NL1036582C2 - Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer. - Google Patents

Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer. Download PDF

Info

Publication number
NL1036582C2
NL1036582C2 NL1036582A NL1036582A NL1036582C2 NL 1036582 C2 NL1036582 C2 NL 1036582C2 NL 1036582 A NL1036582 A NL 1036582A NL 1036582 A NL1036582 A NL 1036582A NL 1036582 C2 NL1036582 C2 NL 1036582C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
manure
floor
rotation
axis
bristles
Prior art date
Application number
NL1036582A
Other languages
English (en)
Inventor
Karel Berg
Roelof Stapel
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL1036582A priority Critical patent/NL1036582C2/nl
Priority to EP10704000.8A priority patent/EP2398312B1/en
Priority to EP13197776.1A priority patent/EP2727461B1/en
Priority to PCT/NL2010/000024 priority patent/WO2010095929A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1036582C2 publication Critical patent/NL1036582C2/nl
Priority to US13/211,345 priority patent/US8820267B2/en

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/01Removal of dung or urine, e.g. from stables
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/01Removal of dung or urine, e.g. from stables
    • A01K1/0128Removal of dung or urine, e.g. from stables by means of scrapers or the like moving continuously

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • Treatment Of Sludge (AREA)
  • Fertilizing (AREA)
  • Housing For Livestock And Birds (AREA)
  • Fertilizers (AREA)

Description

Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwijderen van mest aanwezig op een vloer, in het bijzonder een looppad voor dieren, zoals rundvee. Onder mest wordt tevens verstaan ander materiaal, zoals voerresten, dat verwijderd moet worden van een vloer.
DE 103 09 106 toont een wagen met een door een persoon die op de 10 inrichting heeft plaatsgenomen aan te drijven en te sturen mestschuit met twee schuifwanden die achter elkaar gelegen zijn en bevestigd zijn aan een horizontale plaat die met de schuifwanden een kamer bepaalt. De plaat is door middel van een opwaarts en voorwaarts reikende pendelstaven omvattende parallellogramverbinding bevestigd aan het gestel van de wagen, teneinde, met de 15 schuifwanden, in een verticaal langsvlak van de wagen omhoog te kunnen zwenken om een drempel of ander obstakel te ontwijken. Tevens is de bekende wagen voorzien van een mechanisme voor instelling vooraf van de hoogteligging van de plaat en daarmee van de schuifwanden.
20 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een doel van de uitvinding is een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarvan de mestschuif onder veel omstandigheden een effectief contact kan hebben met de vloer.
25 Voor het bereiken van althans één van deze doelen voorziet de uitvinding, vanuit één aspect, in een inrichting voor het verwijderen van mest aanwezig op een vloer, omvattend een gestel, een aandrijving voor voortbeweging van de inrichting over de vloer en tenminste één mestschuif, die een bovenrand bezit, waarbij de mestschuif door een verbindingsconstructie gehouden wordt door 30 het gestel, waarbij de verbindingsconstructie een eerste draaiverbinding omvat met een eerste in hoofdzaak horizontale draaihartlijn die gelegen is beneden althans een gedeelte van de bovenrand van een mest-voortschuivend wandgedeelte van de mestschuif.
Hierdoor wordt, met behoud van de verdraaibaarheid, een laag 1036582 2 draaipunt verkregen, waardoor de verticale momentarm van horizontale, op de mestschuit uitgeoefende krachten, zoals door het contact tussen vloer en schuif, beperkt wordt gehouden, en daarmee een eventueel voorkomend, naar oplichten van de schuif neigend moment. Met in hoofdzaak horizontaal voor de eerste 5 draaihartlijn wordt ook gedoeld op draaihartlijnen die onder een kleine hoek ten opzichte van de horizontaal staan, zoals bijvoorbeeld ongeveer 20 graden.
In een dergelijke opstelling kan de verbindingsconstructie een tweede draaiverbinding omvatten met een tweede, in hoofdzaak horizontale draaihartlijn die onder een hoek, bij voorkeur ongeveer 90 graden, staat ten 10 opzichte van de eerste draaihartlijn, zodat ook aanpassing aan plaatselijke veranderingen in een dwars daarop staande richting wordt bevorderd. De tweede draaihartlijn is bij voorkeur ook beneden althans een gedeelte van de bovenrand van een mest-voortschuivend wandgedeelte van het van de mestschuit gelegen.
Opgemerkt wordt dat van EP 1.690.450 een zelfrijdende wagen met 15 een enkele mestschuif bekend is, waarin de mestschuit op een plaats vóór de mestschuit zodanig aan een gestel is opgehangen dat de schuif verdraaibaar is om een horizontale draaihartlijn, die parallel is aan de rijrichting, voor aanpassing aan plaatselijke veranderingen in het vloerprofiel. Ook kan de schuif zodanig zijn opgehangen dat deze kan zwenken om een loodrecht om de eerder genoemde 20 draaihartlijn, bijvoorbeeld door middel van een trekstang, een parallellogramconstructie of in het algemeen door middel van twee scharnieren. Beide draaibewegingen vinden plaats om boven de bovenrand van een mest-voortschuivend wandgedeelte van het van de mestschuif gelegen hartlijnen.
De eerste draaihartlijn kan dwars op een verticaal middenlangsvlak 25 van de inrichting staan. De tweede draaihartlijn kan dan in dat vlak liggen.
In een uitvoering is de plaats van de mestschuif ten opzichte van de eerste draaihartlijn instelbaar, in het bijzonder de horizontale afstand. Hiermee kan de momentarm tussen mestschuif en draaihartlijn worden bepaald.
In een eerste verdere ontwikkeling van de inrichting volgens de 30 uitvinding is de mestschuif in hoofdzaak U- of V-vormig om een in voorwaartse richting openende mestopneemruimte te bepalen. In een compacte uitvoering is de eerste draaihartlijn dan bij voorkeur gelegen vóór een achterwand van de mestopneemruimte, en valt bij voorkeur, beschouwd in projectie op een verticaal middenlangsvlak van de inrichting, in horizontale richting samen met de 3 mestopneemruimte. Dan kan het door de wrijvingskracht gegenereerde moment in één of meer vlakken parallel aan het verticaal middenlangsvlak, door welk moment anders de druk van de achterwand van de mestschuit verminderd zou kunnen worden, beperkt worden gehouden.
5 In een uitvoering hiervan bezit de mestschuit twee benen met een lengte in de orde van grootte van de breedte van de achterwand van de mestschuit.
In tweede verdere ontwikkeling is de eerste draaihartlijn achter de mestschuit gelegen. Hierdoor kunnen de door de mest en de vloer op de mestschuit uitgeoefende krachten het contact van mestschuit met vloer bevorderen, echter 10 zonder dat die druk te groot hoeft te worden en anders de voortbeweging zou hinderen.
De mestschuit kan daarbij aangebracht zijn op een, bijvoorbeeld plaatvormige, houder en daarmee ten opzichte van het gestel als één geheel beweegbaar om de eerste en eventueel tweede draaihartlijn, waarbij de houder 15 voorzien is van een toegevoegd vloerbehandeldeel dat in langsrichting op afstand van de mestschuit is gelegen, bij voorkeur daarachter. Het toegevoegd vloerbehandeldeel, dat ingericht kan zijn voor een vergelijkbare functie (mestschuit) of voor een andere functie, zoals vegen of borstelen, ligt bij voorkeur achter de mestschuit, voor bevordering van de stabiliteit. Het toegevoegd vloerbehandeldeel 20 kan een zich in hoofdzaak in dwarsrichting uitstrekkende opstaande schuif- of veegstrook vormen, bijvoorbeeld een borstel waarmee een eventuele mestfilmlaag wordt losgemaakt.
In een uitvoering hiervan zijn de mestschuif en het toegevoegd vloerbehandeldeel aan weerszijden van de eerste draaihartlijn gelegen, waardoor 25 een in langsrichting compacte opstelling wordt verkregen. In deze uitvoering is een instelbaarheid van de afstand, in het bijzonder horizontale afstand, tot de eerste draaihartlijn van mestschuif en/of het toegevoegd vloerbehandeldeel gunstig, omdat daarmee de aanligdrukken van deze beide op wens ingesteld kunnen worden, in het bijzonder indien een deel van de massa van de inrichting via de verbinding van 30 de eerste draaihartlijn, via de houder wordt overgedragen aan de vloer. In een uitvoering, waarin de positie van de houder zelf ten opzichte van het gestel wordt ingesteld zal verplaatsing van de houder voor die instelling vergroting van de momentarm voor de één (bijvoorbeeld mestschuif) een verkleining van de momentarm voor de ander (bijvoorbeeld toegevoegd vloerbehandeldeel), tot de 4 eerste draaihartlijn, tot gevolg hebben.
De voorste vloercontactpunten van de mestschuit kunnen, in langsrichting beschouwd, dichter bij de eerste draaihartlijn gelegen zijn dan de achterste vloercontactpunten van het toegevoegd vloerbehandeldeel. In een 5 verdere uitvoering hiervan bedraagt de verhouding van de afstanden in langsrichting tussen de voorste vloercontactpunten van de mestschuit en de eerste draaihartlijn en de achterste vloercontactpunten van het toegevoegd vloerbehandeldeel en de eerste draaihartlijn ongeveer 1 op 2.
De stabiliteit in langsrichting wordt bevorderd indien de mestschuit, 10 houder en vloersteun beschouwd in een verticaal langsvlak van de inrichting een stijf geheel vormen.
De aanpassing aan het oppervlak van de vloer wordt bevorderd indien de mestschuit en het toegevoegd vloerbehandeldeel ten opzichte van elkaar verdraaibaar zijn om een draaihartlijn die zich parallel aan de langsrichting uitstrekt, 15 zodat bijvoorbeeld de ene een schuine stand kan innemen en de andere een zuiver horizontale stand. Die draaihartlijn kan samenvallen met de hiervoor genoemde tweede draaihartlijn.
In een alternatieve, eenvoudige ontwikkeling vormen de mestschuit, houder en vloersteun beschouwd in een verticaal vlak loodrecht op een verticaal 20 langsvlak van de inrichting een stijf geheel.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het verwijderen van materiaal, zoals mest, aanwezig op een vloer, omvattend een gestel, een aandrijving voor voortbeweging van de inrichting over de vloer en een eerste en een tweede vloerbehandeldeel, waarbij beide vloerbehandeldelen zich in 25 hoofdzaak over de breedte van de inrichting uitstrekken en zijn aangebracht op een houder, welke door een verbindingsconstructie gehouden wordt door het gestel, waarbij het eerste en het tweede vloerbehandeldeel in langsrichting op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij de verbindingsconstructie een eerste draaiverbinding omvat met een eerste, in hoofdzaak horizontale draaihartlijn waaromheen de 30 houder met beide vloerbehandeldelen verdraaibaar is ten opzichte van het gestel, onder wijziging van de oriëntatie van de houder in een verticaal langsvlak van de inrichting, waarbij de eerste draaihartlijn in hoofdzaak dwars op dat langsvlak staat.
De vloerbehandeldelen kunnen verschillend zijn uitgevoerd, waarbij in het bijzonder het voorste, eerste vloerbehandeldeel uitgevoerd is als (mest)schuif.
5
Het tweede vloerbehandeldeel kan daarbij in het bijzonder een tweede schuif of een borstel vormen.
De houder met beide vloerbehandeldelen kan met de inrichting verbonden zijn voor verdraaiing ten opzichte daarvan om een tweede draaihartlijn 5 die in hoofdzaak parallel aan het verticaal langsvlak ligt.
Zoals eerder vermeld kan de houder met beide vloerbehandeldelen als één stijf geheel verdraaibaar zijn om de eerste draaihartlijn en/of de tweede draaihartlijn.
De hiervoor beschreven verdere ontwikkelingen van de opstelling met 10 houder met mestschuit en vloerbehandeldeel kunnen ook hier van toepassing zijn.
In geval van uitvoering van een vloerbehandeldeel als borstel kan deze vast zijn en een reeks in hoofdzaak in dwarsrichting naast elkaar opgestelde borstelharen omvatten, zoals op zich gebruikelijk voor een borstel.
Voor het verwijderen van mestresten die zich hebben afgezet in 15 dwarsspleten van een zogenoemde roostervloer kan de borstel borstelharen van tenminste twee verschillende lengtes omvatten, waarbij langere borstelharen buigbaar zijn en verder neerwaarts reiken dan kortere borstelharen. De langere borstelharen kunnen dan in de spleten reiken om de mestresten los te maken, waarna deze resten kunnen vallen in de onderliggende mestkelder. Kortere 20 borstelharen kunnen in groter aantal aanwezig zijn dan langere borstelharen, waarbij de langere borstelharen bij voorkeur op onderlinge afstand van meerdere borstelharen langs de borstel van elkaar zijn aangebracht. Indien de borstel concaaf is zal de reeks borstelharen trajecten omvatten die onder een hoek staan op de dwarsspleten. De langere borstelharen kunnen dan zodanig in hun beweging 25 worden beïnvloed door naastliggende borstelharen, dat die beweging een dwarsgerichte component verkrijgt, waardoor het reinigende effect wordt versterkt.
In een uitvoering zijn de mestschuit en/of het toegevoegd vloerbehandeldeel concaaf, bij voorkeur met de holle zijde naar voren gericht.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor 30 het vegen van een stalvloer, omvattend een gestel en een borstel voor vegend contact met de vloer, waarbij de borstel een reeks in hoofdzaak in dwarsrichting naast elkaar opgestelde borstelharen omvat en de borstel concaaf is beschouwd in bovenaanzicht, bij voorkeur met de holle zijde naar voren gericht. De borstel kan borstelharen van tenminste twee verschillende lengtes omvatten, waarbij langere 6 borstelharen buigbaar zijn en verder neerwaarts reiken dan kortere borstelharen. Ook in dit geval kunnen met voordeel kortere borstelharen in groter aantal aanwezig zijn dan langere borstelharen, waarbij de langere borstelharen bij voorkeur op onderlinge afstand van meerdere borstelharen langs de borstel van elkaar zijn 5 aangebracht.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor het verwijderen van materiaal van een stalvloer, waarbij de inrichting omvat een gestel en een met het gestel verbonden schuif voor het materiaal, welke schuif een onderrand heeft voor schuivend contact met de stalvloer, waarbij de onderrand in 10 een eerste horizontaal vlak is gelegen, waarbij de inrichting voorts is voorzien van stationaire, buigbare borstelharen die neerwaarts reiken tot op een afstand beneden het eerste horizontaal vlak. Deze in overlengte uitstekende borstelharen kunnen in de spleten reiken om de mestresten los te maken, waarna deze resten kunnen vallen in de onderliggende mestkelder. Zij kunnen, zoals hiervoor vermeld, 15 deel uitmaken van een borstel met verder kortere haren, die op de vloer rusten, of toegevoegd zijn aan een ander vloerbehandeldeel, zoals voornoemde mestschuit of een extra mestschuif. Ook kunnen zij bijvoorbeeld tussen twee vloerbehandeldelen, zoals twee mestschuiven, gelegen zijn.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting voor 20 het verwijderen van materiaal, zoals mest, aanwezig op een vloer, omvattend een gestel, een aandrijving voor voortbeweging van de inrichting over de vloer en tenminste één mestschuif, die een bovenrand bezit, waarbij de mestschuif door een verbindingsconstructie gehouden wordt door het gestel, waarbij de verbindingsconstructie een eerste draaiverbinding omvat met een eerste in 25 hoofdzaak horizontale draaihartlijn die gelegen is achter de mestschuif. Zoals vermeld kan de eerste draaihartlijn beneden althans een gedeelte van de bovenrand van een mest-voortschuivend wandgedeelte van de mestschuif gelegen zijn.
De hiervoor beschreven inrichting kan op op zich bekende wijze 30 ingericht zijn voor onbemand zelfrijden en bij voorkeur ook onbemand sturen. Onder onbemand zelfrijdende en sturende inrichting worden verstaan zowel althans in hoofdzaak autonoom rijdende en sturende inrichtingen, al dan niet daartoe geprogrammeerd, zoals de Discovery (geregistreerd handelsmerk) mestschuif van het geregistreerde handelsmerk Lely, als inrichtingen waarin de voortbeweging en/of 7 sturing op afstand wordt gestuurd. In beide gevallen bevindt zich een motor voor voorbeweging in de inrichting.
De uitvinding voorziet voorts in een samenstel van een inrichting volgens de uitvinding en een vloer. De vloer kan een dicht bovenoppervlak bezitten 5 of van spleten zijn voorzien en/of een looppad in een stal vormen.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste 10 octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
15 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren 1A en 1B respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht op een eerste voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de uitvinding; 20 Figuren 2A en 2B respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht op een tweede voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de uitvinding;
Figuren 3A en 3B respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht op een derde voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de 25 uitvinding;
Figuren 4A en 4B respectievelijk een bovenaanzicht en een zijaanzicht op een vierde voorbeelduitvoering van een inrichting volgens de uitvinding; en
Figuren 5A en 5B respectievelijk een detail van een aanzicht op een 30 borstel geschikt voor gebruik in een inrichting volgens de uitvinding, in onbelaste toestand en een aanzicht op een situatie tijdens gebruik.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
8
De in figuren 1A en 1B weergegeven inrichting 1 voor het van een vloer 30 van een looppad van een stal verwijderen van mest omvat een relatief zwaar, blokvormig huis 2 van beton. De inrichting 1 steunt op twee wielen 3 en op een mestschuit 4. Het huis 2 is aan weerszijden voorzien van stroomafnemers 6, 5 waarmee een in het huis 2 opgenomen accu 16 kan worden opgeladen aan een extern laadstation, zoals toegepast bij de mestschuifinrichting die door Lely (geregistreerd handelsmerk) onder de naam Discovery (geregistreerd handelsmerk) wordt aangeboden. De mestschuit 4 bevindt zich geheel vóór het huis 2 en daarmee de aandrijving, zoals te zien is in de figuren 1A en 1B, en gezien in 10 projectie op een middenlangsvlak M van de inrichting 1.
In het huis 2 is opgenomen een door de accu 16 gevoede besturingseenheid 15, die via bedieningsleiding 18 een dubbele elektromotor 17 aanstuurt, waarmee de wielen 3 afzonderlijk kunnen worden aangedreven. De besturingseenheid 15 is op afstand programmeerbaar, zodat de inrichting 1 op 15 zelfstandige wijze een bepaalde werkroute kan volgen, bij herhaling.
De mestschuit 4 is vervaardigd van roestvast staal en U-vormig met twee benen 7a,b en mest-voortschuivende achterwand 8, die een mestopneemruimte 25 bepalen, met een lengte L1 en een breedte B, die in dit voorbeeld ongeveer gelijk zijn. De benen 7a,b en de achterwand 8 zijn plaatvormig, 20 waarbij de benen 7a,b achteraan een grotere hoogte bezitten dan vooraan. Aan de onderrand 9a zijn zij voorzien van een polyurethaan strook 26, voor vegend contact met de vloer 30. De benen 7a,b kunnen enige onderlinge opwaarste/neerwaartse beweging (richting C) ondergaan, zodat deze met hun onderranden de vloer 30 goed kunnen volgen.
25 Vanuit het huis 2 reikt voorwaarts een langsstaaf 10, die vrij draaibaar om zijn hartlijn in het huis 2 is gelagerd, richting B. Aan het vooreind is een console 23 bevestigd, waarin een dwarsstaaf 22 vrij draaibaar gelagerd is, richting C. De einden 22a,b van de dwarsstaaf 22 zijn stijf bevestigd aan benen 7a,b van de mestschuit 4, dus achter het vooreind van de (benen) van de mestschuif. Als gevolg 30 van deze cardanachtige verbinding met het huis 2 kan de mestschuif 4 verkantingen in langsrichting en dwarsrichting van de vloer 30 goed volgen, waardoor de mestschuif 4 voldoende contact houdt met de vloer 30. De draaihartlijnen voor de langsstaaf 10 en voor de dwarsstaaf 22 liggen beneden het hoogste punt van de bovenrand 9b van de achterwand 8, de draaihartlijn voor de dwarsstaaf 22 zelfs 9 beneden de bovenranden van alle wanden 7,8.
In gebruik op een zogenoemde dichte vloer 30 van het looppad van een stal kan met de in voorwaartse richting A rijdende inrichting 1 op autonome wijze mest (of ander materiaal) die op de vloer 30 ligt worden verschoven naar een 5 aan het eind van het looppad gelegen opening van een mestkelder. Daarna rijdt de inrichting 1 terug naar het andere eind van het looppad, om te beginnen met een volgende slag, voor het vegen van een strook van de vloer 30 naast de strook die in de vorige slag werd geveegd.
Bij wijze van voorbeeld is L1 groter dan L2, de lengte van het huis 2 10 tot aan de wand 8. L1 kan meer dan 2/3 van de som van L1 + L2, de totale lengte L van de inrichting 1 bedragen. Zo kunnen, L1 en B 1 m bedragen, waarmee zonder probleem een mesthoeveelheid van 100 I kan worden opgenomen, welke volgens verwachting in 1 uur terechtkomt op een strook van 1 m van een looppad van 100 m lengte. In dat geval hoeft de inrichting 1 slechts 1 x per uur hetzelfde oppervlak 15 schoon te schuiven. L2 kan daarbij 0,5 m bedragen.
De in de figuren 2A en 2B weergegeven inrichting 101 komt voor wat betreft het huis 2 en de aandrijving overeen met de inrichting 1 van de figuren 1A en 1B. De mestschuif 104, gelegen onder een kap 150, is nu onderdeel van een tandemopstelling met twee vloerbehandeldelen, dus behalve het eerste 20 vloerbehandeldeel, de mestschuif 104, een tweede vegend vloerbehandeldeel 105 dat uitgevoerd kan zijn als mestschuif, in dit voorbeeld, of als borstel, zie de hierna volgende voorbeelden. De inrichting 101 steunt op twee wielen 103 en op de beide vloerbehandeldelen 104,105.
Elke mestschuif 104,105 is concaaf met de mond naar voren gericht 25 en bezit een onderrand 109a met polyurethaan strook en een bovenrand 109b. De mestschuif 104,105 is vast bevestigd aan een dwarsplaat 122a,b, die zelf vast bevestigd is aan een U-vormige houder 121 a,b, die verdraaibaar (richting C) is aangebracht op een zich in langsrichting uitstrekkende, centrale stang 120. De stang 120 is voorzien van een neerwaarts reikende plaat 112, die met een draaipen 30 114 gelagerd is in een vork 113 die aangebracht is op het vooreind van een aan het huis 102 bevestigde stang 110. De draaipen 114 ligt met de dwars op de richting A staande hartlijn beneden de bovenrand 109b van de mestschuiven 104,105 en laat verdraaiing van de stang 120 in de richting B toe, zodat ook in deze uitvoering een verdraaiing om twee loodrecht op elkaar staande horizontale hartlijnen mogelijk is, 10 elke mestschuit 104,105 afzonderlijk in richting B en gezamenlijk en tegengesteld in richting C.
In dit voorbeeld is de draaipen 114 achter de voorste schuif 104 gelegen, op een afstand die ongeveer op 1/3 van de tussenafstand tussen de 5 schuiven 104 en 105. De plaats van de schuiven 104,105 ten opzichte van de draaipen 114 kan worden ingesteld. Dat kan bijvoorbeeld door de verbinding tussen de houders 121a,b en de stang 120 verstelbaar te maken, waarmee eventueel ook de onderlinge afstand tussen de schuiven 104,105 kan worden ingesteld. Dat kan bijvoorbeeld ook door de plaat 112 te verlengen in langsrichting en te voorzien van 1 o meerdere gaten voor de pen 114.
In een alternatieve uitvoering is de stang 120 lager gelegen, zodat deze beneden de bovenranden 109b gelegen is. De stang 120 kan dan met de uiteinden relatief om zijn hartlijn draaibaar verbonden zijn met de schuiven 104,105.
De in de figuren 3A en 3B weergegeven inrichting 201 komt voor wat 15 betreft het huis 2 en de aandrijving overeen met de inrichting 1 van de figuren 1A en 1B. De van een kunststof veegstrook 206 voorziene mestschuif 204 (eerste vloerbehandeldeel), gelegen onder een kap 250, is nu onderdeel van een stijve opstelling met een tweede vegend steundeel 205 (tweede vloerbehandeldeel) dat uitgevoerd is als vaste borstel 207, bijvoorbeeld met nylon haren 208. De inrichting 20 201 steunt op twee wielen 203 en op de beide vloerbehandeldelen 204,205.
De beide delen 204,205 zijn vast bevestigd aan een plaat 220 van roestvast staal en vormen daarmee een stijf geheel. De plaat 220 is voorzien van twee spleten 211 voor doorvoer van de twee platen van een vork 213 die vast bevestigd is aan het vooreind van een uit het huis 202 reikende horizontale stang 25 210, die verdraaibaar om zijn hartlijn gelagerd is (richting B). De vork 213 is door een beneden de plaat 220 gelegen draaipen 214 in de richting C draaibaar bevestigd aan een neerwaarts reikende plaat 212 die bevestigd is aan de onderzijde van de plaat 220, zodat de plaat 220 met de delen 204,205 in die richting kan kantelen. De spleten 211 kunnen eventueel verlengd zijn om verplaatsing van de 30 positie van de draaipen 214 ten opzichte van de delen 204,205 in te stellen, waarbij dan borgmiddelen daarvoor zullen zijn voorzien. De draaipen 214 kan daarbij dichter bij het voorste deel 204 dan bij het achterste deel 205 gelegen zijn.
De in de figuren 4A en 4B weergegeven inrichting 301 komt voor wat betreft het huis 2 en de aandrijving overeen met de inrichting 1 van de figuren 1A en 11 1B. De van een kunststof veegstrook 306 voorziene mestschuit 304, gelegen onder een kap 350, is wederom onderdeel van een stijve opstelling met een tweede vegend steundeel 305 dat uitgevoerd is als vaste borstel 307, bijvoorbeeld met nylon haren 308. De inrichting 301 steunt op twee wielen 303 en op de beide 5 vloerbehandeldelen 304,305.
De delen 304,305 zijn concaaf met de opening naar voren, en nabij de zijden van de inrichting 301 met elkaar verbonden door platen 320, zodat zij één stijf geheel vormen, beschouwd in een verticaal langsvlak en een verticaal vlak loodrecht daarop, dat met een lagerbus of -huls 316 om een in hoofdzaak 10 horizontale draaihartlijn verdraaibaar (richting B) bevestigd is aan het vooreind van een langsbalk 310 die vast is bevestigd aan het huis 302. Door de stijve opstelling wordt ongewenste kanteling als gevolg van slijtage in bus 316 tegengegaan. Nabij de zijden van de inrichting 301 is het van een borstel voorziene steundeel 305 bevestigd aan neerwaarts omgebogen einden 313 van een aan de lagerbus 316 15 bevestigde dwarsstrook 312, en wel om pennen 314 verdraaibaar in richting C. De pennen 314 liggen beneden de bovenranden 309b van de delen 304,305.
Voor gebruik op een zogenoemde roostervloer, in een uitvoering met verticaal naar de onderliggende mestkelder doorgaande dwarsspleten, schematisch aangeduid in figuren 4A en 4B als vloer 130 met dwarsspleten 131, kan in de 20 inrichtingen 201 en 301 gebruik worden gemaakt van een vaste borstel 407 met haren 408a en 408b van verschillende lengte, die aan hun boveneinden vastgezet zijn in het deel 305, dat daartoe bijvoorbeeld een omgekeerd U-profiel voor opname van die boveneinden met lijm bezit. De lengte van de haren 408b is groter (bijvoorbeeld 1,5 cm of meer, bijvoorbeeld 4 cm meer, dan die van de haren 408a. 25 De haren 408b zijn in een kleiner aantal voorzien, solitair of in groepjes op regelmatige afstand van elkaar aangebracht, in afwisseling met groepen kortere haren 408a, zie figuren 5A en 5B. In figuur 5A zijn de haren 408a,b overdreven dun weergegeven, om redenen van illustratie. De haren 408a,b liggen echter in opeenvolging tegen elkaar aan. In figuur 5A is de onbelaste toestand weergegeven, 30 waarin is aangegeven dat de kortere haren 408a met hun ondereinden in een horizontaal vlak H zijn gelegen. Het vlak H zal in gebruik samenvallen met het vloeroppervlak en zullen de lange haren 408b gebogen over de vloer slepen. Opgemerkt wordt dat deze lange haren 408b in plaats van met een borstel ook gecombineerd kunnen worden met een ander soort vloerbehandeldeel, in het 12 bijzonder met een mestschuit zelf.
In bedrijf drukken de haren 408a met hun ondereinden op de vloer 130, om mogelijke filmvorming van uitgesmeerde mest, die bij hogere temperaturen kan ontstaan, te voorkomen dan wel gevormde film te verbreken. De langere haren 5 408b worden hierbij voortgesleept, in gebogen toestand. Zodra de langere haren 408b boven een spleet 131 komen kunnen zij daarin met kracht neerwaarts buigen, waarbij zij eventuele mestresten in de opening van de spleet losmaken en/of neerwaarts drukken en de opening weer vrijmaken. Door de rand van de opening van de spleet worden zij vanzelf weer omhoog gebogen.
10 De in dit voorbeeld gebogen vorm van de reeks haren 408a,b kan in gedeelten die schuin staan op de richting A tot gevolg hebben dat de beweging van de lange haren 408b naar de gebogen stand en weer terug wordt beïnvloed door naastgelegen haren, zodanig dat die beweging een richtingscomponent dwars op de richting A verkrijgt. Hierdoor zullen de lange haren ook een verplaatsing in 15 spleetrichting ondergaan, waardoor het vrijmakend effect vergroot wordt.
De ruimte tussen de beide in de figuren 2A,B, 3A,B en 4A,B getoonde mestschuit en steundeel, zoals borstel, kan worden benut voor het uitoefenen van invloed op de vloer, bijvoorbeeld door sproeien. Deze ruimte kan bijvoorbeeld ook worden benut voor het plaatsen van lange borstelharen, die beneden het 20 horizontale vlak bepaald door de onderrand van de mestschuit en/of borstel reiken om, zoals hiervoor beschreven, ter plaats van spleten in de vloer neerwaarts te kunnen bewegen om mest in de spleten los te maken.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van 25 de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
1036582

Claims (47)

1. Inrichting (1,101,201,301) voor het verwijderen van mest aanwezig op een vloer (30,130), omvattend een gestel, een aandrijving voor voortbeweging van de inrichting (1,101,201,301) over de vloer (30,130) en tenminste één mestschuit (4.104.204.304.105.205.305) , die een bovenrand (9b,109b,309b) bezit, waarbij de 5 mestschuit (4,104,204,304,105,205,305) door een verbindingsconstructie gehouden wordt door het gestel, met het kenmerk, dat de verbindingsconstructie een eerste draaiverbinding omvat met een eerste in hoofdzaak horizontale draaihartlijn die gelegen is beneden althans een gedeelte van de bovenrand (9b, 109b,309b) van een mest-voortschuivend wandgedeelte van de mestschuit 10 (4,104,204,304,105,205,305).
2. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 1, waarbij de verbindingsconstructie een tweede draaiverbinding omvat met een tweede, in hoofdzaak horizontale draaihartlijn die onder een hoek staat ten opzichte van de eerste draaihartlijn, bij voorkeur een hoek van ongeveer 90 graden.
3. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 2, waarbij de tweede draaihartlijn gelegen is beneden althans een gedeelte van de bovenrand (9b,109b,309b) van een mest-voortschuivend wandgedeelte van de mestschuit (4.104.204.304.105.205.305) ..
4. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij de 20 eerste draaihartlijn in hoofdzaak dwars op een verticaal middenlangsvlak (M) van de inrichting staat.
5. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 2, 3 of 4, waarbij de tweede draaihartlijn gelegen is in een verticaal middenlangsvlak (M) van de inrichting (1,101,201,301).
6. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de plaats van de mestschuit (4,104,204,304,105,205,305) ten opzichte van de eerste draaihartlijn instelbaar is, in het bijzonderde horizontale afstand.
7. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de mestschuit (4,104,204,304,105,205.305) in hoofdzaak U- of V-vormig is 30 om een in voorwaartse richting openende mestopneemruimte (25) te bepalen.
8. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 7, waarbij de eerste Ή 0 5 8 2 draaihartlijn gelegen is vóór een achterwand (8) van de mestopneemruimte (25), bij voorkeur, beschouwd in projectie op een verticaal middenlangsvlak (M) van de inrichting, in horizontale richting samenvalt met de mestopneemruimte (25).
9. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 8, waarbij de mestschuif 5 (4,104,204,304,105,205,305) twee benen (7a,b) bezit met een lengte in de orde van grootte van de breedte van de achterwand (8) van de mestschuif (4.104.204.304.105.205.305) .
10. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 4-7, waarbij de eerste draaihartlijn achter de mestschuif (4,104,204,304,105,205,305) is gelegen.
11. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 10, waarbij de mestschuif (4.104.204.304.105.205.305) aangebracht is op een houder (121a,b), welke plaatvormig kan zijn, en daarmee ten opzichte van het gestel als één geheel beweegbaar is om de eerste en eventueel tweede draaihartlijn, waarbij de houder (121 a,b) voorzien is van een toegevoegd vloerbehandeeldeel 15 (4,104,204,304,105,205,305) dat in langsrichting op afstand van de mestschuif (4.104.204.304.105.205.305) is gelegen, bij voorkeur daarachter.
12. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusies 4 en 11, waarbij de mestschuif (4,104,204,304,105,205,305) en het toegevoegd vloerbehandeldeel (4.104.204.304.105.205.305) aan weerszijden van de eerste draaihartlijn zijn 20 gelegen, waarbij, bij voorkeur, in langsrichting beschouwd, de afstand, in het bijzonder horizontale afstand, van de mestschuif (4,104,204,304,105,205,305) en/of van het toegevoegd vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) tot de eerste draaihartlijn instelbaar is, bij voorkeur door instelling van de positie van de houder (121a,b) ten opzichte van het gestel.
13. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 12, waarbij de voorste vloercontactpunten van de mestschuif (4,104,204,304,105,205,305) in langsrichting beschouwd dichter bij de eerste draaihartlijn zijn gelegen dan de achterste vloercontactpunten van het toegevoegd vloerbehandeldeel (4.104.204.304.105.205.305) .
14. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 13, waarbij de verhouding van de afstanden in langsrichting tussen de voorste vloercontactpunten van de mestschuif (4,104,204,304,105,205,305) en de eerste draaihartlijn en de achterste vloercontactpunten van het toegevoegd vloerbehandeldeel (4.104.204.304.105.205.305) en de eerste draaihartlijn ongeveer 1 op 2 bedraagt.
15. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 10-14, waarbij de mestschuit (4,104,204,304,105,205,305), houder (121a,b) en toegevoegd vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) beschouwd in een verticaal langsvlak van de inrichting een stijf geheel vormen.
16. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusie 10-15, waarbij de mestschuit (4,104,204,304,105,205,305) en het toegevoegd vloerbehandeldeel (4.104.204.304.105.205.305) ten opzichte van elkaar verdraaibaar zijn om een draaihartlijn die zich parallel aan de langsrichting uitstrekt.
17. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusies 2 en 16, waarbij de 10 genoemde draaihartlijn de tweede draaihartlijn is.
18. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 10-17, waarbij het toegevoegd vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) een zich in hoofdzaak in dwarsrichting uitstrekkende opstaande strook (206,306) met veegfunctie vormt.
19. Inrichting (1,101,201,301) voor het verwijderen van materiaal, zoals mest, aanwezig op een vloer (30,130), omvattend een gestel, een aandrijving voor voortbeweging van de inrichting over de vloer (30,130) en een eerste en een tweede vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305), waarbij beide vloerbehandeldelen (4,104,204,304,105,205,305) zich in hoofdzaak over de 20 breedte van de inrichting uitstrekken en zijn aangebracht op een houder (121 a,b), welke door een verbindingsconstructie gehouden wordt door het gestel, waarbij het eerste en het tweede vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) in langsrichting op afstand van elkaar gelegen zijn, waarbij de verbindingsconstructie een eerste draaiverbinding omvat met een eerste, in hoofdzaak horizontale 25 draaihartlijn waaromheen de houder (121a,b) met beide vloerbehandeldelen (4.104.204.304.105.205.305) verdraaibaar is ten opzichte van het gestel, onder wijziging van de oriëntatie van de houder (121a,b) in een verticaal langsvlak van de inrichting, waarbij de eerste draaihartlijn in hoofdzaak dwars op dat langsvlak staat.
20. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 19, waarbij het voorste 30 vloerbehandeldeel een mestschuit (4,104,204,304,105,205,305) vormt.
21. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 19 of 20, waarbij de beide vloerbehandeldelen (4,104,204,304,105,205,305) aan weerszijden van de eerste draaihartlijn zijn gelegen.
22. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 21, waarbij de voorste vloercontactpunten van het voorste vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) in langsrichting beschouwd dichter bij de eerste draaihartlijn zijn gelegen dan de achterste vloercontactpunten van het achterste vloerbehandeldeel (4.104.204.304.105.205.305) .
23. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 19-24, waarbij de houder (121a,b) met beide vloerbehandeldelen (4,104,204,304,105,205,305) met de inrichting verbonden zijn voor verdraaiing ten opzichte daarvan om een tweede draaihartlijn die in hoofdzaak parallel aan het verticaal langsvlak ligt.
24. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 19-23, waarbij 10 de houder (121a,b) en beide vloerbehandeldelen (4,104,204,304,105,205,305) beschouwd in een verticaal langsvlak en/of in een verticaal vlak loodrecht daarop van de inrichting een stijf geheel vormen.
25. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 19-22, waarbij de beide vloerbehandeldelen (4,104,204,304,105,205,305) ten opzichte van elkaar 15 verdraaibaar zijn om een tweede, in hoofdzaak horizontale draaihartlijn die in het verticaal langsvlak is gelegen.
26. Inrichting (1,101,201,301) één der conclusies 19-24, waarbij de houder (121a,b) plaatvormig is.
27. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 19-26, wanneer 20 afhankelijk van conclusie 20, waarbij de eerste en/of tweede draaihartlijn beneden een mest-voortschuivend wandgedeelte van het eerste vloerbehandeldeel (4.104.204.304.105.205.305) gelegen is.
28. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 19-27, waarbij de plaats van althans één van de beide vloerbehandeldelen 25 (4,104,204,304,105,205,305) ten opzichte van de eerste draaihartlijn instelbaar is, in het bijzonder voor wat betreft de horizontale afstand.
29. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 10-28, waarbij het tweede vloerbehandeldeel een tweede mestschuit (4,104,204,304,105,205,305) vormt.
30. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 10-28, waarbij het tweede vloerbehandeldeel een borstel (207,307,407) vormt, die bij voorkeur een reeks in hoofdzaak in dwarsrichting naast elkaar opgestelde borstelharen (2088,308,408a,408b) omvat.
31. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 30, waarbij de borstel (207,307,407) borstelharen (208,308,408a,408b) van tenminste twee verschillende lengtes omvat, waarbij langere borstelharen (408b) buigbaar zijn en verder neerwaarts reiken dan kortere borstelharen (408a).
32. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 31, waarbij kortere 5 borstelharen (408a) in groter aantal aanwezig zijn dan langere borstelharen (408b), waarbij de langere borstelharen (408b) bij voorkeur op onderlinge afstand van meerdere borstelharen (208,308,408a ,408b) langs het toegevoegd vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) van elkaar zijn aangebracht.
33. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der conclusies 10-32, waarbij 10 de mestschuit en/of het toegevoegd vloerbehandeldeel (4,104,204,304,105,205,305) concaaf zijn, bij voorkeur met de holle zijde naar voren gericht.
34. Inrichting (1,101,201,301) voor het vegen van een stalvloer (30,130) omvattend een gestel en een borstel (207,307,407) voor vegend contact met de 15 vloer (30,130), waarbij de borstel (207,307,407) een reeks in hoofdzaak in dwarsrichting naast elkaar opgestelde borstelharen (208,308,408a,408b) omvat en de borstel (207,307,407) concaaf is beschouwd in bovenaanzicht, bij voorkeur met de holle zijde naar voren gericht.
35. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 34, waarbij de borstel 20 (207,307,407) borstelharen (208,308,408a,408b) van tenminste twee verschillende lengtes omvat, waarbij langere borstelharen (408b) buigbaar zijn en verder neerwaarts reiken dan kortere borstelharen (408a).
36. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 35, waarbij kortere borstelharen (408a) in groter aantal aanwezig zijn dan langere borstelharen (408b), 25 waarbij de langere borstelharen (408b) bij voorkeur op onderlinge afstand van meerdere borstelharen (208,308,408a,408b) langs de borstel (207,307,407) van elkaar zijn aangebracht.
37. Inrichting (1,101,201,301) voor het verwijderen van materiaal van een stalvloer (30,130) waarbij de inrichting (1,101,201,301) omvat een gestel en een 30 met het gestel verbonden schuif voor het materiaal, welke schuif een onderrand (9a,109a) heeft voor schuivend contact met de stalvloer (30,130), waarbij de onderrand (9a,109a) in een eerste horizontaal vlak is gelegen, waarbij de inrichting (1,101,201,301) voorts is voorzien van stationaire, buigbare borstelharen (208,308,408a,408b) die neerwaarts reiken tot op een afstand beneden het eerste horizontaal vlak.
38. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 37, voorts voorzien van een borstel (207,307,407) met een reeks in hoofdzaak in dwarsrichting naast elkaar opgestelde borstelharen (208,308,408a,408b), waarbij de borstel 5 (207,307,407) borstelharen (208,308,408a,408b) van tenminste twee verschillende lengtes omvat, waarbij langere borstelharen (408b) buigbaar zijn en verder neerwaarts reiken dan kortere borstelharen (408a), waarbij de kortere borstelharen (408a) met hun uiteinden in of nabij het eerste horizontaal vlak zijn gelegen.
39. Inrichting (1,101,201,301) voor het verwijderen van materiaal, zoals 10 mest, aanwezig op een vloer (30,130), omvattend een gestel, een aandrijving voor voortbeweging van de inrichting over de vloer en tenminste één mestschuit (4,104,204,304,105,205,305), die een bovenrand (9a, 109a) bezit, waarbij de mestschuit (4,104,204,304,105,205,305) door een verbindingsconstructie gehouden wordt door het gestel, waarbij de verbindingsconstructie een eerste draaiverbinding 15 omvat met een eerste in hoofdzaak horizontale draaihartlijn die gelegen is achter de mestschuit (4,104,204,304,105,205,305).
40. Inrichting (1,101,201,301) volgens conclusie 39, waarbij de eerste draaihartlijn beneden althans een gedeelte van de bovenrand (9b, 109b,309b) van een mest-voortschuivend wandgedeelte van de mestschuit 20 (4,104,204,304,105,205,305) gelegen is .
41. Inrichting (1,101,201,301) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de inrichting (1,101,201,301) ingericht is voor onbemand zelfrijden en bij voorkeur ook onbemand sturen.
42. Samenstel van een inrichting volgens één der voorgaande conclusies 25 en een vloer (30,130).
43. Samenstel volgens conclusie 42, waarbij de vloer (30,130) een dicht bovenoppervlak bezit.
44. Samenstel volgens conclusie 42, waarbij de vloer (30,130) een roostervloer met dwarsspleten (131) vormt.
45. Samenstel volgens conclusie 43 of 44, waarbij de vloer (30,130) een looppad in een stal vormt.
46. Stal voorzien van een samenstel volgens één der conclusies 41 -45.
47. Inrichting (1,101,201,301) voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 3 6 5 8 2
NL1036582A 2009-02-17 2009-02-17 Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer. NL1036582C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036582A NL1036582C2 (nl) 2009-02-17 2009-02-17 Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer.
EP10704000.8A EP2398312B1 (en) 2009-02-17 2010-02-12 Device for removing manure from a floor
EP13197776.1A EP2727461B1 (en) 2009-02-17 2010-02-12 Device for removing manure from a floor
PCT/NL2010/000024 WO2010095929A1 (en) 2009-02-17 2010-02-12 Device for removing manure from a floor
US13/211,345 US8820267B2 (en) 2009-02-17 2011-08-17 Device for removing manure from a floor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036582A NL1036582C2 (nl) 2009-02-17 2009-02-17 Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer.
NL1036582 2009-02-17

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036582C2 true NL1036582C2 (nl) 2010-08-18

Family

ID=41059743

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036582A NL1036582C2 (nl) 2009-02-17 2009-02-17 Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer.

Country Status (4)

Country Link
US (1) US8820267B2 (nl)
EP (2) EP2398312B1 (nl)
NL (1) NL1036582C2 (nl)
WO (1) WO2010095929A1 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1036581C2 (nl) * 2009-02-17 2010-08-18 Lely Patent Nv Inrichting voor het verwijderen van mest van in het bijzonder een dichte vloer.
FR3055516A1 (fr) * 2016-09-02 2018-03-09 Gm-Elevage Racleur a lisier et/ou fumier.
FR3062282B1 (fr) * 2017-01-31 2021-05-07 Vermot Distrib Dispositif de nettoyage du sol d'un batiment de logement du betail
US20190133072A1 (en) * 2017-11-08 2019-05-09 Daniel L. Hintsala Poultry Barn Debris Removal System
CN112023094B (zh) * 2020-09-11 2022-01-04 温州大学 一种雾化消毒装置
NL2028856B1 (nl) * 2021-07-27 2023-02-01 Lely Patent Nv Systeem en werkwijze voor het verwijderen van mest van een vloer in een stal voor dieren, alsmede in combinatie, een stal voor het houden van dieren en een dergelijk systeem

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2966256A (en) * 1957-08-19 1960-12-27 Clay Equipment Corp Barn-gutter cleaner
DE20309156U1 (de) * 2003-06-11 2003-10-09 Bjj Kleinmaschinen Gmbh Vorrichtung zur Reinigung eines Spaltenbodens eines Tierstalles und Reinigungswerkzeug
DE202006007378U1 (de) * 2006-05-09 2006-07-27 Westermann Gmbh & Co. Kg Reinigungsvorrichtung für Spaltböden, mit Reinigungsfingern
EP1690450A1 (en) * 2005-02-11 2006-08-16 Lely Enterprises AG An unmanned vehicle for displacing manure

Family Cites Families (15)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3409120A (en) * 1966-02-04 1968-11-05 Us Industries Inc Manure scraper
US3960110A (en) * 1975-03-21 1976-06-01 Laurenz Frank R Animal facility equipment
US4123992A (en) * 1976-10-29 1978-11-07 Agricultural Research & Development, Inc. Clean out system for animal facilities
US4787338A (en) * 1987-08-04 1988-11-29 Stanley Sr Walter R Poultry house cleaner apparatus
US5740763A (en) * 1996-01-16 1998-04-21 Hollingsworth; Tracy Chicken coop litter removal apparatus
FI103316B1 (fi) * 1998-05-29 1999-06-15 Tapio Kordelin Käymälä lemmikkieläimiä varten
PT1113717E (pt) * 1998-09-16 2003-06-30 Christoph Schulze Wettendorf Processo para o tratamento de excrementos de animais mantidos em estabulo e dispositivo para a realizacao de processo
NL1012142C2 (nl) * 1999-05-25 2000-11-28 Lely Res Holding Onbemand voertuig voor het verplaatsen van mest.
US6446298B1 (en) * 1999-12-07 2002-09-10 Berg Equipment Company Scraper for animal stalls
DE10309106A1 (de) 2003-03-01 2004-09-16 Bjj Kleinmaschinen Gmbh Vorrichtung zur selbstfahrenden Reinigung eines Spaltenbodens eines Tierstalles, insbesondere eines Kuhstalles, und Reinigungswerkzeug
US7047905B1 (en) * 2004-02-10 2006-05-23 Gene M. Brade Animal stall soil agitator
ITMO20040251A1 (it) * 2004-09-28 2004-12-28 Andrea Dondi Utensile per la pulizia di superfici.
US7401575B2 (en) * 2005-05-04 2008-07-22 Waybright Bert J System, apparatus and method for removing large animal waste from a floor
DE202006001258U1 (de) * 2006-01-25 2006-05-04 Westermann Gmbh & Co. Kg Fahrbares Reinigungsgerät, insbesondere für landwirtschaftliche Spaltböden
US8214964B1 (en) * 2008-01-11 2012-07-10 Coleman Randy B Cleaning tool for removing undesirable marine growth from a support surface and associated method

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2966256A (en) * 1957-08-19 1960-12-27 Clay Equipment Corp Barn-gutter cleaner
DE20309156U1 (de) * 2003-06-11 2003-10-09 Bjj Kleinmaschinen Gmbh Vorrichtung zur Reinigung eines Spaltenbodens eines Tierstalles und Reinigungswerkzeug
EP1690450A1 (en) * 2005-02-11 2006-08-16 Lely Enterprises AG An unmanned vehicle for displacing manure
DE202006007378U1 (de) * 2006-05-09 2006-07-27 Westermann Gmbh & Co. Kg Reinigungsvorrichtung für Spaltböden, mit Reinigungsfingern

Also Published As

Publication number Publication date
EP2727461B1 (en) 2017-11-01
EP2727461A3 (en) 2016-05-25
EP2398312A1 (en) 2011-12-28
WO2010095929A1 (en) 2010-08-26
US20110297099A1 (en) 2011-12-08
US8820267B2 (en) 2014-09-02
EP2398312B1 (en) 2014-01-01
EP2727461A2 (en) 2014-05-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1036582C2 (nl) Inrichting voor het verwijderen van mest van een vloer.
CN103608521B (zh) 清扫车
EP3123915B1 (en) Floor cleaning apparatus and method of cleaning a floor
CN103608520B (zh) 具有刷盘调节装置的清扫车
EP2814369B1 (en) Surface maintenance vehicle with compact side brush assembly
US10039260B2 (en) Device for removing manure from a floor, in particular a closed floor
US20150223429A1 (en) Self-propelled animal-shed vehicle for removing manure and an assembly of such an animal-shed vehicle and an animal-shed floor
CN116516869A (zh) 一种核电隧洞海生物清理设备及系统
US7313839B2 (en) Sweeping system with front removable hopper
EP2080469A2 (en) A floor-cleaning machine
US20220355766A1 (en) Cleaning unit and method for cleaning an optical sensor device
WO2002029163A1 (en) A method for ploughing snow and a snow plough
NL2011408C2 (nl) Veevoergrijpbek en veevoersamenstelsysteem daarmee.
JP6606664B1 (ja) 路面清掃車のブラシカバー構造
US30644A (en) Street-sweeping machine
US325354A (en) Road-leveler
US11814799B2 (en) Fire hydrant sweeping machine
US1142415A (en) Street-sweeper.
KR200462524Y1 (ko) 푸시 빗자루
US379875A (en) Street cleaner
NL1022209C2 (nl) Inrichting voor het reinigen van oppervlakken.
CN110884859A (zh) 一种胶带输送机用的清理机构

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140901