NL1040780A - Houder voor het vervoer en opslaan van schokgevoelige goederen. - Google Patents

Description

Houder voor het vervoer en opslaan van schokgevoelige goederen.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor het vervoer en opslaan van schokgevoelige goederen waarbij de houder een grondvlak bevat en een opstaand deel dat zich rond een opening in het grondvlak bevinden, waarbij het opstaand deel twee gedeelten bevat, een onderdeel en een koepelvormig bovendeel, waarbij beide delen van ribbels en geulen zijn voorzien en het bovendeel dunner is dan het ondergedeelte.

Een dergelijke houder is bekend uit het Nederlandse octrooi NL 1015900.

Dergelijke houders kunnen voor vele goederen gebruikt worden en worden vooral voor vervoer en opslaan van kwetsbaar fruit gebruikt.

Verpakkingsmiddelen voor vruchten zoals tomaten, appelen, perzik en dergelijke met gescheiden houders zijn bekend. Op deze manier vervoert brengen de vruchten elkaar geen schade. Beschadiging door contact met het onderste deel van een houder kan wel plaats vinden vooral bij rijp of kwetsbaar fruit.

De uit het Nederlandse octrooi NL 1015900 bekende houder bevat een bovendeel. Dit bovendeel kan door een stuk fruit teruggevouwen worden in het onderdeel waarbij het dan als een soort hangmat dienst doet.

Het onderdeel is van ribbels en geulen voorzien. Hierdoor kan in het ondergedeelte een harmonica-effect optreden waarbij het ondergedeelte in doorsnede vergroot wordt.

Ook het bovendeel is van ribbels en geulen voorzien. Hierdoor kan ook in het bovendeel een harmonica-effect optreden. De ribbels in het bovendeel hebben ook een kussenwerking op het fruit dat in de hangmat ligt.

Hoewel de bekende houder in het algemeen goed functioneert, is de uitvinders gebleken dat in bepaalde omstandigheden er toch schade aan vooral rijp of kwetsbaar fruit kan optreden.

Het is een doel van de uitvinding om een verbeterde houder als hierboven beschreven te verschaffen.

Hiertoe is de houder volgens de uitvinder gekenmerkt doordat de binnenomtrek van het bovendeel, gemeten langs de bodem van de geulen een klokvorm vertoont.

Een klokvorm is rond aan de bovenkant en heeft tussen boven en onderkant een inflectiepunt waarbij de vorm van bol naar hol overgaat waarbij het onderste deel van de klokvorm nabij de overgang van bovendeel naar onderdeel uitwaaiert.

De uitvinder heeft het inzicht gehad dat de harmonicawerking van het onderdeel soms te kort schiet en/of de kussenwerking van het bovendeel te wensen over laat.

Door aan de onderkant van het bovendeel de geulen klokvormig uit te voeren, versterken de geulen de harmonicawerking van het onderdeel. Hierdoor wordt de uitzetting van dit gedeelte verbeterd wat tot minder druk op het fruit en minder kans op schade leidt.

Bij voorkeur neemt in het bovendeel, vanaf de overgang tussen het onderdeel en het bovendeel, de diepte van de geulen gevormd in het bovendeel eerst toe en daarna af.

Dit verschaft aan het bovendeel, het zogeheten hangmatgedeelte een betere kussenwerking. Dit vermindert de kans op beschadiging van bijvoorbeeld kwetsbaar fruit.

Bij voorkeur is de hoogte van het onderdeel groter voor de ribbels, dan voor de geulen.

Dit verschaft een zachtere overgang van bovenste naar onderdeel als het bovendeel als hangmat fungeert. Dit vermindert de kans op beschadiging van bijvoorbeeld kwetsbaar fruit.

In een uitvoeringsvorm vertoont de houder een stap bij de overgang tussen onderdeel en bovendeel waarbij de stap voor de geulen groter is dan voor de ribbels. Bij voorkeur is de stap voor de ribbels nagenoeg afwezig.

Deze en verdere aspecten van de uitvinding worden hier volgend beschreven en geïllustreerd aan de hand van de tekening:

In de tekening toont:

Fig. 1 een bekende houder

Figuren 2 en 3 het harmonica-effect in het onderdeel

Figuur 4 de ribbels en geulen in het onderdeel

Figuur 5 een onderstuk met daarop een aantal onderdelen

Figuur 6 een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding

Figuur 7 een detail een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding

Figuur 8 een detail van een verder voorbeeld van een houder volgens de uitvinding.

Figuur 9 een houder volgens de uitvinding van figuur 8

Figuur 10 een verder detail van een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

Figuur 11 een detail van een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

De figuren zijn niet op schaal getekend, gelijke onderdelen worden in de regel met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van een houder bekend uit NL1015900. De houder 1 bevat een grondvlak 2 en een opstaande deel dat zich rond een opening in het grondvlak uitstrekt. Het opstand deel bevat een onderdeel 3 en een bovendeel 4 die in een overgang in elkaar overgaan. Het onderdeel 3 heeft ribbels 6 en geulen 7. De ribbels 6 zijn bij voorkeur wijder dan de geulen 7.

Figuren 2 en 3 illustreren de harmonicawerking in het onderdeel 3. Als fruit 8 in de houder wordt geplaatst wordt het bovendeel 4 teruggevouwen in het onderdeel 3. Het bovendeel 4 fungeert dan als een hangmat voor het fruit. De ribbels en geulen van het onderdeel staan het onderdeel toe om uit te zetten zodat de afstand Al tussen fruit kan worden verkleind tot een afstand A2.

Figuur 4 toont een onderdeel 3 op een grondvlak 2. De ribbels 6 en de geulen 7 vertonen een diept D. De omtrek van het onderdeel 3 kan vergroot worden door een harmonica-effect waarbij de ribbels en geulen enigszins worden gladgestreken. De afstand D wordt daardoor kleiner, terwijl de binnenomtrek van onderdeel 3 vergroot wordt.

Figuur 5 toont een bovenaanzicht van een grondvlak met daarop een aantal onderdelen 3. In dit voorbeeld wordt een hexagonale pakking gebruikt.

Figuur 6 toont een houder volgens de uitvinding. Het bovendeel vertoont, gemeten langs de binnenomtrek van de geul 7, een klokvorm. Nabij de overgang 5 van het onderdeel 3 naar het bovendeel 4 vertoont het bovendeel een klokvorm. Nabij de overgang in deel 5a waaiert het bovendeel enigszins uit.

Als het bovendeel 4 wordt teruggevouwen in onderdeel 3 dan zorgt het teruggevouwen deel 5a van het bovendeel 4 voor een verbeterd harmonica-effect in het onderdeel 3. Het effect is dat met relatief minder en beter verdeelde kracht op het fruit het harmonica-effect optreedt in het onderdeel 3. Hierdoor is het risico op een indruk in het zachte fruit van de ribbels of geulen verminderd.

Figuur 7 toont een detail van een houder volgens de uitvinding.

De diepte D van de geulen 7 neemt, gezien vanaf de overgang 5 eerst toe en dan vervolgens weer af. Bijvoorbeeld is de diepte D bij de overgang 4 mm, neemt toe tot 5 mm op 30% van de hoogte van het bovendeel 4 en neemt daarna af tot 2 mm op 60 % van de hoogte van bovendeel 4. De toename in diepte ligt bij voorkeur tussen de 0,5 en 3 mm. Het bovendeel 4 wordt teruggevouwen in het onderdeel 3. De ribbels 6 zorgen voor een kusseneffect. De toename van de diepte van de geulen levert een verbeterd kusseneffect op. Het kwetsbare fruit wordt daardoor beter ondersteund. De kans op beschadiging neemt daardoor af.

Figuur 8 toont een verdere uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding. In figuur 8 is getoond dat de hoogte H van het onderdeel 3 voor de ribbels 6 hoger is dan voor de geulen 7. Het verschil H in hoogte ligt bij voorkeur tussen de 2 en 8 mm. Het bovendeel wordt omgevouwen in het onderdeel 3. Het hoogteverschil H verzacht de rand omdat de ribbels om de vouwrand worden geslagen en kussentjes op de vouwrand vormen. Hierdoor neemt de kans op beschadiging af. Er wordt opgemerkt, dat het verder laten doorlopen van de ribbels 6 in vergelijking met de geulen 7 (in figuur 8 aangegeven door hoogte H) een gunstig effect heeft indien het binnen profiel van de geulen 7 een klokvorm vertoont.

Een vergelijkbaar effect, hoewel in mindere mate, treedt ook op indien het profiel van het bovendeel een profiel is als getoond in de stand van de techniek. Ook dan vormen de ribbels kussens voor het fruit. Het kenmerk van het aanbrengen van het hoogteverschil of anders gezegd het laten doorlopen van de ribbels waarvan figuur 8 een voorbeeld toont heeft dus ook een gunstig effect voor een houder volgens de stand van de techniek.

Figuur 9 toont een aanzicht van een houder met een profiel als getoond in figuur 8.

Figuur 10 toont een verdere uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

Op de overgang van onderdeel 3 naar bovendeel 4 is de houder van een stap Wg voorzien. De stap Wg vormt een vouwrand, bij omslaan van bovendeel 4 in onderdeel 3. In de stand van de techniek is ook sprake van een vouwrand. Beschreven is in de stand van de techniek dat het bovendeel iets kleiner is dan het onderdeel zodat een vouwrand gevormd is. De in figuur 10 getoonde uitvoeringsvorm verschilt hierin dat in de stap Wg in de geulen 6 groter is dan de stap voor de Wr voor de ribbels. In figuur 10 is de stap in de ribbels afwezig. In deze uitvoeringsvorm geldt Wg>Wr, bijvoorbeeld is Wg gelegen tussen 1 en 5 mm, en Wg tussen 0 en 3 mm. Op die delen van de vouwrand waar het fruit aanligt is de rand dan minder hard.

Bij voorkeur is de stap Wr voor de ribbels nagenoeg afwezig. De mallen kunnen samengesteld zijn uit twee mallen, een voor het onderdeel en een voor het bovendeel. Indien dit het geval is, kan er door maakonnauwkeurigheden, zelfs indien het de bedoeling is dat er geen stap optreedt, toch een heel kleine stap optreden, “nagenoeg afwezig” dient derhalve niet als oneindig klein te worden opgevat maar als kleiner dan een tiende tot enige tienden van mm.

Er wordt opgemerkt, dat het aanbrengen van een verschil is de stap voor de ribbels 6 in vergelijking met die voor de geulen 7 een gunstig effect heeft indien het binnen profiel van de geulen een klokvorm vertoont. Een vergelijkbaar effect, hoewel in mindere mate, treedt ook op indien het profiel van het bovendeel een profiel is als getoond in de stand van de techniek. Ook dan vormen de ribbels kussens voor het fruit. Het kenmerk van het aanbrengen van en verschil in de stap en wel zo dat de stap voor de geulen groter is dan de stap voor de ribbels waarvan figuur 10 een voorbeeld toont heeft dus ook een gunstig effect voor een houder volgens de stand van de techniek.

Figuur 11 toont in bovenaanzicht een detail van een verdere uitvoeringsvorm van de houder volgens de uitvinding. Hierin zijn de geulen en de ribbels getoond in boven- of onderaanzicht. De geulen zijn bij voorkeur smaller dan de ribbels. Bij voorkeur neemt de breedte van de geulen 6 vanaf de overgang 5 sneller af dan de breedte van de ribbels. De verhouding in breedte van de ribbels en de breedte van de geulen neemt gezien vanaf de overgang tussen onderdeel en bovendeel toe.

De ribbels beslaan dan een steeds groter deel van de totale omtrek van het bovendeel. Dit heeft een gunstig effect. De verende werking neemt toe.

Er wordt opgemerkt, dat het toenemen van de breedteverhouding ribbels/geulen een gunstig effect heeft indien het binnenprofiel van de geulen een klokvorm vertoont. Een vergelijkbaar effect, hoewel in mindere mate, treedt ook op indien het profiel van het bovendeel een profiel is als getoond in de stand van de techniek. Het kenmerk van het toenemen van de verhouding breedte ribbel/breedte geul waarvan figuur 11 een voorbeeld toont heeft dus ook een gunstig effect voor een houder volgens de stand van de techniek.

Het zal duidelijk zijn dat in het kader van de uitvinding vele variaties mogelijk zijn en de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven gegeven voorbeelden.

Claims (5)

1. Houder (1) voor het vervoer en opslaan van schokgevoelige goederen waarbij de houder een grondvlak (2) bevat en een opstaand deel dat zich rond een opening in het grondvlak bevindt, waarbij het opstaand deel twee gedeelten bevat, een onderdeel (3) en een koepelvormig bovendeel (4), waarbij beide delen van ribbels (6) en geulen (7) zijn voorzien en het bovendeel dunner is dan het ondergedeelte, met het kenmerk, dat de binnenomtrek van het bovendeel (4), gemeten langs de bodem van de geulen een klokvorm vertoont.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat in het bovendeel (4), vanaf de overgang (5) tussen het onderdeel (3) en het bovendeel (4), de diepte (D) van de geulen (7) gevormd in het bovendeel (4) eerst toe en daarna afheemt.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de ribbels (6) vanuit het onderdeel langer doorlopen dan de geulen (7), zodat een hoogteverschil (H) ontstaat.

4. Houder volgens een der voorgaande conclusie, met het kenmerk, dat de geulen en optioneel de ribbels nabij de overgang (5) tussen onderdeel (3) en bovendeel (4) een stap (Wr, Wg) vertonen, waarbij de stap voor de geulen groter is dan de stap voor de ribbels (Wr>Wg).

5. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, vanaf de overgang tussen onderdeel (3) en bovendeel (4) de verhouding van een breedte van een ribbel en een breedte van een geul toeneemt.