NL194093C - Oliebrander. - Google Patents
Oliebrander. Download PDFInfo
- Publication number
- NL194093C NL194093C NL8801118A NL8801118A NL194093C NL 194093 C NL194093 C NL 194093C NL 8801118 A NL8801118 A NL 8801118A NL 8801118 A NL8801118 A NL 8801118A NL 194093 C NL194093 C NL 194093C
- Authority
- NL
- Netherlands
- Prior art keywords
- wick
- air chamber
- opening
- pit
- valve
- Prior art date
Links
- 239000003921 oil Substances 0.000 claims description 95
- 238000002485 combustion reaction Methods 0.000 claims description 36
- 238000010276 construction Methods 0.000 claims description 23
- 239000000295 fuel oil Substances 0.000 claims description 13
- 230000007423 decrease Effects 0.000 claims description 2
- 239000003570 air Substances 0.000 description 42
- 239000003502 gasoline Substances 0.000 description 4
- 230000004913 activation Effects 0.000 description 2
- 238000007664 blowing Methods 0.000 description 2
- 230000000694 effects Effects 0.000 description 2
- 239000000446 fuel Substances 0.000 description 2
- 230000003213 activating effect Effects 0.000 description 1
- 230000002411 adverse Effects 0.000 description 1
- 239000012080 ambient air Substances 0.000 description 1
- 230000015572 biosynthetic process Effects 0.000 description 1
- 230000002542 deteriorative effect Effects 0.000 description 1
- 230000001627 detrimental effect Effects 0.000 description 1
- 238000006073 displacement reaction Methods 0.000 description 1
- 230000008020 evaporation Effects 0.000 description 1
- 238000001704 evaporation Methods 0.000 description 1
- 239000003350 kerosene Substances 0.000 description 1
- 239000000203 mixture Substances 0.000 description 1
- 230000000717 retained effect Effects 0.000 description 1
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24C—DOMESTIC STOVES OR RANGES ; DETAILS OF DOMESTIC STOVES OR RANGES, OF GENERAL APPLICATION
- F24C5/00—Stoves or ranges for liquid fuels
- F24C5/16—Arrangement or mounting of control or safety devices
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F23—COMBUSTION APPARATUS; COMBUSTION PROCESSES
- F23D—BURNERS
- F23D3/00—Burners using capillary action
- F23D3/02—Wick burners
- F23D3/18—Details of wick burners
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Wick-Type Burners And Burners With Porous Materials (AREA)
Description
1 194093
Oliebrander
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een oliebrander, en in het bijzonder op een oliebrander, omvattende een oliereservoir voor het opslaan van brandstofolie, welke in verbinding staat met de 5 omgeving; een een pit opnemende kamer voor het beweegbaar opnemen van een pit, welke de pit opnemende kamer een breedte bezit die groter is dan de dikte van de pit zodat een verbinding ontstaat met een verbrandings-cilinderconstructie van de oliebrander; een naast de de pit opnemende kamer geplaatste luchtkamer welke is voorzien van een opening voor een 10 verbinding tussen deze luchtkamer en de de pit opnemende kamer, welke opening van de luchtkamer op een positie boven het bovenuiteinde van de pit, wanneer deze pit zich in een lage pitstand bevindt, is aangebracht; en een in de luchtkamer aangebrachte, met een opening in de wand van de luchtkamer, samenwerkende klep die samen met de beweging van de pit wordt bekrachtigd ten einde deze opening vrij te geven wanneer de 15 pit zich in een hoge pitstand bevindt en deze opening af te sluiten wanneer de pit zich in een lage pitstand bevindt
Een dergelijke oliebrander is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift US 4.363.620. Bij deze bekende oliebrander kan de klep de verbindingsopening van de luchtkamer tijdens de verbrandingswerking van de oliebrander openhouden en is de geopende verbindingsopening rechtstreeks blootgesteld aan de omgeving. 20 Derhalve zorgt de vuurdoofinrichting vaak voor het aanvoeren van een overmatige hoeveelheid lucht via de verbindingsopening in het verbrandingsgedeelte, waardoor de verbrandingseigenschappen van de oliebrander worden verslechterd, in het bijzonder wanneer wind tegen de oliebrander blaast.
Tevens veroorzaakt het verkeerde gebruik van benzine met een hoge vluchtigheid vergeleken tot brandstofolie de mogelijkheid tot lekkage van benzinedamp vanuit een oliereservoir van de oliebrander door 25 een opening of een verbindingsopening van het oliereservoir naar een kamer hetgeen tot brand kan leiden. De conventionele oliebrander neemt geen maatregelen ten einde een dergelijk gevaar te bestrijden.
De onderhavige uitvinding beoogt de in het voorgaande genoemde nadelen van de bekende inrichtingen op te heffen.
Dè uitvinding heeft nu tot doel een oliebrander te verschaffen die in staat is om op effectieve wijze te 30 verhinderen dat een tegen de oliebrander blazende wind de verbrandingswerking van de oliebrander via de vuurdoofinrichting negatief beïnvloedt
Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een oliebrander waarmee het mogelijk is om de oliebrander een tevredenstellende verbrandingswerking te verschaffen ongeacht of wind tegen de oliebrander blaast.
35 Daarnaast beoogt de onderhavige uitvinding een oliebrander te verschaffen die geschikt is om een veilige verbranding van de oliebrander onafhankelijk van de brandstof te verschaften.
Verder beoogt de onderhavige uitvinding een oliebrander te verschaffen die in staat is het gevaar tengevolge van het verkeerd gebruik van brandstof te elimineren.
Daarnaast beoogt de onderhavige uitvinding een oliebrander te verschaffen die in staat is om op 40 effectieve wijze het brandgevaar tengevolge van het bij vergissing gebruiken van benzine te elimineren.
Bovendien beoogt de onderhavige uitvinding een oliebrander te verschaffen die in aanzienlijke mate vereenvoudigd is voor wat betreft de vuurdoofinrichting, en dan met name de constructie daarvan.
Overeenkomstig de uitvinding wordt een oliebrander van de in de aanhef genoemde soort verschaft, welke wordt gekenmerkt doordat de klep in een gedeelte van de luchtkamer is geplaatst dat in een ruimte 45 van het oliereservoir is aangebracht, zodanig dat de luchtkamer via het oliereservoir door middel van doorgaande openingen in de buitenwand van het oliereservoir in verbinding staat met de omgeving wanneer de klep zich bevindt in de geopende stand. Door de maatregelen van de uitvinding wordt een grotere veiligheid verkregen wanneer de oliebrander per ongeluk wordt gebruikt terwijl zich benzine in het oliereservoir bevindt, in plaats van brandstofolie. In dat geval worden bij gebruik van de oliebrander de 50 benzinedampen namelijk afgezogen langs de pit naar de vlam toe en komen deze niet vrij in de omgeving rond de oliebrander. Hierdoor zal geen brand kunnen ontstaan in de omgeving van de oliebrander.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, omvat de klep van de oliebrander een kleplichaam, voor het naar gelang openstellen en afsluiten van een opening die is gevormd in een buitenwand van de luchtkamer, waarbij het kleplichaam zodanig in de luchtkamer is geplaatst, dat dit tussen de buitenwand en 55 een krachtoverdrachtsorgaan van de oliebrander is geplaatst, en waarbij het krachtoverdrachtsorgaan werkzaam is geplaatst tussen een bedieningsorgaan voor de oliebrander en een pitbewegingsorgaan en samen met het bedieningsorgaan wordt bewogen, zoals bekend uit het hiervoor genoemde Amerikaanse 194093 2 octrooischrift 4.363.620. Deze uitvoeringsvorm draagt volgens de uitvinding het kenmerk dat het kleplichaam stevig is bevestigd op het krachtoverdrachtsorgaan ten einde samen met het krachtoverdrachtsorgaan te worden bewogen, en waarbij een veer is toegepast voor het voortdurend tegen de buitenwand van de luchtkamer drukken van het kleplichaam. Hierdoor wordt een zeer eenvoudige constructie verkregen. Door 5 deze eenvoudige constructie wordt een zekere en veilige bediening zeker gesteld.
Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de oliebrander volgens de uitvinding is de veer tussen het krachtoverdrachtsorgaan en het kleplichaam geplaatst. Hierdoor wordt een eenvoudige maar zekere bediening verkregen, waarbij de veer niet onder spanning, met uitzondering van drukspanningen, zal komen te staan. Volgens een andere voorkeursuitvoeringsvorm, omvat het kleplichaam in de oliebrander 10 volgens de uitvinding, een afschermplaat. Dit levert een zeer eenvoudige, door schuivende verplaatsing bedienbare wijze van afsluiting om de genoemde opening in de buitenwand van de luchtkamer.
De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin enige uitvoerings-voorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven.
15 Figuur 1 toont een voorbeeld van een oliebrander, gedeeltelijk in vooraanzicht en gedeeltelijk in doorsnede,-waarbij een-vuurdoofinrichting kan worden aangebracht; figuur 2 toont een gedeeltelijke doorsnede, waarin het essentiële gedeelte van een uitvoeringsvorm van de vuurdoofinrichting is getoond; figuur 3 toont een doorsnede volgens de lijn III—til in figuur 2; 20 figuur 4 toont een gedeeltelijke doorsnede, waarin een essentieel gedeelte van een andere uitvoeringsvorm van een vuurdoofinrichting is getoond en figuur 5 toont een doorsnede volgens de lijn V-V in figuur 4.
Figuur 1 toont een oliebrander waarin een uitvoeringsvorm van een vuurdoofinrichting kan worden aangebracht, waarbij een oliebrander en een vuurdoofinrichting in het algemeen zijn aangeduid door de 25 referentiecijfers 10 en 12. De in figuur 1 getoonde oliebrander is van het oliegestookte ruimte-verhitterstype, maar is niet beperkt tot een dergelijk type oliebrander.
De oliebrander 10 zal eerst in het kort worden beschreven aan de hand van figuur 1.
De oliebrander 10 is op zichzelf beschreven op een wijze zoals in ruime mate bekend is. Hij omvat een oliereservoir 14 voor het opnemen van brandstofolie zoals kerozine, een de pit opnemende cilinder-30 constructie 16 die is aangebracht op het oliereservoir 14, alsmede een door de de pit opnemende cilinderconstructie 16 gedragen verbrandingscilinderconstructie 18. Het oliereservoir 14 bezit in een bovenwand een uitsparing 20 voor het omgekeerd daarop opnemen van een olietank 22 waarin brandstofolie is opgeslagen. De uitsparing 20 is voorzien van kleine doorgaande openingen 24 via welke het oliereservoir 14 in verbinding staat met de omgeving. In de olietank 22 opgeslagen brandstofolie wordt 35 vanuit de tank naar het oliereservoir 14 geleid wanneer tijdens de verbranding brandstofolie in het oliereservoir 14 wordt verbruikt. De de pit opnemende cilinderconstructie 16 staat in verbinding met het oliereservoir 14 en de verbrandingscilinderconstructie 18. De verbrandingscilinderconstructie 18 kan de verbranding uitvoeren van brandstofolie die door een in de de pit opnemende cilinderconstructie 16 opgenomen pit is verdampt tijdens de verbrandingswerking, zoals hierna beschreven. Hiertoe kan de 40 verbrandingscilinderconstructie 18 op overeenkomstige wijze als beschreven in het Amerikaanse octrooischrift 4.363.620 zijn geconstrueerd.
De vuurdoofinrichting volgens de getoonde uitvoeringsvorm omvat een gedeelte van de de pit opnemende cilinderconstructie 16 en is in de nabijheid van de de pit opnemende cilinderconstructie 16 en het oliereservoir 14 geplaatst, zoals is getoond in de figuren 1 en 2. De de pit opnemende cilinderconstructie 16 45 omvat een binnencilinder 26 en een buitencilinder 28, tussen welke een ringvormige kamer 30 is gevormd die in verbinding staat met de verbrandingscilinderconstructie 18 en het oliereservoir 14 en die een pit 32 opneemt. De ringvormige kamer 30 bezit een breedte die groter is dan de dikte van de pit 32. De pit 32 is verticaal beweegbaar in de ringvormige kamer 30 opgenomen. De pit 32 wordt, wanneer de oliebrander moet worden ontstoken, naar een onderste gedeelte van de verbrandingscilinderconstructie 18 bewogen 50 (pit-optilstand), zoals getoond in figuur 2.
Rond de de pit opnemende cilinderconstructie 16 is een ringvormige luchtkamer 34 aangebracht, die in de getoonde uitvoeringsvorm wordt gevormd door de buitencilinder 28 van de de pit opnemende cilinder-constructie 16, welke een binnenwand van de kamer 34 vormt en een ringvormige afdekplaat 36 met een nagenoeg klokvormige aan de bovenzijde open vorm die rond de buitencilinder 28 is aangebracht ten einde 55 een buitenwand van de kamer 34 te vormen. De ringvormige luchtkamer 34 is voorzien van een ringvormige opening of sleuf 38 ten einde de luchtkamer 34 via deze in verbinding te stellen met de de pit opnemende kamer 30. Hiertoe omvat, in de getoonde uitvoeringsvorm, de buitencilinder 28 van de de pit opnemende 3 194093 cilinderconstructie 16 twee gedeelten, namelijk een bovenste cilindrisch deel 40 en een onderste cilindrisch deel 42 tussen welke de ringvormige sleuf 38 is gevormd. De ringvormige opening 38 bevindt zich op een plaats boven een bovenste uiteinde van de pit 32 wanneer deze omlaag is bewogen naar een lage pitstand in de de pit opnemende kamer voor het doven van het vuur. In de getoonde uitvoeringsvorm is de 5 ringvormige opening 38 aangebracht ter plaatste van een bovenste gedeelte van de luchtkamer 34.
In de getoonde uitvoeringsvorm van de vuurdoofinrichting is de luchtkamer 34 aan zijn buitenzijde tevens voorzien van een opening of een doorgaande opening 43, die wordt bediend of geopend en gesloten door een klep 44. De klep 44 is aangebracht in een binnenruimte van het oliereservoir 14 of ter plaatse van een positie voortdurend boven het brandstofolieniveau in het reservoir 14 ten einde de luchtkamer 34 via de klep 10 44 in verbinding te stellen met de inwendige ruimte van het oliereservoir 14, die via de doorgaande openingen 24 van de uitsparing 20 met de omgeving in verbinding staat.
Het referentiecijfer 50 duidt een pit-activeringsmechanisme aan. Het pit-activeringsmechanisme 50 omvat een ringvormige pitopsluitplaat 52 die tussen de pit 32 en het onderste cilindrische deel 42 van de buitencilinder 28 van de de pit opnemende cilinderconstructie 16 is geplaatst ten einde de pit 32 tegen de 15 binnencilinder 26 van de de pit opnemende cilinderconstructie 16 te drukken en een spleet tussen de pitopsluitplaat 52 en het onderste cilindrische deel 42 van de buitencilinder 28 te vormen, waarbij de pit 32 roteerbaar hierop wordt vastgehouden en een verbinding tussen de luchtkamer 34 via de ringvormige kamer 30 van de de pit opnemende cilinderconstructie 16 met de verbrandingsdlinderconstructie 18 wordt gegarandeerd. Derhalve kan worden opgemerkt, dat de pitvasthoudplaat 52 fungeert als pitbewegings-20 orgaan en een ringvormige vorm kan bezitten. Het pit-activeringsmechanisme 50 omvat tevens een kracht-overdrachtsorgaan. In het bijzonder is het plaatdeel 54 werkzaam verbonden met de pitopsluitplaat 52 ten einde deze te roteren. Het plaatdeel 54 is buiten het onderste cilindrische deel 42 van de buitencilinder 28 aangebracht en geplaatst in de luchtkamer en is in staat om in omtreksrichting te worden bewogen. Het plaatdeel 54 kan verbonden zijn met de pitopsluitplaat 52 door middel van een penorgaan 56, 25 op een wijze die reeds bekend is. Het kracht-overdrachtsorgaan van het pit-activeringsmechanisme 50 omvat verder een vast op het plaatdeel 54 bevestigde heugel 58 en een met de heugel 58 in aangrijping zijnd rondsel 60. Het rondsel 60 is aan één uiteinde voorzien van een pitbedieningsas 62 die roteerbaar is bevestigd op een branderiichaam van de oliebrander 10 en dient als krachtopwekkend orgaan van het pit-activeringsmechanisme 50. De pitbedieningsas 62 is aan het andere uiteinde voorzien van een knop 64. 30 De klep 44 voor het naar keuze aanbrengen van een verbinding tussen de luchtkamer 34 via de opening of doorgaande opening 43 met het oliereservoir 14 kan worden geactiveerd in afhankelijkheid van de werking van de oliebrander.
In het bijzonder kan de opening 43 worden opengehouden op het tijdstip van de ontsteking en tijdens de verbranding en worden gesloten ten tijde van het doven van het vuur. Hiertoe is in het getoonde uitvoerings-35 voorbeeld, een nok 66 aan het kracht-overdrachtsorgaan van het pit-activeringsmechanisme 50 vastgemaakt ten einde werkzaam te zijn verbonden met de klep 44 voor het bewerkstelligen van de in het voorgaande genoemde activering van de klep 44. In de getoonde uitvoeringsvorm is de nok 66, als getoond in figuren 2 en 3, aangebracht op een buitenoppervlak van een onderste gedeelte van de heugel 58. Hiertoe bezit de heugel 58, zoals getoond in figuur 3, een gedeelte 68 met een uniforme dikte en een zich 40 versmallend gedeelte 70 waarvan de dikte geleidelijk afneemt, zodat het een uniforme dikte bezittende gedeelte 68 van de heugel 58 kan aangrijpen op de klep 44 ten einde de opening 43 te openen ten einde een verbinding te creëren tussen de luchtkamer 34 en het oliereservoir 14 in de hoge pitstand of ten tijde van de ontsteking en ten tijde van de verbranding, terwijl het versmallende gedeelte 70 met de klep in aangrijping kan worden gebracht ten einde de opening te sluiten en de verbinding te blokkeren in de lage 45 pitstand of ten tijde van het doven van het vuur.
In de vuurdoofinrichting met de getoonde uitvoeringsvorm volgens het voorgaande zorgt de klep 44 ervoor dat de luchtkamer 34 naar keuze via de opening 43 in verbinding wordt gebracht met het met de omgeving in verbinding staande oliereservoir 14, zodat wanneer de opening 43 voor het ontsteken en de verbranding wordt geopend, lucht vanuit de omgeving via de verbindingsopeningen 24 van het reservoir 14 50 het oliereservoir 14 kan binnendringen, door de klep naar de luchtkamer 34 kan stromen en vervolgens de verbrandingsdlinderconstructie 18 via de ringvormige opening 38 en de de pitopnemende kamer 30 kan bereiken.
Derhalve houdt de vuurdoofinrichting het oliereservoir 14 op een lage temperatuur of althans nagenoeg dezelfde temperatuur als de omgeving, zelfs tijdens de verbrandingswerking. Derhalve wordt een verdam-55 ping van de brandstofolie in het oliereservoir geminimaliseerd, hetgeen resulteert in lucht die op althans nagenoeg dezelfde temperatuur wordt gehouden als de omgeving en die althans nagenoeg dezelfde samenstelling bezit als de tijdens de verbrandingswerking van buitenaf via het oliereservoir 14 en de 194093 4 luchtkamer 34 naar de verbrandingscilinderconstructie 18 toegevoerde omgevingslucht. Wanneer derhalve de pit 32 omlaag wordt bewogen naar de vuurdoofstand en gelijktijdig de klep de opening 43 voor het doven van het vuur afsluit veroorzaakt de gesloten luchtkamer 34 op tevredenstellende en snelle wijze het doven van het vuur in samenwerking met de ringvormige opening 38. Verder heeft dit, zelfs wanneer een harde 5 wind tegen de oliebrander blaast tijdens de verbrandingswerking, althans nagenoeg geen invloed op de lucht in het oliereservoir, zodat de verbranding op effectieve wijze kan worden voortgezet.
Wanneer ten onrechte een vluchtige brandstofolie zoals gasolie wordt gebruikt, wordt hierdoor voortdurend in het oliereservoir 14 veel damp veroorzaakt tijdens de verbranding, zelfs bij een kamertemperatuur. De aldus gevormde damp wordt samen met de lucht door de klep 44, de luchtkamer 34 en de de pit 10 opnemende kamer 30 gevoerd naar de verbrandingscilinderconstructie 18 ten gevolge van een in de verbrandingscilinderconstructie 18 tijdens de verbrandingswerking optredende trek en wordt hierin verbrand, zodat op effectieve wijze wordt vermeden dat deze vanuit het oliereservoir 14 rechtstreeks in de omgeving ontsnapt via de verbindingsopeningen 24. Er blijkt derhalve dat de vuurdoofinrichting op effectieve wijze de kans op een brand elimineert en de vorming van een slechte geur tijdens de verbrandingswerking 15 verhindert. Zoals blijkt uit het voorgaande is de vuurdoofinrichting met de getoonde uitvoeringsvorm zodanig geconstrueerd dat de luchtkamer, die via de de pit opnemende kamer in verbinding staat met de verbrandingscilinderconstructie, via de klep in verbinding staat met het oliereservoir, zodat vanuit de omgeving via de ruimte van het oliereservoir lucht kan worden toegevoerd aan de luchtkamer. Een dergelijke constructie maakt het mogelijk dat de ruimte van het oliereservoir fungeert als bufferkamer voor 20 lucht ten einde op effectieve wijze een nadelige beïnvloeding van het tegen de oliebrander blazen vein een wind te elimineren.
Tevens zorgt een dergelijke constructie ervoor dat damp van de brandstofolie in het oliereservoir op zekere wijze van daaruit door de luchtkamer naar de verbrandingscilinderconstructie wordt geleid tijdens de verbrandingswerking, terwijl wordt verhinderd dat deze vanuit het oliereservoir rechtstreeks naar buiten de 25 oliebrander wordt afgegeven, waardoor het gevaar op een brand wordt geëlimineerd.
De figuren 4 en 5 tonen een andere uitvoeringsvorm van een vuurdoofinrichting.
Bij een in de figuren 4 en 5 getoonde vuurdoofinrichting is een klep 44 getoond, die op een ten opzichte van de uitvoeringsvorm volgens figuren 1-3 verschillende wijze is geconstrueerd. In het bijzonder omvat de klep 44 een kleplichaam 76 met een afschermplaat voor het samenwerken met een opening of verbindings-30 opening 43, die is aangebracht ter plaatse van een gedeelte van een ringvormige afdekplaat 36 met een aan de bovenzijde open klokvormige vorm die is aangebracht in een oliereservoir 14. De afdekplaat 36 vormt een buitenwand van een luchtkamer 34. Het kleplichaam of afschermplaat 76 is geplaatst in de luchtkamer 34 en wordt vastgehouden op een plaatdeel 54, zodat het samen met het plaatdeel 54 kan worden bewogen ten einde de opening 43 naar keuze te sluiten. In de getoonde uitvoeringsvorm bezit de 35 afschermplaat 76 in hoofdzaak een C-vorm in vlakke doorsnede en in hoofdzaak een L-vorm in verticale doorsnede en is deze ter plaatse van de zijdelingse uiteinden 78 van een horizontaal gedeelte daarvan op het plaatdeel 54 bevestigd zodat deze integraal met het plaatdeel 54 kan worden bewogen wanneer een pitbedieningsas 62 wordt bediend. Eén van de zijdelingse uiteinden of vaste aangrijppunten 78 van de afschermplaat 76 is via een onderste gedeelte van een heugel 58 met het plaatdeel 54 verbonden. De 40 afschermplaat 76 is aan een onderste uiteinde voorzien van een verticaal gedeelte met een binnenwaarts gericht plaatvormig uitsteeksel 80 waarop een veer 82 is bevestigd die tussen de afschermplaat 76 en het plaatdeel 54 kan worden geplaatst ten einde de afschermplaat 76 tegen de afdekplaat 36 te drukken. Het is derhalve duidelijk, dat wanneer het plaatdeel 54 ten gevolge van de bediening van de pitbedieningsas 62 wordt geroteerd, de afschermplaat 76 samen met het deel 54 wordt geroteerd waarbij deze over de 45 afdekplaat 36 schuift ten einde de opening 43 te sluiten. In de getoonde uitvoeringsvorm is de afschermplaat 76 zodanig geplaatst dat deze de opening 43 kan afsluiten of bedekken ten einde de verbinding tussen de luchtkamer 34 en het oliereservoir 14 te blokkeren wanneer de pitbedieningsas 62 wordt bewogen naar een lage pitstand en de opening kan openen ten einde de verbinding te herstellen wanneer de pit zich in zijn hoge stand bevindt. In de figuren 4 en 5 is de pit omlaag bewogen naar een lage pitstand 50 of een vuurdoofstand. Echter, wanneer de klep 40 is opgenomen in een vuurdoofinrichting van het type waarbij de toevoer van lucht vanaf de omgeving door een luchtkamer en een de pit opnemende kamer naar een verbrandingscilinderconstructie wordt uitgevoerd tijdens de vuurdoofbewerking, wordt het positioneren van de afschermplaat 76 ten opzichte van de opening 43 uitgevoerd op een aan het bovengaande tegengestelde wijze.
55 Het resterende gedeelte van de uitvoeringsvorm die is getoond in de figuren 4 en 5 kan op althans nagenoeg gelijke wijze worden geconstrueerd als in figuren 1-3.
De uitvoeringsvorm volgens figuren 4 en 5, die volgens het voorgaande is geconstrueerd, werkt op
Claims (4)
1. Oliebrander, omvattende een oliereservoir voor het opslaan van brandstofolie en welke in verbinding staat met de omgeving, een een pit opnemende kamer voor het beweegbaar opnemen van een pit, welke de pit opnemende 25 kamer een breedte bezit die groter is dan de dikte van de pit zodat een verbinding ontstaat met een verbrandingscilinderconstructie van de oliebrander; een naast de de pit opnemende kamer geplaatste luchtkamer welke is voorzien van een opening voor een verbinding tussen deze luchtkamer en de de pit opnemende kamer, welke opening van de luchtkamer op een positie boven het bovenuiteinde van de pit, wanneer deze pit zich in een lage pitstand 30 bevindt, is aangebracht; en een in de luchtkamer aangebrachte, met een opening in de wand van de luchtkamer, samenwerkende klep die samen met de beweging van de pit wordt bekrachtigd ten einde deze opening vrij te geven wanneer de pit zich in een hoge pitstand bevindt en deze opening af te sluiten wanneer de pit zich in een lage pitstand bevindt, 35 met het kenmerk, dat de klep (44) in een gedeelte van de luchtkamer (34) is geplaatst dat in een ruimte van het oliereservoir (14) is aangebracht, zodanig dat de luchtkamer (34) via het oliereservoir (14) door middel van doorgaande openingen (24) in de buitenwand van het oliereservoir (14) in verbinding staat met de omgeving wanneer de klep (44) zich bevindt in de geopende stand.
2. Oliebrander volgens conclusie 1, waarbij de klep een kleplichaam omvat voor het naar gelang openstel· 40 len en afsluiten van een opening die is gevormd in een buitenwand van de luchtkamer, waarbij het kleplichaam zodanig in de luchtkamer is geplaatst, dat dit tussen de buitenwand en een krachtoverdrachts-orgaan van de oliebrander is geplaatst, en waarbij het krachtoverdrachtsorgaan werkzaam is geplaatst tussen een bedieningsorgaan voor de oliebrander en een pitbewegingsorgaan en samen met de beweging van het bedieningsorgaan wordt bewogen, met het kenmerk, dat het kleplichaam (76) stevig is bevestigd op 45 het krachtoverdrachtsorgaan (54) ten einde samen met het krachtoverdrachtsorgaan (54) te worden bewogen, en waarbij een veer (82) is toegepast voor het voortdurend tegen de buitenwand (36) van de luchtkamer (34) drukken van het kleplichaam (80).
3. Oliebrander volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de veer (82) tussen het krachtoverdrachtsorgaan (54) en het kleplichaam is geplaatst
4. Oliebrander volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het kleplichaam een afschermplaat (76) omvat. Hierbij 3 bladen tekening
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
US18698588 | 1988-04-27 | ||
US07/186,985 US4805589A (en) | 1988-04-27 | 1988-04-27 | Fire-extinguishing device for oil burner |
Publications (3)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
NL8801118A NL8801118A (nl) | 1989-11-16 |
NL194093B NL194093B (nl) | 2001-02-01 |
NL194093C true NL194093C (nl) | 2001-06-05 |
Family
ID=22687133
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
NL8801118A NL194093C (nl) | 1988-04-27 | 1988-04-29 | Oliebrander. |
Country Status (3)
Country | Link |
---|---|
US (1) | US4805589A (nl) |
DE (1) | DE3814598C2 (nl) |
NL (1) | NL194093C (nl) |
Families Citing this family (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US5772425A (en) * | 1996-07-19 | 1998-06-30 | Henderson; Richard W. | Device for preventing flareup in liquid fuel burners by containing sump vapors |
US5899682A (en) * | 1997-03-31 | 1999-05-04 | Henderson; Richard W. | Device for preventing flareup in liquid fuel burners by regulating fuel flow from the removable fuel tank |
JP2002047108A (ja) * | 2000-07-26 | 2002-02-12 | Inst Of Physical & Chemical Res | ブラシノステロイド代謝阻害剤 |
KR100639570B1 (ko) | 2005-07-28 | 2006-11-01 | (주)포조리아 | 난방 및 취사용 연소장치 |
TW201510442A (zh) * | 2013-09-05 | 2015-03-16 | Pro Iroda Ind Inc | 燃燒裝置之燭芯 |
USD799690S1 (en) * | 2014-12-22 | 2017-10-10 | Ebara Corporation | Inner cylinder for exhaust gas treatment apparatus |
Family Cites Families (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US4363620A (en) * | 1980-12-01 | 1982-12-14 | Toyotomi Kogyo Co., Ltd. | Fire extinguishing device for oil burner |
JPS6021605U (ja) * | 1983-07-21 | 1985-02-14 | 株式会社トヨトミ | 石油燃焼器 |
JPS60122636U (ja) * | 1984-01-24 | 1985-08-19 | 株式会社トヨトミ | カ−トリツジ式油タンク |
US4688546A (en) * | 1984-01-30 | 1987-08-25 | Sharp Kabushiki Kaisha | Deodorizing device for oil stove |
JPS616506A (ja) * | 1984-06-19 | 1986-01-13 | Matsushita Electric Ind Co Ltd | 石油燃焼器の芯調節装置 |
JPS6125962A (ja) * | 1984-07-13 | 1986-02-05 | Kubota Ltd | エンジンの吸気通路への排気ガス還流装置 |
-
1988
- 1988-04-27 US US07/186,985 patent/US4805589A/en not_active Expired - Lifetime
- 1988-04-29 DE DE3814598A patent/DE3814598C2/de not_active Expired - Lifetime
- 1988-04-29 NL NL8801118A patent/NL194093C/nl not_active IP Right Cessation
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
NL194093B (nl) | 2001-02-01 |
NL8801118A (nl) | 1989-11-16 |
DE3814598A1 (de) | 1989-11-09 |
US4805589A (en) | 1989-02-21 |
DE3814598C2 (de) | 1994-04-14 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
KR0132284B1 (ko) | 2중화염 라이타 | |
KR920704076A (ko) | 양방향으로 선택적으로 작동되는 라이터 | |
KR930702648A (ko) | 선택적으로 작동되는 라이터 | |
NL194093C (nl) | Oliebrander. | |
BR9307304A (pt) | Isqueiro e mecanismo supressor de combustível para emprego em combinação com um isqueiro | |
NL193912C (nl) | Oliebrander en vuurdoofinrichting. | |
GB2269003A (en) | Cigarette lighter | |
US5551866A (en) | Safety system and fuel cap for inhibiting operation of an apparatus during refueling | |
US4144018A (en) | Cigarette lighter using hypergolic fuel component | |
US1757231A (en) | Pocket lighter and the like | |
WO2010040155A2 (en) | Combustion device | |
CA1168570A (en) | Liquid hydrocarbon burner with vertically adjustable wick | |
KR200389546Y1 (ko) | 파라핀 연료 렌지 | |
EP0660045A2 (en) | Pocket lighter | |
JP3115368U (ja) | ガスライター | |
KR101996804B1 (ko) | 방충 장치용 연료 캐니스터 및 어댑터 | |
JP3040820B2 (ja) | 選択的に作動可能なライター | |
JP3817230B2 (ja) | ライター | |
JPS5915713A (ja) | 液化ガス燃焼器 | |
WO2007080471A2 (en) | A combustion device | |
US2033714A (en) | Burner for liquid fuels | |
JPH0480520A (ja) | ガス調理器具およびガス器具安全装置 | |
NL8603313A (nl) | Ontstekingssysteem voor een oliebrander. | |
KR890002121Y1 (ko) | 석유연소기의 가스 방출장치 | |
SU1617263A1 (ru) | Горелка газовой плиты |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
V4 | Discontinued because of reaching the maximum lifetime of a patent |
Effective date: 20080429 |