NL1036216C2 - Landbouwmachine met impactbeveiliging. - Google Patents

Landbouwmachine met impactbeveiliging. Download PDF

Info

Publication number
NL1036216C2
NL1036216C2 NL1036216A NL1036216A NL1036216C2 NL 1036216 C2 NL1036216 C2 NL 1036216C2 NL 1036216 A NL1036216 A NL 1036216A NL 1036216 A NL1036216 A NL 1036216A NL 1036216 C2 NL1036216 C2 NL 1036216C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
support frame
frame part
assembly
mounting position
tractor
Prior art date
Application number
NL1036216A
Other languages
English (en)
Inventor
Jelle Fredo Oudemans
Original Assignee
Lely Patent Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Patent Nv filed Critical Lely Patent Nv
Priority to NL1036216A priority Critical patent/NL1036216C2/nl
Priority to DK09075511.7T priority patent/DK2189053T3/en
Priority to EP13150957.2A priority patent/EP2614697B3/en
Priority to EP09075511.7A priority patent/EP2189053B3/en
Priority to DK13150957.2T priority patent/DK2614697T6/da
Application granted granted Critical
Publication of NL1036216C2 publication Critical patent/NL1036216C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D34/00Mowers; Mowing apparatus of harvesters
    • A01D34/01Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus
    • A01D34/412Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters
    • A01D34/63Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis
    • A01D34/64Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle
    • A01D34/66Mowers; Mowing apparatus of harvesters characterised by features relating to the type of cutting apparatus having rotating cutters having cutters rotating about a vertical axis mounted on a vehicle, e.g. a tractor, or drawn by an animal or a vehicle with two or more cutters
    • A01D34/664Disc cutter bars
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01DHARVESTING; MOWING
    • A01D75/00Accessories for harvesters or mowers
    • A01D75/18Safety devices for parts of the machines
    • A01D75/185Avoiding collisions with obstacles

Description

Landbouwmachine met impactbeveiliging
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING
De uitvinding heeft betrekking op een landbouwmachine, in het bijzonder ingericht voor het maaien van gewassen, met impactbeveiliging, ook wel 5 uitbreekbeveiliging genoemd. De uitvinding heeft voorts betrekking op een samenstel van een dergelijke landbouwmachine en een deze dragende en voortbewegende trekker. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op dergelijke landbouwmachines met een werktuigbalk die de werktuigen draagt en eenzijdig uitsteekt van een trekker.
10 Bij het uitvoeren van de werkzaamheden kunnen de werktuigen in aanraking komen met zich op de grond bevindende obstakels, zoals keien. Om beschadiging van onderdelen van de machine te voorkomen kunnen voorzieningen zijn aangebracht die bij het overschrijden van een bepaalde kracht of moment de de werktuigen dragende werktuigbalk met een kantel- of uitwijkbeweging enigermate 15 laten meegeven in een richting tegen de werkrichting in en in een opwaartse richting, zodat het obstakel wordt gepasseerd.
Een eerste voorbeeld is beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage 90.02867, in de vorm van een botsbeveiliging voor een zijwaarts uitstekende werktuigbalk, die bevestigd is aan een driepuntsophanging van een 20 trekker, met ter plaatse van de onderste (binnenste en buitenste) ophangpunten kogelscharnieren, waarbij tussen de werktuigbalk en het binnenste ophangpunt een kantelplaat is voorzien, die tegen torsieveerkracht in verdraaibaar is in een verticaal vlak. Bij een botsing van de werktuigbalk met een obstakel kan de werktuigbalk daardoor naar achteren en omhoog verplaatsen.
25 Een verder voorbeeld is beschreven in Europese octrooiaanvrage 1.300.065. De werktuigbalk is bevestigd op een steunframe, dat met een driepuntsophanging bevestigd is aan een trekker. Ter plaatse van het buitenste, linker, ophangpunt is het steunframe voorzien van een vervormbaar driestangenstelsel. Op alle drie ophangpunten zijn kogelscharnieren aangebracht. 30 Bij een botsing van de zijwaarts uistekende werktuigbalk zal deze kunnen zwenken om een hartlijn door het bovenste en het binnenste ophangpunt, waarbij het driestangenstelsel een voorwaartse verplaatsing van het aldaar gelegen (buiten)uiteinde van het steunframe dat de werktuigbalk draagt toelaat.
Een ander voorbeeld is beschreven in de Europese octrooiaanvrage 35 1.925.198. De werktuigbalk is ook daar bevestigd aan een steunframe, waarbij het steunframe door een driepuntsophanging bevestigd is aan de trekker, met 1036216 2 toepassing van kogelscharnieren. Ter plaatse van het buitenste, linker ophangpunt is een kantelplaat tussengeplaatst die in bedrijf voorgespannen is naar een kantelstand waarin het steunframe opwaarts is verdraaid, weg van een obstakel. In aanvulling daarop kan het binnenste ophangpunt vergelijkbaar zijn uitgevoerd.
5
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
Een doel van de uitvinding is een landbouwmachine/samenstel van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee de kans op schade als 10 gevolg van het raken van een obstakel kan worden beperkt.
Een doel van de uitvinding is een landbouwmachine/samenstel van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarmee de werktuigbalk op alternatieve wijze kan uitwijken bij een botsing met een obstakel.
Voor althans één van deze doelen voorziet de uitvinding in een 15 samenstel van een trekker met een driepuntsophanging en een inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden op een landbouwgrond, omvattend ten minste één, met een gedeelte aan één zijde zijwaarts ten opzichte van de trekker uitstekende werktuigbalk en een aantal naast elkaar opgestelde, door de werktuigbalk ondersteunde werktuigen, zoals gewasmaaiers, waarbij de werktuigbalk bevestigd is 20 aan een steunframe, dat ter plaatse van een eerste, een tweede en een derde bevestigingspositie bevestigd is aan de driepuntsophanging van de trekker, waarbij de eerste bevestigingspositie en de tweede bevestigingspositie respectievelijk gelegen zijn aan de van het uitstekende gedeelte van de werktuigbalk afgekeerde eind van het steunframe, respectievelijk op een plaats tussen de eerste 25 bevestigingspositie en het uitstekende gedeelte van de werktuigbalk, en de derde bevestigingspositie boven de eerste en de tweede bevestigingspositie is gelegen, waarbij het steunframe gedeeld is in een eerste steunframedeel en een tweede steunframedeel, waarbij het eerste steunframedeel zich tussen de eerste bevestigingspositie en de werktuigbalk uitstrekt en in of nabij de eerste 30 bevestigingspositie in een scharnier verdraaibaar is tussen een werkstand en een of meer uitwijkstanden om een hartlijn die een verticale richtingscomponent bezit en om een hartlijn die een horizontale, parallel aan de rijrichting van de trekker gerichte richtingscomponent bezit, waarbij het tweede steunframedeel althans de tweede en derde bevestigingsposities bepaalt, waarbij het eerste steunframedeel op afstand 35 van de eerste bevestigingspositie door middel van een steuninrichting beweegbaar verbonden is met het tweede steunframedeel voor het steunen van het eerste steunframedeel in een van het tweede steunframedeel verwijderde uitwijkstand. Het scharnier is bij voorkeur plaatsvast met eerste bevestigingspunt en met het eerste steunframedeel, en kan een kogelschamier zijn. Met kogelscharnier wordt *1 3 hier bedoeld een scharnier dat drie draaihartlijnen bezit, waarbij de te bereiken hoeken beperkt kunnen zijn, zoals overigens ook het geval is in de hiervoor besproken stand van de techniek.
In een uitvoering is de steuninrichting ingericht voor het in de ruimte 5 richten van het eerste steunframedeel in de uitwijkstand, zodat de oriëntatie daarvan bepaald is. Afhankelijk van de uitvoering van de steuninrichting, in het bijzonder met de hierna te bespreken uitvoering met meerdere pendelstangen, kan het eerste steunframedeel in de uitwijkstand en in de baan daarnaar toe een gunstige richting gegeven worden. Dat kan bijvoorbeeld een opwaarts gekantelde 10 stand zijn, beschouwd in een verticaal vlak parallel aan de rijrichting, waardoor het obstakel eerder wordt ontweken.
Het tweede steunframedeel, dat bij voorkeur tussen de tweede en derde bevestigingspositie een stijf lichaam vormt, kan zijn voorzien van een positioneringsaanslag voor het eerste steunframedeel, waardoor de werkstand 15 bepaald is. Tevens kan het tweede steunframedeel voorzien zijn van een steunoplegging voor het eerste steunframedeel in de werkstand, waarmee het scharnier en de steuninrichting kan worden ontlast tijdens normaal bedrijf.
Voor bevordering van de stabiliteit kan de steuninrichting het eerste en het tweede steunframedeel met elkaar verbinden op ten minste twee, 20 beschouwd in een horizontale dwarsrichting, dwars op de rijrichting, op afstand van elkaar gelegen plaatsen.
In een eerste uitvoering daarvan is de steuninrichting met een deel werkzaam nabij de eerste bevestigingspositie, in het bijzonder daaroverheen reikend, en met een ander deel in dwarsrichting beschouwd op afstand daarvan. 25 Een dergelijke opstelling neemt weinig plaats in.
In een tweede uitvoering daarvan is de steuninrichting werkzaam op ten minste twee in dwarsrichting op afstand van de eerste bevestigingspositie gelegen plaatsen. Dit is voordelig voor het genereren van een moment op het eerste steunframedeel.
30 De steuninrichting kan tenminste één pendelstang omvatten, die beweegbaar verbonden is met een eerste eind aan het eerste steunframedeel en met een tweede eind aan het tweede steunframedeel. Opgemerkt wordt dat met pendelstang een, eventueel in lengte aanpasbare, verbinding wordt bedoeld, die belast wordt door normaalkracht en niet of nauwelijks op dwarskracht en aan de 35 einden beweegbaar verbonden is met de te verbinden constructiedelen.
Bij voorkeur omvat de steuninrichting ten minste een eerste en een tweede pendelstang, die elk beweegbaar verbonden zijn met een eerste eind aan het eerste steunframedeel en met een tweede eind aan het tweede steunframedeel.
4
Indien de eerste einden van de beide pendelstangen in dwarsrichting op afstand van elkaar gelegen zijn en/of de tweede einden van de beide pendelstangen in dwarsrichting op afstand van elkaar gelegen zijn kan de beheersing van de uitwijkbeweging worden bevorderd.
5 Althans één eind van de pendelstang respectievelijk althans één van beide pendelstangen kan een scharnier vormen met twee scharnierhartlijnen, bij voorkeur een kogelscharnier. Bij voorkeur vormt elk van beide einden van de pendelstang respectievelijk van beide pendelstangen een scharnier met twee scharnierhartlijnen, bij voorkeur een kogelscharnier.
10 De beheersing van de uitwijkbeweging kan verder worden bevorderd indien de beide eerste einden en/of de beide tweede einden op een verschillende hoogte gelegen zijn.
Het krachtenspel kan worden bevorderd indien elke pendelstang schuin neerwaarts reikt vanaf zijn tweede eind.
15 Gunstig voor het ruimtebeslag in dwarsrichting is de maatregel dat de beide pendelstangen gelegen zijn aan dezelfde zijde, beschouwd in dwarsrichting, van de eerste bevestigingspositie.
In een uitvoering is de respectievelijk althans één der pendelstangen uitgevoerd als staaf met vaste lengte.
20 Alternatief of in aanvulling kan de respectievelijk althans één der pendelstangen uitgevoerd zijn als een cilindersamenstel. De druk van het fluïdum van de cilinder kan bijvoorbeeld ingesteld worden op een drempelwaarde waarboven de cilinder kan uitzetten voor de uitwijkbeweging. De cilinders kunnen daarna bediend worden om in te trekken voor beweging van het eerste 25 steuframedeel naar de werkstand.
In een eerste verdere ontwikkeling bepaalt het tweede steunframedeel tevens de eerste bevestigingspositie. Het scharnier vormt dan aldaar een verbinding tussen het eerste steunframedeel en het tweede steunframedeel. Het tweede steunframedeel vormt dan een frame dat op de drie ophangpunten van de trekker is 30 bevestigd en daarmee veel mogelijkheden voor het kiezen van een verbindingsplaats voor de steuninrichting.
In een andere, tweede verdere ontwikkeling bepaalt het eerste steunframedeel met het eind van een hefstang van de trekker de eerste bevestigingspositie en vormt het met het tweede steunframedeel een tussenruimte. 35 In een verdere uitvoering kan het samenstel voorzien zijn van borgmiddelen voor het tegen verwijdering van elkaar borgen van het eerste steunframedeel en het tweede steunframedeel. Dat is in het bijzonder voordelig in transportomstandigheden, naar en van het werk. In een uitvoering zijn de borgmiddelen enerzijds voorzien op de werktuigbalk en anderzijds op het tweede 5 steunframedeel, waarbij de werktuigbalk ten opzichte van het eerste steunframedeel verplaatsbaar is tussen een in hoofdzaak horizontale werkstand en een transportstand waarin de borgmiddelen effectief zijn. De transportstand kan in hoofdzaak verticaal zijn.
5 Het samenstel volgens de uitvinding kan dubbel uitgevoerd zijn om aan beide zijden van de trekker werkzaam te zijn. Hierbij zijn twee eerste steunframedelen voor uitwijking beweegbaar bevestigd aan een gemeenschappelijk tweede steunframedeel of bok, waarbij voor het ene eerste steunframedeel de eerste bevestigingspositie gelegen is aan de linkerzijde van de bok of, alternatief, 10 aan het eind van de linker hefstang van de driepuntsophanging van de trekker, en dat ene eerste steunframedeel rechts met het werktuig uitsteekt en voor het andere eerste steunframedeel de eerste bevestigingspositie gelegen is aan de rechterzijde van de bok of, alternatief, aan het eind van de linker hefstang van de driepuntsophanging van de trekker,en dat andere eerste steunframedeel links met 15 het werktuig uitsteekt.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een apart van de trekker te hanteren inrichting omvattend voornoemde werktuigbalk met werktuigen en het eerste en het tweede steunframedeel zoals hiervoor omschreven, waarbij het tweede steunframedeel voorzien is van eerste, tweede en derde 20 bevestigingsmiddelen voor het vormen van het eerste, het tweede en het derde bevestigingspunt met de driepuntsophangvoorziening van een trekker.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een inrichting het uitvoeren van werkzaamheden op een landbouwgrond, in het bijzonder maaien van gewassen, omvattend een steunframe met middelen voor ophanging aan een 25 voorwaarts daarvan gelegen driepuntsophanging van een trekker, omvattend een door het steunframe gedragen werktuigbalk met een aantal naast elkaar opgestelde werktuigen, welke werktuigbalk draaibaar verbonden is met het steunframe voor verdraaiing tussen een werkstand, waarin de werktuigbalk zijwaarts uitsteekt van het steunframe en een ten opzichte daarvan verzwenkte transportstand, in het bijzonder 30 een transportstand waarin de werktuigbalk opwaarts is gericht,, waarbij de werktuigbalk tevens ten opzichte van de ophangmiddelen in de werkstand althans beperkt verplaatsbaar is, in een zich daarvan verwijderende richting, waarbij de werktuigbalk en het steunframe respectievelijk voorzien zijn van met elkaar samenwerkende borgmiddelen die geactiveerd worden door verplaatsing van de 35 werktuigbalk van de werkstand naar de transportstand om werkzaam te zijn in het verhinderen van voornoemde verplaatsing van de werktuigbalk in de transportstand. In en eenvoudige uitvoering zijn de borgmiddelen eerste en tweede tegenhoudmiddelen omvatten die op onderlinge aanslag werkzaam zijn.
i 6
De werktuigbalk kan in de transportstand, beschouwd in een verticaal vlak dwars op de rijrichting, hellend zijn in een richting van de werkstand af, waardoor het profiel van de inrichting in breedte beperkt wordt en een extra veiligheid is verkregen tegen een beweging naar de werkstand toe.
5 Ook in deze uitvinding kan het steunframe gedeeld zijn in een de werktuigbalk in de werkstand dragend eerste steunframedeel en een met althans twee van de ophangmiddelen vast tweede steunframedeel, waarbij het eerste steunframedeel om een hartlijn met een verticale richtingscomponent verdraaibare wijze verbonden is met het tweede steunframedeel.
10 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke 15 op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
20 De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuren 1A-C respectievelijk een achteraanzicht, een linker-zijaanzicht en een bovenaanzicht op een voorbeeld uitvoering van een samenstel en inrichting 25 volgens de uitvinding, in werkstand;
Figuren 2A-C respectievelijk een achteraanzicht, een linker-zijaanzicht en een bovenaanzicht op de voorbeelduitvoering van het samenstel en inrichting volgens figuur 1A-C, in uitwijkstand;
Figuur 3 een diagram van een mogelijke alternatieve inwendige 30 verbinding in een inrichting volgens de uitvinding; en
Figuur 4 een vooraanzicht en een zijaanzicht van de inrichting van figuren 1A-C, in transportstand.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
35
De in figuren 1A-C weergegeven inrichting 1 volgens de uitvinding is uitgevoerd als maai-inrichting en vormt met trekker T een samenstel volgens de uitvinding. Om redenen van illustratie is de trekker T slechts schematisch aangegeven.
7
De maai-inrichting 1 omvat een steunbalk 2 die een werktuig in de vorm van een doosvormige opstelling of werktuig 13 draagt, waarin zijn aangebracht een reeks maai-eenheden 15, zoals maaischijven, die worden aangedreven door 5 een aandrijfas 14. De aandrijfas 14 wordt aangedreven door de aftakas 18 van de trekker T, via een overbrenging 11, een telescopische aandrijfas 12 en een overbrenging 16. De aandrijfas 12 is aan beide einden verdraaibaar gelegerd om te kunnen zwenken in een of meer vlakken die de hartlijn van de aandrijfas bevatten.
De steunbalk 2 is door middel van een scharnier 4 bevestigd aan een 10 tussenarm 3, die door middel van een scharnier 7 bevestigd is aan een eerste steunframedeel 6, dat twee, een stijf geheel met elkaar vormende gedeelten 6a en 6b omvat. De steunbalk 2 vormt met werktuig 13 en de tussenarm 3 een werktuigbalk. Op het steunframedeel 6, het gedeelte 6b daarvan, is een console 10 bevestigd, waarop het uiteinde van een zuigerstang 8 van een cilindersamenstel is 15 bevestigd. Het andere uiteinde daarvan, van cilinder 9, is ter plaatse van scharnier 5 bevestigd aan de tussenarm 3. Het cilindersamenstel 8,9 kan gebruikt worden teneinde de tussenarm 3 opwaarts te kantelen om scharnier 7 voor het in de transportstand brengen van de maai-inrichting 1. In bedrijf kan het cilindersamenstel 8,9 gebruikt worden voor het instellen van de druk waarmee de maai-inrichting op 20 het maaiveld rust en daarmee voor het instellen van de door de trekker op te nemen massa.
Aan de achterzijde van de trekker T is een gebruikelijke driepuntsophanging voorzien, met twee hefstangen 44 en 46 en een topstang 45. De achtereinden van de stangen 44-46 zijn op gebruikelijke wijze door middel van 25 kogelscharnieren 41-43 bevestigd aan de inrichting 1, in dit geval aan op zich stijve bok 20. De bok 20 is omgekeerd V-vormig, met aan de linkerzijde koppelpennen 21, aan de rechterzijde koppelpennen 23 en bovenaan een tussen platen 29 bevestigde koppelpen 22 (één is weergegeven). Deze koppelpennen bieden twee naast elkaar gelegen bevestigingsposities voor aan de trekker T, op gebruikelijke wijze. De 30 kogelscharnieren 41-43 zijn op de pennen 21-23 bevestigd, om een eerste bevestigingspositie, links onder (21 met 41), een tweede bevestigingspositie, rechts onder (23 met 43) en een derde bevestigingspositie, bovenaan (22 met 42) te vormen voor de inrichtring 1 aan de trekker T.
De bok 20 vormt een tweede steunframedeel van de inrichting 1, 35 welke tussen de trekker T en het eerste steunframedeel 6 is gelegen. Beide steunframedelen 6 en 20 zijn met elkaar verbonden door een kogelscharnier 30, dat dichtbij de pennen 21 gelegen is, aan het linkereind van het eerste steunframedeel 6. Op posities die, beschouwd in dwarsrichting Y, tussen de tweede en derde bevestigingsposities liggen, zijn de beide steunframedelen met elkaar verbonden 8 door twee pendelstaven 31 en 32. De pendelstaven 31 en 32 zijn van vaste lengte kunnen druk- en trekkrachten overdragen, waarbij zij aan hun einden scharnierbaar zijn verbonden met de beide steunframedelen 6 en 20. Zo zijn de stangen 31 en 32 respectievelijk met het tweede steunframedeel of bok 20 ter plaatse van 5 scharnieren 33 en 34 gelegen tussen oorplaten 37 en 38 die op de bok 20 gelast zijn verbonden. Aan het ander eind zijn de stangen 31 en 32 met het eerste steunframedeel 6 respectievelijk ter plaatse van scharnieren 35 en 36 gelegen tussen oorplaten 39a en 39b die op gedeelte 6a gelast zijn verbonden. De scharnierverbindingen 33-36 zijn ingericht als kogelscharnieren met 10 verdraaibaarheid met het gewenste bereik. Als gevolg hiervan kunnen de pendelstangen 31 en 32 als zodanig blijven functioneren, voor het enkel overdragen van normaalkrachten, wanneer het eerste steunframedeel 6 om scharnier 30 wegzwenkt van de bok 20.
Het scharnier 33 ligt hoger en meer achterwaarts dan het scharnier 15 34. Het scharnier 35 ligt hoger en meer achterwaarts dan scharnier 36. Beide stangen 31 en 32 reiken neerwaarts en achterwaarts. De effectieve lengte van stang 31 is kleiner dan die van stang 32. Stang 32 is in hoofdzaak S-vormig om in beweging niet door andere onderdelen gehinderd te worden. In zijaanzicht beschouwd, zie figuur 1C, lijkt het alsof een vierstangenmechanisme wordt gevormd 20 door de stang 31, de bok 20, de stang 32 en gedeelte 6a. In dat geval liggen de vier “stangen’ echter niet in één vlak, maar voor een deel (“stangen” 20 en 6a) zelfs hoofdzakelijk dwars daarop. Nochtans wordt een daarmee vergelijkbaar bewegingsmechanisme gerealiseerd, waarbij de positie van de hoekpunten bepaald is door de keuze van de lengten van de “stangen’ en de posities van de 25 scharnieren.
In de werkstand rust het eerste steunframedeel 6 tegen een aanslagplaat 25, die gelast is aan koker 24 die is vastgelast aan bok 20. Voorts is op de koker 24 een opstaande bus 60 gelast, waarin een verticale stang 61 op in hoogte verstelbare wijze vastgehouden is. De stang 61 is aan het ondereind 30 voorzien van een horizontale stang 62, om daarmee een omgekeerd T-vormige steun te vormen. Na afkoppeling van de inrichting 1 van de trekker T kan de bok 20 daarmee zelf ondersteund zijn op een ondergrond. De grondondersteuning 60 etc. is gelegen nabij en onder de rechterzijde van het tweede steunframedeel 20, op afstand van het scharnier 30 dat de beide steunframedelen 6 en 20 met elkaar 35 verbindt. De bok 20 wordt hierdoor belemmerd om in de van de trekker T ontkoppelde stand, waarin de inrichting 1 ook met werktuig 13 op de grond rust, weg te bewegen van het eerste steunframedeel 6.
De beide steunframedelen 6 en 20 kunnen met elkaar verbonden zijn door een cilinder waarmee een drempelwaarde voor de kracht waarboven een 9 verwijdering van het steunframedeel 6 ten opzichte van steunframedeel 20 kan plaatsvinden ingesteld kan worden. Die cilinder kan eventueel zelf één van de of de voornoemde pendelstang vormen.
Indien bij verplaatsing in de werkrichting A (richting X) de werktuigen 5 15 of een ander deel van het werktuig opgehangen aan de steunbalk 2 een kei K of een ander obstakel tegenkomt en de daardoor ondervonden tegenkracht groter is dan een drempelwaarde (in te stellen met behulp van de fluïdumdruk voor cilindersamenstel 8,9 in afhankelijkheid van de massa van tussenarm 3, steunbalk 2 en het werktuig) kan het geheel van werktuig, steunbalk 2, tussenarm 3 en eerste 10 steunframedeel 6, met het in de gekozen uitzetstand vastgezette cilindersamenstel 8,9, meegeven in de richting B, met verdraaiing om scharnier 30, een verdraaiing om de verticaal Z. De verplaatste toestand, bij wijze van voorbeeld, is weergegeven in de figuren 2A-C. Door de verbinding met het tweede steunframedeel 20, via de twee pendelstangen 31 en 32, zal het eerste steunframedeel 6 daarbij omhoog 15 worden gedwongen, in een verdraaiing om de horizontaal X, richting C.
Indien men de pendelstangen zou plaatsen en uitvoeren voor het realiseren van een zuivere parallellogramconstructie zou de oriëntatie in een verticaal vlak dat de richting A bevat gelijk blijven. Door daarvan af te wijken kan echter een verdraaiing om de Y as worden bewerkstelligd, richting D, zoals te zien is 20 in figuur 2B. Een schematisch voorbeeld is weergegeven in figuur 3, waarin de pendelstangen deel uitmaken van een ongelijkbenig trapezium, waarbij de stangen 31' en 32’ en de ‘stangen’ gevormd door materiaal van de bok 20’ en het eerste steunframedeel 6’ in één verticaal vlak liggen en de scharnieren 33’ en 35’ boven elkaar liggen en hetzelfde het geval is voor de scharnieren 34’ en 36’, waarbij de 25 lengte van de bovenste stang 31’ groter is dan die van de onderste stang 32’. Bij uitwijking van het eerste steunframedeel 6’ zal de ‘stang’ van eerste steunframedeel 6’ relatief naar achteren kantelen, hetgeen voordelig is in de uitwijkmanoeuvre omdat daardoor de voorzijde meer omhoog wordt verplaatst en het obstakel daardoor vloeiender omlopen kan worden.
30 In het voorbeeld van de figuren 1A-C en 2A-C is het stangenmechanisme complexer door de tussenafstand van de scharnieren 33-34 en 35-36, maar ook daar kan, bij geschikt gekozen dimensies, eenvoudig voor de vakman, een vergelijkbaar effect worden gerealiseerd, zodat de afstand E (figuur 2A) tot het maaiveld vooraan groter is dan op daarachter gelegen plaatsen.
35 In een niet weergegeven alternatieve uitvoering bepaalt de bok alleen de tweede en derde bevestigingsposities en is het eerste steunframedeel direct bevestigd aan het kogelschamier ter plaatse van de eerste bevestigingspositie. Dat kogelscharnier kan dan de functie van voormeld scharnier 30 vervullen. Ook dan kan tussen het eerste en het tweede steunframedeel een paar pendelstangen zijn 10 voorzien om de gewenste draaibewegingen te realiseren.
In een andere alternatieve uitvoering, niet weergegeven, is er slechts één pendelstang, die over het scharnier (30) reikt, en met één eind bevestigd is op de bok (20) iets boven en binnenwaarts (naar rechts) van de eerste, linker, 5 bevestigingspositie en met het andere eind bevestigd is op het gedeelte (6b) van het eerste steunframedeel. In deze uitvoering kunnen pendelstangen of andere verbindingen tussen beide steunframedelen in de ruimte rechts van scharnier (30) afwezig zijn, waardoor die ruimte beschikbaar kan zijn voor andere onderdelen.
In een andere, niet weergegeven uitvoering kan een pendelstang 10 gelegen zijn aan de linker zijde van scharnier (30).
In een andere, niet weergegeven uitvoering zijn één of meerdere pendelstangen uitgevoerd als cilindersamenstel, waardoor de lengte instelbaar is.
Nadat de uitzwenkbeweging zijn maximum heeft bereikt zal het eerste steunframedeel 6 weer terug bewegen, tot tegen het tweede steunframedeel 20, in 15 de werkstand. De pendelstangen 31 en 32 keren daarbij terug naar oorspronkelijke stand.
Indien het werktuig naar een andere locatie moet worden getransporteerd kan de cilinder 9 worden bediend om in te korten en daarbij, onder inwendige verschuiving in aandrijfstang 12 en verdraaiing in beide einden van de 20 aandrijfstang 12, de steunbalk 2 en tussenarm 3 om scharnier 7 opwaarts te zwenken (richting F) naar de in figuur 4 weergegeven transportstand. Om te voorkomen dat het eerste steunframedeel 6 onverhoopt wegzwenkt van de bok 20 is op de tussenarm 3 een paar oren 50 gelast, die lippen 51 bepalen met aanslagranden 52. Bij het omzwenken (richting F) om scharnier 7 zwenken de 25 lippen 51 precies achter voornoemde aanslagplaat 25 en grijpen de randen 52 tegen de voorzijde van die plaat, aan weerszijden van de koker 24 zodat de borging geactiveerd is.
Opgemerkt wordt dat de inrichting dubbel uitgevoerd kan zijn, waarbij twee eerste steunframedelen op een wijze volgens de uitvinding voor uitwijking 30 beweegbaar bevestigd zijn aan een gemeenschappelijk tweede steunframedeel of bok, waarbij het ene eerste steunframedeel scharnierbaar bevestigd is aan de linkerzijde van de bok of, alternatief, aan het eind van de linker hefstang van de driepuntsophanging van de trekker, en rechts met het werktuig uitsteekt en het andere eerste steunframedeel scharnierbaar bevestigd is aan de rechterzijde van 35 de bok of, alternatief, aan het eind van de linker hefstang van de driepuntsophanging van de trekker,en links met het werktuig uitsteekt. Elk eerste steunframedeel is dan met een eigen steuninrichting beweegbaar bevestigd aan de bok.
11
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte 5 van de onderhavige uitvinding.
1 0 36 2 1 6

Claims (40)

1. Samenstel van een trekker (T) met een driepuntsophanging (44-46) en een inrichting (1) voor het uitvoeren van werkzaamheden op een landbouwgrond, omvattend ten minste één, met een gedeelte aan één zijde zijwaarts ten opzichte van de trekker uitstekende werktuigbalk (3,2,13) met een 5 aantal naast elkaar opgestelde, door de werktuigbalk ondersteunde werktuigen (15), waarbij de werktuigbalk bevestigd is aan een steunframe (20,6), dat ter plaatse van een eerste (21), een tweede (22) en een derde (23) bevestigingspositie bevestigd is aan de driepuntsophanging van de trekker, waarbij de eerste bevestigingspositie en de tweede bevestigingspositie respectievelijk gelegen zijn aan de van het 10 uitstekende gedeelte van de werktuigbalk afgekeerde eind van het steunframe, respectievelijk op een plaats tussen de eerste bevestigingspositie en het uitstekende gedeelte van de werktuigbalk, en de derde bevestigingspositie boven de eerste en de tweede bevestigingspositie is gelegen, waarbij het steunframe gedeeld is in een eerste steunframedeel (6) en een tweede steunframedeel (20), 15 waarbij het eerste steunframedeel (6) zich tussen de eerste bevestigingspositie (21) en de werktuigbalk (3,2,13) uitstrekt en in of nabij de eerste bevestigingspositie in een scharnier (30) verdraaibaar is tussen een werkstand en een of meer uitwijkstanden om een hartlijn die een vertikale richtingscomponent bezit en om een hartlijn die een horizontale, parallel aan de rijrichting van de trekker gerichte 20 richtingscomponent bezit, waarbij het tweede steunframedeel (20) althans de tweede en derde bevestigingsposities bepaalt, waarbij het eerste steunframedeel op afstand van de eerste bevestigingspositie door middel van een steuninrichting (31,32) beweegbaar verbonden is met het tweede steunframedeel voor het steunen van het eerste steunframedeel in een van het tweede steunframedeel verwijderde 25 uitwijkstand.
2. Samenstel volgens conclusie 1, waarbij het scharnier plaatsvast is met het eerste bevestigingspunt en met het eerste steunframedeel.
3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de steuninrichting ingericht is voor het in de ruimte richten van het eerste steunframedeel in de uitwijkstand.
4. Samenstel volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het tweede 35 steunframedeel voorzien is van een positioneringsaanslag voor het eerste steunframedeel.
5. Samenstel volgens conclusie 4, waarbij het tweede steunframedeel voorzien is van een steunoplegging voor het eerste steunframedeel in de werkstand. 5
6. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de verdraaibaarheid van het eerste steunframedeel in of nabij de eerste bevestigingspositie verschaft is door een kogelscharnier.
7. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de steuninrichting het eerste en het tweede steunframedeel met elkaar verbindt op ten minste twee, beschouwd in een horizontale dwarsrichting, dwars op de rijrichting, op afstand van elkaar gelegen plaatsen.
8. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de steuninrichting met een deel werkzaam is nabij de eerste bevestigingspositie, in het bijzonder daaroverheen reikend, en met een ander deel in dwarsrichting beschouwd op afstand daarvan.
9. Samenstel volgens conclusie 7, waarbij de steuninrichting werkzaam 20 is op ten minste twee in dwarsrichting op afstand van de eerste bevestigingspositie gelegen plaatsen.
10. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de steuninrichting ten minste één pendelstang omvat, die beweegbaar verbonden is 25 met een eerste eind aan het eerste steunframedeel en met een tweede eind aan het tweede steunframedeel.
11. Samenstel volgens conclusie 10, waarbij de steuninrichting tenminste een eerste en een tweede pendelstang omvat, die elk beweegbaar verbonden zijn 30 met een eerste eind aan het eerste steunframedeel en met een tweede eind aan het tweede steunframedeel.
12. Samenstel volgens conclusie 11, waarbij de eerste einden van de beide pendelstangen in dwarsrichting op afstand van elkaar gelegen zijn. 35
13. Samenstel volgens conclusie 11 of 12, waarbij de tweede einden van de beide pendelstangen in dwarsrichting op afstand van elkaar gelegen zijn.
14. Samenstel volgens één der conclusies 10-13, waarbij althans één eind van de pendelstang respectievelijk althans één van beide pendelstangen een scharnier vormt met twee schamierhartlijnen, bij voorkeur een kogelscharnier.
15. Samenstel volgens conclusie 14, waarbij elk van beide einden van de 5 pendelstang respectievelijk van beide pendelstangen een scharnier vormt met twee schamierhartlijnen, bij voorkeur een kogelscharnier.
16. Samenstel volgens één der conclusies 11-15, waarbij de beide eerste einden op een verschillende hoogte gelegen zijn, 10
17. Samenstel volgens één der conclusies 11-16, waarbij de beide tweede einden op een verschillende hoogte gelegen zijn,
18. Samenstel volgens één der conclusies 10-17, waarbij elke 15 pendelstang schuin neerwaarts reikt vanaf hun tweede eind.
19. Samenstel volgens één der conclusies 11-18, waarbij de beide pendelstangen gelegen zijn aan dezelfde zijde, beschouwd in dwarsrichting, van de eerste bevestigingspositie. 20
20. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede steunframedeel tussen de tweede en de derde bevestigingspositie een stijf lichaam vormt.
21. Samenstel volgens één der conclusies 10-20, waarbij de respectievelijk althans één der pendelstangen uitgevoerd is als staaf met vaste lengte.
22. Samenstel volgens één der conclusies 10-20, waarbij de 30 respectievelijk althans één der pendelstangen uitgevoerd is als een in lengte aanpasbaar, in het bijzonder als cilindersamenstel.
23. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het tweede steunframedeel tevens de eerste bevestigingspositie bepaalt. 35
24. Samenstel volgens conclusie 23, waarbij nabij de eerste bevestigingspositie het eerste steunframedeel door middel van het scharnier verbonden is met het tweede steunframedeel.
25. Samenstel volgens één der conclusies 1-23, waarbij het eerste steunframedeel met het eind van een hefstang van de trekker de eerste bevestigingspositie bepaalt en het tweede steunframedeel een tussenruimte daarmee bepaalt. 5
26. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de werktuigen uitgevoerd zijn als gewasmaaiers.
27. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, voorzien van 10 borgmiddelen voor het tegen verwijdering van elkaar borgen van het eerste steunframedeel en het tweede steunframedeel.
28. Samenstel volgens conclusie 27, waarbij de borgmiddelen enerzijds voorzien zijn op de werktuigbalk en anderzijds op het tweede steunframedeel, 15 waarbij de werktuigbalk ten opzichte van het eerste steunframedeel verplaatsbaar is tussen een in hoofdzaak horizontale werkstand en een transportstand waarin de borgmiddelen effectief zijn.
29. Samenstel volgens conclusie 28, waarbij de transportstand in 20 hoofdzaak verticaal is.
30. Samenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij twee eerste steunframedelen voor uitwijking beweegbaar bevestigd zijn aan een gemeenschappelijk tweede steunframedeel of bok, waarbij voor het ene eerste 25 steunframedeel de eerste bevestigingspositie gelegen is aan de linkerzijde van de bok of, alternatief, aan het eind van de linker hefstang van de driepuntsophanging van de trekker, en dat ene eerste steunframedeel rechts met het werktuig uitsteekt en voor het andere eerste steunframedeel de eerste bevestigingspositie gelegen is aan de rechterzijde van de bok of, alternatief, aan het eind van de linker hefstang 30 van de driepuntsophanging van de trekker, en dat andere eerste steunframedeel links met het werktuig uitsteekt.
31. Inrichting omvattend de werktuigbalk met werktuigen en het eerste en het tweede steunframedeel, kennelijk geschikt en bestemd voor het samenstel 35 volgens één der voorgaande conclusies.
32. Inrichting omvattend de werktuigbalk met werktuigen en het eerste en het tweede steunframedeel zoals omschreven in één der conclusies 1-25, waarbij het tweede steunframedeel voorzien is van eerste, tweede en derde bevestigingsmiddelen voor het vormen van de eerste, de tweede en de derde bevestigingspositie met de driepuntsophangvoorziening van een trekker.
33. Inrichting volgens conclusie 31 of 32, waarbij de werktuigen 5 uitgevoerd zijn als gewasmaaiers.
34. Inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden op een landbouwgrond, in het bijzonder maaien van gewassen, omvattend een steunframe met middelen voor ophanging aan een voorwaarts daarvan gelegen 10 driepuntsophanging van een trekker, omvattend een door het steunframe gedragen werktuigbalk met een aantal naast elkaar opgestelde werktuigen, welke werktuigbalk draaibaar verbonden is met het steunframe voor verdraaiing tussen een werkstand, waarin de werktuigbalk zijwaarts uitsteekt van het steunframe en een ten opzichte daarvan verzwenkte transportstand, in het bijzonder een 15 transportstand waarin de werktuigbalk opwaarts gericht is, waarbij de werktuigbalk tevens ten opzichte van de ophangmiddelen in de werkstand althans beperkt verplaatsbaar is, in een zich daarvan verwijderende richting, waarbij de werktuigbalk en het steunframe respectievelijk voorzien zijn van met elkaar samenwerkende borgmiddelen die geactiveerd worden door verplaatsing van de werktuigbalk van de 20 werkstand naar de transportstand om werkzaam te zijn in het verhinderen van voornoemde verplaatsing van de werktuigbalk in de transportstand.
35. Inrichting volgens conclusie 34, waarbij de borgmiddelen eerste en tweede (50-52) tegenhoudmiddelen omvatten die op onderlinge aanslag werkzaam 25 zijn.
36. Inrichting volgens conclusie 34 of 35, waarbij de transportstand in hoofdzaak verticaal is.
37. Inrichting volgens conclusie 36, waarbij de werktuigbalk in de transportstand hellend is in een richting van de werkstand af.
38. Inrichting volgens één der conclusies 31-37, waarbij het steunframe gedeeld is in een de werktuigbalk in de werkstand dragend eerste steunframedeel 35 en een met althans twee van de ophangmiddelen vast tweede steunframedeel, waarbij het eerste steunframedeel om een hartlijn met een verticale richtingscomponent verdraaibare wijze verbonden is met het tweede steunframedeel.
39. Samenstel voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen.
40. Inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 1036216
NL1036216A 2008-11-20 2008-11-20 Landbouwmachine met impactbeveiliging. NL1036216C2 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036216A NL1036216C2 (nl) 2008-11-20 2008-11-20 Landbouwmachine met impactbeveiliging.
DK09075511.7T DK2189053T3 (en) 2008-11-20 2009-11-19 Agricultural machine with impact protection
EP13150957.2A EP2614697B3 (en) 2008-11-20 2009-11-19 Agricultural machine having an impact protection
EP09075511.7A EP2189053B3 (en) 2008-11-20 2009-11-19 Agricultural machine having an impact protection
DK13150957.2T DK2614697T6 (da) 2008-11-20 2009-11-19 Landbrugsmaskine med beskyttelse mod slag

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036216A NL1036216C2 (nl) 2008-11-20 2008-11-20 Landbouwmachine met impactbeveiliging.
NL1036216 2008-11-20

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036216C2 true NL1036216C2 (nl) 2010-05-21

Family

ID=40791405

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036216A NL1036216C2 (nl) 2008-11-20 2008-11-20 Landbouwmachine met impactbeveiliging.

Country Status (3)

Country Link
EP (2) EP2189053B3 (nl)
DK (2) DK2614697T6 (nl)
NL (1) NL1036216C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2011090371A1 (en) 2010-01-19 2011-07-28 Forage Innovations B.V. Implement and assembly for carrying out operations on an agricultural land

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR3073705B1 (fr) 2017-11-21 2019-12-20 Kuhn S.A. Machine agricole avec un systeme de securite a cinematique de declenchement amelioree
FR3073704B1 (fr) 2017-11-21 2019-12-20 Kuhn S.A. Machine agricole munie d'un systeme de securite simplifie permettant a un outil ou groupe d'outils relie a un support d'attelage par un bras porteur d'effectuer un mouvement de securite

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1496753A (en) * 1975-04-10 1978-01-05 Int Harvester Co Mowers
NL7803121A (nl) * 1977-03-24 1978-09-26 Taarup As Maskinfab Ondersteuningsconstructie voor het bevestigen van een maaibalk of een ander landbouwgereed- schap op een driepuntsaankoppeling van een trekker.
EP0161466A1 (de) * 1984-04-14 1985-11-21 H. Niemeyer Söhne GmbH & Co. KG Landwirtschaftliches Anbaugerät
EP0679327A1 (fr) * 1994-04-29 1995-11-02 Kuhn S.A. Faucheuse à dispositif de sécurité
DE9007819U1 (de) * 1989-04-26 1997-06-26 Poettinger Alois Landmasch Mähmaschine
EP1925198A1 (en) * 2006-11-27 2008-05-28 Maasland N.V. Device for performing an agricultural operation

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DK141741B (da) * 1977-06-17 1980-06-09 Taarup As Maskinfab Ophængningsmekanisme for et markredskab, såsom en høstbjælke, og til tilkobling til en traktors tre-punkt ophæng.
FR2635433B1 (fr) * 1988-08-18 1991-02-01 Kuhn Sa Faucheuse a chassis perfectionne
NL9002867A (nl) 1990-12-24 1992-07-16 Vogelenzang Alexander J Botsbeveiliging voor landbouwwerktuig.
DE10128547B4 (de) * 2001-06-13 2004-02-05 Müthing GmbH & Co. KG Arbeitsgerät zum Anbau an ein Fahrzeug
DE10149364B4 (de) 2001-10-06 2005-08-04 Maschinenfabrik Bernard Krone Gmbh Mähmaschine

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB1496753A (en) * 1975-04-10 1978-01-05 Int Harvester Co Mowers
NL7803121A (nl) * 1977-03-24 1978-09-26 Taarup As Maskinfab Ondersteuningsconstructie voor het bevestigen van een maaibalk of een ander landbouwgereed- schap op een driepuntsaankoppeling van een trekker.
EP0161466A1 (de) * 1984-04-14 1985-11-21 H. Niemeyer Söhne GmbH & Co. KG Landwirtschaftliches Anbaugerät
DE9007819U1 (de) * 1989-04-26 1997-06-26 Poettinger Alois Landmasch Mähmaschine
EP0679327A1 (fr) * 1994-04-29 1995-11-02 Kuhn S.A. Faucheuse à dispositif de sécurité
EP1925198A1 (en) * 2006-11-27 2008-05-28 Maasland N.V. Device for performing an agricultural operation

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2011090371A1 (en) 2010-01-19 2011-07-28 Forage Innovations B.V. Implement and assembly for carrying out operations on an agricultural land

Also Published As

Publication number Publication date
DK2189053T3 (en) 2018-09-03
EP2614697B3 (en) 2020-09-23
EP2189053A1 (en) 2010-05-26
EP2189053B1 (en) 2018-05-30
EP2614697A2 (en) 2013-07-17
EP2614697B1 (en) 2019-01-02
EP2614697A3 (en) 2017-09-27
EP2189053B3 (en) 2019-11-06
DK2614697T3 (en) 2019-04-15
DK2614697T6 (da) 2020-11-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US6314666B1 (en) Material moving blade
US6616398B2 (en) Lift boom assembly
CA2940713A1 (en) Tillage implement with intra-wing gang offset
CN101340813B (zh) 包括改进拖挂装置的农业机具
EP3146819B1 (en) Harrow attachment and tillage implement with such an harrow attachment
US20090166048A1 (en) Soil-working implement with crank protection
NL8003327A (nl) Gestel voor landbouwwerktuigen.
BR102016006351B1 (pt) colheitadeira agrícola
EP3370499B1 (en) Carrier arm assembly
NL1036216C2 (nl) Landbouwmachine met impactbeveiliging.
US20120261145A1 (en) Hydraulic Walking Beam
EA034796B1 (ru) Система крепления для оборудования
CA2962675C (en) Flexible cultivator implement
NL1037632C2 (nl) Inrichting en samenstel voor het uitvoeren van werkzaamheden op een landbouwgrond.
US11723310B2 (en) Agricultural machine comprising a safety system with improved triggering kinematics
KR102265631B1 (ko) 그레이더
US5197552A (en) Collapsible bar assembly for agricultural equipment
CZ2013327A3 (cs) Zařízení ke sklápění pracovního nástroje zemědělského stroje
US3534821A (en) Land leveling implement
RU2246810C1 (ru) Рычажно-шарнирный четырёхзвенный механизм навески для соединения сельскохозяйственных орудий и машин с рамой агрегатируемого трактора
EP3639641B1 (en) Improved agricultural apparatus
US20170318733A1 (en) Anti wobbling castor wheel configuration
RU2295850C1 (ru) Погрузчик фронтальный быстромонтируемый
NL9300974A (nl) Hooibouwmachine.
CA1154997A (en) Smoothing tine assemblies for cultivators

Legal Events

Date Code Title Description
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20140601