanisme omvattende bogen, uit een brug waarvan de zijstanders stijve verticale panelen zijn.
Het systeem is ook gekenmerkt doordat, in afdekkingspositie, een brugvormige boog op de voorkant van de vloer is gemonteerd en een andere boog op de achterkant, terwijl deze twee bogen zij- en bovenwanden in ijzerplaat hebben en die in een vaste profielkader vooraan en achteraan respectievelijk worden
<Desc/Clms Page number 3>
ineengeschoven.
Volgens nog een andere kenmerk van de uitvinding vordt tenminsteeenvande geleidingsrails van de bogen vs de top van een zijbord (of spaan) van de vloer vastgemaakt.
Hier moet men erop wijzen dat de rail vastgemaakt is op een zijbord (of spaan), dat draaibaar is volgens een overlangse as en essentieel effen met de vloer gemonteerd is. Volgens een andere kenmerk van de uitvinding worden tenminste twee geleidingsrails op het gestel van het voertuig vastgemaakt.
Volgens het systeem van deze uitvinding worden alle rails die op de zelfde zijkant geplaatst zijn zodanig uitgelijnd dat ze samen een essentieel rechtlijnig geheel vormen om de doorlopende verschuiving van de bogen van een rail naar de andere mogelijk te maken.
Hierbij dient nog erop gewezen dat elk geleidingsmechanisme bestaat uit een recht op het uiteinde van een staander van de corresponderende boog vastgemaakte plaat, eveneens uit ten minste twee looprollen met een op het vlak van de plaat loodrechte as, terwijl elke looprol op een van de twee rolbanen van de rail komt te steunen, waarbij deze loopbanen op een bovenvlak en een ondervlak van de rail zijn gevormd in een vlak dat essentieel evenwijdig is met dat van de laadvloer.
Het systeem is eveneens gekenmerkt doordat elke boog met de naburige bogen wordt verbonden door passers die draaibaar zijn gemonteerd op de bogen, vlak bij hun toppunt.
Bovendien geldt de uitvinding eveneens voor een bedrijfsvoertuig zoals oplegger, aanhanger, of andere wagens, die gekenmerkt zijn doordat zij met een afdekkingssysteem zijn uitgerust, zoals hierboven beschreven.
<Desc/Clms Page number 4>
Andere voordelen en kenmerken van, de uitvinding zullen beter worden begrepen aan de hand van de hierna gegeven beschrijving van een uitvoeringswijze, alleen maar gegeven bij wijze van voorbeeld en in verband met de figuren in bijlage, waarbij :
Figuur 1 is een verticaal zijzicht van een oplegger met zwanenhals, uitgerust met het vouwbaar afdekkingssysteem volgens de uitvinding, afgebeeld in afdekkingspositie ;
Figuur 2 beeldt de oplegger van figuur 1 af in vrijgemaakte los positie, evenals een kraan voor het verplaatsen van de stellingen tussen de oplegger en een buitengelegen ladingszone ;
Figuur 3 is een doorsnede volgens de lijn 111-111 van figuur 1 ; en
Figuur 4 is een verticaal zieht in doorsnede van een schuifboog voor het systeem van deze uitvinding.
Wanneer men vooreerst figuur l bekijkt ziet men een oplegger 1 van het type met zwanenhals, die door middel van een gewricht 11, aan een (niet afgebeelde) trekker kan verbonden worden. De oplegger 1 omvat drie wielenstellen 12a, 12b en 12c, die op assen zijn gemonteerd die het gestel 13 van de oplegger dragen.
Het bovengedeelte van het gestel 13 is, over het algemeen, plat en vormt een laadvloer 14. Volgens het afgebeelde voorbeeld omvat de laadvloer 14 een bovenniveau 15 dat vooraan op de oplegger is gelegen, dat wil zeggen in het gedeelte van het gestel met de zwanenhals waar het gewricht 11 zieh bevindt, en een onderste niveau 16 die zieh vanaf een kussenblok 17 tot het achterste gedeelte van de oplegger uitstrekt, dat wil zeggen verder dan de wielen 12c.
De laadvloer 14 strekt zieh overlangs uit van de voorkant tot de achterkant van de oplegger 1 en in dwarse richting vanaf een zijkant tot een overkant van het gestel 13, zoals op figuur 3 zichtbaar is.
<Desc/Clms Page number 5>
EMI5.1
Door het algemeen verwijsnummer 20 worden meerdere iwarsbogen aangeduid. Zoals op figuur 4 afgebeeld, 1ebben deze bogen 20 essentieel de vorm van een mgekeerde"U", met andere woorden, ze omvatten twee aijstaanders die zich parallel uitstrekken in een richting die loodrecht is met het vlak van de vloer 14 an een dwarsbalk die de van het gestel 13 verwijderde liteinden van de staanders verbindt.
De van de dwarsbalk van de bogen 20 verwijderde aiteinden, die"vrije uiteinden"zijn genoemd, en die ioor 20a op de figuren zijn verwezen, worden elk op een van de zijkanten van de laadvloer 14 gemonteerd.
Op deze manier bepalen de bogen 20, die dwars gemonteerd zijn tegenover de overlangse richting van de oplegger 1, een laadruimte E. Deze ruimte E heeft een essentieel prismatische vorm waarvan de basis bestaat uit de vloer 14 en die het laden op de oplegger 1 van de (niet afgebeelde) te vervoeren produkten mogelijk maakt. Volgens het afgebeelde voorbeeld, is de laadruimte E voorzien voor het laden van de stellingen 30 die bijvoorbeeld de behandeling van ruiten mogelijk maken. Van zelfssprekend kunnen gelijk welke soort produkten of vergaarelementen op de laadvloer geplaatst worden, zoals bijvoorbeeld palletten,"rolls" (of karren) of ook "containers" (vergaarbakken).
Op de figuren verwijst het nummer 40 naar een dekzeil dat in stippellijn wordt afgebeeld, met het oog op de duidelijkheid van de figuren. Het dekzeil 40 bestaat bij voorkeur uit een geplastificeerd weefsel of gelijkaardig materiaal.
Het dekzeil 40 is afneembaar vastgemaakt op de buitenzijde van de bogen 20 om de zijvlakken en het bovenvlak van het laadruimte E af te dekken, zoals zichtbaar op figuur 1. Met andere woorden kan het dekzeil 40 van de voorste boog tot de achterste boog van de oplegger 1 worden uitgestrekt om de verticale
<Desc/Clms Page number 6>
staanders en de dwarsbalk van elke boog 20 af te dekken vanaf een van zijn vrije uiteinden 20a tot het andere.
Volgens de uitvinding worden verschuivinggeleidingsmechanismen 20 op de vrije uiteinde van tenminste een boog 20 gemonteerd en werken met ten minste twee rails samen, die op de vloer 14 zijn vastgemaakt en die parallel met elkaar in de overlangse richting van de oplegger 1 zijn geplaatst. Op deze manier kan elke boog 20 die met twee mechanismen 50 is uitgerust in overlangse richting verschuiven tussen een zogenaamde gesloten afdekkingspositie waarbij het dekzeil 40 gespannen is boven een corresponderend gedeelte van de laadruimte E en dus beschermt dit gedeelte en een zogenaamde lospositie (figuur 2) waarbij het corresponderende gedeelte van de vloer 14 vrijgemaakt is.
Ofschoon, volgens het voorbeeld van de figuren, alle bogen 20 met verschuivingsmogelijkheid op de kanten van de oplegger 1 zijn gemonteerd, mag vanzelfsprekend ook voorzien worden dat maar een gedeelte, bijvoorbeeld de helft vooraan, van de bogen 20 verschuifbaar is.
Door nu figuur 3 te raadplegen ziet men dat het geleidingsmechanisme 50 een plaat 51 omvat die door schroeven of lassen op het vrije uiteinde 20a van een boog 20 is vastgemaakt. De dwarsdoorsnede van de plaat 51 omvat een aanslag die zieh essentieel parallel met de vloer 14 uitstrekt en twee platen die in vlakken parallel met het vlak van de boogstaanders geplaatst zijn. Deze plaat 51 kan verkregen worden door het vouwen en het bewerken van een metalen plaat.
Ten minste twee koppels van looprollen 52 worden op de draaiassen 53 gemonteerd, die dwars op de oplegger 1 zijn geplaatst in vlakken die parallel zijn met de vloer 14. De assen 53 worden door het opschroeven in corresponderende boringen van de plaat
<Desc/Clms Page number 7>
51 vastgemaakt en maken het geleiden in draairichting van de looprollen 52 mogelijk tegenover de boog 20 waarop zij gemonteerd zijn. De looprollen 52 waarvan de assen dus loodrecht met het vlak van de plaat 51 liggen, steunen respectievelijk op een van de twee loopbanen van de rail waarmee zij samenwerken. Zoals op figuur 1 zichtbaar is, zijn de assen 53 van de looprollen 52 van elke koppel recht tegenover elkaar geplaatst om de rail waartegen zij rollen met een speling te omvatten.
Op de figuren worden de rails door het algemeen verwijsnummer 60 aangeduid. Op figuur 3 kan men vaststellen dat de rails 60 zodanig vastgemaakt zijn dat ze oversteken vanuit de zijkant van het gestel 13 met een bovenste loopbaan tegenover de bogen 20, en een andere loopbaan tegenover een gestel 13. De rails 60 kunnen, bijvoorbeeld door opschroeven, worden vastgemaakt. In hun door figuur 1 afgebeelde positie strekken zieh alle rails op dezelfde zijde van de oplegger 1 uit, parallel met de vloer 14 om op deze zijkant een samengesteld geheel te vormen dat essentieel rechtlijnig is om een doorlopende verschuiving van het geleidingsmechanisme 50 van een rail 60 naar de andere mogelijk te maken.
Volgens het afgebeelde voorbeeld omvat het geheel van de uitgelijnd rail (figuur 1) op elke zijde van de oplegger 1 vier railselementen die door 61,62, 63 en 64 zijn aangeduid.
De rail 61 die zieh in het zwanenhalsgedeelte van het gestel 13 bevindt, wordt rechtstreeks op het gestel vastgemaakt, bijvoorbeeld door middel van bevestigingsoren. Deze rail 61 strekt zieh vanaf de tussenblok 17 van de laadvloer 14 uit tot een vaste profielkader 18a vooraan op het uiteinde van de laadruimte E. Met andere woorden, de rail 61 strekt zieh uit langs de zijkant van het bovenste niveau 15
<Desc/Clms Page number 8>
van de laadvloer 14.
De rails 62 en 64 zijn op de zijborden (of spanen) 19a en 19b respectievelijk vast gemaakt. De zijborden (of spanen) 19a en 19b worden op de zijkanten van het gestel 13 door middel van scharnieren vastgemaakt, waarvan de draaiassen parallel liggen met de rails 60. Op deze wijze kunnen de zijborden (of spanen) 19a en 19b op de zijde van de oplegger 1 (figuur 2) door verdraaiing worden omgekanteld. Zoals op figuur 3 zichtbaar is de rail 62 (en 64) op het toppunt van de zijborden (of spanen) gemonteerd door middel van een steunplaat 62a.
Anderzijds wordt de rail 63 op een vast zijbord (of spaan) 19c, die op figuur 1 zichtbaar is, vastgemaakt en met de andere rails 61,62 en 64 uitgelijnd.
Hierbij dient opgemerkt dat een hydraulische kraan 80 voor het laden en lossen van de te vervoeren produkten (stellingen 30) op de vloer 14 vastgehecht is tussen de zijborden (of spanen) 19c, dat wil zeggen essentieel in het midden van de oplegger 1. Deze kraan van het klassieke type kan omgekanteld worden, zodat het dekzeil 40 de laadruimte E kan overdekken. Deze laadruimte is vooraan op oplegger 1 begrensd door de vaste kader 18a en achteraan door een vaste profielkader 18b. De kader 18b vormt het achterste uiteinde van de oplegger 1 en kan dienen als steun voor klassieke deuren. De kaders 18a en 18b worden op het gestel 13 door lassen vastgemaakt en worden verkregen door het samenvoegen van stijve platen.
Zoals onderaan op figuur 1 zichtbaar, bestaan de schuifbogen, die zich het dichtst bij de voor-en achteruiteinden van de oplegger 1 bevinden, respectievelijk uit een tunnelvormige brug 20'en 20". Elke brug 20'en 20"bevat acht koppels van geleidingsrollen 5. De staanders van de bruggen 20'en
<Desc/Clms Page number 9>
20" worden verwezenlijkt door het samenlassen van stijve platen om de zij-en bovenpanelen te vormen. Deze bruggen 20'en 20"kunnen respectievelijk geplaatst worden of gedeeltelijk ineengeschoven worden in de vaste kaders 18a en 18b. Bovendien omvatten de bruggen 20'en 20" afgrendelingsmiddelen (niet afgebeeld) die hun vastzetting ten opzichte van de kaders 18a en 18b mogelijk maken, en dus het vastmaken van het geheel van de bogen 20 langs de rails 60.
Zoals op figuur 1 zichtbaar, worden alle bogen 20, 20'en 20"wederzijds verbonden op het niveau van hun toppunten met de naburige bogen door middel van de passers die draaibaar gemonteerd zijn op de zijstaanders, dichtbij de dwarsbalken. Elke passer 24 omvat twee armen met gewricht, die geplaatst zijn en die draaien in een vlak dat parallel ligt met de staanders van de bogen 20. Wanneer de bogen door verschuiving naar hun lospositie (figuur 2) worden verplaatst, worden deze passers 24 geplooid op de manier van een harmonikabalg, waarbij het automatisch vouwen van het dekzeil 40 wordt vergemakkelijkt.
Volgens de uitvinding wordt dus een afdekkingssysteem verkregen evenals een voertuig met laadvloer, die het mogelijk maken de nadelen eigen aan de reeds bekende afdekkingssysteem met dekzeil en vaste bogen te vermijden.
Vanzelfsprekend 1s de uitvinding geenszins beperkt tot de uitvoeringswijze bij voorkeur die hierboven beschreven werd maar omvat eveneens alle elementen die equivalent zijn met de hierboven beschreven technische middelen, evenals hun combinaties indien zulks gebeurt volgens het principe van deze uitvinding.
<Desc / Clms Page number 1>
COVERING SYSTEM FOR A LOADING FLOOR OF A COMMERCIAL VEHICLE AND A VEHICLE EQUIPPED WITH THIS SYSTEM.
This invention relates to commercial vehicles such as load wagons, semi-trailers, trailers or the like and more particularly relates to a foldable covering system for a loading floor of such a commercial vehicle.
Cargo floor covering systems or the like have long been known for the multi-arch type, which are mounted on the sides of the floor by their free ends and which are positioned transversely to this floor to define a loading space whose base the floor is a tarpaulin fastened to the arches to cover the side and top surfaces of this space.
With such systems, the products transported in the vehicle can be protected against weather and dust. However, in the case that the products are transported with lots placed on collecting elements such as racks, carts and / or pallets, it is necessary to disassemble the tarpaulin beforehand and then each arch separately if loading or unloading the products, for example, by must be done by means of a tap. Such a disassembly is time-consuming and increases the time required to unload or load the products to be transported.
Accordingly, it is an object of the present invention to propose a commercial vehicle cargo floor covering system, whereby the products loaded on the floor are effectively protected during their transportation, while that system is easily demountable to fully cover the side and top surfaces and the unloading area free so that the
<Desc / Clms Page number 2>
products can be loaded and unloaded at batches placed on racks, pallets or other gathering elements, for example by means of a crane.
To this end, the object of the invention is a foldable cover system for the loading floor of a commercial vehicle of the above-mentioned type, characterized in that each free end of at least one arc comprises a sliding guide mechanism which co-acts with at least two fixed on the floor and parallel to rails placed longitudinally in the direction of the floor, so that the arch can be moved longitudinally between a covering position where the tarpaulin is stretched above a corresponding section of the loading space and the loading position releasing this section.
It follows that, thanks to the system according to the invention, the loading space can be covered and released very quickly by simply sliding the arcs along the rails. Moreover, thanks to this system, the cover of the arches does not have to be detached to be folded together, so that the time required for folding is minimized while the risks of tearing off the cover during its handling are also reduced.
According to another feature of the invention, at least one of the guide mechanism comprising arcs consists of a bridge whose side stands are rigid vertical panels.
The system is also characterized in that, in cover position, a bridge-shaped arch is mounted on the front of the floor and another arch on the back, while these two arches have iron-plate side and top walls and those in a fixed profile frame in the front and rear respectively. turn into
<Desc / Clms Page number 3>
collapsed.
According to yet another feature of the invention, at least one of the guide rails of the arcs vs the top of a side board (or trowel) is secured from the floor.
Here it should be noted that the rail is attached to a side board (or trowel), which is rotatable along a longitudinal axis and mounted essentially flush with the floor. According to another feature of the invention, at least two guide rails are attached to the frame of the vehicle.
According to the system of this invention, all rails placed on the same side are aligned so as to form an essential rectilinear whole to allow for the continuous shifting of the arcs from one rail to the other.
It should also be noted that each guide mechanism consists of a plate fixed at right angles to the end of a post of the corresponding arc, also of at least two track rollers with an axis perpendicular to the plate, while each track roll on one of the two rails of the rail are supported, said tracks being formed on a top surface and a bottom surface of the rail in a plane which is essentially parallel to that of the loading floor.
The system is also characterized in that each arc is connected to the neighboring arcs by compasses rotatably mounted on the arcs close to their apex.
In addition, the invention also applies to a commercial vehicle such as a trailer, trailer or other wagons, characterized in that they are equipped with a covering system, as described above.
<Desc / Clms Page number 4>
Other advantages and features of the invention will be better understood by the description of an embodiment given below, given by way of example only and in connection with the attached figures, wherein:
Figure 1 is a vertical side view of a gooseneck trailer equipped with the folding cover system of the invention, shown in cover position;
Figure 2 depicts the trailer of Figure 1 in released unloading position, as well as a crane for moving the racks between the trailer and an outer cargo zone;
Figure 3 is a sectional view taken on the line III-III of Figure 1; and
Figure 4 is a vertical sectional view of a sliding arc for the system of this invention.
When looking first at Figure 1, one sees a trailer 1 of the gooseneck type, which can be connected by means of a joint 11 to a tractor (not shown). The trailer 1 comprises three wheel sets 12a, 12b and 12c, which are mounted on axles that support the frame 13 of the trailer.
The top portion of the frame 13 is generally flat and forms a loading floor 14. According to the illustrated example, the loading floor 14 comprises an upper level 15 located at the front of the trailer, i.e. in the section of the gooseneck frame where the joint 11 is located, and a lower level 16 extending from a pillow block 17 to the rear portion of the trailer, i.e. beyond the wheels 12c.
The loading floor 14 extends longitudinally from the front to the rear of the trailer 1 and in a transverse direction from a side to an opposite side of the frame 13, as can be seen in figure 3.
<Desc / Clms Page number 5>
EMI5.1
Several crossbows are indicated by the general reference number 20. As shown in Figure 4, these arcs 20 are essentially in the shape of an inverted "U", in other words they comprise two ice stands extending parallel in a direction perpendicular to the plane of the floor 14 and a crossbeam which connect the ends of the uprights removed from the frame 13.
The ends removed from the crossbar of the arcs 20, which are called "free ends", and which are referred to in the figures 20a, are each mounted on one of the sides of the loading floor 14.
In this way, the arcs 20, which are mounted transversely opposite to the longitudinal direction of the trailer 1, define a loading space E. This space E has an essentially prismatic shape, the base of which consists of the floor 14 and which the loading on the trailer 1 of enables the products (not shown) to be transported. According to the illustrated example, the loading space E is provided for loading the racks 30 which, for example, enable the handling of windows. It goes without saying that any type of products or collection elements can be placed on the loading floor, such as pallets, rolls (or carts) or also containers (receptacles).
In the figures, the number 40 refers to a tarpaulin shown in dotted line, for the sake of clarity of the figures. The tarpaulin 40 preferably consists of a plasticized fabric or similar material.
The tarpaulin 40 is detachably secured to the outside of the arches 20 to cover the side surfaces and the top surface of the cargo space E, as shown in Figure 1. In other words, the tarpaulin 40 can extend from the front arch to the rear arch of the semi-trailer 1 are extended to the vertical
<Desc / Clms Page number 6>
cover uprights and the crossbar of each arch 20 from one of its free ends 20a to the other.
According to the invention, sliding guide mechanisms 20 are mounted on the free end of at least one arc 20 and cooperate with at least two rails, which are fixed on the floor 14 and which are arranged parallel to each other in the longitudinal direction of the trailer 1. In this way, each arch 20 equipped with two mechanisms 50 can shift longitudinally between a so-called closed covering position, the tarpaulin 40 being stretched above a corresponding part of the loading space E and thus protecting this part and a so-called unloading position (figure 2). wherein the corresponding portion of the floor 14 is exposed.
Although, according to the example of the figures, all arches 20 with sliding possibilities are mounted on the sides of the trailer 1, it may of course also be provided that only a part, for instance half in the front, of the arches 20 is slidable.
Referring now to Figure 3, it will be seen that the guide mechanism 50 includes a plate 51 secured to the free end 20a of an arc 20 by screwing or welding. The cross-section of the plate 51 comprises a stop which extends essentially parallel to the floor 14 and two plates which are placed in planes parallel to the plane of the arch uprights. This plate 51 can be obtained by folding and machining a metal plate.
At least two couples of idlers 52 are mounted on the pivot axes 53, which are placed transversely of the trailer 1 in planes parallel to the floor 14. The axes 53 are screwed into corresponding bores of the plate
<Desc / Clms Page number 7>
51 fastened and allow rotation of the rollers 52 in rotation opposite the arc 20 on which they are mounted. The rollers 52, the axes of which are thus perpendicular to the plane of the plate 51, rest on one of the two rollers of the rail with which they cooperate, respectively. As can be seen in Figure 1, the shafts 53 of the track rollers 52 of each torque are positioned directly opposite each other to include the rail against which they roll with play.
In the figures, the rails are indicated by the general reference number 60. In Figure 3, it can be seen that the rails 60 are fastened to cross from the side of the frame 13 with an upper raceway opposite the arches 20, and another raceway opposite the frame 13. The rails 60 may, for example, by screwing on, be attached. In their position shown in Figure 1, all rails extend on the same side of semi-trailer 1, parallel to floor 14 to form on this side a composite that is essentially rectilinear for a continuous shift of the guide mechanism 50 of a rail 60 to the other.
According to the illustrated example, the whole of the aligned rail (Figure 1) on each side of the trailer 1 comprises four rail elements indicated by 61,62, 63 and 64.
The rail 61, which is located in the gooseneck section of the frame 13, is fastened directly to the frame, for example by means of mounting ears. This rail 61 extends from the intermediate block 17 of the loading floor 14 to a fixed profile frame 18a at the front of the end of the loading space E. In other words, the rail 61 extends along the side of the top level 15.
<Desc / Clms Page number 8>
of the loading platform 14.
The rails 62 and 64 are attached to the side boards (or chips) 19a and 19b, respectively. The side boards (or chips) 19a and 19b are attached to the sides of the frame 13 by hinges, the pivot axes of which are parallel to the rails 60. In this way, the side boards (or chips) 19a and 19b can be on the side of the trailer 1 (figure 2) can be tilted by turning. As shown in Figure 3, the rail 62 (and 64) is mounted at the apex of the side boards (or chips) by means of a support plate 62a.
On the other hand, rail 63 is secured to a fixed side board (or trowel) 19c, which is shown in Figure 1, and aligned with the other rails 61, 62 and 64.
It should be noted here that a hydraulic crane 80 for loading and unloading the products to be transported (racks 30) is attached to the floor 14 between the side boards (or chips) 19c, i.e. essentially in the middle of the trailer 1. This the classic type crane can be tilted, so that the tarpaulin 40 can cover the loading space E. This loading space is bounded at the front on trailer 1 by the fixed frame 18a and at the rear by a fixed profile frame 18b. The frame 18b forms the rear end of the semi-trailer 1 and can serve as a support for classic doors. Frames 18a and 18b are welded to frame 13 and are obtained by joining rigid plates.
As seen at the bottom of Figure 1, the sliding arcs closest to the front and rear ends of the semi-trailer 1 consist of a tunnel-shaped bridge 20 'and 20 "respectively. Each bridge 20' and 20" contains eight pairs of guide rollers 5. The uprights of the bridges 20's
<Desc / Clms Page number 9>
20 "are accomplished by welding rigid plates together to form the side and top panels. These bridges 20 'and 20" can be placed or partially collapsed in the fixed frames 18a and 18b, respectively. In addition, the bridges 20 'and 20 "include locking means (not shown) that allow their securing to frames 18a and 18b, and thus securing the entirety of arcs 20 along rails 60.
As shown in Figure 1, all of the arches 20, 20 'and 20 "are mutually connected at the level of their apexes with the neighboring arches by means of the pivots mounted pivotally on the side uprights, close to the crossbars. Each caliper 24 includes two jointed arms, which are placed and rotate in a plane parallel to the uprights of the arcs 20. When the arcs are moved by sliding to their unloading position (Figure 2), these calipers 24 are folded in the manner of an accordion bellows , whereby automatic folding of the tarpaulin 40 is facilitated.
According to the invention, a covering system is thus obtained, as is a vehicle with a loading floor, which make it possible to avoid the drawbacks inherent in the previously known covering system with tarpaulin and fixed arches.
Obviously, the invention is by no means limited to the preferred mode of operation described above, but also includes all elements equivalent to the technical means described above, as well as their combinations if so done in accordance with the principle of the present invention.