NL2000066C2 - Buisarmatuur. - Google Patents

Description

NL 46983-YR/pb Buisarmatuur

De uitvinding heeft betrekking op een buisarmatuur, zoals die is beschreven in de aanhef van conclusie 1.

Uit de stand van de techniek zijn buisarmaturen bekend voor een losmaakbare verbinding van kunststofbuizen met 5 armaturen of adapters, waarbij de met een adapter te verbinden buis wordt omgeven door een snijring, die samenwerkt met een ringgroef in de adapter, en die, door middel van een de buis en de buisring omvattende wartelmoer bij het aanschroeven aan de adapter, met een rondlopende snijkant indringt in 10 de buiswand en de buis aan de adapter afdichtend fixeert en borgt tegen een uittrekkende kracht.

Het is een opgave van de uitvinding om een buisadap-ter te verschaffen voor een niet losmaakbare buisverbinding met een armatuur, die een dichte verbinding van de buis met 15 de adapter waarborgt, bestendig tegen uittrekken, met eenvoudige montage.

Deze opgave van de uitvinding wordt bereikt door de in het kenmerkende deel van conclusie 1 weergegeven eigenschappen. Het verrassende voordeel is daarbij, dat de verbin-20 dingsbuis met de flensring in de opnamekamer tussen de buis-adapter en de ringadapter betrouwbaar is gespannen en tegenover een mogelijke uittrekkende kracht, die kan optreden in een leidingketen, een hoge vasthoudkracht stelt.

Daarbij is een uitvoeringsvorm mogelijk volgens con-25 clusie 2, omdat daardoor een nauwkeurige axiale krachtover-dracht wordt bereikt van een uittrekkende kracht op de ringadapter.

Een uitvoeringsvorm volgens conclusie 3 is daarbij voordelig omdat daardoor een eenvoudige gereedschapgeometrie 30 mogelijk is voor de fabricagegereedschappen, in het bijzonder spuitgietgereedschap.

Echter ook een uitvoeringsvorm volgens conclusie 4 is voordelig, omdat daardoor eventuele aanslaghulsen om een intrekken van de verbindingsbuis bij optreden van een uit-35 trekkende kracht te verhinderen, kunnen worden bespaard.

2

Echter ook een uitvoeringsvorm volgens conclusie 5 is voordelig, waardoor een duurzame verbinding wordt bereikt bij hoge sterkte.

Volgens de voordelige uitvoeringsvormen die zijn be-5 schreven in conclusies 6 en 7 wordt het contactvlak in het verbindingsgebied van de buisadapter met de ringadapter vergroot en daardoor een grote houdkracht bereikt.

Door de voordelige uitvoeringsvorm die is beschreven in conclusie 8, wordt een nauwkeurige voorpositionering be-10 reikt van de verbindingsbuis in de ringadapter bij het uitvoeren van de verbindingshandelingen.

Daarbij is een uitvoeringsvorm volgens conclusie 9 mogelijk, omdat daardoor een uittrekken van de verbindingsbuis op betrouwbare wijze wordt verhinderd.

15 Ook een uitvoeringsvorm volgens conclusie 10 is voordelig, waardoor een axiale speling wordt bereikt waardoor een sluitend samenwerken van de verbindingsvlakken van de buisadapter en de ringadapter bij het aanbrengen van de verbinding wordt bereikt.

20 Echter ook een uitvoeringsvorm volgens conclusie 11 is voordelig, waardoor met een afdichtingsring de betrouwbare afdichting zowel in radiale als in axiale richting wordt bereikt .

Een uitvoeringsvorm volgens conclusie 12 is daarbij 25 ook mogelijk, waardoor standaard afdichtingsringen kunnen worden toegepast.

Verder is een uitvoeringsvorm volgens conclusie 13 voordelig, waardoor de montage door de verzekerde voorpositionering van de afdichtring wordt vereenvoudigd en montagefou-30 ten effectief worden verhinderd.

Door de voordelige uitvoeringsvorm die wordt gekenmerkt door conclusie 14 worden ook op de verbindingsbuis inwerkende buigkrachten wezenlijk verminderd wat betreft de uitwerkingen op de verbinding van buisadapter met ringadap-35 ter.

Door de voordelige uitvoeringsvormen zoals die zijn gekenmerkt in de conclusies 15 tot 17, worden de inbouwmaten, dat wil zeggen een totale lengte van de buisarmatuur, exact 3 vastgelegd.

Door de voordelige uitvoeringsvorm die is beschreven in conclusie 18, zijn standaard gereedschappen toepasbaar voor de montage van de buisarmatuur.

5 De uitvoeringsvormen die zijn beschreven in conclu sies 19 tot 21 waarborgen een universele toepassing van de buisarmatuur voor verschillende soorten installatietoepassin-gen.

Ook is een uitvoeringsvorm mogelijk volgens conclu-10 sie 22, waardoor een extra beveiliging tegen buigkrachten wordt bereikt in de verbindingsbuis en waarbij de bij een dergelijke uitvoeringsvorm bestaande eisen, in het bijzonder bij toepassing van een buisverbinding of buisaansluiting in het gebied van gasleidingen, met hoge betrouwbaarheid worden 15 vervuld. Ook is een uitvoeringsvorm volgens conclusie 23 voordelig, omdat daardoor een betrouwbare perspassing wordt bereikt voor de afdichtring in de opnamekamer.

Door de voordelige uitvoeringsvormen die worden gekenmerkt door de conclusies 24 en 25 wordt een intrekken van 20 de verbindingsbuis en daardoor het gevaar van ondichtheid van de buisarmatuur effectief verhinderd. Daarmee kan ook worden afgezien van de toepassing van een aanslaghuls in de verbindingsbuis.

De uitvoeringsvorm die wordt gekenmerkt in conclusie 25 26, maakt een economische fabricage mogelijk, zoals die in het bijzonder geschikt is voor fabricage in grote series.

Daarbij is een uitvoeringsvorm mogelijk volgens conclusie 2.7, waardoor een materiaal dat zich reeds heeft bewezen kan worden toegepast, met betrouwbare laseigenschappen.

30 Tenslotte is ook een uitvoeringsvorm voordelig vol gens conclusie 28, waardoor een directe aansluiting, volgens de uitvoeringsvorm van de uitvinding, direct aan voor een dergelijke installatie voorbereide armatuur zonder de verdere toepassing van schroefadapters, flenzen en dergelijke wordt 35 bereikt.

De uitvinding wordt hierna aan de hand van de in de tekeningen weergegeven voorbeelden van uitvoeringsvormen nader toegelicht.

i 4

Er wordt getoond:

Figuur 1 een buisarmatuur volgens de uitvinding in zijaanzicht en doorsnede;

Figuur 2 een detailaanzicht van de buisarmatuur vol-5 gens figuur 1;

Figuur 3 een andere uitvoeringsvorm van de buisarmatuur aan een behuizing;

Figuur 4 een verdere uitvoeringsvorm van de buisarmatuur aan een behuizing; 10 Figuur 5 een andere uitvoeringsvorm van de buisarma tuur;

Figuur 6 een detailaanzicht van een verbindingsgebied van de buisarmatuur;

Figuur 7 een andere uitvoeringsvorm van de buisarma-15 tuur in doorsnede;

Figuur 8 een andere uitvoeringsvorm van de buisarmatuur in doorsnede.

Als inleiding zij benadrukt, dat in de verschillende beschreven uitvoeringsvormen dezelfde delen zijn voorzien van 20 dezelfde verwijzingscijfers respectievelijk dezelfde onder-deelaanduidingen, waarbij de in de gehele beschrijving bevattende openbaringen zinvol op dezelfde delen met dezelfde verwi j zingsci j fers respectievelijk zelfde onderdeel aanduidingen kunnen worden overgebracht. Ook zijn de positie-aanduidingen 25 die in de beschrijving zijn gekozen, zoals bijvoorbeeld boven, onder, zijdelings enz. betrokken op de direct beschreven als ook weergegeven figuur en zijn daarbij bij positieveran-dering in die zin overdraagbaar op de nieuwe positie. Verder kunnen ook individuele kenmerken of combinaties van kenmerken 30 uit de getoonde en beschreven verschillende voorbeelden van uitvoeringsvormen op zich zelfstandige uitvindingoplossingen of oplossingen volgens de uitvinding weergeven.

In de figuren 1 en 2 is een buisarmatuur 1 getoond bij het voorbeeld van een aansluiting van een buisleiding 2, j 35 in het bijzonder van een kunststofbuis 3 aan een armatuur 4, ! ! bijvoorbeeld fitting, behuizing, centerboorklem, etc. De i buisarmatuur 1 bestaat uit een met de armatuur 4 verbindbare buisadapter 5, een met de buisadapter 5 verbindbare ringadap- 5 ter 6, en een in doorgaande boringen 7, 8 van de buisadapter 5 en de ringadapter 6 aangebrachte verbindingsbuis 9, en tenminste één in het verbindingsgebied 10 aangebrachte afdicht-ring 11, bijvoorbeeld 0-ring 12.

5 De buisadapter is een hol cilindrisch gevormd deel, dat volgens de getoonde variant van de uitvoeringsvorm in een eindgebied 13 is voorzien van buitendraad 14. In een daar tegenoverliggend eindgebied 15 is een flens 16 gevormd. De flens 16 is aan een naar de ringadapter 6 toegekeerd ringvor-10 mig eindvlak 17, voorzien van een daarvan uitstekend ringvormig rondlopende, in doorsnede ongeveer trapezevormige messing 18.

Het ringlichaam 6 is eveneens voorzien van een flens 19, die ligt tegenover flens 16. In een ringvormig eindvlak 15 20 is een groef 21 aangebracht, die de messing 18 van de buisadapter 5 opneemt.

Deze uitvoering waarborgt een zeer sterke en gecentreerde verbinding tussen de buisadapter 5 en de ringadapter 6.

20 De doorgaande boringen 7, 8 van de buisadapters 5 en ringadapter 6, hebben dezelfde binnendiameter 22 en deze komt in wezen overeen met een buitendiameter 23 van de in de doorgaande boringen 7, 8 opgenomen verbindingsbuis 9. Deze steekt met een insteekdiepte 24 in in de buisadapter 5, en steekt 25 bij een tegenoverliggend eindgebied 25 uit buiten de ringadapter 6 en vormt met dit eindgebied 25 een zogenaamd uiteinde 26 voor de aansluiting van buisleiding 2. De insteekdiepte 24 wordt begrensd door een aanslagmiddel 28, dat uitsteekt binnen de binnendiameter 22 van de buisadapter 5 in de 30 richting van een middenas 27 in de lengterichting, bijvoorbeeld aan de binnenomtrek aangebracht en gelijkmatig verdeelde uitsteeksels. Het is echter ook mogelijk om het aanslagmiddel 28 ringvormig uit te voeren, waarbij bij voorkeur een uitsteeksel 29 dat uitsteekt van de binnendiameter 22 in de 35 richting van de middenas 27 in de lengterichting, niet groter is dan een wanddikte 30 van de verbindingsbuis 9.

Voor een beveiliging tegen het uittrekken van de verbindingsbuis 9 is deze in het gebied van de ringadapter 6 6 voorzien van een rondlopende flensring en is de ringadapter 6 voorzien van een ringvormige opnamekamer 32 voor de opname van de flensring 31 in de doorgaande boring 8. Een binnendia-meter 33 komt ongeveer overeen met een buitendiameter 34 van 5 de flensring 31. Een hoogte 35 van de flensring 31 is ongeveer gelijk aan of groter dan de wanddikte 30 van de verbin-dingsbuis 9. De flensring 31 wordt afgesteund met een ringvormig aanslagoppervlak 36 tegen een daar tegenoverliggende aanslagoppervlak 37 van de opnamekamer 32, waarbij een door 10 de aanslagoppervlakken 36, 37 gevormd vlak 38 volgens deze uitvoeringsvorm, loodrecht is gericht op de middenas 27 in de lengterichting.

Daardoor wordt een eventueel op de buisarmatuur 1 inwerkende uittrekkende kracht - volgens pijl 69 - door de 15 buisarmatuur 1 opgenomen.

Aan de zijde van de omtrek is aan de flensring 31 de afdichtring 11 aangebracht, waarvoor door een stap in de doorgaande boring 8 van het ringlichaam 6 een ringvormig rondlopende groef 40 is aangebracht voor de afdichtring 11. j

20 Een doorsnede van de groef 40 is iets kleiner dan een maxima- I

i le afmeting in doorsnede van de afdichtring 11, waardoor een ! perspassing wordt bereikt in de groef 40 voor het verkrijgen 1 van een betrouwbare afdichtwerking. '

De verbinding van de buisadapter 5 met de ringadap- j 25 ter 6, waarin het verbindingsgebied 10 met de messing 8 en de ! groef 21 is omvat, wordt bijvoorkeur uitgevoerd door frietie-lassen. Vanzelfsprekend is echter ook lijmen mogelijk.

Zoals nu verder is te zien uit figuur 1, is voorzien om het uiteinde 26 van de verbindingsbuis 9 met de buislei-30 ding 2 te verbinden door stomplassen, in het bijzonder door een uit de stand van de techniek voor deze toepassing bekend spiegellassen.

Zoals uit de figuur nog in stippellijn is te zien, is het vanzelfsprekend ook mogelijk om in het eindgebied 13 35 van de buisadapter 5, in plaats van buitendraad 14 een flens 41 aan te brengen voor de verbinding met de armatuur 4, bijvoorbeeld een klephuis, een huis van een schuiver, center-boorklem, etc.

i 7

Een soortgelijke wijze van bevestiging aan de buis-armatuur 1 zou in plaats van een flens 41 die het cilindrische eindgebied 13 omvat, erin bestaan dat meerdere over de omtrek verdeelde bevestigingslippen zijn aangebracht.

5 De laatst beschreven uitvoeringsvormen met de flens 41 respectievelijk met de bevestigingslippen zijn echter met het oog op de uitvoering van de gereedschappen voor een spuitgieten van de buisadapter 5 uit kunststofmateriaal ingewikkelder.

10 De uitvoering van het verbindingsgebied 10 met de messing 18 aan de buisadapter 5 en de groef 21 aan de ring-adapter 6 is een van verschillende andere mogelijkheden, om de contactvlakken tussen deze voor het verkrijgen van een grote sterkte te vergroten en tegelijkertijd de delen ten op-15 zichte van elkaar te centreren, dat wil zeggen een precieze uitlijning te bereiken. Vanzelfsprekend zijn ook andere uitvoeringsvormen van de contactoppervlakken denkbaar. Voor "frictielassen" als de soort verbinding, is echter een rota-tiesymmetrische uitvoering noodzakelijk, omdat een dergelijke 20 werkwijze zowel een aandrukkracht als ook een relatieve beweging tussen de verbindingsoppervlakken vereist en dit in het onderhavige geval door een onderlinge draaibeweging van de delen ten opzichte van elkaar plaats vindt.

In figuur 3 wordt weer een andere uitvoeringsvorm 25 van de buisarmatuur 1 getoond. Volgens deze uitvoeringsvorm is de buisarmatuur 5 uit één stuk gevormd aan een behuizing 42, bijvoorbeeld een onderste afsluiterbehuizing 43 van een afsluitarmatuur. Een dergelijke uitvoeringsvorm maakt de directe aansluiting van buisleiding 2 mogelijk door middel van 30 verbindingsbuis 9 en de verankering daarvan tussen de aan de behuizing 42 gevormde buisadapter 5 en ringadapter 6, met de in de opnamekamer 32 van de ringadapter 6 gepositioneerde flensring 31. Deze uitvoering van het verbindingsgebied 10 met de opnamekamer 32. voor de flensring 31 en ook de plaat-35 sing van de afdichtring 11 komt overeen met de reeds in de vorige figuren beschreven voorbeelden van uitvoeringsvormen.

In figuur 4 is bijvoorbeeld een andere uitvoering van buisarmatuur 1 getoond, waarbij de buisadapter 5 direct 8 is gevormd aan een behuizingsdeel 34 van een centerboorklem 45.

Een dergelijke uitvoeringsvorm is bijzonder geschikt om de buisleiding 2 direct door opzetten van het behuizings-5 deel 44 aan een aanvoerleiding 46 aan te sluiten waarbij in de buiswand een opening wordt geschapen. De verdere uitvoering van de ringadapter 6, verbindingsbuis 9 met de flensring en afdichtingsring komt overeen met de reeds hiervoor beschreven voorbeelden.

10 In figuur 5 is een andere uitvoering van buisarma- tuur 1 getoond. Volgens dit voorbeeld van een uitvoering heeft de buisadapter 5 in zijn eindgebied 15 een binnendraad 47 voor de aansluiting aan een armatuur. Ter begrenzing van de insteekdiepte 24 voor de verbindingsbuis 9 is volgens dit 15 voorbeeld van een uitvoeringsvorm het aanslagmiddel 28 uitgevoerd als aanslagring 48.

De uitvoering van het verbindingsgebied 10 tussen de buisadapter 5 en de ringadapter 6, met vasthouden van de verbindingsbuis 9 door middel van flensring 31 en de afdich-20 tingsring 11 die de flensring 31 omgeeft, komt overeen met de hiervoor beschreven voorbeelden van uitvoeringen.

Verder toont dit een voorbeeld van een uitvoeringsvorm een mogelijke lasverbinding tussen de verbindingbuis 9 en de buisleiding 2, door middel van een lasmof 49 die het 25 uiteinde 26 en de buisleiding 2 in het gebied van een stoot-positie 50 omvat. De lasmof 49 is voorzien van een met elektrische stroom belastbare verwarmingsspiraal 51. Door de daarmee bereikbare temperatuurbelasting vindt versmelting plaats onder vorming van een laslaag 52 tussen de binnenwand 30 van de lasmof 49 en de buitenwand van de verbindingsbuis 9 respectievelijk het uiteinde 26 van de buisleiding 2. Uit figuur 5 is verder te zien, dat in de verbindingsbuis 9 een steunhuls 53, in het bijzonder een dunwandige metalen huls, is ingebracht die het verbindingsgebied 10 overlapt. Hierdoor 35 wordt een radiaal intrekken van de verbindingsbuis 9 in de richting van de middenas in de lengteas 27 bij het optreden van een uittrekkende kracht, volgens pijl 54, effectief verhindert, waardoor ook bij hogere uittrekkende krachten - vol-

J

9 gens pijl 54 - de flensring 31 niet buiten aangrijping met de opnamekamer 32 in de ringadapter 6 geraakt.

In figuur 6 is een andere uitvoeringsvorm gebruikt van de buisarmatuur 1, die betrekking heeft op het verbin-5 dingsgebied 10 tussen de buisadapter 5 en de ringadapter 6.

In het bijzonder heeft deze verdere ontwikkeling betrekking op de uitvoering van de flensring 31 van de verbin-dingsbuis 9 alsmede de opnamekamer 32 en de plaatsing van de afdichtring 11. Volgens deze uitvoering verlopen de aanslag 10 oppervlakken 36, 37 aan de flensring 31 en de opnamekamer 32 in de vorm van een kegelmanteloppervlak van een stompe kegel, concentrisch met de middenas 27 in de lengterichting, met op de middenas 27 in de lengterichting snijpunt 55 van de denkbeeldige mantellijn die ten opzichte van de flensring 31, te-15 gen de werkrichting van de uittrekkende kracht, volgens pijl 54, is verplaatst. Daarmee wordt bij het optreden van de uittrekkende kracht, volgens pijl 54, een in radiale richting werkende krachtcomponent, volgens pijl 56, aan de flensring 31 verkregen, waardoor een intrekken van de verbindingsbuis 9 20 in de richting van de middenas 27 in de lengterichting effectief wordt verhinderd. Een tophoek 57 van de beoogde kegel bedraagt bij voorkeur ongeveer 150 graden tot 170 graden.

Zoals verder is te zien uit figuur 6, is de flensring 31 aan zijn omtrek voorzien van een door een ringvormige 25 verdieping gevormde steungroef 58, voor de positionering van de 0-ring 12. De ringadapter 6 is voorzien van een naar de 0-ring toegekeerd afdichtvlak 59, dat ongeveer overeenkomt met de dwarsdoorsnede van de 0-ring 12. De afmetingen moeten echter worden bepaald om een perspassing van de 0-ring 12 te 30 verkrijgen, om een hoge afdichtende werking van de O-ring 12 te bereiken.

In figuur 7 is een andere uitvoeringsvorm getoond van de buisarmatuur 1 met het verbindingsgebied 10 tussen de buisadapter 5 en de verbindingsbuis 9 met de buisadapter 5 35 door middel van de afdichtring 11 afdichtend verbindende ringadapter 6. De verbinding van de buisadapter 5 met de ringadapter 6 vindt bij voorkeur plaats, zoals reeds in de voorgaande figuren werd beschreven, door frictielasverbinding 10 van de messing 18 van de flens 16 van de buisadapter 5 met de groef 19 van de ringadapter 6. De verbindingsbuis 9 wordt in de ringadapter 6 vastgehouden door middel van de flensring 31 in de opnamekamer 32, en zoals reeds in de voorgaande figuur 5 werd beschreven, via de kegelstompvormig onder de tophoek 57 verlopende tegenoverliggende aanslagvlakken 36, 37 in radiale richting tegen een intrekken van de buiswand, in de richting van de middenas 27 in de lengterichting, gewaarborgd. In de opnamekamer 32 is tegen de tegenover elkaar liggende ringvor-10 mige eindvlakken 60, 61 van de flensring 31 en de buisadapter 5 de afdichtingring 11 gespannen, waarbij de eindvlakken 61 van de buisadapter 5 is voorzien van een buiten deze in de richting van de eindvlakken 60 van de flensring 31 uitstekende spanring 62, die op de afdichtingsring 11 een voorspanning 15 uitoefent voor een betrouwbare afdichting van de verbindings-positie 10.

In figuur 8 is een andere uitvoeringsvorm getoond van de flensring 31 van de verbindingsbuis 9 van de buisarma-tuur 1, om een steunwerking voor het intrekken van de buis-20 wand in de richting van de middenas 27 in de lengterichting te bereiken, waarbij de verbindingspositie 10 tussen de buisadapter 5 en de ringadapter 6 alsmede de opnamekamer 31 en plaatsing van een afdichtring 11 overeenkomt met de uitvoeringsvorm van de eerder beschreven figuur.

25 Bij deze uitvoeringsvorm van een steuninrichting 63 om een steunwerking te bereiken voor de buiswand van een verbindingsbuis 9, is de flensring 31 voorzien van een tegen de afdichtring 11 geplaatste eindvlak 64 rondlopende ondersnij-dingsgroef 65 voorzien. De ringadapter 6 heeft een met de on-30 dersnijdingsgroef 65 samenwerkende, en naar de verbinding van de buisadapter 5 met de ringadapter 6 in de ondersnijdings-groef 65 instekende steunring 66. Een intrekken van de buiswand van de verbindingsbuis 9 - volgens pijl 67 - wordt daardoor ook bij hogere, in de asrichting verlopende trekbelas-35 tingen tussen de buisadapter 5 en de verbindingsbuis 9, effectief verhinderd.

Er wordt nog vermeld dat als materiaal voor de elementen van de buisarmatuur 1 kunststof geschikt is en dat bij 11 voorkeur polyethyleen kan worden toegepast voor de verbin-dingsbuis 9. Dergelijke materialen zijn goed bewerkbaar en vertonen een hoge sterkte en zijn in een breed temperatuurge-bied inzetbaar en ongevoelig ten opzichte van verschillende 5 stoffen.

De voorbeelden van uitvoeringsvormen tonen mogelijke uitvoeringsvarianten van buisarmatuur 1, waarbij op deze positie wordt opgemerkt dat de uitvinding niet wordt beperkt tot de speciaal weergegeven varianten van uitvoeringsvormen 10 daarvan, maar veel meer ook dat diverse combinaties van de individuele uitvoeringsvarianten onderling mogelijk zijn en deze variatie mogelijkheid op grond van de leer met betrekking tot het technisch handelen door de onderhavige uitvinding, in de mogelijkheden ligt van de op dit technisch gebied 15 werkzame vakman. Er zijn dus ook tal van denkbare varianten van uitvoeringsvormen, die door combinaties van de individuele details van de weergegeven en beschreven uitvoeringsvarianten mogelijk zijn, die door de beschermingsomvang mede worden omvat.

20 Voor de goede orde wordt er afsluitend op gewezen, dat voor een beter begrip van de opbouw van de buisarmatuur 1 deze en zijn bestanddelen ten dele niet op schaal en/of vergroot en/of verkleind werden weergegeven.

De opgave die ten grondslag liggen aan de individue-25 le oplossingen volgens de uitvinding blijkt uit de beschrijving.

Bovenal kunnen de individuele in de figuren 1, 2; 3; 4; 5; 6; 7,8 getoonde uitvoeringen het onderwerp vormen van individuele oplossingen volgens de uitvinding. De hierop be-30 trekking hebbende opgaven en oplossingen volgens de uitvinding blijken uit de detailbeschrijvingen van deze figuren.

Lijst van verwijzingscijfers 1 buisarmatuur 35 2 buisleiding 3 kunststofbuis 4 armatuur 5 buisadapter 12 6 ringadapter 7 doorgaande boring 8 doorgaande boring 9 verbindingsbuis 5 10 verbindingsgebied 11 afdichtring 12 O-ring 13 eindgebied 14 buitendraad 10 15 eindgebied 16 flens 17 eindvlak 18 messing 19 flens 15 20 eindvlak 21 groef 22 binnendiameter 23 buitendiameter 24 insteekdiepte 20 25 eindgebied 26 uiteinde 27 middenas in de lengterichting 28 aanslagmiddel 29 uitsteeksel 25 30 wanddikte 31 flens 32 opneemkamer 33 binnendiameter 34 buitendiameter 30 35 hoogte 36 aanslagoppervlak 37 aanslagoppervlak 38 vlak 39 pijl 35 40 groef 41 flens 42 behuizing 43 afsluiterbehuizing j 13 44 behuizingsdeel 45 centerboorklem 46 aanvoerleiding 47 binnendraad 5 48 aanslagring 49 lasmof 50 stootpositie 51 verwarmingsspiraal 52 laslaag 10 53 steunhuls 54 pijl 55 snijpunt 56 pijl 57 tophoek 15 58 steungroef 59 afdichtoppervlak 60 eindoppervlak 61 eindoppervlak 62 spanring 20 63 steuninrichting 64 eindoppervlak 65 ondersnijdingsgroef 66 steunring

Claims (27)

1. Buisarmatuur (1) voor een verbinding van een buis (2) met een armatuur (4), bijvoorbeeld buismof, klep- of af-sluitbehuizing, fitting, etc, met een buisadapter (5) en een met de buisadapter (5) verbindbare ringadapter (6) en met een 5 in doorgaande boringen (7, 8) van de buisadapter (5) en de ringadapter (6) aangebrachte, buiten de ringadapter (6) met een uiteinde (26) uitstekende verbindingsbuis (9) met een buitenomtrek van de verbindingsbuis (9) in een verbindingsgebied (10) van de buisadapter (5) met de ringadapter (6) uit-10 stekende flensring (31) en met ten minste een op de buitenomtrek van de flensring (31) aangebrachte afdichtingsring (11), met het kenmerk, dat in de buisadapter (5) en/of in de ringadapter (6) een de flensring (31) en de afdichtingsring (11) opnemende ringvormige opnamekamer (32) is aangebracht en een 15 de flensring (31) van de verbindingsbuis (9) toegekeerd ringvormig aanslagoppervlak (37) van de opnamekamer (26) met een van de toegekeerde ringvormige aanslagoppervlakken (36) van de flensring (31) een uittrekaanslag voor de verbindingsbuis (9) vormen en de verbinding niet-losmaakbaar is.

2. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de aanslagoppervlakken (36, 37) verlopen in een vlak (38) dat loodrecht staat op een middenas (27) in de lengterichting.

3. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het 25 kenmerk, dat de aanslagoppervlakken (36, 37) zijn uitgevoerd in de vorm van kegelmantelvlakken van een stompe kegel met een tophoek (57) tussen 150 graden en 175 graden.

4. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buisadapter (5) is verbonden met de ringadap- 30 ter (6) door frictielassen.

5. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het verbindingsgebied (10) de buisadapter (5) en de ringadapter (6) flensvormig zijn uitgevoerd.

6. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 5, met het 35 kenmerk, dat tegenover elkaar liggende eindvlakken (20) een ringvormige rondlopende messing en groef inrichting vormen. 2000066 % I 15

7. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de opnamekamer (32) in de ringadapter (6) is aangebracht.

8. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het 5 kenmerk, dat een hoogte (35) van de buiten de buitenomtrek van de verbindingsbuis (9) uitstekende flensring (31) gelijk is aan of groter is dan een wanddikte (30) van de verbindingsbuis (9) .

9. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1 of 7, met 10 het kenmerk, dat een breedte van de opnamekamer (32) weinig groter is dan een breedte van de flensring.

10. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afdichtring (11) op de verbindingsbuis (9) is aangebracht en de flensring (31) omtrekszijdig omvat.

11. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afdichtring (11) wordt gevormd door een O-ring (12) .

12. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de flensring (31) aan een omtrek, deze ring- 20 vormig omvattend, is voorzien van een steungroef (58) voor de afdichtring (11).

13. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verbindingsbuis (9) in de doorgaande boring ! (7) van de buisadapter (5) steekt.

14. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat een insteekdiepte (24) van de verbindingsbuis (9) in de buisadapter (5) door een binnendiameter (22) van de doorgaande boring (7) van de buisadapter (59) in de richting van het aanslagmiddel (28) dat uitsteekt binnen de middenas 30 (27) in de lengterichting is begrensd.

15. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat het aanslagmiddel (28) wordt gevormd door een aanslagring (48).

16. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het 35 kenmerk, dat aan een buitenomtrek van de buisadapter (5) aan-grijpingsvlakken zijn gevormd voor een gereedschap.

17. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat een gebied van de buitenomtrek van de buisadap- ter (5) in de vorm van een veelhoek is uitgevoerd.

18. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een eindgebied (13) van de buisadapter (5) is voorzien van een buitendraad (14).

19. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het eindgebied (13) van de buisadapter (5) is voorzien van een binnendraad.

20. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buisadapter (5) in het eindgebied (13) is 10 voorzien van een flens (41).

21. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in de verbindingsbuis (9) een steunhuls (53) wrijvingssluitend is aangebracht.

22. Buisarmatuur volgens één van de voorgaande con-15 clusies, met het kenmerk, dat de buisadapter (5) aan een naar de opnamekamer (32) van de ringadapter (6) toegekeerd eind-vlak (61) is voorzien van een buiten deze uitstekende, ringvormige rondlopende spanring (62) .

23. Buisarmatuur volgens conclusie 1, met het ken-20 merk, dat tussen de flensring (31) van de verbindingsbuis (9) en de ringadapter (6) een steuninrichting (63) voor een bui s-wand van de verbindingswand (9) is aangebracht.

24. Buisarmatuur volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat de steuninrichting (63) wordt gevormd door een on- 25 dersnijdingsgroef (65) in een tegen de opnamekamer (32) geplaatst eindoppervlak (64) van de flensring (31) en een met de ondersnijdingsgroef (65) samenwerkende steunring (66) van de ringadapter (6).

25. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het 30 kenmerk, dat de buisadapter (5) en de verbindingsbuis (9) en de ringadapter (6) bijvoorkeur van kunststof zijn.

26. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 25, met het kenmerk, dat de verbindingsbuis (9) bij voorkeur van polyethyleen is.

27. Buisarmatuur (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de buisadapter als één geheel is gevormd aan de armatuur bijvoorbeeld een afsluiterbehuizing, centerbo orklem, etc. 2000066 I II