NL1040552C2 - Stabiel meubelstuk. - Google Patents

Description

Stabiel meubelstuk

De onderhavige uitvinding betreft een onderstel voor een meubelstuk met vier of meer poten welk onderstel middelen omvat die voorkomen dat het meubelstuk kan wiebelen wanneer het meubelstuk op een niet vlakke ondergrond wordt geplaatst.

Het probleem van wiebelende meubelstukken met vier of meer poten, waaronder tafels en stoelen, is alom bekend en zorgt voor veel ergernis. De meest bekende voorbeelden zijn de tafels welke op terrassen staan. Het is inherent aan terrassen dat de ondergrond vaak oneffen is. De vloer van terrassen omvat dikwijls klinkers of terrastegels welke in zand zijn gelegd. Er kunnen diverse oorzaken zijn voor oneffenheden, waaronder bij voorbeeld het verzakken van delen van een terras door het plaatselijk inklinken van het zand waarop het terras is gelegd, onderlinge verschillen in de maatvoering van klinkers of terrastegels en slordig gelegde terrassen.

Wat de oorzaak ook moge zijn, de gevolgen in de vorm van het wiebelen van tafels en stoelen worden altijd als onplezierig ervaren. Uiteraard kan ervoor worden gekozen een tafel te gebruiken welke slechts drie poten heeft en dientengevolge altijd stabiel kan staan. Zeker wanneer een iets grotere tafel gewenst is, heeft het voorzien van de tafel van slechts drie poten nadelen voor de stabiliteit. Zo kan bij voorbeeld het op een hoek van een grotere tafel welke slechts drie poten heeft, uitoefenen van een naar beneden gerichte kracht eenvoudig leiden tot het kantelen van de tafel. De octrooiaanvraag WO 2007/041725 Al beschrijft een tafel met paarsgewijs ten opzichte van elkaar roteerbare poten welke een gedeeltelijke oplossing biedt. Die oplossing vertrouwt op een wrijvingselement dat, nadat alle poten eenmaal op de grond rusten, de rotatiemogelijkheden van de poten bemoeilijkt, doch niet voorkomt.

De onderhavige uitvinding verschaft een oplossing welke ervoor zorgt dat een meubelstuk met vier of meer poten, bij voorbeeld een tafel of een stoel, op een niet vlakke ondergrond altijd stabiel staat. In de verdere beschrijving beperken de uitvoeringsvoorbeelden zich eenvoudigheidshalve tot een tafel. De uitvinding heeft echter nadrukkelijk ook betrekking op andere meubelstukken, waaronder stoelen en andere zitmeubels.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een zestal figuren. Daarbij toont: - fig. 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een tafel volgens de uitvinding; - fig. 2 een schematisch perspectivisch aanzicht van het onderstel van de in fig. 1 getoonde tafel; - fig. 3 een schematische ploftekening van het in fig. 2 getoonde onderstel; fig. 4a een schematisch detail van een uitvoeringsvoorbeeld van de aangrijpingsmiddelen van de poten van de tafel volgens de uitvinding; - fig. 4b een schematisch detail van een uitvoeringsvoorbeeld van de aangrijpingsmiddelen van de poten van de tafel volgens de uitvinding; - fig. 5 een variant van het in fig. 4a getoonde detail; - fig. 6 een schematische weergave van het principe van de aangrijping van de poten van de tafel.

In deze beschrijving hebben gelijke of vergelijkbare delen gelijke of vergelijkbare verwijzingscijfers.

Fig. 1 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvoorbeeld van een tafel volgens de uitvinding, waarbij de tafel vier poten omvat. Fig. 2 toont een schematisch perspectivisch aanzicht van het onderstel van de in fig. 1 getoonde uitvoering van de tafel. De twee in fig. 1 weergegeven rechterpoten la en lb zijn geïntegreerd en vormen een eerste samenstel van poten en de twee in fig. 1 weergegeven linkerpoten, respectievelijk 2a en 2b, zijn geïntegreerd en vormen een tweede samenstel van poten.

Voorts omvat de tafel ten minste één staander 3 waarvan in fig. 2 slechts een gedeelte is weergegeven. De staander 3 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld een ronde buis welke aan de onderzijde is bevestigd op een gebogen plaatvormig element. In de als fig. 3 opgenomen ploftekening is het gebogen plaatvormige element, hierna verder gebogen element 4 genoemd, duidelijk weergegeven.

Voor de verbinding tussen de samenstellen van poten en de staander van de tafel omvatten de samenstellen van poten aangrijpingsmiddelen welke het gebogen element 4 kunnen aangrijpen. Deze aangrijpingsmiddelen omvatten in deze uitvoeringsvorm, zoals duidelijk in fig. 4 schematisch is weergegeven, drie aangrijpingsnokken 5a, 5b en 6. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in deze uitvoeringsvorm van de tafel elk der samenstellen van poten dergelijke aangrijpingsnokken omvat en dat het verwijzen naar aangrijpingsnokken met verwijzingscijfers 5a, 5b en 6 niet uitsluitend hoeft te verwijzen naar de nokken van één specifiek samenstel van poten. Daarbij kunnen de aangrijpingsnokken 5a en 5b het gebogen element 4 aan de bovenzijde aangrijpen en kan de aangrijpingsnok 6 het gebogen element aan de onderzijde aangrijpen. In de in fig. 4 schematisch weergegeven uitvoeringsvorm van het gebogen element 4 is deze aan de bovenzijde, althans nagenoeg glad, waarmee bedoeld wordt dat het gebogen element aan de bovenzijde geen bewust in of op het oppervlak aangebracht reliëf omvat. De uitvinding voorziet er echter ook in dat het gebogen element opstaande randen of groeven kan omvatten, welke een betere aangrijping tussen de aangrijpingsnokken en het gebogen element bewerkstelligen.

Fig. 5 toont een uitvoeringsvorm van het gebogen element 4 waarbij het gebogen element aan de bovenzijde een opstaande rand 7 omvat welke rand beoogt de aan de bovenzijde van het gebogen element aangrijpende aangrijpingsnokken 5a en 5b deels te borgen. De functie van de rand 7 zal duidelijker worden aan de hand van de bespreking van fig. 6.

Fig. 6 is een schematische weergave van het principe van de aangrijping van het samenstel van poten van de tafel. Daarbij is de aangrijping tussen respectievelijk de aangrijpingsnokken 5a, 5b en 6 en het gebogen element gemakshalve deels in doorsnede en deels in aanzicht weergegeven, waarbij de aangrijpingsnok (5,5a of 5b) welke aan de bovenzijde van het gebogen element aangrijpt eenvoudigheidshalve van het verwijzingscijfer 5 is voorzien.

In de in fig. 6 weergegeven toestand staan de linkerpoten op de grond, of wordt er ten minste op de uiteinden van die poten een kracht met een naar boven gerichte component uitgeoefend, waardoor er op het samenstel van aangrijpingsnokken, ook nokkensamenstel genoemd, aan de linkerzijde van het gebogen element een rechtsdraaiend moment wordt uitgeoefend.

Door de vorm en lengte van respectievelijk de aangrijpingsnokken die het gebogen element aan de bovenzijde aangrijpen en de aangrijpingsnokken die het gebogen element aan de onderzijde aangrijpen klemt dit nokkensamenstel zich vast om het gebogen element wanneer er een rechtsdraaiend moment op wordt uitgeoefend. In deze uitvoeringsvorm zijn de aangrijpingsnokken 5 aan de bovenzijde van het gebogen element langer dan de aangrijpingsnok 6 aan de onderzijde van het gebogen element. Voor de aangrijpingsnokken welke deel uitmaken van het nokkensamenstel dat deel uitmaakt van het samenstel van de rechterpoten van de tafel geldt dat deze zich om het gebogen element vastklemmen wanneer op het samenstel een linksdraaiend moment wordt uitgeoefend. De in fig. 6 schematisch weergegeven toestand van het samenstel van aangrijpingsnokken behorende bij de rechterpoten komt overeen met de situatie die optreedt wanneer de rechterpoten vrij hangen. In deze situatie kunnen de rechterpoten van de tafel roteren in een, althans nagenoeg, haaks op het vlak van het papier waarop de figuur is afgedrukt staand vlak doordat de nokken zonder significante weerstand langs de rand van het gebogen element kunnen worden verplaatst.

Wanneer een met de in de figuren getoonde uitvoeringsvorm overeenkomende tafel volgens de uitvinding wordt opgetild, zal zowel het samenstel van linkerpoten als het samenstel van rechterpoten van de tafel vrij hangen en derhalve kunnen roteren doordat de aangrijpingsnokken langs het gebogen element kunnen verschuiven. Indien de tafel vanuit deze toestand wordt neergezet dan zullen op enig moment de uiteinden van de beide poten van een eerste samenstel van poten als eerste beiden tegelijk op de grond staan. Als gevolg daarvan klemmen de aangrijpingsnokken van dat samenstel van poten zich vast om het gebogen element. Het tweede samenstel van poten zal op dat moment nog niet volledig belast zijn en kan derhalve nog roteren totdat ook de beide uiteinden van de poten van dat samenstel van poten beiden op de grond staan en ook de aangrijpingsnokken van dat tweede samenstel van poten zich vastklemmen om het gebogen element waarbij de vier poten dan een star samenstel vormen en de tafel stabiel op vier poten op de betreffende ondergrond staat.

Indien deze tafel daarna weer wordt opgetild, zullen de beide samenstellen van poten weer in de vrij hangende toestand komen. Bij het vervolgens weer neerzetten van de tafel op een ondergrond met een ander profiel zullen de poten ook daar roteren totdat de uiteinden van alle vier poten vaste grond onder zich hebben. Door kanteling van de samenstellen van poten klemmen de aangrijpingsnokken zich in die positie vast om het gebogen element en staat de tafel stabiel. In tegenstelling tot enkele uit de octrooiliteratuur bekende systemen welke het wiebelen van tafels op een niet vlakke ondergrond moeten tegengaan, is het stabiel staan van de tafel niet afhankelijk van moeilijk voorspelbare wrijvingskrachten tussen onderdelen van de tafei. Desondanks voorziet de uitvinding erin dat het bovenvlak 8 van de aangrijpingsnok 6 en/of ten minste een strook 9 van het ondervlak van het gebogen element 4 welke bij het neerzetten van de tafel met elkaar in contact komen maatregelen omvatten welke zorgen voor extra wrijvingsweerstand tegen verdraaiing van de poten van de tafel. Deze maatregelen, verder ook eenvoudigheidshalve weerstandsverhogende maatregelen genoemd, kunnen bij voorbeeld op of in het oppervlak 8 of 9 aangebrachte ribben, kartelingen of groeven omvatten.

In geval van de tot nu toe besproken uitvoeringsvorm van de tafel met vier poten volgens de uitvinding omvat de tafel twee samenstellen van poten welke elk uit twee poten bestaan waarbij de samenstellen via aangrijpingsnokken en een gebogen element met elkaar verbonden zijn. In deze uitvoeringsvorm is het, afgezien van het ervoor zorgen dat alle vier poten gelijktijdig op een niet vlakke ondergrond kunnen staan, ook mogelijk om gelijktijdig ervoor te zorgen dat het tafelblad dat normaliter, althans nagenoeg, haaks op de, op het gebogen element bevestigde, staander is aangebracht in een stand naar keuze, bij voorbeeld de nagenoeg horizontale positie, kan worden geplaatst.

Echter, in een andere uitvoering omvat de tafel of een andersoortig meubelstuk volgens de uitvinding slechts één, met behulp van aangrijpingsnokken aan een direct of indirect star met de staander van de tafel verbonden gebogen element te bevestigen, beweegbaar, samenstel van twee poten. De andere twee poten van de vier poten omvattende tafel zijn in deze uitvoeringsvorm direct of indirect star verbonden met de staander van de tafel.

In deze uitvoeringsvorm is het dankzij het beweegbare samenstel van twee poten mogelijk om de tafel gelijktijdig op alle vier poten op een niet vlakke ondergrond te laten staan. Het is daarbij echter niet mogelijk te bewerkstelligen dat een star met de staander verbonden tafelblad in een stand naar keuze, bij voorbeeld de horizontale stand, kan worden geplaatst.

Uit fig. 6 kan worden opgemaakt dat bij toepassing van een gebogen element 4 welk niet is voorzien van randen of groeven de aangrijpingsnokken van de respectievelijke samenstellen van poten in de lengterichting, een horizontale met het vlak van het papier waarop de figuur is afgebeeld samenvallende richting, van het gebogen element kunnen worden geschoven. Dankzij toepassing van een gebogen element met een rand zoals bij voorbeeld de in fig. 5 getoonde rand 7 kan dit worden voorkomen. Een vergelijkbaar effect kan ook worden verkregen door het bij voorbeeld aanbrengen van groeven in het gebogen element waarin één of meer nokken kunnen aangrijpen.

In een voorkeursuitvoering omvat het samenstel van aangrijpingsmiddelen van een potensamenstel, zoals schematisch is weergegeven in fig. 3, fig. 4a en fig. 5 een combinatie van twee aangrijpingsnokken welke het gebogen element aan de bovenzijde aangrijpen en één aangrijpingsnok welke het gebogen element aan de onderzijde aangrijpt. In deze configuratie is er derhalve sprake van een driepuntsaangrijping, welke normaliter resulteert in een stabiele aangrijping. De uitvinding voorziet er echter ook in dat elke andere gewenste of nuttig geachte configuratie van aangrijpingsnokken, zowel qua aantal, vorm, afmetingen en positionering, kan worden toegepast. Een verwijzing in de conclusies naar de aangrijpingsnokken 5a, 5b en 6 kan derhalve niet worden uitgelegd als een aantal aangrijpingsnokken van per se drie stuks.

Fig. 4b toont een uitvoeringsvoorbeeld waarbij de aangrijpingsmiddelen in plaats van een tweetal aangrijpingsnokken 5a en 5b, één boogvormige aangrijpingsnok 5 omvatten.

De uitvinding omvat tevens uitvoeringsvormen waarbij de bovenste aangrijpingsnokken 5, 5a of 5b en de onderste aangrijpingsnok 6 geïntegreerd zijn in één onderdeel.

Het zal uit het voorgaande duidelijk zijn dat de functie van het gebogen element 4 niet door een plaatvormig gebogen element hoeft te worden vervuld, maar ook kan worden vervuld door elk type gebogen element waarvan de vorm aan één of beide uiteinden aangrijping door de aangrijpingsnokken van een samenstel van poten mogelijk maakt. Zelfs een gebogen stuk staffnateriaal kan in principe een dergelijke functie vervullen. Waar in deze beschrijving en in de conclusies de aanduiding gebogen element wordt gebruikt, omvat deze dan ook nadrukkelijk dergelijke niet-plaatvormige, gebogen elementen welke de beoogde functie kunnen vervullen.

Het onderstel van de tafel volgens de uitvinding of delen van dat onderstel kunnen worden vervaardigd uit vele soorten materialen, waaronder kunststof, aluminium, staal en roestvast staal, zoals bij voorbeeld rvs type 304 of 316. Daarbij kan bij de metalen uitvoeringsvormen worden gekozen voor verschillende productietechnieken, waaronder gieten.

In deze beschrijving en in de figuren zijn slechts uitvoeringsvoorbeelden van de tafel volgens de uitvinding aan de orde gekomen welke vier poten omvatten. De tafel volgens de vinding kan echter ook meer dan vier poten omvatten.

Tevens kan het onderstel volgens de uitvinding worden toegepast voor andere meubelstukken dan tafels, zoals bij voorbeeld stoelen, banken en andere zitmeubels.

De in de beschrijving besproken en in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden van een tafel volgens de vinding zijn slechts enkele van de vele binnen het kader van de vinding mogelijke uitvoeringsvormen van meubelstukken volgens de uitvinding en dienen derhalve als niet-limitatief te worden beschouwd.

Claims (8)

1. Een meubelstuk welk op vrijwel elke ondergrond stabiel kan staan, met het kenmerk, dat het meubelstuk ten minste één samenstel van twee poten omvat waarbij dit samenstel van twee poten aangrijpingsnokken (5a,5b,6) omvat en waarbij dit samenstel van twee poten met het overige deel van de tafel verbonden is door middel van een gebogen element (4) welk element wordt aangegrepen door de aangrijpingsnokken (5a,5b,6).

2. Een meubelstuk welk op vrijwel elke ondergrond stabiel kan staan, met het kenmerk, dat het meubelstuk ten minste vier poten verdeeld over ten minste twee samenstellen van elk twee poten omvat waarbij elk samenstel van twee poten één of meer aangrijpingsnokken (5,5a,5b,6) omvat en waarbij de samenstellen van elk twee poten met elkaar verbonden zijn door middel van een gebogen element (4) welk element wordt aangegrepen door de aangrijpingsnokken (5,5a,5b,6).

3. Meubelstuk volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het gebogen element (4) een rand (7) en/of een groef omvat.

4. Meubelstuk volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aangrijpingsnokken (5,5a,5b) welke het gebogen element aan de bovenzijde aangrijpen een grotere lengte hebben dan de aangrijpingsnokken (6) welke het gebogen element aan de onderzijde aangrijpen.

5. Meubelstuk volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat één of meer aangrijpingsnokken (5,5a,5b,6) of het gebogen element 4 weerstandsverhogende maatregelen omvat.

6. Meubelstuk volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk samenstel van poten twee aangrijpingsnokken omvat.

7. Meubelstuk volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elk samenstel van poten drie aangrijpingsnokken omvat.

8. Meubelstuk volgens één of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het meubelstuk een tafel omvat.