NL1037173C2 - Inrichting geschikt voor het ondersteunen van langwerpige aanmaakelementen voor het aanmaken van een vuur. - Google Patents

Description

Inrichting geschikt voor het ondersteunen van langwerpige aanmaakelementen voor het aanmaken van een vuur

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting geschikt voor het 5 ondersteunen van langwerpige aanmaakelementen voor het aanmaken van een vuur, welke inrichting is voorzien van een bodemplaat en ten minste twee tegenover elkaar gelegen, zich nagenoeg dwars op de bodemplaat uitstrekkende wanden die elk zijn voorzien van ten minste twee op afstand van elkaar gelegen ondersteuningsranden, waarbij ondersteuningsranden van tegenover elkaar 10 gelegen wanden geschikt zijn voor het ondersteunen van een langwerpige aanmaakelement.

Bij een dergelijke, uit de Duitse octrooiaanvrage 36.12.569 bekende inrichting worden twee langwerpige aanmaakelementen door naast elkaar gelegen ondersteuningsranden van de wanden ondersteund. De aanmaakelementen zijn 15 bijvoorbeeld aanmaakhoutjes. De bodemplaat is voorzien van een relatief groot gat waar een lucifer doorheen kan worden gestoken voor het aansteken van de aanmaakelementen. De bekende inrichting is voorzien van een langgestrekt handvat waarmee de inrichting nadat de aanmaakelementen zijn aangestoken onder een rooster kan worden geplaatst waarop bijvoorbeeld houtblokken, 20 briketten of houtskool is gelegen.

Een nadeel van de bekende inrichting is dat de naast elkaar gelegen aanmaakelementen afzonderlijk moeten worden aangestoken.

Een ander nadeel is dat de bekende inrichting onder en rooster wordt geplaatst. Dit rooster zal een deel van de warmte opnemen, dat afkomstig is van 25 de brandende aanmaakelementen, waardoor deze warmte niet beschikbaar is voor het ontbranden van de houtboklcen etc.

De uitvinding beoogt een inrichting te verschaffen waarmee op relatief eenvoudige wijze een vuur kan worden aangemaakt en rook kan worden verbrand.

Dit doel wordt bij de inrichting volgens de uitvinding bereikt doordat 30 de ondersteuningsranden van een wand op verschillende afstanden ten opzichte van de bodemplaat zijn gelegen, waarbij de ondersteuningsranden van een wand boven elkaar zijn gelegen.

In het geval dat het aansteken van de langwerpige aanmaakelementen wordt gedaan met behulp van een of meer zogenaamde aanmaakblokjes, dan 35 zullen de vlammen van de aanmaakblokjes zich in diverse richtingen uitstrekken en eenvoudig de op verschillende hoogtes van de bodemplaat gelegen aanmaakelementen tot ontbranding brengen. Doordat de ondersteuningsranden 2 van een wand boven elkaar zijn gelegen, kunnen eenvoudig een aantal aanmaakelementen stabiel en nagenoeg parallel boven elkaar worden geplaatst, waarbij tussen de boven elkaar gelegen aanmaakelementen voldoende ruimte aanwezig is om een goede ontbranding van de door de ondersteuningsranden 5 ondersteunde aanmaakelementen te verkrijgen. Bij het ontbranden zal een eenmaal brandend relatief dicht nabij de bodemplaat gelegen aanmaakelement bijdragen aan het ontbranden van het op een grotere afstand van de bodemplaat gelegen aanmaakelement.

Om vaste brandstof te ontsteken zijn nodig: brandstof, zuurstof en de 10 ontstekingstemperatuur van die brandstof. Wil de brandstof over zijn geheel branden, moet de zuurstof en de ontstekingstemperatuur over de gehele brandstof aanwezig zijn. Rook, die voor de "vlamoverslag" (wanneer de ontsteektemperatuur nog niet bereikt is) ontstaat, kan door de vlammen van brandstof waar deze rook langs strijkt, verbrand worden.

15 Bij de inrichting volgens de uitvinding vormen bij voorkeur genormaliseerde aanmaakblokjes in combinatie met aanmaakstokjes een unit. Na het aansteken van een aanmaakblokje kan deze brandende unit voor diverse doeleinden gebruikt worden, zoals voor het aansteken van een hout- of houtskoolvuur en als zelfstandig voor bakken, braden en koken. Bovendien kan 20 de brandende unit gebruikt worden om rook van een onder de unit rokend vuur te verbranden zoals bij het ontsteken van een barbecue of bij het aansteken van een houtvuur van boven naar beneden. Daarbij wordt de unit op het brandhout geplaatst. Door de relatief grote bodemplaat zal een aanmaakblokje of aanmaakstokje niet tussen het brandhout vallen. Bij deze situering zal door de 25 unit het brandhout ontbranden en zeer veel van de dan ontstane rook verbranden. Hierdoor ontstaat veel minder rookontwikkeling en een relatief hoog rendement van het vuur.

Een aanmaakblokje brandt met hogere vlam verder op wanneer het niet in as kan wegzinken. Wanneer het bovendien geheel vrij ligt en voldoende 30 luchttoevoer heeft en de warmte die ontstaat niet wordt afgevoerd door platen of roosters zal de ontsteektemperatuur vlug bereikt worden. Brandstof, waarbij plaatselijk warmte wordt afgevoerd door bijvoorbeeld assen of andere materialen zal daar de ontsteektemperatuur niet bereiken en daardoor daar ook niet verbranden. Door de toepassing van de unit is geen papier of vloeibare brandstof 35 nodig om hout, houtskool of rook tot ontbranding te brengen. De inrichting is bij voorkeur aangepast aan de genormaliseerde aanmaakblokjes DIN 1860-3 en niet-genormaliseerde aanmaakblokjes.

3

De vlammen van de aanmaakblokjes strekken zich in verticale richting verder uit dan in horizontale richting. De aanmaakelementen bevinden zich in verticale als in horizontale richting bij voorkeur op dat punt waar de vlamtemperatuur van de aanmaakblokjes het hoogst is. Bovendien is er voldoende 5 ruimte tussen de aanmaakelementen voor toevoer van lucht. Hierdoor zullen alle aanmaakelementen vrijwel gelijktijdig de ontsteektemperatuur bereiken en ontvlammen. Door zijn relatief grote grondplaat kan de inrichting met aanmaakblokjes en aanmaakelementen ook boven op het brandhout van een kachel geplaatst worden, of boven op de houtskool van een barbecue bij het 10 ontsteken van deze, waarbij veel van de dan ontstane rook verbrand wordt.

De inrichting is geschikt voor het direct positioneren van houtblokken, briketten of houtskool tegen de door de wanden ondersteunde langgestrekte aanmaakelementen zonder dat deze door een extra rooster behoeven te worden ondersteund. Hierdoor is alle van de aanmaakelementen afkomstige warmte 15 beschikbaar voor het ontsteken van de houtblokken, brikketen of houtskool etc. De afmetingen van de inrichting zijn bij voorkeur zodanig dat de aanmaakelementen op een zodanige afstand van het aanmaakblokje zijn gelegen, dat de aanmaakelementen met de hoogste vlamtemperatuur van de van het aanmaakblokje afkomstige vlammen in aanraking komt. Hierbij zal door de 20 relatief grote bodemplaat een goede ondersteuning op bijvoorbeeld reeds aanwezig as van eerdere verbrandingen, of op brandhout bij het van boven naar beneden verbranden, worden verkregen.

Een uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat elke wand is voorzien van ten minste drie 25 ondersteuningsranden, waarbij ten minste twee ondersteuningsranden op nagenoeg dezelfde afstand van de bodemplaat zijn gelegen.

Hierdoor kan bijvoorbeeld een driehoekig-vormige opstelling van de aanmaakelementen worden verkregen waarbij alle aanmaakelementen op een gunstige afstand tot het door de bodemplaat ondersteund aanmaakblokje zijn 30 gelegen. Deze afstanden zijn bij voorkeur zo dat de van het aanmaakblokje afkomstige vlammen de aanmaakelementen daar raken waar de temperatuur van de vlammen het hoogst is.

Een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat ten minste een wand is voorzien van een 35 doorvoeropening.

Deze doorvooropening heeft een aantal functies. De doorvoeropening dient als luchtdoorvoeropening naar het op de bodemplaat gelegen aanmaakblokje 4 en de boven de bodemplaat gelegen langgestrekte aanmaakelementen. De doorvoeropening dient tevens als opening voor een lucifer voor het aansteken van het op de bodemplaat gelegen aanmaakblokje. Ook kan na het aanmaken van het vuur in de houtblokken, briketten of houtskool of nadat het vuur weer is 5 uitgemaakt, een haakvormig gereedschap door de doorvoeropening heen worden gestoken om de inrichting te verwijderen.

Een weer andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat elke wand is voorzien van vijf onder-steuningsranden, waarbij twee ondersteuningsranden aan weerszijde van de 10 doorvoeropening zijn gelegen, twee ondersteuningsranden nagenoeg boven de aan weerszijde van de doorvoeropening gelegen ondersteuningsranden zijn gelegen en een ondersteuningsrand boven de doorvoeropening is gelegen.

Met behulp van een dergelijke inrichting kunnen relatief veel aanmaakelementen eenvoudig worden aangestoken, waarmee vervolgens tegen de 15 aanmaakelementen aan steunende of daarom heen liggende houtblokken, briketten en/of houtskool tot ontbranding kan worden gebracht. Door de ondersteuningsranden liggen de vijf aanmaakelementen zodanig ten opzichte van elkaar dat enerzijds voldoende lucht tussen de aanmaakelementen door kan stromen maar anderzijds van een aanmaakblokje afkomstige vlammen alle 20 aanmaakelementen kunnen bereiken, bij voorkeur daar waar de vlammen de hoogste temperatuur hebben.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de bodemplaat op afstand van de wanden is voorzien van ten minste een uitstekende lip.

25 Door een dergelijke lip kan een aanmaakblokje worden ondersteund, waardoor ook de onderzijde van het aanmaakblokje van lucht kan worden voorzien en geen warmte via de grondplaat van de inrichting kan worden afgevoerd, waardoor de ontstekingstemperatuur ook daar bereikt wordt. Hierdoor wordt een optimale verbranding van het aanmaakblokje bewerkstelligd.

30 Een verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de inrichting is vervaardigd uit een vlakke plaat, waarbij de wanden via vouwranden met de bodemplaat zijn verbonden.

Door de plaat uit een vlakke plaat te vervaardigen is het mogelijk om de inrichting als vlakke plaat te vervoeren, bijvoorbeeld tezamen met een 35 verpakking van aanmaakblokjes, waarbij de eindgebruiker voordat hij de inrichting wenst te gaan gebruiken de wanden om de vouwranden ombuigt totdat de wanden zich nagenoeg dwars op de bodemplaat uitstrekken. Indien de wand is 5 voorzien van een doorvoeropening kan de doorvoeropening worden gebruikt om hier bijvoorbeeld een staaf doorheen te steken die als hefboom kan worden gebruikt voor het ombuigen van de wand.

Een weer verdere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 5 uitvinding wordt gekenmerkt doordat de ondersteuningsrand door een opstaande rand is begrensd.

Hierdoor wordt voorkomen dat een aanmaakelement van de ondersteuningsrand kan afschuiven.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de 10 tekening, waarin; figuur ï een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding toont, figuur 2 een bovenaanzicht van de in figuur t weergegeven inrichting toont, voorafgaande aan het ombuigen van de wanden ten opzichte van de 15 bodemplaat, figuur 3 een perspectivisch aanzicht toont van het ombuigen van de wanden ten opzichte van de bodemplaat, figuur 4 een perspectivisch aanzicht van de in figuur t weergegeven inrichting volgens de uitvinding toont, waarbij een aanmaakblokje op de 20 bodemplaat is gepositioneerd, figuur 5 een perspectivisch aanzicht van de in figuur 4 weergegeven inrichting volgens de uitvinding toont, waarbij drie aanmaakhoutjes door de wanden worden ondersteund, figuur 6 een perspectivisch aanzicht van de in figuur 4 weergegeven 25 inrichting volgens de uitvinding toont, waarbij vijf aanmaakhoutjes door de wanden worden ondersteund, figuur 7 een zijaanzicht van de in figuur 6 weergegeven inrichting volgens de uitvinding toont, waarbij houtblokken rondom, over en op de inrichting zijn gelegen.

30 In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van dezelfde verwijzingscijfers.

Figuren 1-3 tonen de inrichting volgens de uitvinding terwijl de figuren 4-7 het gebruik van de inrichting illustreren. De inrichting 1 omvat een rechthoekige bodemplaat 2 en twee aan weerszijden via vouwranden 3 met de 35 bodemplaat 2 verbonden wanden 4. Elke wand 4 is voorzien van een centraal gelegen doorvoeropening 5, aan weerszijden van de centrale doorvoeropening 5 gelegen ondersteuningsranden 6, op afstand boven de ondersteuningsranden 6 6 gelegen ondersteuningsranden 7 en een tussen de ondersteuningsranden 7 gelegen ondersteuningsrand 8. De ondersteuningsranden 6, 7 strekken zich verticaal uit en worden aan van de doorvoeropening 5 afgekeerde zijden begrensd door opstaande randen 9. Tussen de ondersteuningsranden 7 en de halfcirkelvormige onder-5 steuningsrand 8 zijn opstaande randen 10 gelegen. De bodemplaat 2 is voorzien van twee omgebogen lippen 11.

De inrichting 1 is vervaardigd uit een vlakke metalen plaat waar door middel van stansen materiaal uit is verwijderd waardoor de in figuur 2 weergegeven plano van de inrichting 1 is verkregen. Bij voorkeur zijn hierbij tussen 10 de bodemplaat 2 en de wanden 4 aan weerszijden van de vouwranden 3 sleuven 12 aangebracht, waardoor de kracht die nodig is voor het omvouwen van de wanden 4 naar de in figuur 1 weergegeven positie relatief beperkt is. In de bodemplaat 2 is een nagenoeg rechthoekige gleuf 13 aangebracht waardoor een rechthoekige strip 14 enkel via een verbindingsrand 15 met de rest van de bodemplaat 2 is verbonden. 15 De wand 4 is tussen de ondersteuningsranden 6, 7 voorzien van uitsparingen 16 die zodanig zijn bemeten dat hierin een aanmaakelement positioneerbaar is.

Voor het vormen van de in figuur 1 weergegeven inrichting 1 uit de in figuur 2 weergegeven nog vlakke inrichting wordt, zoals in figuur 3 is weergegeven door een gebruiker een langwerpig voorwerp 20 zoals bijvoorbeeld een 20 schroevendraaier vanaf een onderzijde door de doorvoeropening 5 heen gestoken en aan de bovenzijde nabij de vouwrand 3 tegen de wand 4 aangedrukt. Vervolgens wordt door de gebruiker de schroevendraaier 20 en derhalve de wand 4 in de door pijl Pi aangegeven richting gezwenkt totdat de wand 4 zich nagenoeg dwars op de bodemplaat 2 uitstrekt. In figuur 3 is de nog niet omgebogen wand 4 25 gearceerd weergegeven, terwijl de omgebogen wand 4 niet-gearceerd is weergegeven.

De gebruiker kan vervolgens met behulp van dezelfde schroevendraaier of met een vinger de lip 11 van de strip 14 in de door de pijl P2 aangegeven richting drukken, waardoor een uiteinde van de lip 11 enigszins op afstand van de 30 bodemplaat 2 wordt gebracht. Na het ombuigen van de wanden 4 en de lippen 11 is de in figuur 1 weergegeven inrichting 1 verkregen. De afstand tussen de ondersteuningsranden 6,7 is bij voorkeur 3-5 cm. De breedte van de wand 4 is bijvoorbeeld 7-9 cm, terwijl de afstand tussen de wanden bijvoorbeeld -11 cm is.

De inrichting 1 kan als volgt worden gebruikt. Een gebruiker plaatst de 35 inrichting 1 in de openhaard, houtkachel, barbecue, vuurkorf of dergelijke waarin een vuur dient te worden ontstoken. Vervolgens plaatst hij een aanmaakblokje 21 van licht ontvlambaar materiaal zoals een samenstel van geperst hout en was of 7 een chemische substantie op de bodemplaat 2, waarbij de onderzijde van het aanmaakblokje 21 door de lippen 11 wordt ondersteund. Het aanmaakblokje 21 heeft bij voorkeur afmetingen van een volgens DIN 1860-3 genormaliseerd aanmaakblokje van 17x25x28 mm. Door de lippen 21 ligt de onderzijde van het 5 aanmaakblokje 21 ook nagenoeg geheel vrij zodat ook de onderzijde voor lucht toegankelijk is en kan worden ontbrand.

Daarna plaatst de gebruiker aanmaakelementen 22 zoals langwerpige dunne stokjes hout van bijvoorbeeld 2 cm diameter en 12 cm lang in de inrichting 1. Bij de in figuur 5 weergegeven situatie zijn er drie aanmaakelementen 22 in de 10 inrichting 1 gelegen, 40 die worden ondersteund door twee paar tegenover elkaar gelegen ondersteuningsranden 6 en door de tegenover elkaar gelegen ondersteuningsranden 8. Bij de in figuur 6 weergegeven situatie zijn er vijf aanmaakelementen 22 in de inrichting 1 gelegen, die worden ondersteund door twee paar tegenover elkaar gelegen ondersteuningsranden 6, door twee paar 15 tegenover elkaar gelegen ondersteuningsranden 7 en door de tegenover elkaar gelegen ondersteuningsranden 8.

De gebruiker kan nu met behulp van een brandende lucifer 23 die hij in de door pijl P3 aangegeven richting door de doorvoeropening in de wand 4 steekt, het aanmaakblokje 21 aansteken. De van het aanmaakblokje 21 afkomstige 20 vlammen hebben een zone met een hoogste vlamtemperatuur met een breedte van ongeveer 10 mm op ongeveer 18 mm boven het aanmaakblokje 21, dus ongeveer 18+17=35 mm boven de bodemplaat 2. Binnen deze zone zijn de door de ondersteuningsranden 7, 8 ondersteunde aanmaakelementen 22 gelegen. De zone met een hoogste vlamtemperatuur aan weerszijden van het aanmaakblokje 2iligt 25 met een breedte van ongeveer 5 mm op ongeveer 5 mm van de zijkanten van het aanmaakblokje 21. Binnen deze zone zijn de door de ondersteuningsranden 6 ondersteunde aanmaakelementen 22 gelegen. Deze zone heeft een lagere temperatuur dan de zone boven het aanmaakblokje 21 maar de temperatuur daarin is nog steeds hoger dan de ontbrandingstemperatuur van een 30 aanmaakelement.

Daarna kan de gebruiker houtblokken 24 aan weerszijden van de inrichting 1 op de bodem 25 van de barbecue, vuurkorf of open haard plaatsen en vervolgens extra houtblokken 24 bijvoorbeeld dwars daarop leggen. De bij voorkeur zacht houten langwerpige aanmaakelementen 22 hebben bij het branden 35 een zone met de hoogste vlamtemperatuur met een breedte van 20 mm en een hoogte van 30 mm boven de aanmaakelementen 22. Door de onderste en bovenste 8 aanmaakelementen 22 worden de houtblokken op een afstand van o tot 65 mm van de bodemplaat 2 tot ontbranding gebracht.

Zoals duidelijk zichtbaar in figuur 7 liggen het aanmaakblokje 21, de aanmaakelementen 22 en de houtblokken 24 op enige afstand van elkaar waardoor 5 de lucht en de vlammen zich goed kunnen verspreiden.

Het is ook mogelijk om de inrichting 1 te voorzien van meer of minder ondersteuningsranden. het is ook mogelijk om de inrichting 1 niet te voorzien van doorvoeropeningen en/of lippen 11.

Ook kan de unit op brandhout of houtskool tot ontsteking worden 10 gebracht zodat het gaat branden van boven naar beneden. Bij houtskool moet dan bovendien een unit op de inrichting onder de houtskool tot ontbranding worden gebracht. Hierdoor zal rookverbranding ontstaan met genoemde voordelen.

Claims (7)

1. Inrichting geschikt voor het ondersteunen van langwerpige aanmaakelementen voor het aanmaken van een vuur, welke inrichting is voorzien van een bodemplaat en ten minste twee tegenover elkaar gelegen, zich nagenoeg dwars op de bodemplaat uitstrekkende wanden die elk zijn voorzien van ten minste twee op afstand van elkaar gelegen ondersteuningsranden, waarbij 10 ondersteuningsranden van tegenover elkaar gelegen wanden geschikt zijn voor het ondersteunen van een langwerpige aanmaakelement, met het kenmerk, dat de ondersteuningsranden van een wand op verschillende afstanden ten opzichte van de bodemplaat zijn gelegen, waarbij de ondersteuningsranden van een wand boven elkaar zijn gelegen. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke wand is voorzien van ten minste drie ondersteuningsranden, waarbij ten minste twee ondersteuningsranden op nagenoeg dezelfde afstand van de bodemplaat zijn gelegen. 20

3. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste een wand is voorzien van een doorvoeropening.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kemmerk, dat elke wand is 25 voorzien van vijf ondersteuningsranden, waarbij twee ondersteuningsranden aan weerszijde van de doorvoeropening zijn gelegen, twee ondersteuningsranden nagenoeg boven de aan weerszijde van de doorvoeropening gelegen ondersteuningsranden zijn gelegen en een ondersteuningsrand boven de doorvoeropening is gelegen. 30

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de bodemplaat op afstand van de wanden is voorzien van ten minste een uitstekende lip.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de inrichting is vervaardigd uit een vlakke plaat, waarbij de wanden via vouwranden met de bodemplaat zijn verbonden. 5

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de ondersteuningsrand door een opstaande rand is begrensd.