NL1036421C2 - Werkwijze voor het van ten minste 1 clip voorzien van een steunstok alsmede een inrichting daarvoor. - Google Patents

Description

Werkwijze voor het van ten minste 1 clip voorzien van een steunstok alsmede een inrichting daarvoor

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze 5 voor het van ten minste 1 clip voorzien van een steunstok.

Steunstokken, zoals bamboe of kunststof stokken, voorzien van kunststof clips worden gebruikt voor het geleiden van de stengels van planten zoals Phalaenopsis (orchideeën). Een zo'n clip, op de markt gebracht door aanvraagster, heeft het grote voordeel dat deze aan een 10 steunstok kan worden bevestigd maar waarbij in aangebrachte toestand de armen van de clip open staan voor het op kunnen nemen van de stengel van een op te binden plant. De armen van de kunststof clip kunnen bij elkaar worden gebracht, waardoor zij in een de armen vergrendelende stand geraken en de stengel van de plant binnen de clip wordt 15 gehouden.

Het is wenselijk om het aanbrengen van een of meer clips op een steunstok te vergemakkelijken, teneinde arbeidstijd te besparen.

Hiertoe verschaft de onderhavige uitvinding een werkwijze voor het van ten minste 1 clip voorzien van een steunstok, welke clip een 20 uitsparing bezit voor het klemmend opnemen van de steunstok, waarbij via een geleiding een reeks clips wordt aangevoerd in een vooraf bepaalde stand, een eerste clip welke zich aan het benedenstroomse uiteinde van de reeks bevindt tegen een orgaan voor het aangrijpen op een clip wordt gebracht, waarbij het orgaan voor het aangrijpen op 25 een clip een naar de reeks gekeerd glad oppervlak bezit met een verzonken aanslag voor het op de eerste clip aangrijpen van de eerste clip waarbij de verzonken aanslag een hoogte heeft aangepast aan de hoogte van een clip, de steunstok en het orgaan voor het aangrijpen op een clip zodanig ten opzichte van elkaar worden bewogen dat de 30 steunstok door de opening van de uitsparing van de eerste clip gaat en klemmend in de uitsparing van de eerste clip wordt opgenomen, en een tweede clip - die zich stroomopwaarts van de eerste clip bevond -tijdens het aanbrengen van de eerste clip in contact is met het naar de reeks gekeerde gladde oppervlak, waarna het orgaan voor het aan-35 grijpen op een clip en de steunstok ten opzichte van elkaar worden bewogen in een richting tegengesteld als die waarbij de steunstok door de opening van de uitsparing ging.

1036421 2

Aldus kan op een eenvoudige en doeltreffende wijze een clip op een steunstok worden aangebracht. De uitdrukking dat de verzonken aanslag een hoogte heeft aangepast aan de hoogte van een clip betekent dat deze hoogte van de aanslag in het algemeen niet of nauwe-5 lijks groter is. De hoogte van de aanslag mag niet zo hoog zijn dat een tweede clip aanliggend aan de door de aanslag mee te voeren eerste clip wordt aangegrepen. De term "glad oppervlak" betekent dat het een oppervlak is dat niet aangrijpt op een clip en waarover een clip kan worden geschoven. Anders gezegd, de oppervlakte ruwheid is zoda-10 nig gering dat een tweede clip tijdens het aanbrengen van de eerste clip niet wordt meegevoerd, en evenzo ontbreken oppervlakte-oneffenheden die als aanslag zouden kunnen fungeren en de tweede clip tijdens het aanbrengen van de eerste clip mee zouden kunnen voeren. De relatieve beweging van de steunstok ten opzichte van het orgaan 15 voor het aangrijpen op een clip is bij voorkeur een enkelvoudige translatiebewegmg of een enkelvoudige rotatiebeweging rond een buiten de clip gelegen draaiingsas. De aanslag zal in het algemeen, en bij voorkeur, op de buitenzijde van de eerste clip aangrijpen. In het kader van de onderhavige uitvinding omvat een reeks clips ten minste 20 1 clip, en bij voorkeur ten minste twee aanliggende clips.

Een gunstige uitvoeringsvorm van de werkwijze wordt hierdoor gekenmerkt dat als de geleiding een niet-horizontale geleiding wordt gebruikt.

Aldus kan de zwaartekracht worden benut voor het aaneen laten 25 sluiten van clips in de reeks van clips, waardoor gemakkelijker kan worden verzekerd dat na het aanbrengen van de eerste clip de tweede clip in de reeks voor het orgaan voor het aanbrengen van de clip beschikbaar is.

Hierbij is de reeks met voordeel een stapel en geschiedt de 30 aanvoer van clips onder invloed van de zwaartekracht en zijn de clips van een reeks dankzij de zwaartekracht aanliggend.

Aldus kan het toevoeren van clips met grote eenvoud en hoge betrouwbaarheid worden bewerkstelligd.

Een gunstige uitvoeringsvorm wordt hierdoor gekenmerkt dat er 35 een eerste reeks en een tweede reeks van clips is, tegelijk met een eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip een eerste clip van de eerste reeks en een eerste clip van de tweede reeks met een tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip op de steunstok worden aange- 3 bracht, waarbij de eerste en de tweede reeks in het verlengde van elkaar liggen.

Aldus kan een steunstok gemakkelijk van twee (of meer) clips worden voorzien.

5 Hierbij geniet het de voorkeur dat de tweede reeks wordt ge vormd door, op afstand van de eerste clip van de eerste reeks, clips van de eerste reeks vast te houden, het eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip uit het verlengde van de eerste reeks clips weg te halen, de clips tussen de vastgehouden clip en het benedenstroomse 10 uiteinde van de reeks onder invloed van de zwaartekracht op het tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip te laten vallen, het eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip weer in het verlengde van de eerste reeks clips te brengen en de vastgehouden clip van de eerste reeks vrij te geven waardoor de niet langer vastgehouden clip op het 15 eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip valt.

Aldus kan op eenvoudige en doelmatige wijze de tweede reeks worden verschaft, voor het kunnen aanbrengen van de tweede clips.

Bij voorkeur wordt ten minste een orgaan gekozen uit i) een orgaan voor het aangrijpen op een clip en ii) een orgaan voor het vast-20 houden van de clips van de eerste reeks pneumatisch bedreven.

Aldus kunnen clips met grote snelheid betrouwbaar op een steunstok worden aangebracht.

De onderhavige uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze. Meer specifiek betreft 25 het een inrichting voor het van ten minste 1 clip voorzien van een steunstok, welke clip een uitsparing bezit voor het opnemen van de steunstok, waarbij de inrichting - een geleiding omvat voor het aanvoeren van een reeks aanliggende clips in een vooraf bepaalde stand, 30 - een orgaan voor het aangrijpen op een clip bezit in het verlengde van de geleiding, waarbij het orgaan een naar de geleiding gekeerd glad oppervlak bezit met een verzonken aanslag voor het op een clip aangrijpen van de clip, waarbij het orgaan voor het aangrijpen op een clip beweegbaar is in 35 een richting dwars op de toevoerrichting van de clips.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm is er een orgaan voor het aangrijpen op een steunstok, waarbij het orgaan voor het aangrijpen 4 op een clip en het orgaan voor het aangrijpen op een steunstok ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn.

Aldus kan de steunstok (die desgewenst automatisch kan worden aangevoerd, zoals beschreven in de octrooipublicatie EP1400165 ten 5 name van Edward Keijzer) nog sneller van een of meer clips worden voorzien.

Bij voorkeur is de geleiding een niet-horizontale geleiding.

Aldus kan de zwaartekracht worden benut voor het aaneen laten sluiten van clips in de reeks van clips, waardoor gemakkelijker kan 10 worden verzekerd dat na het aanbrengen van de eerste clip de tweede clip in de reeks voor het orgaan voor het aanbrengen van de clip beschikbaar is.

Een belangrijke uitvoeringsvorm van de inrichting wordt hierdoor gekenmerkt dat naast een genoemd, eerste orgaan voor het aan-15 grijpen op een clip een tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip bezit, en beide organen voor het aangrijpen op een clip beweegbaar zijn in een richting dwars op de toevoerrichting van de clips, en tussen het eerste orgaan en het tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip een tweede geleiding voor clips aanwezig is.

20 Aldus kan een steunstok gemakkelijk van twee (of meer) clips worden voorzien.

Hierbij liggen de geleiding en de tweede geleiding bij voorkeur in het verlengde van elkaar voor het in dezelfde stand geleiden van de clips, waarbij boven het eerste orgaan voor het aangrijpen op een 25 clip een orgaan aanwezig is voor het tegenhouden en doorlaten van clips .

Aldus kan gemakkelijk een tweede reeks clips worden verschaft, waarbij de clips van de tweede reeks dezelfde oriëntatie op de steunstokken hebben als clips van de eerste reeks, waardoor degene 30 die de steunstokken gebruikt gemakkelijker en sneller stengels van planten in de clips kan aanbrengen.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm is ten minste een orgaan gekozen uit i) een orgaan voor het aangrijpen op een clip, ii) een orgaan voor het tegenhouden en doorlaten van clips, en iii) het or-35 gaan voor het vasthouden van de steunstok een pneumatisch aan te drijven orgaan.

Aldus kunnen clips met grote snelheid betrouwbaar op een steunstok worden aangebracht.

5

Bij voorkeur omvat de inrichting een verenkelaar en een orgaan voor het georiënteerd aan de geleiding toevoeren van clips.

Aldus kan de inrichting gedurende lange tijd werken zonder dat de operator frequent zijn werk moet onderbreken om de inrichting met 5 clips te voeden..

De onderhavige uitvinding zal thans worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin fig. 1 toont een clip voor het leiden van planten zoals in de stand van de techniek bekend; 10 fig. 2a en 2b tonen de clip van fig. 1 geklemd aan een steunstok (links open en zonder plantenstengel, rechts gesloten en met plantenstengel); fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht op een inrichting volgens de uitvinding voor het aanbrengen van een clip zoals weergegeven 15 in fig. 1; fig. 4 toont een perspectivisch aanzicht op een orgaan voor het aanbrengen van een clip, welk orgaan deel uitmaakt van de inrichting van fig. 3; fig. 5a-c laten zien hoe een clip op een steunstok wordt aange-20 bracht; fig. 6a-e laten zien hoe een onderste stapel clips wordt gevormd; en fig.7 een verenkelaar in respectievelijk bovenaanzicht (fig. 7a) en zijaanzicht (fig. 7b) daarvan toont.

25 Fig. 1 laat een bovenaanzicht zien van een kunststof clip 101 voor het opbinden (daaronder begrepen leiden) van een plant, in het bijzonder door het in de kunststof clip opnemen van een stengel van een plant, zoals Phalaenopsis (orchideeën), zoals later duidelijk zal worden. Deze clip 101 is thans in de handel verkrijgbaar (Hortiquip 30 B.V., Maasland, Nederland). De kunststof clip 101 omvat een basis 102, een eerste arm 103 die via een eerste scharnier 104 verbonden is met de basis 102. Er is verder een tweede arm 105 die via een tweede scharnier 106 is verbonden met de basis 102. In een eerste, ontspannen toestand van de kunststof clip 101 zijn de armen 103 en 105 ge-35 spreid, en is er een eerste opening 107, welke een stengel van een plant door kan laten, zoals later uiteen zal worden gezet.

De basis 101 bezit een uitsparing 108, welke een opening 109 bezit voor het doorlaten van een steunstok S (zie fig. 2), gebruike- 6 lijk een bamboe steunstok. De uitsparing 108 heeft een grootste breedte (zie dubbele pijl in fig. 1) die in principe gelijk is aan of enigszins kleiner is dan de grootste dikte van een bamboe steunstok S, terwijl de tweede opening 109 een grootte heeft die zodanig is dat 5 de steunstok gemakkelijk via de tweede opening 109 in de uitsparing 108 kan worden gebracht. De tweede opening 109 heeft dan een breedte (korte dubbele pijl in fig. 1) van bijv. 70-90% van de breedte van de uitsparing (lange dubbele pijl in fig. 1). In de weergegeven uitvoeringsvorm is de hoogte van de basis 101 (zoals die te zien is in fig. 10 2a) 5 mm, en de grootste inwendige breedte is 4,75 mm.

De kunststof clip 101 bezit aan de distale uiteinden van de armen 103 en 105 weerhaken 110, 111. Deze zijn zodanig vormgegeven en geplaatst dat deze, wanneer de distale uiteinden van de armen 103, 105 naar elkaar toe worden gebracht langs elkaar gaan en, wanneer de 15 armen 103, 105 vervolgens worden losgelaten in elkaar grijpen. Het spreekt voor zich dat in plaats daarvan elk ander zelfvergrendelend mechanisme kan worden gebruikt, bijvoorbeeld een waarbij een arm een dwars op het distale uiteinde geplaatste nok bezit, en de andere distale uiteinden een oog bezit, waarbij het naar elkaar bewegen de nok 20 door het oog doet bewegen, terwijl de nok in het oog vasthaakt wanneer de armen dan worden losgelaten. De uitvinding is niet tot clips met zelfsluitende vergrendelingen beperkt.

Fig. 2 toont de clip 201 bevestigd aan een steunstok S. In fig. 2a is te zien dat in de eerste, open toestand van de clip 201 de 25 steunstok S binnen de uitsparing 108 (fig. 1) wordt vastgeklemd terwijl uit fig. 2b waarin de clip 201 in de tweede, gesloten toestand is weergegeven duidelijk wordt dat de stengel P alleen wordt opgesloten. De plant wordt dus niet beschadigd en de doorstroming van sapstromen door de stengel en de groei niet gehinderd.

30 De clip 201 heeft een vlakke boven- en onderzijde, hetgeen bij draagt aan een ander voordeel van de clip volgens de uitvinding, namelijk het feit dat deze goed kan worden verenkeld (d.w.z. van elkaar gescheiden, bijvoorbeeld door te selecteren op hoogte, die voor de hier getoonde kunststof clip uniform 5 mm is), goed kan worden ge-35 richt (bijvoorbeeld met behulp van een zich geleidelijk boven het oppervlak waarover de clip wordt gevoerd uitstijgende opstaande rand, waarbij de armen zich aan weerszijden van de rand zullen bevinden en de rand in de uitsparing van de kunststof clip steekt), en goed sta- 7 pelbaar is hetgeen van groot voordeel is voor het automatisch aan een steunstok bevestigen, zoals thans zal worden toegelicht.

Fig. 3 toont een perspectivisch aanzicht van een inrichting 310 volgens de uitvinding voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de 5 uitvinding. De inrichting 310 is geschikt voor het aanbrengen van twee clips 301a, 301b. Deze rusten op een verzonken deel 411 (fig. 4) van een orgaan 312, 412 voor het aangrijpen op een clip. Door de verzinking wordt een aanslag 413 verschaft welke bij het aanbrengen van een clip 301a, 301b als aanslag voor de clip fungeert, en tegen de 10 buitenzijde van een clip 301a, 301b en heeft bij voorkeur een hoogte die even hoog of net iets minder hoog is als de hoogte van de aan te brengen clip, dus in het onderhavige voorbeeld bijv. net geen 5 mm. Hoe de clips worden aangebracht zal later aan de hand van fig. 5 worden toegelicht.

15 Fig. 3 toont verder stapels 314a, 314b van clips 301a, 301b, waarvan de clips 301a, 301b door binnengeleidingen 315a, 315b en buitengeleidingen 316a, 316b in de gewenste stand worden gehouden zodanig dat deze bij het bereiken van het orgaan 312, 412 voor het aangrijpen op een clip in het verzonken deel 411 daarvan terecht komen. 20 Fig. 3 toont verder pneumatische aandrijfeenheden 317a, 317b voor het dwars op de toevoerrichting van de stapels 314a, 314b voeren van de in het verzonken delen van de organen 312a, 312b voor het aangrijpen op clips terechtgekomen clips 301a, 301b. De geleidingen 315, 316 en de pneumatische aandrijfeenheden 317 zijn verbonden met frame 318. De 25 inzet linksboven laat zien hoe de binnengeleiding (hier binnengelei-ding 315b) via een framedeel 318 met het frame 318 van de inrichting is verbonden.

Fig. 4 toont het orgaan 412 voor het aangrijpen op een clip. Te zien zijn het verzonken deel 411 en de aanslag 413. Verder is een 30 uitsparing 419 te zien, welke de steunstok S opneemt tijdens het aanbrengen van een clip. Ook zichtbaar zijn een glad oppervlak 420 waarover een tweede clip die aanliggend was aan de clip die door de aanslag 413 wordt meegevoerd kan glijden, tot deze tweede clip bij een teruggaande beweging van het orgaan 412 voor het aanbrengen van een 35 eerste clip na het aanbrengen van die eerste clip op het verzonken deel 411 terecht komt en op een steunstok S kan worden aangebracht. Het orgaan 412 voor het aanbrengen van een clip heeft aan weerszijden 8 ervan vleugels 421 welke samenwerken met complementaire sleuven in het frame 318 en als geleiding fungeren voor het orgaan 412.

Fig. 5a-d laten middels een bovenaanzicht op het orgaan 512 voor het aanbrengen van een clip zien hoe een clip 501 op een (in 5 doorsnede weergegeven) steunstok S wordt aangebracht. In fig. 5a wordt een eerste clip 501 door het orgaan 512 meegevoerd. Hierbij blijft een tweede clip 501' door de geleidingen 515, 516 (met onderbroken lijnen weergegeven) op zijn plaats en glijdt de tweede clip 501' over het gladde oppervlak 420.

10 In fig. 5b is de steunstok S in de uitsparing 509 opgenomen en is de clip 501 op de steunstok S aangebracht.

Het orgaan 512 voor het aanbrengen van een clip beweegt nu zonder clip op het verzonken deel 511 in de tegengestelde richting als bij fig. 5a, tot het verzonken deel 511 zich onder de tweede clip 15 501' bevindt en deze op het verzonken deel 511 valt. Vervolgens is het orgaan 512 voor het aanbrengen van een clip gereed om een volgende clip (te weten clip 501') op een steunstok S aan te brengen.

De inrichting 310 van fig. 3 toont twee stapels 314a, 314b van clips 301a, 301b. Fig. 6 laat zien hoe de onderste stapel 314a, 614a 20 wordt gevormd wanneer er geen clips meer zijn voor het onderste orgaan 312 voor het aanbrengen van clips. In fig. 6a is de onderste stapel 614a op (er ligt geen enkele clip meer op het onderste orgaan 612 voor het aanbrengen van een clip). Dit wordt bijvoorbeeld vastgesteld door tellen, of met een fotocel (niet weergegeven). Een orgaan 25 430 wordt door een pneumatische eenheid 431 tegen een clip van de bo venste stapel gedrukt (fig. 6b) en tegen de binnengeleiding 615b. Hierdoor wordt de doorvoer van clips gestopt. Het orgaan 612 voor het aanbrengen van een clip wordt nu tussen de onderste en bovenste bin-nengeleidingen 615a, 615b weggehaald, waardoor niet tegengehouden 30 clips naar beneden vallen, tot op het onderste orgaan 612a voor het aanbrengen van een clip, onder vorming van de stapel 614a. Het bovenste orgaan 612b voor het aangrijpen op een clip wordt nu weer tussen de binnengeleidingen 615a, 615b gebracht (fig. 6d), waarna het orgaan 430 wordt ingetrokken en niet langer de doorvoer van clips blokkeert. 35 Hierdoor vallen de clips tot op het bovenste orgaan 612b voor het aangrijpen op een clip (fig. 6e) en kan het aanbrengen van clips op een steunstok S worden hervat.

9

Ofschoon clips handmatig bovenaan de inrichting tussen de geleidingen 515, 516 kunnen worden ingebracht geniet het de voorkeur wanneer ook dit automatisch geschiedt. Fig. 7a toont een bovenaanzicht op een verenkelaar 770 welke een triltrommel 771 (type SIS 250-5 32-OS; diameter 535 mm; inhoud 12 liter) met een trilmotor 772 (type

Euro SI 250-2), beide verkrijgbaar bij Aylesbury Automation (Aylesbury, Buckinghamshire, Engeland). De triltrommel 771 omvat aan het einde van een spiraalvormig pad 773 waarlangs clips 701 in de richting van de pijlen omhoog worden gevoerd een opstaande metalen strip 774, 10 waarvan de hoogte geleidelijk toeneemt. Clips 701 die toevallig met hun opening naar de strip 774 zijn gekeerd worden met aan elke kant van de strip 774 een cliparm over de strip 774 getransporteerd. Minder gelukkige clips worden terug naar het hart van de triltrommel 771 gevoerd. Door de armen hebben clips 701 de neiging om in elkaar te 15 grijpen. Om te voorkomen dat verstrengelde clips de strip 774 bereiken is in de trilrommel 771 een strip 775 tegen de zijwand bevestigd op een zodanig hoogte boven het spiraalvormige pad 773 dat een clip 701 nog juist onder de strip 775 kan passeren. Verstrengelde clips worden door de strip 775 terug naar het hart van de triltrommel 771 20 gevoerd. Aldus wordt op hoogte geselecteerd. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de triltrommel 771 zelf niet ronddraait, en dat transport van de clips 701 door de trillingen geschiedt.

Via de strip 774 aangevoerde clips 701 worden over een strip 776 met een cirkelboog vorm geleid als gevolg waarvan zij onder in-25 vloed van de zwaartekracht tussen de geleidingen 515, 516 terechtkomen en stapel 314b vormen (fig. 3).

De steunstok voorzien van clips kan automatisch in een pot met een op te binden plant worden geplaatst. De persoon die de plant op hoeft te binden hoeft dan alleen, zo nodig, de clip of clips op een 30 geschikte hoogte te schuiven, de rank van de plant tussen de armen te brengen en vervolgens met duim en wijsvinger dicht te drukken. Voor het automatisch plaatsen van steunstokken zijn op de markt robots verkrijgbaar, in het bijzonder bij Hortiquip B.V. (Maassluis, Nederland) .

35 1036421

Claims (13)

1. Werkwijze voor het van ten minste 1 clip voorzien van een 5 steunstok, welke clip een uitsparing bezit voor het klemmend opnemen van de steunstok, waarbij via een geleiding een reeks aanliggende clips wordt aangevoerd in een vooraf bepaalde stand, een eerste clip welke zich aan het benedenstroomse uiteinde van de reeks bevindt tegen een orgaan voor het aangrijpen op een clip wordt gebracht, waar- 10 bij het orgaan voor het aangrijpen op een clip een naar de reeks ge keerd glad oppervlak bezit met een verzonken aanslag voor het op de eerste clip aangrijpen van de eerste clip waarbij de verzonken aanslag een hoogte heeft aangepast aan de hoogte van een clip, de steunstok en het orgaan voor het aangrijpen op een clip zodanig ten 15 opzichte van elkaar worden bewogen dat de steunstok door de opening van de uitsparing van de eerste clip gaat en klemmend in de uitsparing van de eerste clip wordt opgenomen, en een tweede clip - die zich stroomopwaarts van de eerste clip bevond - tijdens het aanbrengen van de eerste clip in contact is met het naar de reeks gekeerde 20 gladde oppervlak, waarna het orgaan voor het aangrijpen op een clip en de steunstok ten opzichte van elkaar worden bewogen in een richting tegengesteld als die waarbij de steunstok door de opening van de uitsparing ging.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij als de geleiding een niet- horizontale geleiding wordt gebruikt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de reeks een stapel is en de aanvoer van clips geschiedt onder invloed van de zwaartekracht. 30

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij er een eerste reeks en een tweede reeks van clips is, tegelijk met een eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip een eerste clip van de eerste reeks en een eerste clip van de tweede reeks met een tweede 35 orgaan voor het aangrijpen op een clip op de steunstok worden aangebracht, waarbij de eerste en de tweede reeks in het verlengde van elkaar liggen. 1036421

5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de tweede reeks wordt gevormd door, op afstand van de eerste clip van de eerste reeks, clips van de eerste reeks vast te houden, het eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip uit het verlengde van de eerste reeks clips weg 5 te halen, de clips tussen de vastgehouden clip en het benedenstroomse uiteinde van de reeks onder invloed van de zwaartekracht op het tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip te laten vallen, het eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip weer in het verlengde van de eerste reeks clips te brengen en de vastgehouden clip van de eerste 10 reeks vrij te geven waardoor de niet langer vastgehouden clip op het eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip valt.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten minste een orgaan gekozen uit i) een orgaan voor het aangrijpen op een 15 clip en ii) een orgaan voor het vasthouden van de clips van de eerste reeks pneumatisch wordt bedreven.

7. Inrichting voor het van ten minste 1 clip voorzien van een steunstok, welke clip een uitsparing bezit voor het opnemen van de 20 steunstok, waarbij de inrichting - een geleiding omvat voor het aanvoeren van een reeks aanliggende clips in een vooraf bepaalde stand, - een orgaan voor het aangrijpen op een clip bezit in het verlengde van de geleiding, waarbij het orgaan een naar de geleiding gekeerd 25 glad oppervlak bezit met een verzonken aanslag voor het op een clip aangrijpen van de clip, waarbij het orgaan voor het aangrijpen op een clip beweegbaar is in een richting dwars op de toevoerrichting van de clips.

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij er een orgaan is voor het aangrijpen op een steunstok, waarbij het orgaan voor het aangrijpen op een clip en het orgaan voor het aangrijpen op een steunstok ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de geleiding een niet-horizontale geleiding is.

10. Inrichting volgens een van de conclusie 7 tot 9, welke naast een genoemd, eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip een tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip bezit, en beide organen voor het aangrijpen op een clip beweegbaar zijn in een richting dwars op de 5 toevoerrichting van de clips, en tussen het eerste orgaan en het tweede orgaan voor het aangrijpen op een clip een tweede geleiding voor clips aanwezig is.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij de geleiding en de twee-10 de geleiding in het verlengde van elkaar liggen voor het in dezelfde stand geleiden van de clips, waarbij boven het eerste orgaan voor het aangrijpen op een clip een orgaan aanwezig is voor het tegenhouden en doorlaten van clips.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 7 tot 11, waarbij ten minste een orgaan gekozen uit i) een orgaan voor het aangrijpen op een clip, ii) een orgaan voor het tegenhouden en doorlaten van clips, en iii) het orgaan voor het vasthouden van de steunstok een pneumatisch aan te drijven orgaan is. 20

13. Inrichting volgens een van de conclusies 7 tot 12, welke inrichting een verenkelaar en een orgaan voor het georiënteerd aan de geleiding toevoeren van clips omvat. 1036421