NL193460C - Draagorgaan voor het ophangen van een plafondgeraamte aan een draagconstructie. - Google Patents

Description

1 193460

Draagorgaan voor het ophangen van een plafondgeraamte aan een draagconstructie

De uitvinding heeft betrekking op een draagorgaan voor het ophangen van een plafondgeraamte aan een draagconstructie, welke draagconstructie voorzien is van profielen met een bevestigingsflens, welk 5 draagorgaan een in hoofdzaak U-vormige stijve beugel omvat voor het omgrijpen van de bevestigingsflens, waarbij een van de beide benen van de U-vormige beugel voorzien is van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een separaat klemorgaan, dat ter verankering met de bevestigingsflens in aanraking te brengen is, waarbij de aanrakingszone van het klemorgaan met de bevestigingsflens verwijderd is van de aanrakingszone van het ene been met de bevestigingsflens.

10 Een dergelijk draagorgaan is bekend uit de Franse ’’Demande de certificat d’addition” 2.408.752. Dit bekende draagorgaan bestaat uit een U-vormige beugel die over de bevestigingsflens van een U-vormig profiel geschoven kan worden. Een van de benen van de U-vormige beugel is verlengd, en is langer dan de flenzen van het U-vormige profiel, en is haaks omgezet. Door dit omgezette deel is een bout schroefbaar om de bout tegen de basis van het U-vormige profiel te kunnen schroeven en aldus de beugel vast te 15 zetten. Aan de beugel zijn verdere bevestigingsmiddelen voor het plafondgeraamte bevestigd.

Een nadeel van het bekende draagorgaan is, dat de bout van het draagorgaan aangeschroefd moet worden. Dit maakt het aanbrengen van een plafondgeraamte tijdrovend en derhalve kostbaar. Een ander nadeel is dat het draagorgaan door zijn constructie groot is en daardoor veel materiaal vereist, hetgeen het draagorgaan zelf duur maakt. Weer een ander nadeel is, dat het bekende draagorgaan niet goed bruikbaar 20 is voor l-profielen.

Het is een doel van de uitvinding een verbeterd draagorgaan te verschaffen.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een draagorgaan van de in de aanhef genoemde soort, waarbij het klemorgaan bestaat uit een elastisch vervormbare strip, en dat het draagorgaan twee in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar opgestelde, door een basisdeel met elkaar verbonden identieke beugels 25 omvat, waarbij het klemorgaan aan het basisdeel bevestigd is en tussen de overstaande benen van de beide U-vormige beugels reikt.

Hiermee wordt bereikt dat bij het opschuiven van het draagorgaan over de bevestigingsflens van de draagconstructie, de elastisch vervormbare strip door de bevestigingsflens elastisch weggedrukt wordt, waardoor het vrije uiteinde van de elastische strip als een veer tegen de flens zal drukken en het draag-30 orgaan door wrijving zal vergrendelen. Door de opbouw van het draagorgaan uit een basisdeel met twee identieke beugels is een eenvoudig te vervaardigen U-vormige beugel verschaft, die weinig materiaal vereist. Doordat de elastische vervormbare strip een afzonderlijk onderdeel vormt, behoeft alleen de strip een hardingsproces te ondergaan, indien dat gewenst is.

Opgemerkt wordt dat uit het Franse octrooi 2.058.674 een beugel uit één stuk bekend is, welke beugel 35 over een bevestigingsflens met een omhoogstekend einde geschoven kan worden. Om dit mogelijk te maken moet de gehele beugel elastisch zijn. De vergrendeling wordt verkregen door het omhoogstekende einde van de flens. Deze bekende beugel bezit geen twee evenwijdige U-vormige beugels.

Tevens wordt opgemerkt dat uit het Amerikaanse octrooischrift 3.874.035 een draagorgaan met twee met elkaar verbonden beugels bekend is. Dit draagorgaan lijkt alleen geschikt voor een schuin omhoog lopende 40 flens. Het is als één geheel gevormd uit een elastisch materiaal.

Volgens een voorkeursuitvoering vormen de uiteinden van de beide benen van de beide beugels de aanrakingszones van de in hoofdzaak U-vormige beugels. Hierdoor zal het draagorgaan tijdens gebruik aan een kantelkoppel onderworpen zijn, waardoor de beugel zichzelf zal blokkeren op de bevestigingsflens, onafhankelijk van de elastische strip. Hierdoor is een extra vergrendeling tijdens gebruik verschaft.

45 Bij voorkeur lopen de binnenranden van de beide armen van de beugels schuin en naderen zij elkaar naarmate zij op grotere afstand komen van het dwarsstuk dat hen verbindt. Hierdoor zullen de stijve steunzones met zekerheid aan de uiteinden van de benen van de beide beugels gelegen zijn.

Volgens een voorkeursuitvoering staat de werkingszone van de elastische strip in rust in hoofdzaak loodrecht op de middenbasis van het draagorgaan. Hierdoor zal het vrije uiteinde van de elastische strip 50 goed aan kunnen grijpen op de bevestigingsflens waar het draagorgaan opgeschoven is.

Bij voorkeur bezit de elastische strip in dwarsrichting twee evenwijdig aan elkaar lopende knikken, waarbij de ene de werkingszone en de andere een bevestigingsgedeelte ter bevestiging aan de middenbasis begrenst. Hierdoor is de elastische strip makkelijk te vervaardigen en goed aan de basis van de beugel te bevestigen, en is het vrije uiteinde makkelijk loodrecht op de basis te plaatsen.

De genoemde en verdere kenmerken van de uitvinding zullen hieronder worden uiteengezet aan de hand van de tekening. In de tekening stellen voor: 55 193460 2 figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een draagorgaan volgens de uitvinding; figuur 2 een langsaanzicht in de richting van de pijl II van figuur 1; figuur 3 een langsdoorsnede volgens de lijn III—III van figuur 1; figuur 4 een dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV van figuur 3; 5 figuur 5 met een plaatselijke weglating een langsaanzicht dat, net zoals figuur 2, het op zijn plaats brengen illustreert van de draagorgaan volgens de uitvinding in een eerste toepassing van dit draagorgaan; figuur 6 een langsaanzicht zoals in figuur 5 bij een tweede uitvoeringsvorm van het draagorgaan volgens de uitvinding; en figuur 7 een langsaanzicht dat, evenals figuur 2, betrekking heeft op een uitvoeringsvariant van het 10 draagorgaan volgens de uitvinding.

Zoals weergegeven in de figuren, en meer in het bijzonder in de figuren 5 en 6, gaat het in hoofdzaak om het aan een profielvleugel 10 koppelen van een ophanging 11 die zelf een niet weergegeven plafond-element ondersteunt.

15 Voor het bevestigen van de ophanging 11 aan de profielvleugel 10 wordt een draagorgaan 12 gebruikt, dat bestaat uit een beugel 13 die op de profielvleugel 10 kan worden aangebracht en die is voorzien van middelen om er de ophanging 11 mee te verbinden, waarbij op ten minste één van de armen van de beugel 13 elastisch vervormbare verankeringsmiddelen zijn aangebracht, die weerstand kunnen bieden aan het verwijderen van de beugel 13 van de profielvleugel 10.

20 In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaat het draagorgaan 12 volgens de uitvinding uit twee identieke beugels 13 die in hoofdzaak evenwijdig en op afstand van elkaar zijn, en deze behoren beide tot een zelfde U-vormig onderdeel 14, waarvan zij de benen vormen en een middenbasis 15 het lijft vormt.

Beide beugels 13 bezitten twee armen, te weten een bovenarm 16, en een onderarm 17 die onderling zijn verbonden door dwarsstuk 18.

25 De armen 16 en 17 van beide vleugels 13 lopen in hoofdzaak evenwijdig aan de middenbasis 15 van het corresponderende U-vormige onderdeel 14, terwijl het hen verbindende dwarsstuk 18 in hoofdzaak loodrecht op deze middenbasis 15 staat.

In de weergegeven uitvoeringsvormen zijn elastisch vervormbare verankeringsmiddelen slechts verenigd met één van de armen 16, 17 van een dergelijke beugel, en het gaat hier om de onderarm 17 die zich moet 30 bevinden aan de buitenzijde ten opzichte van de profielvleugel 10.

Volgens de uitvinding beschikt de onderarm 17 van beide beugels 13 over een stijve steunzone 20 die gescheiden is van de werkingszone 21, die hieronder in detail zal worden beschreven.

In de weergegeven uitvoeringsvormen wordt de stijve steunzone 20 waarover de onderarm 17 van een beugel 13 beschikt voor zijn aanraking met een profielvleugel 10, direct gevormd door het eigen uiteinde, de 35 rand van deze onderarm 17, die zowel op afstand ligt van het corresponderende dwarsstuk 18 als van de middenbasis 15 van het U-vormige onderdeel 14.

Zoals weergegeven kan deze rand min of meer glad zijn gemaakt door een afronding tussen de vlakken waarvan zij de gemeenschappelijke grens vormt.

De twee armen 16 en 17 van beide beugels 13 volgens de uitvinding beschikken elk over een dergelijke 40 stijve steunzone 20 voor de onderarm 17, en 23 voor de bovenarm 16, die in aanraking met de profielvleugel 10 kunnen komen.

De stijve steunzone 23 waarover ook de bovenarm 16 beschikt, wordt gevormd door de min of meer gladgemaakte rand van deze bovenarm 16 die, op afstand liggend van het corresponderende dwarsstuk 18, het dichtste ligt bij de middenbasis 15 van het U-vormige onderdeel 14.

45 Bij voorkeur zijn, zoals weergegeven, de stijve steunzones 23, 20 van de corresponderende armen 16, 17 in langsrichting ten opzichte van elkaar verschoven.

De arm 16 of 17 waaraan de elastisch vervormbare verankeringsmiddelen zijn bevestigd, is dezelfde waarvan de stijve steunzone het verste van het dwarsstuk 18 is gelegen; in de weergegeven uitvoeringsvorm is dit de onderarm 17.

50 De armen 16,17 hebben tén opzichte van het hen verbindende dwarsstuk 18 verschillende lengten, waarbij de bovenarm 16 de kortste is, en de onderarm 17 de langste.

In deze uitvoeringsvorm loopt bovendien de binnenrand van de beide armen 16,17 van een beugel 13 schuin, waarbij hij de andere arm 16, 17 nadert naarmate hij op afstand komt van het hen verbindende dwarsstuk 18.

55 De beide beugels zijn stijf, en hetzelfde geldt uiteraard voor het U-vormige onderdeel 14 waarvan de beugels 13 de zijvleugels vormen.

De middelen voor het koppelen van een ophanging 11 aan deze beugels 13, omvatten een schroefgat 25 3 193460 dat hiertoe is aangebracht op de middenbasis 15 van het U-vormige onderdeel 14 waartoe zij behoren.

Bij voorkeur ligt het schroefgat 25 op afstand van beide stijve steunzones 23, 20 van de armen 16, 17 van de beugels 13, aan de randzijde van het dwarsstuk 18, en uitstekend buiten het binnenoppervlak van de middenbasis 15 van het corresponderende U-vormige onderdeel 14, in het midden van de middenbasis 5 15.

De middelen om een ophanging 11 aan de beugels 13 te koppelen bestaan uit een tweede schroefgat 26 dat is aangebracht op een lip 27 die hiertoe haaks is aangebracht op het ene van zijn uiteinde van de middenbasis 15 van het betreffende U-vormige onderdeel 14.

Deze lip 27 bevindt zich aan het uiteinde van de middenbasis 15 dat is afgekeerd van de zijde daarvan 10 waar zich de dwarsstukken 18 bevinden.

Het U-vormige onderdeel 14 kan zijn uitgevoerd door het snijden en buigen van een strip staal.

De elastisch vervormbare verankeringsmiddelen die met de onderarmen 17 van de beugels 13 zijn verenigd, behoren tot een onderdeel 30 dat los van beide beugels 13 is aangebracht op het U-vormige onderdeel 14.

15 Dit onderdeel 30 is een elastische strip die is bevestigd met het ene van zijn uiteinden aan het uiteinde van de middenbasis 15 van het U-vormige onderdeel 14 en met het vrije uiteinde op afstand van de middenbasis 15, en dat ten minste gedeeltelijk uitsteekt tussen de armen 16, 17 van deze beugels 13.

In de figuren 1-6 heeft de elastische strip die het onderdeel 30 vormt, in dwarsrichting twee evenwijdige knikken 31, 32, waarbij de ene het gedeelte 33 begrenst waarmee zij is verbonden met de middenbasis 15 20 van het U-vormige onderdeel 14, terwijl de andere zich in de werkingszone 21 uitstrekt.

Het gedeelte 33 is verbonden met de middenbasis 15 door twee klemlippen 35 die afgebogen zijn uit de onderarmen 17 van de beugels 13, door plaatselijke uitsnijding daarvan.

Boringen 37 door onderdeel 30 en het U-vormige onderdeel 14 laten een stang toe voor het richten van het onderdeel 30 ten opzichte van het U-vormige onderdeel 14.

25 De werkingszone 21 van de veerkrachtige strip die het onderdeel 30 vormt, staat in de ruststand in hoofdzaak loodrecht op de middenbasis 15 van het U-vormige onderdeel 14.

Met twee punten 36, elk opgesteld aan een respectief uiteinde, kan de profielvleugel worden vastgeklemd.

Voor het plaatsen van een draagorgaan 12 volgens de uitvinding op een profielvleugel 10 is het 30 voldoende om hem, zoals schematisch weergegeven met gestreepte lijnen in figuur 5, te plaatsen aan de rechterzijde van het betreffende profiel daarvan, met de holte van zijn beugels 13 naar het profiel gekeerd, vervolgens krachtig bijvoorbeeld met behulp van een hamer hem te slaan volgens de pijp F1 van figuur 5, totdat, zoals weergegeven met getrokken lijn, het dwarsstuk 18 van de beugels 13 daarmee in aanraking komt.

35 Gedurende het aanbrengen wordt de veerkrachtige strip die het onderdeel 30 vormt, elastisch opzij geduwd.

De punten 36 van de elastisch vervormbare verankeringsmiddelen die het onderdeel 30 vormen, zijn gericht naar het dwarsstuk 18 van de beugels 13 en bieden weerstand tegen elke terugtrekking van het draagorgaan 12 dat op deze wijze op zijn plaats is gebracht, door te steunen tegen het betreffende 40 oppervlak van de aldus uitgeruste profielvleugel 10.

Het is vervolgens voldoende om door middel van schroeven in het schroefgat 25 de ophanging 11 te plaatsen.

Omdat de richting van de last F2 zich bevindt op afstand van de reacties F3, F4 is daarvan voor een draagorgaan 12 volgens de pijl F5 van figuur 5 een kantelkoppel het gevolg ten opzichte van de profiel-45 vleugel 10, die met zekerheid tot blokkering daarop wordt gebracht met een positieve steun zowel op het bovenoppervlak van de profielvleugel 10, door de bovenarmen 16 van de beugels 13, als op het onderop-pervlak van deze profielvleugel 10, door de onderarm 17 daarvan.

Het divergerende profiel van de binnenranden van de armen 16, 17 van de beugels 13 draagt bij aan het verkrijgen van een stijve steunzone 23, 20 die goed door deze is begrensd en voorkomt een willekeurige 50 andere samenwerking van deze binnenranden met de profielvleugel 10 gedurende het kantelen voor het blokkeren onder de last F2.

Ook is hierdoor het draagorgaan 12 volgens de uitvinding voor verschillende dikten van de profielvleugel geschikt.

Indien (figuur 6) het profiel zich bevindt in een verticale stand, vindt het plaatsen van het draagorgaan 12 55 volgens de uitvinding op dezelfde wijze als bij een horizontale profielvleugel plaats, doch voor het bevestigen van de ophanging 11 wordt dan de horizontaal staande lip 27 van de middenbasis 15 van het onderdeel 14 gebruikt.

Claims (5)

193460 4 In de in figuur 7 weergegeven uitvoeringsvariant strekken de binnenranden van de armen 16, 17 van de beugels 13 zich evenwijdig aan elkaar uit, de stijve steunzones 20, 23 van deze armen 16, 17 zijn gevormd door verdikkingen met afgerond profiel en het onderdeel 30 dat de elastisch vervormbare verankeringsmid-delen vormt loopt in hoofdzaak rechtlijnig schuin ten opzichte van de middenbasis 15 van het corresponde-5 rende U-vormige onderdeel, terwijl het aan één van de uiteinden bevestigd is aan lip 38 van middenbasis 15. 10

1. Draagorgaan voor het ophangen van een plafondgeraamte aan een draagconstructie, welke draagconstructie voorzien is van profielen met een bevestigingsflens, welk draagorgaan een in hoofdzaak U-vormige stijve beugel omvat voor het omgrijpen van de bevestigingsflens, waarbij een van de beide benen van de U-vormige beugel voorzien is van bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van een separaat klemorgaan, 15 dat ter verankering met de bevestigingsflens in aanraking te brengen is, waarbij de aanrakingszone van het klemorgaan met de bevestigingsflens verwijderd is van de aanrakingszone van het ene been met de bevestigingsflens, met het kenmerk, dat het klemorgaan (30) bestaat uit een elastisch vervormbare strip, en dat het draagorgaan (12) twee in hoofdzaak evenwijdig aan elkaar opgestelde, door een basisdeel (15) met elkaar verbonden identieke beugels (13) omvat, waarbij het klemorgaan (30) aan het basisdeel (15) 20 bevestigd is en tussen de overstaande benen (16, 17) van de beide U-vormige beugels reikt.

2. Draagorgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de uiteinden van de beide benen (16, 17) van de beide beugels (13) de aanrakingszones (23, 20) van de in hoofdzaak U-vormige beugels vormen.

3. Draagorgaan volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de binnenranden van de beide armen (16, 17. van de beugels (13) schuin lopen en elkaar naderen naarmate zij op grotere afstand komen van het 25 dwarsstuk (18) dat hen verbindt.

4. Draagorgaan volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de werkingszone (21) van de elastische strip (30) in rust in hoofdzaak loodrecht staat op de middenbasis (15) van het draagorgaan (12).

5. Draagorgaan volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de elastische strip in dwarsrichting twee evenwijdig aan elkaar lopende knikken (31, 32) bezit, waarbij de ene (31) de werkingszone (21) en de 30 andere (32) een bevestigingsgedeelte (33) ter bevestiging aan de middenbasis (15) begrenst. Hierbij 1 blad tekening