NL192869C - Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam. - Google Patents

Description

1 192869

Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam, omvattende een analoog gedeelte voorzien van een brugnetwerk met 5 aan een zijde hiervan een eerste weerstandsarm die in serie is geschakeld met een tweede weerstandsarm met aan een andere zijde hiervan een eerste spanningsarm die in serie is geschakeld met een tweede spanningsarm, waarbij tussen het knooppunt van de eerste en tweede weerstandsarm en het knooppunt van de eerste en tweede spanningsarm een serieschakeling van een getransistoriseerde versterker-schakeling en een stroomaangevend orgaan is opgenomen, welk stroomaangevend orgaan veranderingen 10 in de balans van het brugnetwerk aangeeft, waarbij de eerste weerstandsarm eerste en tweede met een levend lichaam te verbinden elektroden omvat en de tweede weerstandsarm een variabele weerstand voor het ijken van brugnetwerk omvat, waarbij het analoge gedeelte verder een bereikstuurinrichting en middelen voor het aan de inrichting toevoeren van elektrische energie omvat en met een digitaal gedeelte.

Een inrichting van deze soort is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.459.995.

15 Deze bekende inrichting is voorzien van een relatief eenvoudige versterkerschakeling hetgeen resulteert in nadelen zoals een slechte stabiliteit en lage gevoeligheid. In het bijzonder is de inrichting ruisachtig, is het moeilijk om nauwkeurig de positie van stuurwaarden af te lezen en zijn er geen voorzieningen getroffen voor een bedieningspersoon om ogenblikkelijk te controleren of variaties in het meetsignaal het resultaat van veranderingen in het levende lichaam of een storing in de apparatuur zijn, zonder de totale inrichting 20 opnieuw te hoeven ijken. De bekende inrichting bevat voorts een relatief complexe voedingsbron.

Aan de uitvinding ligt derhalve de opgave ten grondslag te voorzien in een inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam, welke inrichting een grote stabiliteit en hoge gevoeligheid, weinig ruis, eenvoudige stuurorganen, een enkele voedingsbron en een nauwkeurige weergave van de positie van de stuurwaarden bezit.

25 Een inrichting van een in de aanhef genoemde soort wordt hiertoe volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de bereikstuurinrichting een eerste sectie van een potentiometer met twee secties omvat, waarbij de eerste sectie van de potentiometer een schuifcontact heeft dat elektrisch met de eerste elektrode is verbonden, waarbij de tweede elektrode elektrisch met de tweede weerstandsarm is verbonden, waarbij de versterkerschakeling een als emittervolger geschakelde eerste transistor, een operationele versterker en een 30 derde transistor omvat die met de uitgang van de emittervolger is verbonden, waarbij een ingang van de operationele versterker met de emitter van de eerste transistor is verbonden en de uitgang van de operationele versterker met de basis van de eerste transistor is verbonden en de collector van de derde transistor een uitgang van de versterkerschakeling vormt, alsmede een variabele weerstandsterugkoppeltak die de uitgang van de operationele versterker met de andere ingang van de operationele versterker 35 verbindt, waarbij het digitaal gedeelte een vergelijker omvat, een tweede sectie van de potentiometer met twee secties, waarbij een schuifcontact van de tweede sectie met een ingang van de vergelijker is gekoppeld, een omkeerbare teller die met de uitgang van de vergelijker is gekoppeld, een eerste teller die met de opwaartse teluitgang van de omkeerbare teller is gekoppeld, een eerste aanstuurorgaan dat met de uitgang van de eerste teller is gekoppeld, een eerste digitaal weergeeforgaan dat door het eerste aanstuur-40 orgaan wordt aangestuurd voor het weergeven van de totale rotatie in een richting van de tweede sectie van de potentiometer, een tweede teller die met zowel de opwaartse als de neerwaartse teluitgangen van de omkeerbare teller is gekoppeld, een tweede aanstuurorgaan dat met de uitgang van de tweede teller is gekoppeld, een digitaal-naar-analoog-omzetter met een ingang die met de uitgang van de tweede teller is gekoppeld en met een uitgang die met een andere ingang van de vergelijker is gekoppeld voor het 45 toevoeren van een vergelijkingswaarde aan de vergelijker en een tweede digitaal weergeeforgaan dat wordt aangestuurd door het tweede aanstuurorgaan voor het weergeven van een geldende positie van de tweede sectie van de potentiometer, waarbij de middelen voor het aan de inrichting toevoeren van elektrische energie een verdere operationele versterker en een spanningsgestuurd variabel weerstandsorgaan dat door een uitgangsspanning van de verdere operationele versterker wordt gestuurd, omvatten.

50 Deze inrichting omvat een analoog gedeelte, een digitaal gedeelte en een voedingsbrongedeelte voor zowel het digitale als het analoge gedeelte. De combinatie van de verbeterde versterkerschakeling en een digitale weergeefinrichting maken het mogelijk om de positie van de belangrijke stuurwaarden met hoge nauwkeurigheid en stabiliteit te meten en aan te geven.

Bij gebruik van de inrichting geeft het eerste digitale weergeeforgaan de totale hoeveelheid aan waarover 55 een potentiometer is gedraaid en geeft het tweede digitale weergeeforgaan de positie van de loper van de potentiometer aan. Op deze wijze kan een nauwkeurige indicatie van de positie van de stuurorganen en van de werking van de inrichting aan de bedieningspersoon worden aangegeven.

192869 2

In een voor gebruik in de inrichting volgens de uitvinding bijzonder stabiele voedingsbron omvat het spanningsgestuurde variabele weerstandsorgaan een door de uitgangsspanning van de operationele versterker gestuurde MOSFET, waarvan de poort met de uitgang van de verdere operationele versterker is gekoppeld.

5 In een voorkeursuitvoering heeft de inrichting volgens de uitvinding het kenmerk, dat deze verder een schakelorgaan omvat voor het loskoppelen van de elektroden van het brugnetwerk en voor het in de plaats hiervan opnemen van een vaste weerstand, waarbij kan worden bepaald of schommelingen op het stroomaangevende orgaan een resultaat van veranderingen in de weerstand van het levende lichaam zijn of een storing in de inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend 10 lichaam.

Voor het ogenblikkelijk bepalen of de schommelingen in de meetwaarden van de inrichting het resultaat van storingen in de apparatuur of veranderingen in het levende lichaam zijn, is de inrichting in een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding gekenmerkt, doordat deze verder een schakelorgaan omvat en een verbindingsorgaan dat met de versterkerschakeling is gekoppeld, waarbij de veranderingen in de 15 weerstand van het levende lichaam kunnen worden geregistreerd in een computer en de geregistreerde veranderingen zonodig op het stroomaangevende orgaan kunnen worden weergegeven.

In een weer verdere uitvoeringsvorm is de inrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat deze verder een schakelorgaan omvat dat is aangebracht tussen de eerste sectie van de potentiometer met twee secties en de rest van het analoge gedeelte en tussen de tweede sectie van de potentiometer met twee 20 secties en de rest van het digitale gedeelte en een op afstand geplaatste tweede potentiometer met twee secties die zodanig met het schakelorgaan is verbonden, dat het analoge en digitale gedeelte afwisselend met de potentiometer met twee secties en de tweede potentiometer met twee secties kunnen worden verbonden.

25 De hierboven genoemde kenmerken en doelen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijker worden met betrekking tot de volgende beschrijving wanneer deze in combinatie met de volgende tekening wordt genomen, waarbij dezelfde verwijzingsgetallen dezelfde elementen aangeven en waarin: figuur 1 een schakelschema van het analoge gedeelte van de inrichting is; figuur 2 een schema van het digitale gedeelte van de inrichting is; en 30 figuur 3 een modificatie van de in figuren 1 en 2 bij de streeplijn 3-3 getoonde schema’s is.

Verwijzend naar figuur 1 is daarin een schakelschema van het analoge gedeelte van een inrichting voor het meten en aangeven van de weerstand van een levend lichaam in overeenstemming met wat de onderhavige uitvinding leert, getoond. In figuur 1 is de inrichting voorzien van een niet-geaarde normaal gesloten 35 klink J1. Over de klink J1 is parallel een weerstand 2 verbonden. De weerstand 2 is gekoppeld met de normaal gesloten klink J1, zodat wanneer een steker in de klink J1 wordt gebracht, de weerstand 2 over de klink J1 wordt losgekoppeld. De kraag van de klink J1 is verder verbonden met het normaal gesloten contact van schakelaar SW1. Schakelaar SW1 is een drukknopschakelaar en het beweegbare contact van de drukknopschakelaar SW1 is verbonden met de basis van transistor TR1. Het andere normaal geopende 40 contact van drukknopschakelaar SW1 is verbonden met de punt van klink J1 via weerstand 4.

De basis van de transistor TR1 is verder verbonden met een variabele weerstand 8. De andere zijde van de variabele weerstand 8 is terugverbonden met de punt van klink J1 door middel van de serieverbinding van weerstand 10 en weerstand 12. De punt van klink J1 is eveneens verbonden met de loper van potentiometersectie P1A van mechanisch gekoppelde potentiometer P1. Een klem van potentiometersectie 45 P1A is verbonden met de basis van transistor TR1 via de serieverbinding van weerstanden 14 en 16. De andere klem van potentiometersectie P1A is verbonden met de inverterende ingang van operationele versterker 26 via de serieverbinding van weerstand 18 en weerstand 22. Het verbindingspunt tussen weerstand 18 en de weerstand 22 is verder verbonden met de anode van zenerdiode Z1.

De zijde van weerstand 16 die tegengesteld is verbonden vanaf de basis van transistor TR1 en de 50 collector van transistor TR1 zijn beide met elkaar verbonden via weerstand 36 en zijn verbonden met een negatieve klem van de batterij B1. Het verbindingspunt tussen weerstand 10 en 12 is verder verbonden met de kathode van zenerdiode Z1 via de serieverbinding van vaste weerstand 46 en variabele weerstand 28.

De emitter van transistor TR1 is verbonden met respectievelijk de kathode van zenerdiode Z1 via weerstand 50 en met de niet-inverterende ingang van operationele versterker 26 via weerstand 52.

55 De niet-inverterende ingang van versterker 26 is verbonden met de negatieve klem van batterij B1 via weerstand 54 en de inverterende ingang van versterker 26 is eveneens verbonden met de negatieve klem van batterij B1 via weerstand 56. De niet-inverterende ingang van versterker 26 is via variabele weerstand 3 192869 58 verbonden met de kathode van zenerdiode Z1. De uitgang van versterker 26 is verder via schakelaar SW2 verbonden met de basis van transistor TR3. De basis van transistor TR3 is verder respectievelijk verbonden met de anode van de zenerdiode Z1 via weerstand 59 en met de negatieve klem van batterij B1 via weerstand 60. De collector van transistor TR3 is verbonden met contact 62 van schakelaarsectie SW3A 5 van schakelaar SW3.

De inverterende ingang van versterker 26 is verder via weerstand 30 verbonden met de emitter van transistor TR3. Ook is de emitter van transistor TR3 verbonden met de kathode van zenerdiode Z1 via variabele weerstand 32.

Schakelaarcontact 70 is verder respectievelijk verbonden met de negatieve klem van meter M1, de 10 negatieve zijde van batterij B1 via weerstand 62 en met contact 84 van schakelaarsectie SW3A via variabele weerstand 86 en vaste weerstand 88. Contact 84 is verder verbonden met de plusklem van meter M1. Schakelaarcontact 90 van schakelaarsectie SW3B is via vaste weerstand 92 en variabele weerstand 94 verbonden met de kathode van zenerdiode Z1.

De basis van transistor TR3 is verbonden met het vaste schakelaarcontact van schakelaar SW2. Het 15 overblijvende contact van schakelaar SW2 is verbonden met de computerverbinding 42. Ook is via schakelaar SW4 de uitgang van operationele versterker 26 verbonden met de computerverbinding 42.

Een oplader C1 voor het opladen van de batterij B1 is verbonden over de batterij B1 en wordt eveneens gevoed via een elektriciteitssnoer en steker 96. De positieve zijde van de batterij B1 is verbonden met het schakelaarcontact 98 van schakelaarsectie SW3B. Contact 100 van schakelaarsectie SW3B is verbonden 20 met schakelaarcontact 102 en verder via weerstand 104 met de anode van zenerdiode Z2. De anode van zenerdiode Z2 is verbonden met de aarde en de kathode van zenerdiode Z2 is verbonden met de bronelektrode van MOSFET 106. De afvoerelektrode van MOSFET 106 is verbonden met de anode van zenerdiode Z1. De poort- of stuurelektrode van MOSFET 106 is verbonden met en wordt gestuurd door de uitgang van operationele versterker 108.

25 De afvoerelektrode van MOSFET 106 is verder verbonden met de positieve voedingsklem van de operationele versterker 108 en met een ingang van de operationele versterker 108 via weerstand 110. Deze zelfde ingang van de operationele versterker 108 is via weerstand 112 verbonden met de negatieve klem van batterij B1. De negatieve voedingsklem van de operationele versterker 108 is verbonden met de negatieve klem van batterij B1. Verder is de andere ingang van de operationele versterker 108 verbonden 30 met de kathode van zenerdiode Z3 en de anode van zenerdiode Z3 is verbonden met de negatieve klem van batterij B1. De kathode van zenerdioden Z1 en Z3 zijn via weerstand 114 aan elkaar gekoppeld.

Nu verwijzend naar de in figuur 2 getoonde digitale sectie omvat het digitale gedeelte een potentiometersectie P1B die de andere helft van de mechanisch gekoppelde potentiometer P1 is en in overeenstemming met potentiometer P1A draait, die is aangebracht in de analoge sectie. De batterij B1 is verbonden over de 35 potentiometersectie P1B en het beweegbare contact van de potentiometer P1B is verbonden met de ingang van een vergelijker 120. Het uitgangssignaal van de vergelijker 120 is een positief signaal, indien het ingangssignaal vanaf de potentiometersectie P1B groter is dan het te vergelijken signaal, negatief indien de uitgangsspanning vanaf de potentiometersectie P1B kleiner is dan de te vergelijken referentie en nul indien ze gelijk zijn. Het uitgangssignaal van vergelijker 120 wordt toegevoerd aan een omkeerbare teller 122. De 40 omkeerbare teller telt opwaarts bij de aanlegging van een positief signaal en telt neerwaarts bij de aanlegging van een negatief signaal. Die opwaartse telklem van omkeerbare teller 122 is verbonden met de opwaartse telingangsklemmen van vergelijkers 124 en 126. De neerwaartse teluitgang van teller 122 is alleen verbonden met de neerwaartse telingang van teller 126. De uitgang van teller 124 is verbonden met een digitaal weergeeforgaanaanstuurorgaan 128 en digitaal weergeeforgaanaanstuurorgaan 128 stuurt een 45 digitaal weergeeforgaan 130 aan. Het digitale weergeeforgaan 130 kan welk type digitaal weergeeforgaan dan ook zijn, maar dient de voorkeur hebbend een weergeeforgaan van het vloeibaar kristaltype te zijn vanwege het lage energieverbruik.

De uitgang van teller 126 is verbonden met de ingang van een digitaal weergeeforgaanaanstuurorgaan 132 dat een tweede digitaal weergeeforgaan 134 aanstuurt. Opnieuw van het digitste weergeeforgaan 134 50 welk type digitaal weergeeforgaan dan ook zijn, maar is de voorkeur hebbend een weergeeforgaan van het vloeibaar kristaltype ten gevolge van het lage energieverbruik.

Het uitgangssignaal van teller 126 wordt verder toegevoerd aan een digitaal-naar-analoogomzetter 136. De uitgang van de digitaal-naar-analoogomzetter 136 is verbonden met de andere ingang van vergelijk er 120 en voorziet in het terugkoppelvergelijkingssignaal voor de vergelijker 120. Het dient voor een vakman 55 op dit gebied van de techniek duidelijk te zijn dat de werking van het digitale gedeelte wordt gestuurd door een (niet-getoond) kloksignaal op een manier die goed bekend in de techniek is. Daarenboven kan, zoals eveneens goed bekend is in de techniek, het kloksignaal worden gebruikt door de tellers 122,124 en 126 192869 4 om hun telwerking uit te voeren.

Verwijzend naar figuren 1 en 2 wordt in bedrijf de inrichting aangeschakeld door de schakelaar SW3 te benutten. Vervolgens worden de elektroden met de inrichting verbonden door de steker PL1 in de klink J1 te brengen en wordt een levend lichaam met de elektroden verbonden. De elektroden zijn dan een deel van 5 het brugnetwerk en de brug wordt aanvankelijk in balans gebracht door variabele weerstand 8 te benutten. De transistoren TR1 en TR3 vormen tezamen met operationele versterker 26 een transistorversterker die de variaties in de balans van het brugnetwerk die worden veroorzaakt door veranderingen in de weerstand van het levende lichaam versterkt. Om de ruis in de transistorversterker zo laag mogelijk te houden worden transistoren van de siliciumtype benut in plaats van germanium. Variabele weerstand 30 wordt benut om de 10 naald van de meter M1 binnen het afleesbereik in te stellen door het veranderen van de versterkingsfactor van de operationele versterker 26 en variabele weerstand 32 wordt ingesteld om de versterker 26 in balans te brengen, zodat een stabiel en consistent uitgangssignaal op de meter M1 kan worden vertegenwoordigd. In een de voorkeur hebbende opbouw zou de variabele weerstand 32 een potentiometer van het antilogtype zijn. Het uitgangssignaal van de transistorversterker vanaf transistor TR3 wordt toegevoerd aan de meter 15 M1 alwaar dit wordt weergegeven.

Op de meter M1 wordt een bepaald insteipunt en de waarde van potentiometersectie P1A ingesteld door het roteren van de besturing die behoort bij potentiometer P1, zodat de wijzer van de meter M1 een bepaald insteipunt aanwijst. Wanneer de weerstand van het levende lichaam verandert, wordt de potentiometer P1 gedraaid, teneinde de weerstand van potentiometersectie P1A te vergroten of verkleinen om de naald M1 20 gericht op het bepaalde insteipunt te houden.

Verder kunnen gedurende weergave op de meter M1 van de weerstand van het levende lichaam zekere plotselinge of onjuiste bewegingen van de naald optreden. Het is wenselijk onmiddellijk en ogenblikkelijk te kunnen vaststellen of deze variaties het resultaat van feitelijke veranderingen in het levende lichaam of een of andere storing in de inrichting zijn. De schakelaar SW1 is tezamen met weerstand 4 voor dit doel 25 aangebracht. Met de drukknopschakelaar SW1 in de normale conditie zijn de elektroden en het levende lichaam met de inrichting verbonden. Wanneer de drukknop SW1 is ingedrukt, is een weerstand verbonden met de ingang van het brugnetwerk en is de klink J1 van de inrichting losgekoppeld. Indien de onjuiste schommelingen van de naald van de meter M1 voortduren, dan is het onmiddellijk duidelijk voor de bedieningspersoon dat de inrichting op een of andere manier defect is. Indien anderzijds de schommelingen 30 in de naald plotseling stoppen, weet de bedieningspersoon dat het levende lichaam veranderingen in weerstand ondergaat, die worden weergegeven op de meter M1.

Daarenboven kan het bij sommige toepassingen wenselijk zijn om de inrichting met een computer te verbinden. Voor dit doel is voorzien in de schakelaars SW2 en SW4 tezamen met de verbinding 42. De computerverbinding 42 is verbonden met een computer en omvat verder zelf operationele versterkers, 35 buffers en impedantieaanpasnetwerken, die vereist zijn om de computer met de uitgang van de operationele versterker 26 en met de basis van de transistor TR3 te verbinden, zodat de computer niet alleen gegevens in de vorm van het uitgangssignaal vanaf versterker 26 kan ontvangen, maar eveneens gegevens kan toevoeren in de vorm van een signaal aan de basis van de transistor TR3.

De oplader C1 is over batterij B1 verbonden, die een gebruikelijke heroplaadbare batterij kan zijn, zoals 40 een nikkelcadmiumbatterij. Om vermogen aan de analoge en digitale sectie toe te voeren, is de batterij in essentie aangebracht over weerstand 104, MOSFET 106 en zenerdiode Z1 naar aarde. Het niveau van de spanning die optreedt op de kathode van zenerediode Z1 wordt ingesteld door MOSFET 106 die op de beurt wordt gestuurd door het uitgangssignaal van operationele versterker 108. In het bijzonder wordt het uitgangssignaal van de operationele versterker 108 toegevoerd aan de poortelektrode van MOSFET 106 en 45 als een resultaat stelt de grootte van de uitgangsspanning vanaf operationele versterker 108 de weerstand van de MOSFET 106 in. Door het instellen van de weerstand van MOSFET 106 kan de spanningsval over de MOSFET 106 worden gestuurd, resulterend in besturing van de spanning op de kathode van zenerdiode Z1. De spanning die optreedt op de kathode van zenerdiode Z3 wordt gelegd aan één einde van een ingang van de operationele versterker en wordt vergeleken met de spanning die is gelegd aan het andere 50 einde van de klem van de operationele versterker 108 die wordt gezonden door het spanningsdelernetwerk die weerstanden 110 en 112 omvat. Met deze inrichting kan een stabiele spanning worden toegevoerd voor het voeden van het analoge en digitale gedeelte en eveneens voor het toevoeren van de vereiste spanningen aan het brugnetwerk. Verder maakt deze schakelingsinrichting het mogelijk dat de batterij B1 van een spanning kan zijn die wezenlijk hoger is dan de vereisten van de schakelingsinrichting, zodat terwijl de 55 batterij wordt ontladen en de spanning afneemt, de inrichting door gaat met efficiënt en stabiel over een breedspanningswerk voor de batterij B1 te werken. Deze spanning van de batterij B1 is gelijk aan de maximale spanningsval over MOSFET 106 plus de minimale spanning om het apparaat stabiel te laten 5 192869 werken.

Naast het voeden van zowel de analoge als digitale sectie van de inrichting voedt de batterij B1 verder de operationele versterker 108. Daarenboven zijn de spanningen die optreden op de kathode en anode van de zenerdiode Z1 zeer stabiel en voorzien in de spanningsarmen van het brugnetwerk.

5 In het digitale gedeelte van de inrichting draait de rotatie van de regelknop op de potentiometer P1 zowel de potentiometersectie P1A als potentiometersectie P1B in overeenstemming. Aangezien een spanning is aangelegd over de potentiometer P1B veroorzaakt de beweging van de variabele loper van de potentiometer een op de ingang van de vergelijker 120 optredende verschillende spanning. Dit ingangssignaal van de vergelijker 120 wordt vergeleken met een of andere andere referentiewaarde door de vergelijker 120 en een 10 uitgangssignaal dat hetzij positief, hetzij negatief, hetzij negatief, hetzij nul is, wordt opgewekt door de vergelijker op basis van of van de ingangsspanning vanaf potentiometer P1B respectievelijk hetzij groter dan, hetzij kleiner dan, hetzij gelijk is aan de referentiespanning. Het uitgangssignaal van de vergelijker 120 wordt toegevoerd aan omkeerbare teller 122 en de omkeerbare teller 122 telt opwaarts op basis van een positief signaal, neerwaarts op basis van een negatief signaal en maakt geen verandering op basis van de 15 aanlegging van een nulsignaal. De opwaartse telwaarde van de omkeerbare teller 122 wordt toegevoerd aan de opwaartse telingang van teller 124 die in essentie de telwaarde accumuleert. Dienovereenkomstig is het getal dat is vervat in de teller 124 de geaccumuleerde telwaarde en geeft de hoeveelheid aan die potentiometer P1B in totaal is gedraaid. Teller 124 voert een uitgangssignaal toe aan een digitaal weergeef-orgaanaanstuurorgaan 128 dat op zijn beurt een digitaal weergeeforgaan 130 aanstuurt, dat in feite de 20 totale geaccumuleerde telwaarde aan de bedieningspersoon aangeeft.

De opwaartse en neerwaartse telwaardeuitgangssignalen van omkeerbare teller 122 worden respectievelijk toegevoerd aan de opwaartse en neerwaartse telingangen van teller 126. Dienovereenkomstig telt teller 126 opwaarts en neerwaarts in overeenstemming met omkeerbare teller 122. Dientengevolge geeft de telwaarde die in teller 126 is vervat de positie van de loper van potentiometer P1B aan. Deze telwaarde 25 wordt toegevoerd aan digitaal weergeeforgaanaanstuurorgaan 132 dat op zijn beurt een digitaal weergeeforgaan 134 aanstuurt. Daarenboven wordt het uitgangssignaal van teller 126 toegevoerd aan een digitaal-naar-analoogomzetter 136 die de telwaarde omzet in een analoge spanning. Deze analoge spanning wordt toegevoerd aan de referentieingang van de vergelijker 120 en wordt vergeleken met de spanning vanaf de potentiometersectie P1B. Dientengevolge wordt in een terugkoppelsysteem met gesloten lus voorzien voor 30 het regelen van de nauwkeurigheid van de telwaarde.

Aangezien de totale accumulatieve telwaarde wordt weergegeven door het digitale weergeeforgaan 130 en een telwaarde die de positie van de loper van potentiometer P1B aangeeft wordt weergegeven door digitaal weergeeforgaan 134, kan een nauwkeurige indicatie van de positie van de besturingen en van de werking van de inrichting aan de bedieningspersoon worden gegeven. Het dient eveneens duidelijk te zijn, 35 dat hoewel het digitale weergeeforgaan 134 de positie van potentiometer P1B aangeeft, deze eveneens de positie van potentiometer P1A aangeeft, aangezien ze mechanisch zijn gekoppeld op de potentiometer P1. Bovendien kan, wanneer de hierboven beschreven inrichting wordt gebruikt en wanneer het wordt gewenst een andere behandeling van hetzij hetzelfde levende lichaam, hetzij een ander levend lichaam uit te voeren een terugzetsignaal worden toegevoerd aan de omkeerbare teller 122 en de tellers 124 en 126 om ze terug 40 op nul te zetten. Nadat dit is gedaan kan het totale proces opnieuw worden herhaald.

Verder wordt, indien wordt gewenst het uitgangssignaal van de operationele versterker 26 op een computer te registreren, de schakelaar SW2 in de open positie gezet en de schakelaar SW4 gesloten. Op deze manier kan het uitgangssignaal vanaf de operationele versterker 26 worden toegevoerd aan een computer voor het registreren van een analyse door middel van de verbinding 42. Indien het wordt gewenst 45 het eerder geregistreerde uitgangssignaal van de versterker 26 op de meter M1 van de inrichting weer te geven, wordt de schakelaar SW2 in de positie gezet om de verbinding 42 met de basis van de transistor TR3 te verbinden. Ook wordt de schakelaar SW4 geopend. Op deze wijze kan een uitgangssignaal vanaf een computer worden toegevoerd aan de basis van de transistor TR3 en op de meter M1 worden weergegeven. Het dient eveneens duidelijk te zijn dat indien de computer een digitale computer is, analoog-naar-50 digitaal en digitaal-naar-analoogschakelingen zouden worden benut in de verbinding 42 om de geschikte omzettingen van het uitgangssignaal vanaf de versterker 26 en het uitgangssignaal vanaf de digitale computer te maken.

Hoewel de schakelingen van het digitale gedeelte als blokken zijn getoond, dient het een vakman op dit gebied duidelijk te zijn dat deze schakelingen kunnen worden geïmplementeerd met standaard- en goed 55 bekende digitale inrichtingen die bekend in de techniek zijn; het verdient echter de voorkeur dat de digitale inrichtingen die worden geselecteerd om deze functies uit te voeren een laag vermogensverbruik hebben en bij voorkeur van het CMOS-type zijn. Daarenboven kunnen, zoals eerder is toegelicht, de digitale weergeef-

Claims (5)

192869 6 organen 130 en 134 digitale weergeeforganen van welk type dan ook zijn, maar verdient het de voorkeur dat de digitale weergeeforganen een laag energieverbruik hebben, zoals vloeibaarkristalweergeeforganen. Verwijzend naar figuur 3 is daarin een modificatie van de schema’s van figuren 1 en 2 langs de streeplijn 3-3 aangegeven. In het bijzonder zijn de verbindingen die normaal zijn gelegd aan de meervoudige 5 potentiometer P1 gemaakt met het vaste schakelaarcontact van meerpolige twee standen schuifschakelaar SW5. De contacten van één positie van de meerpolige twee standen schakelaar SW5 zijn direct met variabele weerstanden P1B en P1A van meervoudige potentiometer P1 verbonden. Deze meervoudige potentiometer P1 bevindt zich op dezelfde manier in de inrichting als in de constructie van figuur 1, maar is via de meerpolige tweestandenschuifschakelaar SW5 met de schakelingsinrichting verbonden. Een zich op 10 afstand bevindende meervoudige, mechanisch gekoppelde potentiometer P1' die bestaat uit potentiometers P1B' en PIA' is verbonden met de contacten van de andere stand van de meerpolige tweestandenschuifschakelaar SW5. Op deze manier zal een op afstand geplaatste meervoudige potentiometer P1' via bekabeling met de inrichting kunnen worden verbonden en kan een steker worden geselecteerd om de inrichting via de meerpolige tweestandenschuifschakelaar SW5 te sturen. 15 Het dient duidelijk te zijn dat de schakelaars in de inrichting die in figuren 1 en 3 zijn getoond, elektronisch zouden kunnen worden geïmplementeerd onder gebruikmaking van transistoren, poortschakelingen, relais en geïntegreerde schakelingen. Samenvattend wordt voorzien in een inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam, die is voorzien van een analoog gedeelte, een digitaal gedeelte en een 20 bron van vermogen voor het toevoeren van stabiel vermogen aan het analoge en digitale gedeelte. Het analoge gedeelte is voorzien van een brugnetwerk dat is voorzien van een potentiometer voor het instellen van een referentieniveau voor de inrichting. Het digitale gedeelte is voorzien van de potentiometer die samen met de potentiometer waarin is voorzien in het analoge gedeelte draait en een digitale verwerkings-schakelingsinrichting en digitale weergeeforganen voor het bepalen en weergeven van een telwaarde die de 25 positie van de potentiometers aangeeft en de totale hoeveelheid rotatie van de potentiometer. Daarenboven zou een computer kunnen worden gekoppeld met de inrichting voor het registreren of reproduceren van de veranderingen in de weerstand van het levende lichaam. 30 Conclusies

1. Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam, omvattende een analoog gedeelte voorzien van een brugnetwerk met aan een zijde hiervan een eerste weerstandsarm die in serie is geschakeld met een tweede weerstandsarm met aan een andere zijde hiervan 35 een eerste spanningsarm die in serie is geschakeld met een tweede spanningsarm, waarbij tussen het knooppunt van de eerste en tweede weerstandsarm en het knooppunt van de eerste en tweede spanningsarm een serieschakeling van een getransistoriseerde versterkerschakeling en een stroomaangevend orgaan is opgenomen, welk stroomaangevend orgaan veranderingen in de balans van het brugnetwerk aangeeft, waarbij de eerste weerstandsarm eerste en tweede met een levend lichaam te verbinden elektroden omvat 40 en de tweede weerstandsarm een variabele weerstand voor het ijken van het brugnetwerk omvat, waarbij het analoge gedeelte verder een bereikstuurinrichting en middelen voor het aan de inrichting toevoeren van elektrische energie omvat en met een digitaal gedeelte, met het kenmerk, dat de bereikstuurinrichting een eerste sectie van een potentiometer met twee secties omvat, waarbij de eerste sectie van de potentiometer een schuifcontact heeft dat elektrisch met de eerste elektrode is verbonden, waarbij de tweede elektrode 45 elektrisch met de tweede weerstandsarm is verbonden, waarbij de versterkerschakeling een als emittervol-ger geschakelde eerste transistor, een operationele versterker en een derde transistor omvat die met de uitgang van de emittervolger is verbonden, waarbij een ingang van de operationele versterker met de emitter van de eerste transistor is verbonden en de uitgang van de operationele versterker met de basis van de eerste transistor is verbonden en de collector van de derde transistor een uitgang van de versterker-50 schakeling vormt, alsmede een variabele weerstandsterugkoppeltak die de uitgang van de operationele versterker met de andere ingang van de operationele versterker verbindt, waarbij het digitaal gedeelte een vergelijker omvat, een tweede sectie van de potentiometer met twee secties, waarbij een schuifcontact van de tweede sectie met een ingang van de vergelijker is gekoppeld, een omkeerbare teller die met de uitgang van de vergelijker is gekoppeld, een eerste teller die met de opwaartse teluitgang van de omkeerbare teller 55 is gekoppeld, een eerste aanstuurorgaan dat met de uitgang van de eerste teller is gekoppeld, een eerste digitaal weergeeforgaan dat door het eerste aanstuurorgaan wordt aangestuurd voor het weergeven van de totale rotatie in een richting van de tweede sectie van de potentiometer, een tweede teller die met zowel de 7 192869 opwaartse als de neerwaartse teluitgangen van de omkeerbare teller is gekoppeld, een tweede aanstuur-orgaan dat met de uitgang van de tweede teller is gekoppeld, een digitaal-naar-analoog-omzetter met een ingang die met de uitgang van de tweede teller is gekoppeld en met een uitgang die met een andere ingang van de vergelijker is gekoppeld voor het toevoeren van een vergelijkingswaarde aan de vergelijker en een 5 tweede digitaal weergeeforgaan dat wordt aangestuurd door het tweede aanstuurorgaan voor het weergeven van een geldende positie van de tweede sectie van de potentiometer, waarbij de middelen voor het aan de inrichting toevoeren van elektrische energie een verdere operationele versterker en een spannings-gestuurd variabel weerstandsorgaan dat door een uitgangsspanning van de verdere operationele versterker wordt gestuurd, omvatten.

2. Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het spanningsgestuurde variabele weerstandsorgaan een MOSFET omvat, waarvan de poort met de uitgang van de verdere operationele versterker is gekoppeld.

3. Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat deze verder een schakelorgaan omvat voor het loskoppelen van 15 de elektroden van het brugnetwerk en voor het in de plaats hiervan opnemen van een vaste weerstand, waarbij kan worden bepaald of schommelingen op het stroomaangevende orgaan een resultaat van veranderingen in de weerstand van het levende lichaam zijn of een storing in de inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam.

4. Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam 20 volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat deze verder een schakelorgaan omvat en een verbindingsorgaan dat met de versterkerschakeling is gekoppeld, waarbij de veranderingen in de weerstand van het levende lichaam kunnen worden geregistreerd in een computer en de geregistreerde veranderingen zonodig op het stroomaangevende orgaan kunnen worden weergegeven.

5. Inrichting voor het meten en aangeven van veranderingen in de weerstand van een levend lichaam 25 volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deze verder een schakelorgaan omvat dat is aangebracht tussen de eerste sectie van de potentiometer met twee secties en de rest van het analoge gedeelte en tussen de tweede sectie van de potentiometer met twee secties en de rest van het digitale gedeelte en een op afstand geplaatste tweede potentiometer met twee secties die zodanig met het schakelorgaan is verbonden, dat het analoge en digitale gedeelte afwisselend met de potentiometer met twee secties en de tweede potentiome-30 ter met twee secties kunnen worden verbonden. Hierbij 3 bladen tekening