NL1040241A - Verkeersweg. - Google Patents

Description

Nr. P326NL Verkeersweg

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvindding heeft betrekking op een verkeerweg, zoals een spoorverkeersweg (dan wel railverkeersweg, voor trein, metro of tram) en een autoverkeersweg, voor gemotoriseerd verkeer, zoals personenauto’s, vrachtauto’s en motorfietsen. Railverkeer en gemotoriseerd verkeer zorgen voor geluidsoverlast voor de omgeving naast de betreffende verkeersweg. Bij hogere snelheden van trein/tram of motorvoertuig neemt de geluidsoverlast toe. Op buitenwegen, waar de snelheid van motorvoertuigen doorgaans hoger dan 50 km/u zal zijn, zal de geluidsbelasting vooral het gevolg zijn van het rolgeluid.

Op vele wijzen zijn maatregelen bedacht om de geluidsbelasting te reduceren tot voor de omgeving aanvaardbare niveaus. Zo zijn voor autoverkeer maatregelen voorgesteld voor aan de bron, in het bijzonder aan de banden en het wegdek. Voorts zijn geluidsabsorberende en/of -kerende constructies voorgesteld, in velerlei uitvoeringen, zoals een geluidswal en een actief luchtscherm.

In NL octrooi 2005563, waarvan de inhoud als hier ingevoegd moet worden beschouwd, is voorgesteld om in de berm direct naast de kant van de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer een berijdbaar stelsel van langsgroeven aan te brengen. In het octrooi wordt uiteengezet dat de langsgroeven resonantieruimtes of -kamers vormen waarvan de wanden akoestisch in hoofdzaak niet-absorberend zijn en vrij zijn van akoestisch absorberend materiaal. Door de resonantieruimtes treedt diffractie van het door het verkeer veroorzaakte geluid in een opwaartse richting. Gesteld wordt dat bij het bestralen met verkeersgeluid van de mondopeningen van de resonantieruimtes deze een of meer resonanties gaan vertonen conform hun ontwerp, waardoor de lucht ter plaatse van de mondopening in resonantie zal raken op de betreffende resonantiefrequentie(s). Hierbij wordt er van uit gegaan dat het te reduceren verkeergeluid substantiële frequentiecomponenten bezit bij de resonantie-frequentie(s).

Een nadeel van dit voorstel is dat de langsgroeven het rijden kunnen bemoeilijken voor fietsers. Een ander nadeel is dat bladeren en vuil in de resonantieruimtes kunnen geraken, waardoor de effectiviteit daarvan vermindert.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Een doel van de uitvinding is een verkeersweg van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen die althans op één van voornoemde aspecten verbetering verschaft.

Een doel van de uitvinding is een verkeersweg van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarbij de geluidsbelasting voor het gebied naast en op afstand van de weg gereduceerd wordt.

Voor het bereiken van althans één van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een verkeersweg, omvattend ten minste één rijbaan met een rijoppervlak, en een daarnaast gelegen, tot boven het rijoppervlak reikende, zich in rijbaanrichting uitstrekkende afscheiding, waarbij de afscheiding een bovenvlak heeft waarin een aantal opwaarts openende kamers zijn aangebracht waarvan de wanden zijn voorzien van akoestisch reflecterende oppervlakken.

Aldus kan een gunstig akoestische effect van de voorziening volgens voornoemd Nederlands octrooi behouden blijven, voor de lange termijn. Voorts zorgt de uitvoering als afscheiding er voor dat het bovenvlak niet bereden kan worden, hetgeen voor de toepassing bij verkeerswegen voor gemotoriseerd verkeer voordelig is. Akoestisch reflecterend dient te worden onderscheiden van akoestisch absorberend, zoals uiteengezet in NL 2005563.

Opgemerkt wordt dat in US 4.158.401 een opstelling voor het regelen van de voortplanting van geluid bekend is, met een verticale, geluidsisolerende wand en een daarvóór geplaatste inrichting voor het realiseren van een geconcentreerde voortplanting van geluid naar de wand en het reduceren van geluid dat over de bovenrand van de wand gaat. De inrichting is opgebouwd uit een matrix van verticale, doorgaande kokers, met een opwaarts hellende bovenzijde en een eveneens opwaarts hellende onderzijde. Het oogmerk is om het deel van het van een bron afkomstig geluid, dat door de kokers gaat, uit fase te brengen met het deel van het geluid dat direct over de betreffende inrichting gaat. De afscheiding volgens de onderhavige uitvinding werkt, net als de inrichting volgens NL 2005563, op een andere wijze en bezit naar boven openende kamers in plaats van (doorgaande) kokers die zowel naar boven als naar beneden openen zoals in US 4.158.401.

De effectiviteit wordt bevorderd indien het bovenvlak hellend is met een normaal die een horizontale, naar de rijbaan gerichte richtingscomponent bezit. In vergelijking met de opstelling volgens voornoemd Nederlands octrooi is het bovenvlak dan als het ware omhoog gekanteld.

Het bovenvlak, beschouwd in een verticaal vlak van doorsnede, in hoofdzaak gelegen zijn op een denkbeeldig vlak dat het meest dichtbij gelegen, gemiddelde spoor van de banden van de auto’s of de wielen van het spoorvoertuig op de rijbaan althans nagenoeg snijdt.

De kamers kunnen een patroon van sleuven in het bovenvlak vormen, welke zich parallel aan de rijbaan kunnen uitstrekken.

In het bijzonder zijn alle wanden van de kamers, inbegrepen bodemwand, akoestisch reflecterend, in het geval van de sleuven dus de langszijwanden en de bodemwand.

De kamers kunnen platte zijwanden bezitten die loodrecht staan op het bovenvlak en in het bijzonder een normaal hebben die gelegen is in een verticaal vlak dat tevens de normaal van het oppervlak van de rijbaan bevat.

In een uitvoering hebben de kamers een uitmondingsopening in het bovenvlak met een grootte die althans nagenoeg overeenkomt met de doorsnede van de betreffende kamer in een vlak van doorsnede parallel aan het bovenvlak.

In een andere uitvoering hebben de kamers een uitmondingsopening in het bovenvlak met een grootte die kleiner is dan de doorsnede van de betreffende kamer in een vlak van doorsnede parallel aan het bovenvlak onder vorming van een hals tussen bovenvlak en rest van de kamer.

De kamers kunnen onderling verschillende afmetingen bezitten.

Het laagste punt van het bovenvlak kan op meer dan 1 dm boven het rijoppervlak gelegen zijn, in een uitvoering op meer dan ongeveer 5 dm boven het rijoppervlak gelegen zijn.

De afscheiding kan aangebracht zijn in een berm van de verkeersweg. Dat kan een middenberm zijn, vaker echter een zijberm, in het bijzonder op ongeveer 1 m vanaf de kant van de dichts bij gelegen rijbaan.

De afscheiding kan tussen het maaiveld en het bovenvlak een zich in rijbaanrichting uitstrekkende in hoofdzaak verticale wand vormen. Deze wand kan benut worden voor aanvullende geluidsreductie, in welk geval de wand een geluidsabsorberend lichaam omvat en/of een geluidskerend lichaam omvat.

Het is echter ook mogelijk de opstelling volgens de uitvinding met een andere verkeersvoorziening te combineren, zoals voor een verkeersweg voor gemotoriseerd verkeer, in welk geval de afscheiding een vangrail kan omvatten.

De afscheiding kan opgebouwd zijn uit een reeks elementen, die in rijbaanrichting in serie en tegen elkaar zijn geplaatst. Hierdoor kan de afscheiding eenvoudig worden aangevoerd en worden geplaatst. Door de opbouw in elementen is het ook eenvoudig in een afvoer van water uit de kamers te waarborgen, indien de elementen ter plaatse van de overgangen tussen de opeenvolgende elementen voorzien zijn van op de kamers aansluitende drainagedoorgangen, en de kamers sleufvormig zijn en afwateren op de drainagedoorgangen..

Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een afscheiding kennelijk geschikt en bestemd voor een verkeersweg volgens de uitvinding.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een isometrisch aanzicht op een gedeelte van een autoverkeersweg volgens de uitvinding;

Figuur 2 een verticale doorsnede door de opstelling volgens figuur 1;

Figuur 3 een afbeelding vergelijkbaar met die van figuur 2, in een opstelling met een spoorweg;

Figuur 4 een tweede, alternatieve voorbeelduitvoering van een opstelling volgens de uitvinding;

Figuur 5 een derde, alternatieve voorbeelduitvoering van een opstelling volgens de uitvinding;

Figuur 6 een vierde, alternatieve voorbeelduitvoering van een opstelling volgens de uitvinding; en

Figuren 7 en 8 respectievelijk een bovenaanzicht op een overgang tussen twee elementen voor een afscheiding volgens de uitvinding en een eindaanzicht op zo’n element.

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

In figuren 1 en 2 is weergegeven een deel van een verkeerweg 20 voor gemotoriseerd verkeer, met een verharde rijbaan 1, visueel begrensd door kantstreep 5, en een daarlangs gelegen berm 2. Op een afstand van ongeveer 1 m van de kantstreep 5 is op de berm 2 een afscheiding 21 volgens de uitvinding geplaatst. De afscheiding 21 omvat een wandlichaam 4 met een naar de rijbaan 1 hellende bovenzijde 4a. Het wandlichaam 4 is een schanskorf gevuld met steenmateriaal of geschuimd glas of andersoortig hard vulmiddel. Binnen het wandlichaam 4 is aangebracht een verticale, relatief geluiddichte laag 9 van met cement gemengd zand, stampbeton, beton, rubber, metaal, kunststof, of ander materiaal dat die werking kan verschaffen.

Op het hellend vlak 4a is een geluidselement 3 geplaatst, dat voorzien is van een reeks sleufvormige geluidsresonantiekamers 15a-c die naar beneden gesloten zijn en naar boven uitmonden in het bovenvlak 3a en in hoofdzaak gericht zijn in rijbaanrichting A. De sleuven 15a-c kunnen onderling verschillende diepte, breedte en lengte hebben, bij het ontwerp gekozen in afstemming op de eigenschappen van het te reduceren geluid.

De sleuven 15a-c hebben langswanden (zie bijvoorbeeld 19a en 19b in figuur 8) die, beschouwd in een vlak van verticale doorsnede, dwars op de richting A, loodrecht op het bovenvlak 3a staan. De sleufbodems liggen parallel aan het bovenvlak 3a. Het element 3 is vervaardigd van bijvoorbeeld beton, waarbij de oppervlakken van de wanden 19a-c (figuur 8) van de sleufvormige kamers 15a-czijn geluidsreflecterend, in onderscheid tot geluidsabsorberend.

Het element 3 is op de schanskorf 4 bevestigd met behulp van een plaat 7 en een bout 8.

In figuur 2 is weergegeven de plaats van de gemiddeld het meest bereden spoor op de rijbaan, welke het dichts bij de berm 2 en de streep 5 gelegen is. Het bovenvlak 3a ligt onder een hoek α ten opzichte van de horizontaal, welke bijvoorbeeld 20-30 graden bedraagt.

De afscheiding 21 vormt aldus een effectieve en weinig ruimte innemende combinatie van een aantal geluidsreducerende voorzieningen, te weten geluidsabsorptie in het materiaal van de schanskorf, geluidswering door de wand 9, en geluidsdiffractie als gevolg van element 3, op de wijze beschreven in NL octrooi 2005563.

In figuur 3 is de verkeersweg een spoorbaan 30, met rails 10 afgebeeld. De afscheiding 21 is nu geplaatst op de gewoonlijk lager gelegen berm 32.

Figuren 4, 5 en 6 tonen alternatieve uitvoeringen van de afscheiding volgens de uitvinding.

In figuur 4 is het wandlichaam 4 een combinatie van een schanskorf en een L-vormige wand met geluidkerende eigenschappen, welke vervaardigd kan zijn van beton, metselwerk, of vergelijkbare materialen.

In figuur 5 is het wandlichaam 4 gevormd door een U-vormige bak 12 van beton, metselwerk of vergelijkbare materialen, waarbij het element op de bovenranden van de bak 12 is gelegd. De bak 12 vormt een langskanaal 13 dat benut kan worden voor leidingen en kabels, of als watergang.

In figuur 6 is het wandlichaam 4 een combinatie van een schanskorf 4 en een in langrichting doorgaande, verticale wand 14 van bijvoorbeeld damwanddelen, bijvoorbeeld van hout.

Zoals weergegeven in de figuren 7 en 8 kunnen de elementen 3 aan de eindranden, waar zij elkaar ontmoeten, voorzien zijn van verticale drainagedoorgangen 16, waarop de bodems van de sleufvormige kamers 15 afwateren. Tussen de drainagedoorgangen 16 kunnen de elementen 3 voorzien zijn van profileringen, zoals messing en groef, voor bevordering van de aansluiting tussen opeenvolgende elementen 3.

De elementen 3 kunnen geplaatst worden op een in langsrichting doorgaand wandlichaam 4. Alternatief kan het wandlichaam 4 ook gedeeld zijn, in lengtes overeenkomend met die van de elementen 3, in welk geval gecombineerde eenheden van element 3/wandlichaamdeel 4 in serie kunnen worden geplaatst.

De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties duidelijk zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

Claims (24)

1. Verkeersweg, omvattend ten minste één rijbaan met een rijoppervlak, en een daarnaast gelegen, tot boven het rijoppervlak reikende, zich in rijbaanrichting uitstrekkende afscheiding, waarbij de afscheiding een bovenvlak heeft waarin een aantal opwaarts openende kamers zijn aangebracht waarvan de wanden zijn voorzien van akoestisch reflecterende oppervlakken.

2. Verkeersweg volgens conclusie 1, waarbij het bovenvlak hellend is met een normaal die een horizontale, naar de rijbaan gerichte richtingscomponent bezit.

3. Verkeersweg volgens conclusie 1 of 2, waarbij het bovenvlak, beschouwd in een verticaal vlak van doorsnede, in hoofdzaak gelegen is op een denkbeeldig vlak dat het meest dichtbij gelegen, gemiddelde spoor van de banden van de auto’s op de rijbaan althans nagenoeg snijdt.

4. Verkeersweg volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de kamers een patroon van sleuven in het bovenvlak vormen.

5. Verkeersweg volgens conclusie 4, waarbij de sleuven zich parallel aan de rijbaan uitstrekken.

6. Verkeersweg volgens één der conclusies 2-5, waarbij de kamers platte zijwanden bezitten die loodrecht staan op het bovenvlak en in het bijzonder een normaal hebben die gelegen is in een verticaal vlak dat tevens de normaal van het oppervlak van de rijbaan bevat.

7. Verkeersweg volgens conclusie 4, 5 of 6, waarbij de kamers een uitmondingsopening in het bovenvlak hebben met een grootte die althans nagenoeg overeenkomt met de doorsnede van de betreffende kamer in een vlak van doorsnede parallel aan het bovenvlak.

8. Verkeersweg volgens conclusie 4 of 5, waarbij de kamers een .uitmondingsopening in het bovenvlak hebben met een grootte die kleiner is dan de doorsnede van de betreffende kamer in een vlak van doorsnede parallel aan het bovenvlak onder vorming van een hals tussen bovenvlak en rest van de kamer.

9. Verkeersweg volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de kamers onderling verschillende afmetingen bezitten.

10. Verkeersweg volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het laagste punt van het bovenvlak op meer dan 1 dm boven het rijoppervlak gelegen is.

11. Verkeersweg volgens conclusie 10, waarbij het laagste punt van het bovenvlak op meer dan ongeveer 5 dm boven het rijoppervlak gelegen is.

12. Verkeersweg volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de afscheiding aangebracht is in een berm van de verkeersweg.

13. Verkeersweg volgens conclusie 12, waarbij de afscheiding aangebracht is in een zijberm van de verkeersweg, in het bijzonder op ongeveer 1 m vanaf de kant van de het dichts bij gelegen rijbaan.

14. Verkeersweg volgens conclusie 12 of 13, waarbij de afscheiding tussen het maaiveld en het bovenvlak een zich in rijbaanrichting uitstrekkende in hoofdzaak verticale wand vormt.

15. Verkeersweg volgens conclusie 14, waarbij de wand een geluidsabsorberend lichaam omvat.

16. Verkeersweg volgens conclusie 14 of 15, waarbij de wand een geluidskerend lichaam omvat.

17. Verkeersweg volgens conclusie 12 of 13, waarbij de afscheiding een vangrail omvat.

18. Verkeersweg volgens één der voorgaande conclusies, ingericht als verkeerweg voor gemotoriseerd verkeer, zoals autoverkeer.

19. Verkeersweg volgens één der conclusies 1-16, ingericht als verkeerweg voor railverkeer, waarbij de rijbaan rails omvat.

20. Verkeersweg volgens conclusie 14, waarbij de afscheiding opgebouwd is uit een reeks elementen, die in rijbaanrichting in serie en tegen elkaar zijn geplaatst.

21. Verkeersweg volgens conclusie 20, waarbij de kamers sleufvormig zijn en de elementen ter plaatse van de overgangen tussen de opeenvolgende elementen voorzien zijn van op de kamers aansluitende drainagedoorgangen waarop de sleufvormige kamers afwateren.

22. Verkeersweg volgens één der voorgaande conclusies, waarbij alle wanden van de kamers, inbegrepen bodemwand, akoestisch reflecterend zijn

23. Afscheiding kennelijk geschikt en bestemd voor een verkeersweg volgens één der voorgaande conclusies.

24. Verkeersweg voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.