NL192459C - Wegbebakeningspaal. - Google Patents

Description

1 192459

Wegbebakeningspaai

De uitvinding heeft betrekking op een wegbebakeningspaai, bevattende een in hoofdzaak cilindrische, aan ten minste één einde gesloten en uit twee gelijke, op elkaar sluitende schaalhelften bestaande mantel van 5 kunststof, welke schaalhelften inwendig zijn voorzien van paarsgewijs overstaande en in onderling evenwijdige vlakken gelegen ruggen, terwijl de op elkaar liggende randvlakken van de schaalhelften zijn verbonden door middel van een uit een reeks in elkaar grijpende uitsteeksels en corresponderende gaten bestaande verbinding en voorts door middel van nabij deze verbinding, doch op enige afstand daarvan opgestelde paren dwars op het deelvlak gerichte en tot in het deelvlak doorlopende ruggen van de beide 10 schaalhelften permanent stuik zijn verbonden.

Een dergelijke wegbebakeningspaai is bekend uit het Franse octrooischrift 2.179.303 (zie in het bijzonder de uitvoeringsvorm volgens figuren 1 en 2).

Bij deze bekende paal zijn de schaalhelften dikwandig uitgevoerd (de tekening van het octrooischrift laat een wanddikte zien, welke ongeveer 1/5 van de paaldiameter bedraagt) en omsluiten deze schaalhelften 15 een als kern dienende buis van kunststof. Daarbij worden de paarsgewijs overstaande en in onderling evenwijdige vlakken gelegen ruggen gevormd door in vlakken loodrecht op de paalas naar binnen gerichte kragen, die tegen de kembuis aanliggen.

Voorts worden de op enige afstand van de vetbinding tussen de randvlakken van de schaalhelften gelegen, dwars op het deelvlak gerichte en tot in dit deelvlak doorlopende ruggen gevormd door ter plaatse 20 van de verbindingen tussen de randvlakken aanwezige verdikkingen van de schaalhelftwanden. De blijvende stuikverbindingen tussen de wandvlakken en de verdikkingen daarvan strekt zich over het gehele oppervlak daarvan uit en wordt door lijmen verwezenlijkt.

De uitvinding nu beoogt maatregelen te treffen, waardoor een wezenlijk lichtere en goedkopere wegbebakeningspaai van het hier beschouwde type wordt verkregen of, met andere woorden, met een 25 minimum aan kunststof een lichte, doch sterke holle bebakeningspaal te verkrijgen.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat schaalmantel en het manteleinde van elke schaalhelft dunwandig zijn uitgevoerd en de verbinding tussen de beide schaalhelften in het smalle randvlak gevormd wordt door een messing-groefverbinding, welke dunwandige schaalhelften voorzien zijn van een reeks zich in langsrichting uitstrekkende, eveneens dwars op het deelvlak gerichte ruggen en dat de 30 buitenste, tot in het deelvlak doorlopende, evenwijdig aan en op enige afstand van de verbinding van de randvlakken liggende paren ruggen van beide schaalhelften onder warmte stuik aaneen zijn gelast, terwijl zij aan het gesloten manteleinde vanuit het langsvlak met de messing-groefverbinding mee rondbuigen en waarbij de tussenliggende paren ruggen op een afstand van het deelvlak van de mantel eindigen en aan het gesloten manteleinde in hun langsvlak doorlopen onder vorming van verbindingsruggen tussen de 35 afbuigende messing-groefverbindingsranden en de evenwijdig daaraan lopende delen van de buitenste paren ruggen.

In vergelijking tot de ruggen bij de bekende wegbebakeningspaai zijn de ruggen bij de bebakeningspaal volgens de uitvinding dus alle in evenwijdige langsvlakken loodrecht op het deelvlak van de beide schaalhelften komen te liggen, waarbij de ruggen bovendien over de kopwand aan het gesloten einde van de paal 40 doorlopen. Door deze plaatsing van de ruggen wordt niettegenstaande een wanddikte, die een fractie van de paaldiameter uitmaakt, toch een paal van adequate sterkte verkregen. De volgens de lengterichting van de paal georiënteerde ruggen geven de paal de nodige langsstijfheid, terwijl de over het paaleinde doorlopende ruggen waarborgen, dat de paalkop goed bestand is tegen de slagen die moeten worden uitgeoefend om de paal in de grond te drijven dein wel over een houten kempaal aan te brengen.

45 Door de eigenlijke sluitnaad naar binnen te verleggen en te concentreren op het stuitvlak tussen de beide buitenste paren ruggen, is de dichtheid van de paal ook na het uitoefenen van slagkrachten op de paalkop gewaarborgd.

De toepassing van een messing-groefverbinding in de plaats van de bij de bekende paal toegepaste pen-gatverbinding is daarbij in de eerste plaats een voorwaarde om een geringe wanddikte te kunnen 50 toepassen. Bovendien heeft de toepassing van een messing-groefverbinding in combinatie met de naar binnen verlegde sluitnaad het voordeel, dat de in elkaar sluitende randdelen aan de buitenzijde, waar de slagkrachten de grootste elastische vervormingen teweegbrengen, een weinig ten opzichte van elkaar kunnen schuiven, zonder dat de ingrijping ertussen verloren gaat.

55 De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een tweetal uitvoeringsvoorbeelden nader toegelicht.

Figuur 1 is een gedeeltelijk aanzicht in perspectief van een wegbebakeningspaai volgens de uitvinding; 192459 2 figuur 2 is een aanzicht van de binnenzijde van de schaalhelft; figuur 3 toont twee tegenover elkaar geplaatste schaalhelften, vóór het verbinden ervan, in dwarsdoorsnede; figuur 4 is een dwarsdoorsnede volgens IV-IV in figuur 2 en 5 figuur 5 toont een aanzicht van de binnenzijde van het voetgedeelte van een wegbebakeningspaal volgens de uitvinding in een uitvoeringsvorm met aangevotmde voet.

De in figuur 1 weergegeven wegbebakeningspaal 1 bestaat uit twee op elkaar bevestigde schaalhelften 2. Aan de bevestigingsnaad 3 is te zien, dat de paal bestaat uit twee symmetrische schaalhelften. Aan de 10 voorzijde van de paal is een witte reflector 4 door middel van bevestigingsorganen 5 in een verdieping 6 in het buitenvlak van de ene schaalhelft 2 bevestigd, terwijl aan de achterzijde van de paai (in de tekening niet zichtbaar) op soortgelijke wijze een rode reflector is bevestigd.

Figuur 2 toont een aanzicht op de binnenzijde van een schaalhelft 2. Deze schaalhelft heeft opstaande zijranden 7 en een kopwand 8.

15 In een eerste uitvoeringsvorm is het benedeneinde van de schaalhelft 2 open. In deze uitvoeringsvorm is de bebakeningspaal geschikt en bestemd om over een houten kempaal te worden gemonteerd, welke kempaal op zijn beurt in de grond wordt aangebracht. Het benedeneinde van de schaalhelften volgens figuur 2 kan echter ook de vorm hebben volgens figuur 4, waarop later wordt teruggekomen.

De schaalhelften 2 worden uit één stuk gevormd door spuitgieten in een vormmatrijs, waarin de enigszins 20 convex gebogen schaalbodem 9, de opstaande zijranden 7 en de kopwand 8 worden gevormd.

Zoals blijkt uit figuur 3, is de ene zijrand 7 van elke schaalhelft voorzien van een in het verlengde van deze rand liggend mesvormig uitsteeksel 11, terwijl de andere zijrand 7 is voorzien van een met dit uitsteeksel complementaire groef 12. Het mesvormige uitsteeksel resp. de groef lopen van de betreffende zijrand door tot in de kopwand 8, waarbij zowel het uitsteeksel als de groef eindigen ter plaatse van de 25 langsas 10.

Wanneer twee schaalhelften 2 met de holle zijden tegenover elkaar worden geplaatst, zoals weergegeven in figuur 3, kunnen door insnappen van de uitsteeksels 11 in de tegenoverliggende groeven 12 de beide schaalhelften met elkaar tot een bebakeningspaal worden verbonden. Daarbij zijn de afmetingen van zowel de uitsteeksejs als de groeven zodanig, dat deze delen ten gevolge van de elasticiteit vein de toegepaste 30 kunststof in betrekkelijk vaste ingrijping met elkaar kunnen worden gebracht.

Ten behoeve van een definitieve verbinding tussen de beide schaalhelften bevindt zich binnen en evenwijdig aan elke rand 7 en doorlopend langs de koprand 8, een rug 13 die uitsteekt van de bodem van de betreffende schaalhelft. De ruggen van twee tegenover elkaar geplaatste schaalhelften komen bij het op elkaar plaatsen van de beide schaalhelften tegen elkaar aan te liggen. Door zgn. spiegeliassen kunnen 35 deze ruggen stuik aaneengelast worden. De zich daarbij eventueel vormende lasranden in de stuiknaad blijven daarbij aan het zicht onttrokken.

Ter verstijving van de bebakeningspaal dienen verdere langsruggen 14 en dwarsruggen 15.

Daar de paalkop c.q. kopwand 8 in staat moet zijn om slagen op te nemen bij het aanbrengen van de kunststofpaal over een houten kempaal resp. bij het indrijven in de grond, zijn ter plaatse van deze kop aan 40 de binnenzijde extra ruggen 16 gevormd, waarvan de hoogte vanaf de zich het dichtst bij de kopwand 8 bevindende dwarsrug 15 geleidelijk tot aan de kopwand 8 kan toenemen.

In de schaalhelftbodem 9 is de verdieping 6 gevormd, welke bestemd is voor het opnemen van de reeds besproken reflectoren.

Figuur 5 toont de voet van de bebakeningspaal in een tweede uitvoeringsvorm, waarin de paal recht-45 streeks in de grond wordt gedreven. In deze voet 17 lopen de randen 7 van de schaal door, echter volgens een convergerend patroon met trappen, waardoor een zogenaamde kerstboomvoet is ontstaan, zoals deze bijvoorbeeld bekend zijn bij turbineschoepvoeten. De te lassen tuggen 13 van de schaalhelft lopen eveneens in het voetgedeelte overeenkomstig het kerstboomprofiel door, waarbij de betreffende delen van de lasruggen evenwijdig lopen aan de overeenkomstige delen van de buitenranden 7. Ter plaatse van de 50 uitspringende trappen in de zijranden zijn de eveneens uitspringende delen van de lasruggen aan weerszijden van de langsas 10 als doorgaande rug 18 met elkaar en met extra langsruggen ter plaatse verbonden.

Een uitstekende rand 19 op de buitenzijde van de schaalhelften dient als markering van de indrijfdiepte van de paal.

Een geschikte kunststof voor het vervaardigen van de bebakeningspaal volgens de uitvinding is een 55 kunstrubber op basis van alkeen-dieneterpolymeer.

Claims (1)

1. 3 192459 Wegbebakeningspaal, bevattende een in hoofdzaak cilindrische, aan ten minste één einde gesloten en uit twee gelijke, op elkaar sluitende schaalhelften bestaande mantel van kunststof, welke schaalhelften 5 inwendig zijn voorzien van paarsgewijs overstaande en in onderling evenwijdige vlakken gelegen ruggen, terwijl de op elkaar liggende randvlakken van de schaalhelften zijn verbonden door middel van een uit een reeks in elkaar grijpende uitsteeksels en corresponderende gaten bestaande veibinding en voorts door middel van nabij deze verbinding, doch op enige afstand daarvan opgestelde paren dwars op het deelvlak gerichte en tot in het deelvlak doorlopende ruggen van de beide schaalhelften permanent stuik zijn 10 verbonden, met het kenmerk, dat de schaalmantel en het manteleinde van elke schaalhelft dunwandig zijn uitgevoerd en de verbinding tussen de beide schaalhelften in het smalle randvlak gevormd wordt door een messing-groefverbinding, welke dunwandige schaalhelften voorzien zijn van een reeks zich in langsrichting uitstrekkende, eveneens dwars op het deelvlak gerichte ruggen en dat de buitenste, tot in het deelvlak doorlopende, evenwijdig aan en op enige afstand van de veibinding van de randvlakken liggende paren 15 ruggen van beide schaalhelften onder warmte stuik aaneen zijn gelast, terwijl zij aan het gesloten manteleinde vanuit het langsvlak met de messing-groefveibinding mee rondbuigen en waarbij de tussenliggende paren ruggen op een afstand van het deelvlak van de mantel eindigen en aan het gesloten manteleinde in hun langsvlak doorlopen onder vorming van verbindingsiuggen tussen de afbuigende messing-groefverbindingsranden en de evenwijdig daaraan lopende delen van de buitenste paren ruggen. Hierbij 3 bladen tekening