NL192995C - Schuiflade voor een opbergdoos van gegoten kunststof. - Google Patents

Description

1 192995

Schuiflade voor een opbergdoos van gegoten kunststof

De uitvinding betreft een samenstel van een kunststofdoos en een grendelinrichting welke kunststofdoos een huis en een daarin verschuifbaar opgenomen lade met een ladebak en een ladefront, welke grendel-5 inrichting is verbonden met het ladefront en een grendelnok heeft die verplaatsbaar is tussen een grendel-positie achter een rand van het huis, en een vrijgeefpositie, alsmede een bedieningsmiddel dat bedienbaar is aan de voorzijde van het ladefront voor het verplaatsen van de grendelnok.

Een dergelijk samenstei is bekend uit het Duitse ’’Offenlegungsschrift” 3.329.618. Dit bekende samenstel, waarin een cassette kan worden opgeborgen, heeft een lip door middel waarvan de lade wordt 10 vastgehouden achter een rand van het huis. Door de lade op te tillen, kan deze over de rand naar buiten worden geschoven.

Het nadeel van dit samenstel is dat het niet beveiligd kan worden tegen onbevoegd openen. Ook is het niet mogelijk om een dergelijke beveiliging achteraf aan te brengen.

Doel van de uitvinding is een dergelijk samenstel te verschaffen dat wel naar keuze beveiligd kan 15 worden. Dat doel wordt bereikt doordat de grendelinrichting een drager heeft die door middel van uit insteeknokken en snapnokken bestaande verbindingsmiddelen kan worden verbonden met het ladefront, in welk ladefront een met de drager overeenkomende verdieping is uitgespaard die, langs ten minste twee randen, uitsparingen voor het opnemen van de nokken van de drager heeft, en het huis van de doos en/of de lade een wegbreekbaar wanddeel heeft dat is omringd door een verzwakte rand, welk wanddeel na 20 wegbreken een opening biedt voor het doorlaten van de grendelnok.

De bij het samenstel volgens de uitvinding behorende kunststofdoos kan geleverd worden met een separaat toegevoegde grendelinrichting. De kunststofdoos kan daardoor naar keuze als een beveiligde danwel als een niet-beveiligde doos worden toegepast. Ook in het laatste geval heeft de doos een acceptabel uiterlijk, aangezien het ladefront ook zonder de daarin opgenomen grendelinrichting gesloten is. 25 De uitsparingen voor de nokken van de drager zijn onopvallend aanwezig in het ladefront, terwijl de voor de schoot van de grendelinrichting noodzakelijke grotere uitsparing gesloten kan blijven doordat het weg-breekbare wanddeel nog aanwezig is.

Het uit het Duitse ’Offenlegungsschrift” 2.862.082 bekende samenstel betreft een drager met een handgreep en een grendelinrichting die is aangebracht in een opening van een kastdeur. Bij dit samenstel 30 bestaat niet de mogelijkheid tot het al of niet aanbrengen van de drager, aangezien deze een noodzakelijk onderdeel van de deur vormt.

Uit het Amerikaanse octrooischrift 3.797.870 is een opberginrichting met een lade en een in een opening in de lade plaatsbare grendelinrichting bekend. Ook hierbij kan de grendelinrichting niet naar keuze worden weggelaten, aangezien dan een gat in de iade zou overblijven.

35 -

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, dat is weergegeven in de tekening, waarin is: figuur 1 een afbeelding in perspectief van de grendelinrichting en het voor het opnemen van deze vergrendelinrichting bestemde voorste gedeelte van een schuiflade.

40 figuur 2 een afbeelding in perspectief en in doorsnede van het voorste gedeelte van de schuiflade.

figuur 3 een langsdoorsnede van een schuiflade, voorzien van een grendelinrichting.

De in figuur 1 weergegeven grendelinrichting is voorzien van een drager in de vorm van een aan één zijde open langwerpig bakje van gegoten kunststof, zoals bijvoorbeeld polystyreen met een vrijwel overal gelijke 45 materiaaldikte. Dit, een rechthoekige vorm bezittende bakje omvat een verticale voorwand 1, twee verticale zijwanden 2 en 3, een horizontale onderste wand 4, een op de voorwand 1 aansluitend schuin bovenwand-gedeelte 5 en een op dit laatstgenoemde wandgedeelte aansluitend en evenwijdig aan de voorwand 1 gericht verticaal achterwandgedeelte 6. Het achterwandgedeelte 6 is voorzien van twee verticale nokvor-mige uitsteeksels 7 en 8. De zijwanden 2 en 3 zijn elk voorzien van een nokvormige verhoging 9 respectie-50 velijk 10 met een vanaf de achterrand van de betreffende wand in de richting van de voorwand 1 schuin naar buiten gericht zijvlak en een daarop aansluitend, evenwijdig aan de voorwand 1 gericht eindvlak. In de voorwand 1 is een door middel van een sleutel 12 te bedienen slot 11 aangebracht, waarvan de om een horizontale as draaibare schoot 13 vanuit het bakje naar buiten kan worden gedraaid door een in de horizontale wand 4 aangebrachte uitsnijding 14.

55 De voor het opnemen van de grendelinrichting bestemde schuiflade is hiertoe aan zijn voorzijde 15 voorzien van een rechthoekige holte 16, waarvan de dwarsafmetingen overeenkomen met die van de grendelinrichting met dien verstande, dat deze afmetingen zodanig zijn gekozen, dat de grendelinrichting

Claims (4)

192995 2 met een geringe speling in de holte kan worden aangebracht. De holte 16 wordt begrensd door een verticale bodem 17, twee verticale zijwanden 18 en 19, een horizontale bovenwand 20 en een horizontale onderwand 21. De bovenwand 20 is voorzien van twee rechthoekige uitsnijdingen 22 en 23. De zijwanden 18 en 19 zijn elk voorzien van een rechthoekige uitsnijding 24 respectievelijk 25.

5 Uit de in figuur 2 weergegeven dwarsdoorsnede blijkt, dat het voorste gedeelte van de schuiflade een constante wanddikte bezit en wordt gevormd door een profieldeel met zijwanden 18 tot en met 21 van de holte 16 en schuine omtrekswanden 26 en 27, welke als dekranden fungeren, terwijl voorts de achterwand 17 van dit profieldeel aan de voorwand van de eigenlijke schuiflade is vastgelast. In de horizontale onderwand 21 is een tong 27 gevormd, welke door een inkeping 28 met een verminderde materiaaldikte 10 met deze wand is verbonden en wordt ondersteund door een op de wand 17 gevormde ribbe 29. Tussen een gedeelte van de schuine wand 26 en de wand 17 is tegenover de tong 27 een ruimte 30 opengelaten. Om de grendelinrichting aan de schuiflade te kunnen bevestigen wordt eerst de tong 27 in de door de pijl F (figuur 2) aangeduide richting omhoog gebogen met behulp van een door de spleet 30 daarmede in aanraking gebracht mes of een schroevendraaier. De tong 27 kan hierbij over 90° worden omgebogen of 15 geheel worden afgebroken, teneinde zodoende een doorgangsopening voor de schoot 13 van het slot te vormen. Vervolgens wordt de grendelinrichting in een enigszins schuine stand in de holt 16 aangebracht en wel zodanig, dat de nokvormige uitsteeksels 7 en 8 daarvan in de uitsnijdingen 22 en 23 worden opgeno· | men. Hierna worden door het uitoefenen van een drukkracht op de voorzijde 1 van de grendelinrichting de nokvormige verhogingen 9 en 10 tussen de zijwanden 18 en 19 van de holte naar binnen gedrukt. Dit laatst 20 is op grond van de elasticiteit van de betreffende zijwanden zonder meer mogelijk. Door deze bewerking zullen de nokvormige verhogingen 9 en 10 uiteindelijk in de uitsnijdingen 9 en 10 vallen en daarbij een | snapverbinding tot stand brengen. De grendelinrichting is hierna vast met de schuiflade verbonden, terwijl i de voorzijde 1 daarvan in het vlak van de voorzijde 15 van de schuiflade is gelegen. De uitsnijding 14 van de grendelinrichting ligt hierbij tegenover de door het verwijderen van de tong 27 gevormde opening, zodat ! 25 de schoot 13 nu zodanig kan worden gedraaid, dat deze door de spleet 30 in ingrijping kan worden gebracht met een schootplaat 31, welke is aangebracht op de opbergdoos 32, in welke de schuiflade verschuifbaar is (figuur 3). j In het beschreven uitvoeringsvoorbeeld kunnen velerlei wijzigingen worden aangebracht zonder daarbij ! buiten het kader van de uitvinding te treden. Zo kunnen de nokvormige uitsteeksels en de nokvormige j 30 verhogingen van de grendelinrichting en ook de schoot van het slot op andere zijden van deze inrichting zijn aangebracht. Voorts is het mogelijk, de nokvormige uitsteeksels 7 en 8 weg te laten en in plaats daarvan op elk van de zijkanten 2 en 3 eveneens een nokvormige verhoging, zoals de nokvormige verhogingen 9 en 10 aan te brengen, teneinde de grendelinrichting alleen door middel van deze nokvormige verhogingen vast te zetten. Het is ook mogelijk om de grendelinrichting door middel van slechts twee nokvormige verhogingen of 35 door middel van een-nokvormig uitsteeksel op de ene zijde en een nokvormige verhoging op een tegenover liggende zijde daarvan vast te zetten. Verder kan de ribbe 29 worden weggelaten en kan de inkeping 28 zo diep worden gemaakt, dat de tong bij de eerste bediening van het slot voor het sluiten daarvan door de schoot van het slot naar beneden wordt omgebogen.

40 Tenslotte wordt opgemerkt, dat de drager voor het slot niet noodzakelijkerwijs de vorm van een aan één zijde open langwerpig bakje behoeft te bezitten, doch ook kan bestaan uit een vlakke rechthoekige plaat, die dan bijvoorbeeld aan de schuiflade kan worden bevestigd door middel van op twee tegenover liggende randen daarvan gevormde nokken, die in nabij de voorzijde 15 van de schuiflade in de zijwanden 20 en 21 van de holte gevormde openingen kunnen worden gedrukt. 45

1. Samenstel van een kunststofdoos en een grendelinrichting welke kunststofdoos een huis en een daarin 50 verschuifbaar opgenomen lade met een ladebak en een ladefront, welke grendelinrichting is verbonden met het ladefront en een grendelnok heeft die verplaatsbaar is tussen een grendelpositie achter een rand van het huis, en een vrijgeefpositie, alsmede een bedieningsmiddel dat bedienbaar is aan de voorzijde van het ladefront voor het verplaatsen van de grendelnok, met het kenmerk, dat de grendelinrichting een drager heeft die door middel van uit insteeknokken (7, 8) en snapnokken (9,10) bestaande verbindingsmiddelen 55 kan worden verbonden met het ladefront, in welk ladefront een met de drager overeenkomende verdieping (16) is uitgespaard die, langs ten minste twee randen, uitsparingen (22-25) voor het opnemen van de 3 192995 nokken (7-10) van de drager heeft, en het huis van de doos en/of de lade een wegbreekbaar wanddeel (27) heeft dat is omringd door een verzwakte rand, welk wanddeel (17) na wegbreken een opening biedt voor het doorlaten van de grendelnok (13). Hierbij 2 bladen tekening