NL1036128C - Verwarming voor spoorwegwissels. - Google Patents

Verwarming voor spoorwegwissels. Download PDF

Info

Publication number
NL1036128C
NL1036128C NL1036128A NL1036128A NL1036128C NL 1036128 C NL1036128 C NL 1036128C NL 1036128 A NL1036128 A NL 1036128A NL 1036128 A NL1036128 A NL 1036128A NL 1036128 C NL1036128 C NL 1036128C
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rail
change assembly
foot
track change
rails
Prior art date
Application number
NL1036128A
Other languages
English (en)
Inventor
Wolter Houten
Original Assignee
Heatpoint B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Heatpoint B V filed Critical Heatpoint B V
Priority to NL1036128A priority Critical patent/NL1036128C/nl
Priority to DK09013605.2T priority patent/DK2182114T3/da
Priority to EP09013605A priority patent/EP2182114B1/en
Priority to PL09013605T priority patent/PL2182114T3/pl
Application granted granted Critical
Publication of NL1036128C publication Critical patent/NL1036128C/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01BPERMANENT WAY; PERMANENT-WAY TOOLS; MACHINES FOR MAKING RAILWAYS OF ALL KINDS
    • E01B7/00Switches; Crossings
    • E01B7/24Heating of switches

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Railway Tracks (AREA)

Description

NL 1036128
Verwarming voor spoorwegwissels 5
De uitvinding heeft betrekking op een verwarming voor wissels in spoorwegen.
10 Wisselverwarmingssystemen zijn in vele uitvoering bekend. In één soort systeem zijn langwerpige verwarmingselementen langs en tegen de rail aangelegd. De verwarmingselementen kunnen werkzaam zijn op elektriciteit of vloeistof, waarbij de warmte wordt overgedragen aan de rail door contact, 15 of op gas/lucht, dat, verwarmd, plaatselijk wordt afgegeven aan de rail. De verwarmingselementen kunnen tegen de zijkant van het lijf van de rail of op de voet geplaatst zijn.
20 Ter beperking van warmteverliezen is het bekend om warmte-isolerend materiaal aan te brengen tegen de rail, zie bijvoorbeeld US octrooi 4.429.845 en DE octrooiaanvrage 26 10 263. De hierin getoonde vormen van warmte-isolatie omvatten een in vergelijking met de verwarmingselementen 25 aanzienlijk, omvangrijk, lichaam dat zich in railrichting uitstrekt, in het eerste geval aan de zijde van het verwarmingselement, dat element omgevend, in het tweede geval aan de tegengestelde zijde.
30 Ter plaatse van wissels zijn rails ondersteund op montageplaten, die een glijvlak bieden voor de wisseltong en zijn bevestigd ofwel op een betonnen ondergrond ofwel op dwarsliggers, zoals bielzen, die zelf ondersteund zijn op een ballastbed. Tussen twee opeenvolgende glijplaten, onder 35 de voet van de daarop vastgelegde rail en boven de ondergrond wordt een tussenruimte gevormd. Deze is groter (hoger) bij ondersteuning op dwarsliggers dan bij 1036128 2 ondersteuning op een betonnen ondergrond. Deze tussenruimte biedt plaats aan sneeuw en vormt een doorgang voor koude wind. Als gevolg hiervan kunnen grote warmteverliezen optreden in de voet van de rail.
5
Een doel van de uitvinding is een spoorsamenstel te verschaffen waarmee de warmteverliezen in een verwarmingssysteem bij wissels beperkt kunnen worden.
10 Vanuit één aspect voorziet de uitvinding daartoe in een spoorwisselsamenstel met paren rails en een ondergrond daarvoor, waarbij elk paar rails een vaste rail en een beweegbare rail of wisseltong omvat, waarbij op regelmatige afstanden montageplaten/glijplaten voorzien zijn voor het 15 ondersteunen van de rails en het vormen van een glijvlak voor de wisseltongen, waarbij de rails elk een voet en een van de voet opwaarts reikend lijf omvatten, waarbij de voet een bovenoppervlak en een onderoppervlak bezit en het lijf een eerste zijoppervlak en een daaraan tegengesteld tweede 20 zijoppervlak, omvattend een verwarmingsmiddel voor tenminste één rail van tenminste één paar rails, bijvoorbeeld een zich daarlangs uitstrekkend verwarmingselement dat tegen één of meer van de voornoemde oppervlakken is geplaatst, waarbij van dat paar rails 25 althans één van de beide rails voorzien is van een eerste lichaam van thermisch isolerend materiaal dat tegen althans een deel van het onderoppervlak van de voet van die rail is aangebracht en zich in langsrichting althans deels tussen de montageplaten/glijplaten voor die rail uitstrekt. 30 Hierdoor wordt het betreffende gedeelte van het onderoppervlak van de voet niet alleen geïsoleerd tegen afgifte van warmte door straling, maar wordt ook contact van dat gedeelte met langs dat oppervlak stromende koude lucht verhinderd, alsook een directe aanraking met sneeuw. 35 Met lichaam wordt in dit verband bedoeld dat het lichaam apart/zelfstandig hanteerbaar is en daarbij niet ineenzakt, zoals een deken, maar enige buigstijfheid bezit die dat 3 voorkomt. Opgemerkt wordt dat gewoonlijk de montageplaten voor de vaste rails ter plaatse van wissels één geheel vormen met de glijplaten voor de wisseltongen, gemonteerd op dwarsliggers of op een betonnen ondergrond.
5
De thermische isolatie volgens de uitvinding kan worden gecombineerd met een tweede lichaam van thermisch isolerend materiaal dat tegen althans een deel van het eerste of het tweede zijoppervlak van het lijf is aangebracht en zich in 10 langsrichting van de rail uitstrekt. Dat tweede lichaam kan, althans deels, doorgaand zijn.
Een dergelijke opstelling onderscheid zich van die volgens de niet vóórgepubliceerde Internationale octrooiaanvrage 15 PCT/EP2009/052703, waarvan op dit moment nog niet bekend is of deze voldoet aan het gestelde in Art. 4, lid 4
Rijksoctrooiwet. Figuren 3 en 4, zoals deze zijn ingediend, tonen een opstelling bij een wissel, waarbij de onderkant van de voet van een rail is voorzien van isolatieschuim en 20 tegen het lijf van de rail een metalen vormstuk is geplaatst, dat aan de van het lijf af gekeerde zijde is voorzien van opneemruimtes voor verwarmingsbuizen. Naar buiten toe is het vormstuk met de buizen geïsoleerd door een isolatieschuim. Getoond is een opstelling zoals die in 25 Duitsland gewoon is, waarin het bovenoppervlak van de glijplaat hoger ligt dan de voet van de vaste rail en derhalve de tong een kleinere hoogte heeft dan de vaste rail.
30 In een uitvoering ligt het eerste lichaam tevens aan tegen een eerste zijoppervlak van de voet dat afgekeerd is van de andere rail van het betreffende paar en/of ligt het eerste lichaam tevens aan tegen een tweede zijoppervlak van de voet dat toegekeerd is naar de andere rail van het 35 betreffende paar.
Bij voorkeur reikt, beschouwd in een vertikaal vlak van 4 dwarsdoorsnede, het eerste lichaam tot op of bij voorkeur tot beneden de onderzijde van de montageplaten danwel glijplaten. Hierdoor wordt de voornoemde doorgang in grootte beperkt. In het geval van ondersteuning op 5 dwarsliggers kan het eerste lichaam zich ook uitstrekken tot beneden de bovenzijde van de dwarsliggers.
In een uitvoering komt de lengte van het eerste lichaam in hoofdzaak overeen met de tussenafstand tussen de 10 montageplaten danwel glijplaten De rails kunnen dan op gebruikelijke wijze met hun voet direct op de montageplaat of glijplaat liggen.
In een uitvoering ligt het tweede lichaam tevens aan tegen 15 een eerste zijoppervlak van de voet dat afgekeerd is van de andere rail van het betreffende paar.
Het eerste of tweede lichaam kan ook tegen het bovenoppervlak van de voet aangebracht zijn. Het eerste en 20 het tweede lichaam kunnen tot bij elkaar, in het bijzonder tot tegen elkaar reiken, in welk geval ook voornoemd eerste zijoppervlak van de voet geïsoleerd is. Zo kan het eerste lichaam, wanneer apart van het tweede lichaam, een gedeelte omvatten dat tegen het bovenoppervlak van de voet aanligt. 25 Alternatief kan dat gedeelte deel uitmaken van het -aparte-tweede lichaam.
In een eerste verdere uitvoering, vooral geschikt voor vaste rails, komt de lengte van het tweede lichaam in 30 hoofdzaak overeen met de tussenafstand tussen de montageplaten, waardoor de tweede lichamen makkelijk te hanteren en te plaatsen kunnen zijn. In een tweede verdere uitvoering, ook geschikt voor vaste rails, komt de lengte van het tweede lichaam in hoofdzaak overeen met de h.o.h. 35 afstand van de montageplaten, bijvoorbeeld 60 cm. In dat geval kan het isolatiemateriaal, eventueel na bijgesneden te zijn, eventueel althans voor een deel van de 5 dwarsdoorsnede daarvan nagenoeg doorlopen ter plaatse van de bevestigingsmiddelen voor de rails op de montageplaat, waardoor aldaar een onderbreking in de isolatie beperkt wordt gehouden.
5
In een uitvoering die vooral geschikt is voor beweegbare rails is het tweede lichaam over meerdere glijplaten heen doorlopend.
10 Bij voorkeur vormen het eerste en het tweede lichaam één geheel met elkaar, waardoor hantering en plaatsing vergemakkelijkt kan worden. Ook dan is voornoemd eerste zij oppervlak van de voet geïsoleerd. Het deel van het aldus verkregen lichaam dat zich boven het onderoppervlak van de 15 voet bevindt kan dan verder doorlopen, overeenkomstig hiervoor is besproken voor het tweede lichaam.
Het eerste en/of, indien aanwezig, het tweede lichaam kunnen door klemwerking vastgelegd zijn op de rail. In het 20 geval dat het eerste en tweede lichaam als één geheel gevormd zijn kan een klemwerking verkregen zijn door inwendige veerkracht in het als één geheel gevormde samenstel van eerste en tweede lichaam, waarmee de montage vereenvoudigd wordt.
25
Alternatief, of daarbij, kan een klemwerking verkregen zijn door toegevoegde klemmen, zoals klembeugels, waarbij het eerste en tweede lichaam al dan niet één geheel vormen.
30 Indien de rail, zoals gebruikelijk, bovenop het lijf voorzien is van een ten opzichte van het lijf verbrede railkop, kan het tweede lichaam tot op een afstand beneden de railkop reiken, waardoor een stopmachine voldoende grip kan hebben op de betreffende rail om deze te heffen.
35
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een spoorwisselsamenstel met paren rails en een ondergrond 6 daarvoor, waarbij elk paar rails een vaste rail en een beweegbare rail of wisseltong omvat, waarbij de rails elk een voet en een van de voet opwaarts reikend lijf omvatten, waarbij de voet en het lijf een omgekeerde T vormen, 5 waarbij althans één rail van althans één van de paren rails voorzien is van een zich daarlangs uitstrekkend verwarmingselement, waarbij althans één rail van dat paar rails voorzien is van een als één geheel gevormd lichaam van thermisch isolerend materiaal dat voorzien is van een 10 gleuf voor opname van althans een deel van de voet, waarbij het lichaam aanligt tegen een onderoppervlak, een eerste zijoppervlak en een bovenoppervlak van de voet. Het lichaam kan voorts tevens aanliggen tegen althans een onderste gedeelte van een zijoppervlak van het lijf en/of tevens 15 aanliggen tegen een aan het eerste zijoppervlak van de voet tegengesteld gelegen tweede zijoppervlak van de voet.
De gleuf kan neerwaarts begrensd zijn door een been van het lichaam, dat veerkrachtig van de rest van het lichaam kan 20 worden weggebogen voor tijdelijke verruiming van de gleuf tijdens plaatsing. De veerkracht kan zodanig zijn dat het been en de rest van het lichaam een veerklemkracht uitoefenen op de rail.
25 Indien gebruik wordt gemaakt van een over meerdere glijplaten doorlopend toegepast lichaam kan het deel van het (eerste) lichaam dat bestemd is voor plaatsing tegen het onderoppervlak van de voet voor opname van de glijplaten van een onderbreking zijn voorzien.
30
Het toegepaste lichaam (dat kan het in de drie alinea's hiervóór genoemde lichaam zijn of het voornoemde eerste lichaam) kan ter hoogte van het lijf van de rail een horizontale afmeting bezitten die althans nagenoeg overeen 35 komt met de lengte van uitsteken van de voet, beschouwd in vlak van dwarsdoorsnede.
7
Het toegepaste lichaam kan aangebracht zijn op de rail die tevens is voorzien van een verwarmingselement. Het toegepaste lichaam kan aangebracht zijn op beide rails van een paar of op één (vaste rail of wisseltong) daarvan.
5
Met de toename van de intensiteit van treinverkeer wordt de geluidsproductie door de over de rails rijdende treinen meer en meer als een probleem ervaren. Dit is het geval voor gestrekte baanvakken, maar ook in bochten, en eveneens 10 in wisselstraten.
Verscheidene voorstellen zijn gedaan om de geluidsoverlast te beperken.
15 In WO 99/15732 is voorgesteld een geluiddemper opgebouwd uit twee stijve, massieve, langwerpige resonantiedelen met verschillende effectiviteit, die bijvoorbeeld van staal zijn vervaardigd, en een of meer lagen van een vervormbaar materiaal, zoals rubber. De geluiddemper is geplaatst op de 20 voet en tegen het lijf van de rail.
In GB octrooiaanvrage 2.421.265 is voorgesteld een geluiddemper in laminaatvorm, met een metaallaag en een elastomeerlaag die tegen het bovenoppervlak en de zijkant 25 van de voet wordt aangebracht.
In DE gebruiksmodel 297 14 904 is een meervoudig dempersysteem getoond, met een demperdeel tegen de onderzijde van de voet van een rail en een demperdeel tegen 30 het lijf van de rail, waarbij elk demperdeel een meervoudig massa-veersysteem vormt, zie ook DE octrooiaanvrage 31 13 268.
Van DE octrooiaanvrage 37 22 439 is bekend gebruik te maken 35 van rubber blokken die door middel van een gemagnetiseerd-rubberplaat tegen beide zijden van het lijf van een rail zijn geplaatst.
8
Van DE octrooiaanvrage 43 22 468 is eveneens een tweezijdig dempersamenstel bekend, waarbij tegen beide zijden van het lijf een stijf kunststof deel geplaatst is, onder 5 tussenkomst van een elastomeerlaag.
Van EP octrooiaanvrage 0.628.660 is bekend om de holten aan weerszijden van het lijf van een rail te vullen met een materiaal met lage soortelijke massa, omschreven als een 10 polymeer gevuld met fijn verdeelde cellen, bijvoorbeeld kurkdeeltjes. In een uitvoering is het materiaal in situ gietbaar en is daarin opgenomen een staaf met een aanzienlijk groter soortelijk gewicht.
15 Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een spoorwisselsamenstel met paren rails en een ondergrond daarvoor, waarbij elk paar rails een vaste rail en een beweegbare rail of wisseltong omvat, voorts omvattend voor althans één rail van althans één paar rails een 20 verwarmingsmiddel, zoals een zich langs een rail uitstrekkend verwarmingselement, waarbij van dat paar rails althans één rail is voorzien van een lichaam van thermisch-isolerend materiaal, waarbij dat lichaam van thermisch isolerend materiaal voorzien is van een toegevoegd massief 25 sublichaam met een soortelijke massa die groter is dan die van het materiaal van het lichaam van thermisch isolerend materiaal.
Aldus wordt de functie van geluiddemping in één voorwerp 30 gecombineerd met de functie van thermische isolatie. Afhankelijk van de wijze van bevestiging kan het ene lichaam het andere lichaam althans deels dragen, of gebruik maken van de bevestigingsmiddelen voor het andere lichaam, waardoor de opstelling per saldo eenvoudig kan blijven.
35
De keuze van de massa van het toegevoegde sublichaam hangt af van de gewenste werking en frequentiebereik, zoals ook 9 in voornoemde octrooidocumenten wordt benadrukt. Het toegevoegd sublichaam kan een massa bezitten van tenminste enige kg/m' en bezit bijvoorkeur een massa van meer dan 1000 kg/m3, bij voorkeur van meer dan 5000 kg/m3.
5
In een uitvoering is het toegevoegde sublichaam althans deels opgenomen in het lichaam van thermisch isolerend materiaal. Het toegevoegde sublichaam kan daarbij in een van de rail afgekeerde richting en in opwaartse richting 10 bedekt zijn door materiaal van het lichaam van thermisch isolerend materiaal. Het toegevoegde sublichaam kan bovendien in neerwaartse richting bedekt zijn door materiaal van het lichaam van thermisch isolerend materiaal. Het sublichaam kan dan vrijwel omgeven zijn door 15 het thermisch isolerend lichaam, beschouwd in dwarsdoorsnede. Middelen die laatstgenoemd lichaam op zijn plaats tegen de rail houden kunnen direct of indirect het sublichaam op zijn plaats houden, althans daarin bijdragen.
20 In een uitvoering is tussen het -stijve- toegevoegd sublichaam en de rail een laag elastisch materiaal gelegen die bevestigd is aan de rail en aan het sublichaam. Daarmee kan een massa-veersysteem gevormd worden.
25 Ook dit systeem kan worden toegepast op de vaste rail en/of op de wisseltong.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een thermisch isolerend lichaam kennelijk bestemd en geschikt 30 voor een spoorwisselsamenstel volgens de uitvinding.
Vanuit een verder aspect voorziet de uitvinding in een wissel voor een spoor, omvattend een aantal montageplaten/glijplaten en daarop bevestigde vaste rails 35 alsmede en paar beweegbare rails of tongen, waarbij althans één van de rails voorzien is van een verzwaringsdeel voor geluidsreductie.
10
Het verzwaringsdeel, op zich vergelijkbaar met het voornoemde sublichaam, kan deel uitmaken van een massa-veersysteem, dat tegen de rails is bevestigd.
5
Het verzwaringsdeel kan een soortelijke massa bezit van meer dan 1000 kg/m3, bij voorkeur van meer dan 5000 kg/m3.
Het verzwaringsdeel kan althans deels opgenomen zijn in een 10 lichaam van thermisch isolerend materiaal, waarbij de rail voorzien kan zijn van een zich daarlangs uitstrekkend en tegen de rail aanliggend verwarmingselement.
Zoals eerder opgemerkt kan de rail een vaste rail zijn of 15 een verplaatsbare rail of tong.
De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook 20 afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.
25
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voor-30 beelduitvoeringen. Getoond wordt in:
Figuur 1 een bovenaanzicht op een wissel van een spoorweg, voorzien van een thermische isolatie volgens de uitvinding; 35 Figuren 2A en 2B details van de wissel van figuur 1;
Figuren 3A-E enige dwarsdoorsneden van en een zijaanzicht 11 op voorbeelduitvoeringen van opstellingen volgens de uitvinding met thermische isolatie; en
Figuren 4A-E enige dwarsdoorsneden van en een isometrisch 5 aanzicht op voorbeelduitvoeringen van opstellingen volgens de uitvinding met geluidsreductie.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
10 De wisselopstelling 1 van figuur 1 omvat een aantal vaste spoorstaven of rails 2a,2b en twee wisseltongen 3a,3b, die ondersteund zijn op dwarsliggers 4 die gedragen worden door een ballastbed 6 van steenslag. Op de dwarsliggers 4 zijn montageplaten (figuur 2A: cijfer 16) met glijplaten 5 15 bevestigd, waarover de wisseltongen 3a,3b kunnen schuiven bij het omzetten van de wissel 1.
In figuren 2A en 2B is getoond dat de rails, in detail van figuur 2B de rails 2a en 3a, elk voorzien zijn van een 20 daartegen bevestigde verwarmingsbuis 10, alsmede van een langwerpig blok 11,12,13 thermisch-isolatiemateriaal, zoals EPP, PUR of EPS. De buis 10 en het blok 11 zijn op de rail 2a vastgelegd met behulp van veerkrachtige klembeugels 14, aan tegengestelde zijden van de rail 2a. Het blok 12 25 (eerste lichaam) is tegen de onderzijde van de rail 2a geklemd door de beugel 14. De buis 10 en blok 13 zijn op de rail 3a vastgelegd met behulp van een veerkrachtige klembeugel 15, aan dezelfde zijde van de rail 3a.
30 In figuur 2A is schematisch weergegeven dat een doorgang 7 gevormd is tussen de dwarsliggers 4, het ballastbed 6 en de rail 2a.
In figuren 2A en 2B zijn de blokken of lichamen 11 en 12 35 aparte eenheden, respectievelijk eerste en tweede lichamen van thermisch isolerend materiaal, die net als blok of lichaam 13 voldoende buigstijf zijn om apart gehanteerd te 12 worden bij plaatsing. Blokken 11 en 12 kunnen in een niet weergegeven uitvoering tegen elkaar aankomen, waarbij de voet van de rail aan de zijde van blok 11 geheel wordt omgeven door het thermisch-isolatiemateriaal. Het blok 13 5 is doorlopend over een aantal dwarsliggers. Het blok 11 heeft een lengte om precies tussen de montagedelen 16 te passen.
Het is ook mogelijk om de blokken 11 en 12 één geheel te 10 laten vormen, zoals weergegeven met blok 12 in figuren 3A en 3B. De rail 2a omvat een kop 21, een lijf 20 en een voet 22. Het blok 12 ligt met een gedeelte 11 aan tegen (eerste) zijoppervlak 20a van het lijf 20, met gedeelte 12a tegen bovenoppervlak 22a van de voet 22, met gedeelte 12b tegen 15 (eerste) zijoppervlak 22b van de voet 22, met gedeelte 12c tegen het onderoppervlak 22c van de voet 22 en met gedeelte 12d tegen het andere (tweede) zijoppervlak 22d van de voet 22.
20 Het in figuren 3A en 3B getoonde blok 12 heeft een lengte overeenkomend met de tussenafstand van de dwarsliggers. De grijze strookjes op de tekening boven de montagedelen 16 dienen daarbij te worden weggedacht. Het is ook mogelijk om gebruik te maken van blokken met een lengte overeenkomend 25 met de h.o.h. afstand van de dwarsliggers Daarbij is materiaal aan de einden van het blok weggesneden om met een smaller gedeelte over montagedeel 16 te reiken en zo toch nog deels een isolatie te verschaffen op de montageplaats van de rail. Ook zijn dan eindgedeelten van de gedeelten 30 22b-d weggesneden om plaats te bieden aan de dwarsliggers en daarop nauw aan te sluiten.
Bij het plaatsen van het blok 12 kan de gleuf 19 tussen gedeelten 12a en 12c in richting B met de hand worden 35 vergroot, zodat het blok 12 op de voet 22, richting C, kan worden geschoven, van opzij. Een inherente veerkracht in het blok 12 zorgt er voor dat het been 12b-d terug beweegt 13 om de voet te omklemmen. De dikte van gedeelte 12b is ook voldoende om breuk bij het verruimen van de gleuf 19 te voorkomen. Indien gewenst kan de positie van het blok 12 worden geborgd met veerkrachtige klembeugels 14.
5
In figuur 3A heeft de wisseltong 3a, net als in figuren 2A en 2B, een kleinere hoogte dan de rail 3a, hetgeen gebruikelijk is in bijvoorbeeld Duitsland. De rail 3a omvat hier een spitse kop 31, een lijf 30 en een voet 32. Tussen 10 de lijven 20,30 van de beide rails 2a,3a is een ruimte 8, en beneden de voet 32 van de rail 3a en de voet 22 van de rail 2a is een ruimte 9. De ruimte 9 laat toe de buis 10 op de voet 22 te leggen. Hoewel de rail 3a niet zelf is voorzien van een verwarmingselement is deze toch voorzien 15 van een blok of lichaam thermisch-isolerend materiaal 13, vastgelegd met klembeugel 15, om verliezen in de indirect van buis 10 op de voet 22 ontvangen warmte tegen te gaan.
In figuur 3B is weergegeven dat boven de dwarsliggers 4 20 waar de middelen voor bevestiging van de rails 2a op de dwarsliggers 4 zijn voorzien, de lichamen 11 en 12, al dan niet één geheel vormend, zijn onderbroken. Opgemerkt wordt dat dit om redenen van eenvoud van tekening niet is weergegeven in figuren 2A en 2B. Te zien zijn 25 montageconsoles 16 die met aan de andere kant gelegen consoles de rail vastklemmen en met bouten/moeren 17 bevestigd zijn op de dwarsliggers 4. Aan weerszijden van de onderbrekingen zijn klembeugels 14 aangebracht.
30 Het lichaamgedeelte 11 reikt niet tot aan de kop 21, maar laat een ruimte D vrij voor gereedschap van een stopmachine.
In figuur 3B is te zien dat gedeelten 12b en 12c naast en 35 onder de voet 22 van de rail 2a reiken, tussen de locaties van bevestiging va de rail 2a op de dwarsliggers 4. Hierdoor wordt de montage en de ligging van de rail 2a op 14 de dwarsliggers 4 niet beïnvloed, maar wordt de rail 2a wel in hoge mate thermisch geïsoleerd, ook boven de tussenruimte waar doorgang 7 is gevormd. Voorts wordt de voornoemde doorgang 7 hierdoor verkleind.
5
De opstelling weergegeven in figuur 3C komt enigermate overeen met die van figuren 2A en 2B, met dit verschil, dat het lichaam 12 met omgezet gedeelte 12d tegen het zijoppervlak 22d van de voet 22 aanligt. In vergelijking 10 met figuur 3A zijn de lichamen 11 en 12 aparte lichamen, waarbij zijoppervlak 22b direct steun biedt voor klembeugel 14.
De opstelling van figuur 3D toont een wisseltong 103a zoals 15 die bijvoorbeeld in Nederland wordt toegepast. De voet 132 van de rail 103a ligt op dezelfde hoogte als de voet 112 van vaste rail 102a. Vergelijkbare onderdelen hebben dezelfde cijfers als hiervoor, vermeerderd met 100. Wederom is op rail 102a sprake van twee aparte lichamen 111 en 112.
20 Het thermisch isolerend lichaam 113 omgeeft een verwarmingsbuis 10, en is op zijn plaats tegen de rail 103a geklemd door middel van een klembladveer 115, dat verdraaibaar is bevestigd op een vaste beugel 116.
25 De opstelling van figuur 3E toont op rail 102a een thermisch isolerend lichaam 111 dat de onderzijde van de voet 122 niet raakt en zich tot tegen de kop 121 uitstrekt.
In dit geval is de voet 132 van de wisseltong 103a voorzien van een als één geheel gevormd langwerpig blok of lichaam 30 thermisch isolerend materiaal 113, dat een gleuf 119 ' bepaalt en met been 113c aanligt tegen onderoppervlak 132c van de voet 132 en met gedeelte 113b aanligt tegen zijoppervlak 132b van de voet 132. Ook hier kan sprake zijn van klemwerking door inherente veerkracht in lichaam 113.
35 De dikte van gedeelte 113b is ook voldoende om breuk bij het verruimen van de gleuf 119 te voorkomen.
15
Opgemerkt wordt dat de lengte, in vlak van dwarsdoorsnede, waarover het onderoppervlak van de voet van de rail afgeschermd is door het lichaam van thermisch isolerend materiaal ook korter kan zijn, hoewel dan eventueel 5 afgezien moet worden van afscherming van een zijoppervlak van de voet.
Voorts kunnen de lichamen thermisch isolerend materiaal zich althans deels uitstrekken over meerdere dwarsliggers, 10 bijvoorbeeld voorzien van uitsparingen ter plaatse van dwarsliggers. De lichamen kunnen bekleed zijn met een uv-beschermingslaag. De lichamen kunnen ook van nut zijn bij hoge omgevingstemperaturen.
15 In de figuren 4A-D zijn opstellingen getoond waarin het langwerpig blok of lichaam thermisch isolerend materiaal plaatst biedt aan een blok of lichaam met een relatief hoge massa, bijvoorbeeld vergelijkbaar met dat van staal.
20 In figuur 4A vormt het blok 211, dat in materiaal vergelijkbaar is met de hierboven besproken blokken 11, 12, 13, een opneemruimte 250. In de opneemruimte 250 is een langwerpig stijf blok staal 240 op passende wijze opgenomen. Het blok 240 is vast bevestigd aan een laag 241 25 van elastisch materiaal, zoals synthetische rubber, die vastgehecht is aan zij oppervlak 220a van lijf 220. Aan de onderzijde wordt het blok 240 ondersteund door gedeelte 211E van blok 211, dat zelf steunt op de voet 222.
Zijwaarts wordt het blok 240 tegen verplaatsing van het 30 lijf 220 af tegengehouden door wand 211f van blok 211, en opwaarts af gedekt door bovenwand 211g van blok 211. Het blok 211 wordt op zijn plaats geklemd gehouden door beugelklem 214.
35 Blok 240 en laag 241 vormen een massa-veersysteem voor demping van geluid dat gegenereerd wordt door over de rail rijdend materieel. De massa per strekkende meter hangt af 16 van de frequenties waarin het dempingssyteem werkzaam moet zijn.
In figuur 4B is een smaller blok 240 getoond. Voorts is ook 5 op de wisseltong 203a in het blok 213 een opneemruimte 251 voorzien waarin een blok 242 van bijvoorbeeld staal is opgenomen. Een laag 243, vergelijkbaar met laag 241, verbindt blok 242 met oppervlak 320a van lijf 320 van rail 203a.
10
De opstelling van figuur 4C komt enigszins overeen met die van figuur 4A, doch in plaats van de klembeugel is nu een beugel 314 gebruikt voor het vastleggen van het blok 311 tegen de rail 302a, zie ook figuur 4D. De beugel 314 strekt 15 zich uit tussen twee opeenvolgende dwarsliggers 4, en omvat gedeelten 314a-c, waarbij gedeelten 314a door bouten/moeren zijn bevestigd op de montageconsoles 316. Een draadeind 218 is stijf bevestigd aan het stalen blok 340 en reikt door het blok 311 en een gat in beugelgedeelte 314c. Met een 20 moer 317 is het langsgedeelte 314c tegen het blok 311 aangedrukt, zodat de beugel 314 zowel het blok 311 als het blok 340 op zijn plaats tegen de rail 302a houdt. Ook hier kan het blok 311 steun bieden aan het blok 340. Merk op dat de beugel 314 in figuur 4C enigszins verschilt van die van 25 figuur 4D door de respectievelijk schuine en haakse loop van gedeelte 314b.
In de opstelling van figuur 4E is ook gebruik gemaakt van een beugel 414, maar deze strekt zich niet in langsrichting 30 uit en is bevestigd op een op zich bekende railvoetklem 416, die met behulp van een spanbout 417 vastgelegd is op de rail 402a op een plaats tussen de dwarsliggers en aan weerszijden van de voet 422 grijpt.
35 De opneemruimtes 250, 251, 350 en 450 zijn aan de langseinden van de blokken 211, 311 en 411 afgesloten door materiaal van die blokken, zoals schematisch aangegeven is 17 in figuur 4D.
De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en 5 niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.
1036128

Claims (41)

  1. 5 l.Spoorwisselsamenstel met paren rails en een ondergrond daarvoor, waarbij elk paar rails een vaste rail en een beweegbare rail of wisseltong omvat, waarbij op regelmatige 10 afstanden montageplaten voorzien zijn voor het ondersteunen van de rails en het vormen van een gl ij vlak voor de wisseltongen, waarbij de rails elk een voet en een van de voet opwaarts reikend lijf omvatten, waarbij de voet een bovenoppervlak en een onderoppervlak bezit en het lijf een 15 eerste zijoppervlak en een daaraan tegengesteld tweede zijoppervlak, omvattend een verwarmingsmiddel voor tenminste één rail van tenminste één paar rails, bijvoorbeeld een zich daarlangs uitstrekkend verwarmingselement dat tegen één of meer van de voomoemde 20 oppervlakken is geplaatst, waarbij van dat paar rails althans één van de beide rails voorzien is van een eerste lichaam van thermisch isolerend materiaal, bij voorkeur kunststof schuimmateriaal, met het kenmerk, dat dat eerste lichaam tegen althans een deel van het onderoppervlak van 25 de voet van die rail is aangebracht en zich in langsrichting althans deels tussen de montageplaten voor die rail uitstrekt, waarbij, bij voorkeur, de rail voorts voorzien is van een tweede lichaam van thermisch isolerend materiaal, in het bijzonder kunststof schuimmateriaal, dat 30 tegen althans een deel van het eerste of het tweede zijoppervlak van het lijf is aangebracht en zich in langsrichting van de rail uitstrekt.
  2. 2. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 1, waarbij het 35 eerste lichaam tevens aanligt tegen een eerste zijoppervlak van de voet dat afgekeerd is van de andere rail van het betreffend paar en/of tevens aanligt tegen een tweede 1036128 zij oppervlak van de voet dat toegekeerd is naar de andere rail van het betreffend paar.
  3. 3. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 1, waarbij het 5 tweede lichaam tevens aanligt tegen een eerste zijoppervlak van de voet dat af gekeerd is van de andere rail van het betreffende paar.
  4. 4. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 1, 2 of 3, 10 waarbij, beschouwd in een vertikaal vlak van dwarsdoorsnede, het eerste lichaam tot op, bij voorkeur tot beneden de onderzijde van de montageplaten danwel glijplaten reikt, in het geval van ondersteuning op dwarsliggers bij voorkeur tot beneden de bovenzijde van de 15 dwarsliggers.
  5. 5. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de lengte van het eerste lichaam in hoofdzaak overeenkomt met de tussenafstand tussen de 20 montageplaten danwel glijplaten.
  6. 6. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste of tweede lichaam tegen het bovenoppervlak van de voet is aangebracht. 25
  7. 7. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en het tweede lichaam tot bij elkaar, in het bijzonder tot tegen elkaar reiken.
  8. 8. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en het tweede lichaam één geheel met elkaar vormen.
  9. 9. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande 35 conclusies, waarbij de lengte van het tweede lichaam in hoofdzaak overeen komt met de tussenafstand tussen de montageplaten.
  10. 10. Spoorwisselsamenstel volgens één der conclusies 1-8 waarbij de lengte van het tweede lichaam in hoofdzaak overeen komt met de h.o.h. afstand van de montageplaten, 5 bijvoorbeeld 60 cm.
  11. 11. Spoorwisselsamenstel volgens één der conclusies 1-8, waarbij het tweede lichaam over meerdere glijplaten heen doorlopend is. 10
  12. 12. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het eerste en/of, indien aanwezig, het tweede lichaam door klemwerking vastgelegd zijn op de rail.
  13. 13. Spoorwisselsamenstel volgens conclusies 8 en 12 waarbij de klemwerking althans mede verkregen is door inwendige veerkracht in het als één geheel gevormde samenstel van eerste en tweede lichaam.
  14. 14. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 12 waarbij de klemwerking althans mede verkregen is door toegevoegde klemmen, zoals klembeugels.
  15. 15. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande 25 conclusies, waarbij de rail bovenop het lijf voorzien is van een ten opzichte van het lijf verbrede railkop, waarbij het tweede lichaam tot op een afstand beneden de railkop reikt.
  16. 16. Spoorwisselsamenstel met paren rails en een ondergrond daarvoor, waarbij elk paar rails een vaste rail en een beweegbare rail of wisseltong omvat, waarbij de rails elk een voet en een van de voet opwaarts reikend lijf omvatten, waarbij de voet en het lijf een omgekeerde T vormen, 35 waarbij althans één rail van althans één van de paren rails voorzien is van een zich daarlangs uitstrekkend verwarmingselement, waarbij althans één rail van dat paar rails voorzien is van een als één geheel gevormd lichaam van thermisch isolerend materiaal dat voorzien is van een gleuf voor opname van althans een deel van de voet, waarbij het lichaam aanligt tegen een onderoppervlak, een eerste 5 zijoppervlak en een bovenoppervlak van de voet.
  17. 17. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 16, waarbij het lichaam tevens aanligt tegen althans een onderste gedeelte van een zijoppervlak van het lijf. 10
  18. 18. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 16 of 17, waarbij het lichaam tevens aanligt tegen een aan het eerste zijoppervlak van de voet tegengesteld gelegen tweede zijoppervlak van de voet. 15
  19. 19. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 16, 17 of 18, waarbij de gleuf neerwaarts begrensd is door een been van het lichaam, dat veerkrachtig van de rest van het lichaam kan worden weggebogen voor verruiming van de gleuf tijdens 20 plaatsing.
  20. 20. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 19, waarbij het been en de rest van het lichaam een veerklemkracht uitoefenen op de rail. 25
  21. 21. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het toegepaste lichaam over meerdere glijplaten doorlopend is, waarbij het deel van het (eerste) lichaam dat bestemd is voor plaatsing tegen het 30 onderoppervlak van de voet voor opname van de glijplaten van een onderbreking is voorzien.
  22. 22. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het toegepaste lichaam ter hoogte van 35 het lijf van de rail een horizontale afmeting bezit die althans nagenoeg overeen komt met de lengte van uitsteken van de voet, beschouwd in een vlak van dwarsdoorsnede.
  23. 23. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het toegepaste lichaam aangebracht is op de rail die tevens is voorzien van een 5 verwarmingselement.
  24. 24. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij op beide rails van het paar een genoemd lichaam van thermisch isolerend materiaal is aangebracht. 10
  25. 25. Spoorwisselsamenstel volgens de aanhef van conclusie 1 of volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het genoemde lichaam van thermisch isolerend materiaal voorzien is van een toegevoegd massief sublichaam met een 15 soortelijke massa die groter is dan die van het materiaal van het lichaam van thermisch isolerend materiaal.
  26. 26. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 25, waarbij het toegevoegd sublichaam een massa bezit van tenminste enige 20 kg/m' en bijvoorkeur een massa bezit van meer dan 1000 kg/m3, bij voorkeur van meer dan 5000 kg/m3.
  27. 27. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 25 of 26, waarbij het toegevoegde sublichaam althans deels opgenomen 25 is in het lichaam van thermisch isolerend materiaal.
  28. 28. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 27, waarbij het toegevoegde sublichaam in een van de rail afgekeerde richting en in opwaartse richting is bedekt door materiaal 30 van het lichaam van thermisch isolerend materiaal.
  29. 29. Spoorwisselsamenstel volgens conclusie 28, waarbij het toegevoegde sublichaam in neerwaartse richting is bedekt door materiaal van het lichaam van thermisch isolerend 35 materiaal.
  30. 30. Spoorwisselsamenstel volgens één der conclusies 25-29, waarbij tussen het stijve toegevoegd sublichaam en de rail een laag elastisch materiaal is gelegen die bevestigd aan de rail en aan het sublichaam voor vorming van een massa-veersysteem. 5
  31. 31. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de rail een vaste rail is.
  32. 32. Spoorwisselsamenstel volgens één der voorgaande 10 conclusies, waarbij de rail een verplaatsbare rail of tong is.
  33. 33. Thermisch isolerend lichaam kennelijk bestemd en geschikt voor een spoorwisselsamenstel volgens één der 15 voorgaande conclusies.
  34. 34. Wissel voor een spoor, omvattend een aantal montageplaten/glijplaten en daarop bevestigde vaste rails alsmede en paar beweegbare rails of tongen, waarbij althans 20 één van de rails voorzien is van een verzwaringsdeel voor geluidsreductie.
  35. 35. Wissel volgens conclusie 34, waarbij het verzwaringsdeel deel uitmaakt van een massa-veersysteem, 25 dat tegen de rails is bevestigd.
  36. 36. Wissel volgens conclusie 35, waarbij het verzwaringsdeel een soortelijke massa bezit van meer dan 1000 kg/m3, bij voorkeur van meer dan 5000 kg/m3. 30
  37. 37. Wissel volgens één der conclusies 34-36, waarbij het verzwaringsdeel althans deels is opgenomen in een lichaam van thermisch isolerend materiaal.
  38. 38. Wissel volgens conclusie 37, waarbij de rail is voorzien van een zich daarlangs uitstrekkend en tegen de rail aanliggend verwarmingselement.
  39. 39. Wissel volgens één der conclusies 34-38, waarbij de rail een vaste rail is.
  40. 40. Wissel volgens één der conclusies 34-39, waarbij de rail een verplaatsbare rail of tong is.
  41. 41. Spoorwisselsamenstel voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de 10 bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 15 1036128
NL1036128A 2008-10-29 2008-10-29 Verwarming voor spoorwegwissels. NL1036128C (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036128A NL1036128C (nl) 2008-10-29 2008-10-29 Verwarming voor spoorwegwissels.
DK09013605.2T DK2182114T3 (da) 2008-10-29 2009-10-29 Opvarmning til jernbanesporskifter
EP09013605A EP2182114B1 (en) 2008-10-29 2009-10-29 Heating for railway switches
PL09013605T PL2182114T3 (pl) 2008-10-29 2009-10-29 Ogrzewanie dla zwrotnic kolejowych

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1036128 2008-10-29
NL1036128A NL1036128C (nl) 2008-10-29 2008-10-29 Verwarming voor spoorwegwissels.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1036128C true NL1036128C (nl) 2010-05-03

Family

ID=40627103

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1036128A NL1036128C (nl) 2008-10-29 2008-10-29 Verwarming voor spoorwegwissels.

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP2182114B1 (nl)
DK (1) DK2182114T3 (nl)
NL (1) NL1036128C (nl)
PL (1) PL2182114T3 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102010049701A1 (de) * 2010-10-28 2012-05-03 Db Netz Ag Backenschienenisolierung beheizter Weichen
DE102011100079A1 (de) * 2011-04-29 2012-10-31 Ean Elektroschaltanlagen Gmbh Wärmedämmung für Eisenbahnschienen
EP2677079B1 (en) * 2012-06-20 2016-04-27 TERMORAD S.C. Zaklad Termoelektryczny H. Komosa, K. Komosa A railroad switch and a method of melting snow and ice in railroad switches
NL1041906B1 (nl) * 2016-06-03 2018-01-25 Gerardus Rooks Marco het betreft een verlichtings armatuur wat doormiddel van klemmen, beugels of andere vorm van bevestiging in de ziel van de spoorstaaf of doormiddel van beugels aan de spoorstaaf of aan de dwarsligger naast de spoorstaaf bevestigd wordt.
CN108797233A (zh) * 2017-04-28 2018-11-13 西安铁路信号有限责任公司 一种铁路道岔融雪加热防风保温方法
RU210589U1 (ru) * 2021-12-10 2022-04-21 Общество с ограниченной ответственностью "Информационные технологии" (ООО "ИнфоТех") Устройство теплоизолирующего элемента обогрева стрелочного перевода

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2610263A1 (de) * 1974-03-13 1977-06-02 Korel Korrosionsschutz Elektro Elektrisch leitfaehige beschichtung sowie verfahren zur herstellung derselben
USRE31081E (en) * 1978-03-20 1982-11-16 Railroad switch heater

Family Cites Families (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE3113268C2 (de) 1981-04-02 1983-12-22 Messerschmitt-Bölkow-Blohm GmbH, 8000 München Schwingungsabsorber
US4429845A (en) * 1982-04-26 1984-02-07 Emerson Electric Co. Rail track heaters
IT8604823A0 (it) * 1986-05-27 1986-05-27 Plattner Franz Impianto di riscaldamento per il disgelo di scambi per ferrovia a conduzione del calore tramite liquido caldo.
DE3722439A1 (de) 1987-07-07 1987-12-23 Schwartz Heinz Vorrichtung zur reduzierung von schallenergie am verkehrssystem rad/schiene
RU2010072C1 (ru) * 1991-06-05 1994-03-30 Московский Институт Инженеров Железнодорожного Транспорта Обогреватель для стрелки
NL9300891A (nl) 1993-05-25 1994-12-16 Edilon Bv Spoorstaaf.
DE4322468C2 (de) 1993-07-06 1995-11-16 Draebing Kg Wegu Dämpfungselement für eine Schiene
JPH0925603A (ja) * 1995-07-10 1997-01-28 Shinyoushiya:Kk パネル型融雪器
DE29714904U1 (de) 1997-08-21 1998-01-08 Schrey & Veit GmbH, 71067 Sindelfingen Schwingungsabsorber an Schienen, insbesondere an Eisenbahnschienen
GB9719864D0 (en) 1997-09-19 1997-11-19 Univ Southampton Rail damper
GB2421265A (en) 2004-12-16 2006-06-21 Tiflex Ltd Railway rail with vibration damper
ES2384602T3 (es) * 2008-03-07 2012-07-09 Triple S Gmbh Sistema de calentamiento de cambio de agujas

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2610263A1 (de) * 1974-03-13 1977-06-02 Korel Korrosionsschutz Elektro Elektrisch leitfaehige beschichtung sowie verfahren zur herstellung derselben
USRE31081E (en) * 1978-03-20 1982-11-16 Railroad switch heater

Also Published As

Publication number Publication date
PL2182114T3 (pl) 2013-08-30
EP2182114B1 (en) 2013-03-20
EP2182114A2 (en) 2010-05-05
EP2182114A3 (en) 2010-08-04
DK2182114T3 (da) 2013-06-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1036128C (nl) Verwarming voor spoorwegwissels.
US9260821B2 (en) Method for converting a ballasted track into a slab track
US3469783A (en) Railroad crossing
EP2337896A2 (en) Apparatus for reinforcing railroad ties
AU759400B2 (en) Rail support
EA026387B1 (ru) Опорная плита для железнодорожного рельса
KR20080030662A (ko) 교량 구조물의 고정 주행 트랙
DE202016008896U1 (de) Bahngleisauflagerung
FR2938273A1 (fr) Superstructure de voie fixe sans ballast et procede de construction
CN107503247B (zh) 一种活塞式颗粒阻尼耗能减振轨枕
CA1048465A (en) Level crossing structure
CA2596899A1 (en) Level railway crossing
KR20140023724A (ko) 복합적 방진구조를 갖는 철도궤도
BE1014215A3 (nl) Dwarsligger met een regelbare demping en stijfheid voor een spoorweg.
JP4592454B2 (ja) スラブ軌道の騒音低減構造
NL1012649C2 (nl) Spoorplaat voor een spoorbaan, en bevestigingsmethode daarvoor.
KR101338375B1 (ko) 궤도 일체형 교량
JP6207267B2 (ja) 車輪ガード装置
WO2021082005A1 (zh) 轨道结构
JPH11247102A (ja) ラダーマクラギ軌道における継目構造
JP5539277B2 (ja) ラダー型マクラギを使用した車両用軌道における応急締結装置
JP2004156318A (ja) バリアフリー型レール側方間隙閉塞構造、及びレール側方の間隙閉塞方法
KR101144244B1 (ko) 프리캐스트 레일 장치 및 그 제조방법
GB2384223A (en) Trackway for personal rapid transport systems
BE1013537A3 (nl) Werkwijze en strook voor het uitlijnen van een geluidsarme spoorlijn.

Legal Events

Date Code Title Description
V6P Partial surrender of patent

Effective date: 20110303