NL1040614C2 - Doosvormige houder uit kunststof voor fruit. - Google Patents

Description

Doosvormige houder uit kunststof voor fruit.

De uitvinding heeft betrekking op een doosvormige houder voor fruit uit kunststof bevattende opstaande randen en een bodemdeel voorzien van een profiel.

Fruit wordt vervoerd in houders, ook wel bakjes genoemd. Deze houders zijn gewoonlijk van kunststof vervaardigd. Uit het Franse octrooischrift FR2812616 is een houder uit kunststof bekend die opstaande randen en een bodemdeel bevat waarbij het bodemdeel van een profiel voorzien is. In FR2812616 is het bodemdeel van geulen voorzien voor het doen afvloeien van water.

Fruit kan tijdens vervoer beschadigd worden. Beschadigingen kunnen allerlei vormen aannemen. Iedere zichtbare afwijking van een ideale aanblik wordt snel als beschadiging aangemerkt, waardoor ofwel het fruit wordt afgekeurd ofwel het fruit in een lagere kwaliteitsklasse wordt ingedeeld, met een overeenkomstige lage prijs.

De houder kan op verschillende wijzen invloed hebben op de kwaliteit van het fruit. Breuk van de houder kan beschadiging tot gevolg hebben. Ook een knik in de houder of scherpe rand kan beschadiging tot gevolg hebben.

Het is een doel van de uitvinding een houder te verschaffen die de kans op beschadiging van het fruit verkleint.

Hiertoe is de houder volgens de uitvinding gekenmerkt doordat het bodemdeel voorzien is van een profiel bevattende althans nagenoeg parallel aan elkaar verlopende ribbels althans nagenoeg van opstaande rand tot opstaande rand en dwars op de opstaande randen, de ribbels een gekromd bol uiteinde vertonen waarbij zich tussen de ribbels holle tussenstukken bevinden waarop de houder rust in gebruik, waarbij de hoogte van de ribbels ten minste 2 mm is, de herhalingsafstand van de ribbels tussen de 10 en 24 mm is en op een lijn waar de vorm van het profiel van hol naar bol gaat het raakvlak aan het profiel een hoek van tussen de 10 en 70 graden maakt met het vlak van het bodemdeel.,

De uit de bodem uitstekende bolle ribbels en de holle tussenstukken verschaffen aan het fruit een verende ondergrond. De gekromde uiteinden van de ribbels voorkomen dat de ribbels een impressie maken in het fruit. Op de lijn waar de holle vorm overgaat in de bolle vorm, de zogeheten inflectielijn, maakt het raakvlak aan het profiel een hoek van tussen de 10 en 70 graden met het vlak van het bodemdeel.

De constructie van opstaande ribbels, dus naar binnen gerichte ribbels volgens de uitvinding, verstevigt de houder en maakt het mogelijk dat een dunner kunststofmateriaal wordt gebruikt. Ten opzichte van bestaande houders met een geheel vlakke bodem is een gewichtsbesparing van enige tientallen procenten mogelijk.

De ribbels zijn, in vergelijking met bestaande profielen, relatief hoog, hoger dan 2 mm, en relatief breed, met een herhalingsafstand van tussen de 10 en 24 mm.

De overgang tussen een bolle ribbel en een hol tussenstuk is dusdanig gevormd dat de het raakvlak aan het profiel in een richting dwars op een ribbel, een hoek met het bodemdeel vertoont die niet meer is dan 70 graden, bij voorkeur niet meer dan 50 graden is, en meer dan 10, bij voorkeur meer dan 30 graden, is.

Als het raakvlak aan het profiel een hoek van 90 graden of dicht in de buurt van 90 graden maakt dan staat de overgang, dat wil zeggen de delen van het profiel waar bol naar hol overgaat, dwars op een bodem. De overgang zelf is dan een relatief stijve overgang met een geringe verende werking. Als hat raakvlak niet boven de 70 graden, bij voorkeur niet boven de 50 graden uitstijgt, gaat de ribbel vloeiend over in het tussenstuk en draagt de overgang bij tot de verende werking. De kans op beschadiging van het fruit is dan verkleind. Als de hoek minder dan 10 graden is, worden de ribbels te breed en te slap.

De tussenstukken tussen de ribbels zijn bij voorkeur kleiner dan de ribbels, bij voorkeur niet meer dan de helft van de breedte van de ribbels, waarbij de breedte van de ribbels en de tussenstukken gemeten wordt tussen inflectielijnen. De boiling van de ribbels kan dan relatief klein gehouden worden, wat de verende werking verbetert.

De overgang tussen een ribbel en een tussenstuk kan als een enkele of dubbele schuine S-vorm zijn uitgevoerd.

Bij voorkeur vertonen de ribbels in de hoeken van de houder een L-vormig profiel. Dit verstevigt de houder in de hoeken.

Bij voorkeur vertoont de houder ribbels in de opstaande randen. Dit verstevigt de houder.

Bij voorkeur is het bodemdeel voorzien van buitenwaarts gerichte uitstulpingen. Hierdoor wordt een verende werking aan de bodem als geheel verschaft.

Deze en verdere aspecten van de uitvinding worden hier volgend beschreven en geïllustreerd aan de hand van de tekening:

In de tekening toont:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van houder volgens de uitvinding;

Figuur 2 in doorsnede een bodemdeel voor een houder volgens de uitvinding;

Figuur 3 een perspectivisch aanzicht van een bodemdeel voor een houder volgens de uitvinding.

Figuren 4A en 5B een detail van een bodemdeel voor een houder volgens de uitvinding.

Figuur 5 hoe een stuk fruit op het bodemdeel ligt;

Figuur 6 een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Figuren 7 tot en met 10 verdere voorbeelden van een bodemdeel voor een houder volgens de uitvinding.

De figuren zijn niet op schaal getekend, gelijke onderdelen worden in de regel met gelijke verwijzingscijfers aangeduid.

Figuur 1 toont een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding.

Houder 1 bevat op bodem 2 ribbels 3, die in dit uitvoeringsvoorbeeld doorlopen over de bodem en beide opstaande randen. De ribbels zijn binnenwaarts gericht. Zij steken uit boven een buitenzijde van het bodemdeel. De ribbels 3 vertonen een rond uiteinde. Tussen de ribbels strekken zich tussenstukken 4 uit. In deze geprefereerde uitvoeringsvorm gaat, nabij de overgang van bodemdeel naar rand, een ribbel in het bodemdeel over in meer dan een, i^ dit voorbeeld twee ribbels in de rand. In dit geprefereerde voorbeeld is de overgang van een naar meerdere ribbels gevormd in het bodemdeel, nabij de overgang tussen bodemdeel en rand.

De ribbels 3 vertonen in de hoeken een L-vorm. Dit L-vormige profiel verstevigt de houder in de hoeken.

Figuur 2 toont in doorsnede een bodemdeel 2 van een uitvoeringsvorm van een houder volgens de uitvinding. Het bodemdeel bevat ribben 3. De ribben 3 steken een hoogte H uit boven de onderzijde van het bodemdeel, waarbij de onderzijde het aanligvlak vormt in geval een houder wordt neergezet op een vlakke ondergrond. De onderzijde is in deze figuur door middel van een stippellijn aangegeven. Tussen de bolle ribben 3 strekken zich holle tussenstukken 4 uit. De breedte van de rib is D3 en de breedte van het tussenstuk is D4. De herhalingsafstand is de som van D3 en D4. De breedten D3 en D4 worden gemeten tussen de inflectielijnen I op de overgangen tussen de bolle ribben 3 en de holle tussenstukken 4. Een inflectielijn is een lijn waar het profiel van concaaf naar convex (van hol naar bol of vice versa) gaat. In geval er langs een rib een variatie in de exacte positie van de inflectielijnen optreedt, is voor de breedte van de ribbe een gemiddelde te nemen. De naar het fruit, d.w.z. naar de binnenzijde van de houder gerichte uiteinden van de ribben 3 vertonen een gebogen vorm. Het patroon van ribben herhaalt zich met een herhalingsafstand gelijk aan D3 plus D4. De hoogte H is meer dan 2 mm, bijvoorbeeld en bij voorkeur gelegen tussen 3 en 8 mm (3mm<H<8mm).

De ribbels zijn, in vergelijking met bestaande profielen relatief hoog, hoger dan 2 mm, en breed, met een herhalingsafstand tussen de 10 en 24 mm (10mm<(D3+D4)<24mm)

In figuur 2 is ook het raakvlak T aan het profiel op de inflectielijnen I aangegeven door middel van een gestippelde pijl. Dit raakvlak T maakt bij voorkeur een hoek met het bodemdeel van niet meer dan 70, bij voorkeur niet meer dan 50 graden en meer dan 10, bij voorkeur meer dan 30 graden met het vlak van het bodemdeel. Het vlak van het bodemdeel is een vlak dat gevormd wordt door de aanlegpunten of vlakken van de onderzijde van de houder wanneer deze op een vlak oppervlak wordt gezet.

In formule vorm: 10°<a<70°

Bij voorkeur a<50° en 30°<a.

Voor een eenvoudige vorm als getoond in figuur 2 zal deze hoek van het raakvlak T een maximum vertonen voor de inflectielijnen I. Daar waar een profiel van hol naar bol gaat vertoont de eerste afgeleide, en dat bepaalt de hoek α die het raakvlak T maakt met het vlak van het bodemdeel, een extremum.

Als hat raakvlak T aan het profiel op de inflectielijnen I een hoek van 90 graden of dicht in de burnt van 90 graden maakt dan staat de overgang tussen de ribbels en de tussenstukken dwars of vrijwel dwars op de bodem. De overgang is dan een relatief stijve overgang met een geringe verende werking. Hierdoor kunnen impressies in het zachte fluit ontstaan. Als hat raakvlak niet boven de 70 graden, bij voorkeur niet boven de 50 graden uitstijgt, gaat de bolle ribbel 3 vloeiend over in het holle tussenstuk 4 en draagt de overgang bij tot de verende werking en de kans op impressies in het fruit is klein. De kans op beschadiging van het fruit is dan verkleind. Als de hoek minder dan 10 graden is, worden de ribbels 3 te breed en/of te slap. Als de ribbels te breed of te slap worden zakken ze door onder het gewicht van het fruit waardoor het fruit direct op de tafel of ander vlak waar de houder op is gezet ligt en er van de ribbels geen verende werking uitgaat/ Een constructie volgens de uitvinding verschaft een goede verende werking, ook voor zwaarder fruit waarbij de kans op beschadiging klein is.

Bij voorkeur worden voor zachte en kleine fluitsoorten, zoals druiven, aardbeien, bessen, frambozen, kersen en cherry tomaten houder gebruik met een hoek α gelegen tussen de 10 en 40 graden (10°<a<40°) en voor harder of groter fruit zoals groot steenfruit of hardfruit, zoals appels, peren, perzik, nectarines, grote abrikozen, grote tomaten een houder gebruikt met een hoek α gelegen tussen 25 en 70 graden (25°<a<70°). De uitvinding betreft ook het gebruik van een doosvormige houder met een hoek α gelegen tussen de 10 en 40 graden voor het verpakken van zachte en kleine fluitsoorten, zoals druiven, aardbeien, bessen, frambozen, kersen en cherry tomaten alsook het gebruik van een doosvormige houder met een hoek α gelegen tussen de 25 en 70 graden voor het verpakken van groot steenfruit of hardfruit, zoals appels, peren, perzik, nectarines, grote abrikozen, grote tomaten.

Bij voorkeur is D4 kleiner dan D3, bij voorkeur is de verhouding D3/D4 gelegen tussen 2 en 6 (2<D3/D4<6).

Figuur 3 toont, als voorbeeld, een bodemdeel van een houder volgens de uitvinding.

De brede ribbels 3 gaan nabij de overgang van bodemdeel naar opstaande rand over in, in dit voorbeeld twee, uitlopende ribbels 3a en 3b. Deze ribbels lopen bij voorkeur verder door in de rand. Het aantal ribbels in de rand is dan groter dan het aantal ribbels in het bodemdeel. Dit verstevigt de rand.

Bij voorkeur zijn tussenstukken 4 voorzien van buitenwaarts gerichte uitstulpingen 4a. Hierdoor wordt een verbeterde verende werking aan de bodem als geheel verschaft. De uitstulpingen 4a zorgen ervoor dat het bodemdeel een kleine afstand zweeft boven een vlak waarop de houder geplaatst is. Dit verschaft het bodemdeel een verende werking en versterkt het bodemdeel. Bij voorkeur is de diepte van de uitstulpingen 4a gelegen tussen de 0,2 en 5 mm, bijvoorbeeld tussen de 0,5 en 2 mm.

De ribbels 3 bevatten ook een overgangsdeel 3c dat zich uitstrekt tussen de uitlopende ribbels 3a en 3b aan een eind van een ribbel nabij de overgang tussen bodemdeel en een rand. Figuren 4A en 4B tonen dit deel van het bodemdeel in meer detail. Figuur 5B toont ribbel 3 in een doorsnede langs de ribbel. Het overgangsdeel 3c maakt een hoek β met het vlak van het bodemdeel. Deze hoek β is bij voorkeur kleiner of gelijk aan hoek α (β<α) en bij voorkeur gelegen tussen de 10 en 40 graden (10°<β<40°). Bij een grotere hoek β wordt de overgang 3c stijf en een stijve overgang 3c kan een impressie in het fruit veroorzaken.

Figuur 5 illustreert het effect van de uitvinding. Een stuk fruit F ligt op de ribbels 3.

De ribbels 4 buigen onder het gewicht van het stuk fruit F enigszins door en vormen aldus een verende ondergrond. Zowel bewegingen en schokken op en neer als dwars op de ribbels 3 , kunnen door de verende en schokdempende werking van de opstaande ribbels worden opgevangen. Het stuk fruit F ligt op een ronde ondergrond. Een profiel waarbij het stuk fruit aanligt tegen een rand met een kleine straal of op een overgang die dwars of vrijwel dwars op het bodemdeel staat geeft al heel snel, zelfs bij afwezigheid van beweging, een impressie van de rand in het fruit. Deze impressie is zichtbaar bij oppakken van het fruit en een dergelijk impressie doet afbreuk aan de aanblik van het fruit. Een groef of kleine opstaande rand in een vlakke ondergrond geeft bij zacht fruit snel een impressie. Afkeuring of afwaardering van het fruit kan een gevolg zijn. De constructie van het bodemdeel van de houder volgens de uitvinding veroorzaakt dit probleem niet of in ieder geval in veel mindere mate. Bij een rechthoekige houdef met een lange en korte zijde verlopen de ribbels bij voorkeur parallel aan de korte zijde. Dit heeft het hoogste effect op de versteviging en schokdemping. Bij voorkeur verlopen de ribbels in een rechte lijn en strekken de ribbels zich recht op de opstaande randen uit. Bij voorkeur vertoont de ribbels geen deel met een kromtestraal kleiner dan 2 mm. Een kleine kromtestraal in de ribbel geeft een vouwachtige constructie in de ribbel. De vouw kan een impressie in fruit geven. De ribbel heeft daarom bij voorkeur een vloeiend verloop met overal een kromtestraal van meer dan 4 mm, bij verdere voorkeur meer dan 8 mm.

Figuur 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm. In deze uitvoeringsvorm is het profiel voorzien van een S-vormig overgangsstuk. Het S-vormige deel vormt een op het profiel gesuperponeerd detail. Het profiel gaat, afgezien van dit detail, van hol naar bol en het raakvlak T aan de overgang van hol naar bol is in figuur 7 getekend. Hoek α ligt in het aangegeven gebied.

Figuren 7 tot en met 10 geven verdere voorbeelden van een bodemdeel voor een houder volgens de uitvinding.

In figuur 7 lopen de ribbels door tot aan de rand van de houder. In figuur 8 lopen de ribbels niet door tot aan de rand, maar vertonen, vergelijkbaar met het ontwerp als getoond in figuur 4A en 4B een overgangsdeel 3c dat zich uitstrekt aan een eind van een ribbel nabij de overgang tussen bodemdeel en een rand. In vergelijking met het ontwerp van figuren 4A en 4B is het verschil dat de ribbel 3 niet uitloopt in twee ribbels 3a en 3b. Figuur 9 gelijkt op figuur 8, met het verschil dat de ribbels iets kleiner zijn uitgevoerd. Figuur gelijkt op figuur 8, met dit verschil dat de tussenstukken in het midden van het bodemdeel iets dieper zijn uitgevoerd dan aan de randen. In de figuren zijn ook maten aangegeven. In de figuren variëren de breedtes van de ribbels over het bodemdeel. Hiermee worden een aantal typische breedtes van ribbels aangeduid. Meestal zullen de breedtes van ribbels geen variaties vertonen over een bodemdeel, bij voorbeeld, alle ribbels hebben een breedte van 10,12 of 16 mm. Een variatie van de breedte kan optreden, waarbij bijvoorbeeld, gezien vanuit het midden van het bodemdeel de breedte licht toe of afiieemt naar de voor- en achterkant van de houder. De breedte van tussenstukken is niet in de figuren gegeven, Als waarden hiervoor kunnen waarden van 3 tot 6 mm gegeven worden. Voor klein fruit, zoals bessen, aardbeien, kersen, cherry tomaten is de herhalingsafstand bij voorkeur gelegen tussen 10 en 18 mm, voor groot en daardoor meestal zwaarder fruit, zoals peren, appels, perziken, nectarines is de herhalingsafstand bij voorkeur gelegen tussen 15 en 24 mm.

Kort samengevat kan de uitvinding als volgt worden omschreven:

Een doosvormige houder (1) voor fruit uit kunststof bevat opstaande randen en een bodemdeel (2). Het bodemdeel is voorzien is van een profiel bevattende parallel aan elkaar verlopende ribbels (3) van opstaande rand tot opstaande rand en dwars op de opstaande randen. De ribbels (3) vertonen bol uiteinde. Tussen de ribbels bevinden zich holle tussenstukken (4). De hoogte (H) van de ribbels (3) is ten minste 2 mm is en de herhalingsafstand van de ribbels tussen de 10 en 24 mm. Waar de vorm van het profiel van hol naar bol gaat maakt het raakvlak (T) aan het profiel een hoek (a) van tussen de 10 en 70 graden met het vlak van het bodemdeel.

Het zal duidelijk zijn dat in het kader van de uitvinding vele variaties mogelijk zijn en de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven gegeven voorbeelden.

De ribbels kunnen doorlopen in de zijwand of vlak voor de overgang van bodem naar zijdeel ophouden. In de voorbeelden worden rechte ribbels. De ribbels kunnen ook een lichte kromming vertonen of een flauwe S-vorm.

Claims (13)

1. Doosvormige houder (1) voor fruit uit kunststof bevattende opstaande randen en een bodemdeel (2) voorzien van een profiel, met het kenmerk dat, het bodemdeel (3) voorzien is van een profiel bevattende althans nagenoeg parallel aan elkaar verlopende ribbels (3) althans nagenoeg van opstaande rand tot opstaande rand en dwars op de opstaande randen, de ribbels (3) een gekromd bol uiteinde vertonen waarbij zich tussen de ribbels holle tussenstukken (4) bevinden waarop de houder (1) rust in gebruik, waarbij de hoogte (H) van de ribbels (3) ten minste 2 mm is en de herhalingsafstand van de ribbels tussen de 10 en 24 mm is en op een lijn (i) waar de vorm van het profiel van hol naar bol gaat maakt het raakvlak (T) aan het profiel een hoek (a) van tussen de 10 en 70 graden met het vlak van het bodemdeel.

2. Doosvormige houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek (a) 50 graden of minder is.

3. Doosvormige houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de hoek (a) 30 graden of meer is.

4. Doosvormige houder volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de hoek (a) gelegen is tussen 10 en 40 graden.

5. Doosvormige houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek (a) gelegen is tussen 25 en 70 graden.

6. Doosvormige houder, volgens een der voorgaande conclusie, het kenmerk, dat de hoogte tussen de 3 en 8 mm ligt.

7. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ribbels (3) in de hoeken van de houder (1) een L-vormig profiel (6) vertonen.

8. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de overgang tussen een ribbel en een tussenstuk als een enkele of dubbele schuine S-vorm uitgevoerd.

9. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussenstukken (4) voorzien van buitenwaarts gerichte uitstulpingen (4a).

10. Houder volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een ribbel (3) overgaat, nabij de overgang van bodemdeel naar opstaande rand, in een aantal uitlopende ribbels (3a, 3b) die doorlopen in de rand.

11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat een ribbel (3) een overgangsdeel (3c) bevat dat zich uitstrekt tussen de uitlopende ribbels (3a, 3b) waarbij het overgangsdeel een hoek (β) maakt met het vlak van het bodemdeel dat gelegen is tussen 10 en 40 graden.

12. Gebruik van een doosvormige houder volgens conclusie 4 voor het verpakken van zachte en kleine fruitsoorten, zoals druiven, aardbeien, bessen, frambozen, kersen en cherry tomaten.

13. Gebruik van een doosvormige houder volgens conclusie 5 voor het verpakken van groot steenfruit of hardfruit, zoals appels, peren, perzik, nectarines, grote abrikozen, grote tomaten.