NL1036085C

NL1036085C - Werkwijze en inrichting voor het afgeven van een product.

Info

Publication number: NL1036085C
Application number: NL1036085A
Authority: NL
Inventors: Wilhelmus Johannes Joseph Maas; Petrus Lambertus Wilhelmus Hurkmans
Original assignee: Dispensing Technologies Bv
Priority date: 2008-10-17
Filing date: 2008-10-17
Publication date: 2010-04-20
Also published as: WO2010044659A1; AR073849A1; TW201024175A

Description

T Τ

WERKWIJZE ΕΝ INRICHTING VOOR HET AFGEVEN VAN EEN PRODUCT

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het afgeven van een product uit een flexibele binnenhouder die in 5 een relatief stijvere buitenhouder is opgenomen, waarbij tijdens het afgeven van het product omgevingslucht door ten minste één beluchtingsopening wordt aangezogen naar een tussenruimte tussen de binnenhouder en de buitenhouder. Een dergelijke werkwijze is bekend.

10 Voor producten die bij voorkeur niet met de omgeving in aanraking mogen komen, zoals met name voedingsmiddelen, geneesmiddelen en dergelijke, wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van verpakkingen die bestaan uit een flexibele binnenhouder waarin het product is opgenomen en een buitenhouder 15 die relatief stijver is en de verpakking hanteerbaar maakt. Wanneer product uit de flexibele binnenhouder wordt afgegeven wordt de inhoud daarvan niet aangevuld met omgevingslucht, maar krimpt de binnenhouder ineen onder invloed van de onderdruk die daarin ontstaat. Om te voorkomen dat daardoor ook in de 20 buitenhouder een onderdruk ontstaat, die ertoe zou leiden dat ook deze buitenhouder ineen krimpt, of althans invallende delen gaat vertonen, wordt tegelijkertijd in de buitenhouder omgevingslucht toegelaten door een of meer beluchtingsopeningen. Hierdoor behoudt dus de buitenhouder zijn 25 oorspronkelijke vorm.

Een probleem bij het afgeven van producten uit dergelijke verpakkingen is, dat de binnenhouder onder invloed van de zwaartekracht zal uitzakken wanneer de verpakking na afgifte enige tijd ongebruikt blijft. Wanneer daarna opnieuw 30 product wordt afgegeven bestaat het risico dat de binnenhouder ineen krimpt in de nabijheid van zijn afgifteopening, waardoor de productstroom naar deze opening geblokkeerd zou worden.

1036085 I » 2

De uitvinding heeft nu tot doel een werkwijze van de hiervoor beschreven soort zodanig aan te passen, dat dit probleem zich niet meer voordoet, of althans in mindere mate. Volgens de uitvinding wordt dit bij een dergelijke werkwijze bereikt, 5 doordat de aangezogen omgevingslucht na het afgeven van het product in de tussenruimte wordt opgesloten. Op deze wijze wordt de binnenhouder door de opgesloten lucht ondersteund en gefixeerd, waardoor het uitzakken daarvan wordt voorkomen.

Bij voorkeur toe te passen varianten van de werkwijze 10 volgens de uitvinding zijn beschreven in de volgconclusies 2 tot 4 .

De uitvinding heeft ook betrekking op een inrichting waarmee deze werkwijze kan worden uitgevoerd. Een reeds bekende inrichting voor het af geven van een product, omvat een flexibele 15 binnenhouder waarin het product is opgenomen, een relatief stijvere buitenhouder waarin de flexibele binnenhouder is opgenomen, waarbij tussen de binnenhouder en de buitenhouder een tussenruimte is gevormd, en ten minste één in de buitenhouder gevormde beluchtingsopening voor het naar de tussenruimte 20 aanzuigen van omgevingslucht.

De uitvinding verschaft nu een afgifte-inrichting van de hiervoor beschreven soort die voorzien is van middelen voor het in de tussenruimte opsluiten van de aangezogen omgevingslucht. Deze opsluitmiddelen zorgen er weer voor dat de 25 binnenhouder door de aangezogen en opgesloten lucht ondersteund en gefixeerd wordt.

Bij voorkeur omvatten de opsluitmiddelen een met de ten minste ene beluchtingsopening samenwerkende afsluiter, die ingericht is om de ten minste ene beluchtingsopening tijdens het 30 afgeven van het product door een onderdruk in de tussenruimte vrij te geven en deze na het af geven van het product af te sluiten. Zo kan de aangezogen lucht op eenvoudige wijze in de tussenruimte worden vastgehouden.

3 1 1

Een constructief eenvoudige inrichting wordt verkregen, wanneer de afsluiter een eenwegklep is, die ingericht is om door de onderdruk in de tussenruimte geopend te worden en door het wegvallen van de onderdruk na het afgeven van het product 5 gesloten te worden.

Teneinde zo min mogelijk lucht te laten ontsnappen kan de afgifte-inrichting met voordeel voorzien zijn van middelen voor het naar zijn gesloten stand voorspannen van de afsluiter. Dit kan op eenvoudige wijze worden bereikt wanneer de afsluiter 10 een kleporgaan omvat en de voorspanmiddelen geïntegreerd zijn met het kleporgaan, dat veerkrachtig vervormbaar is.

Om een zo gelijkmatig mogelijke beluchting te waarborgen verdient het de voorkeur, dat de binnenhouder en de buitenhouder concentrische afgifteopeningen vertonen en de ten minste ene 15 beluchtingsopening in hoofdzaak diametraal tegenover de afgifteopeningen is gevormd.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekening, waarin overeenkomstige onderdelen zijn aangeduid met 20 verwijzingscijfers die telkens met 100 zijn verhoogd, en waarin: Fig. 1 een schematische doorsnede toont door een afgifte-inrichting volgens de stand van de techniek tijdens het afgeven van een product uit de binnenhouder,

Fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend aanzicht is van de 25 afgifte-inrichting na het afgeven van het product,

Fig. 3 een met fig. 1 en 2 overeenkomend aanzicht is van de afgifte-inrichting wanneer opnieuw product ui de binnenhouder wordt afgegeven,

Fig. 4 tot 6 met fig. 1 tot 3 overeenkomende aanzichten 30 zijn van een afgifte-inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 7 een doorgesneden perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen is van een in de praktijk toegepaste

I I

4 uitvoeringsvorm van de afgifte-inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 8 en 9 doorsneden tonen van het onderste deel van de afgifte-inrichting van fig. 7 tijdens het af geven van product, 5 wanneer de afsluiter de beluchtingsopening vrijgeeft, en daarna, wanneer de afsluiter de beluchtingsopening afsluit, en

Fig. 10 tot 14 schematische doorsneden tonen door alternatieve uitvoeringsvormen van de afgifte-inrichting volgens de uitvinding.

10 Een bekende inrichting l voor het afgeven van een product P omvat een flexibele binnenhouder 2 waarin het product P is opgenomen en een relatief stijvere buitenhouder 3 waarin de flexibele binnenhouder 2 is opgenoraen (fig. 1) . De buitenhouder 3 heeft hier de gedaante van een fles, terwijl de binnenhouder 15 2 een zak vormt. Tussen de binnenhouder 2 en de buitenhouder 3 is een tussenruimte 4 gevormd. In de buitenhouder 3 is een beluchtingsopening 5 gevormd, in het getoonde voorbeeld in de hals 6 van de fles. Op deze hals 6 is een pomp 7 aangebracht, waarmee het product P uit de binnenhouder 2 gepompt kan worden. 20 De hals 6 van de buitenhouder 3 begrenst een opening 8, waarin een afgifteopening 9 van de binnenhouder 2 is opgenomen, die aan de hals 6 bevestigd is, bijvoorbeeld door klemmen, klikken, lijmen of lassen. De afgif teopening 9 van de binnenhouder 2 en de opening 8 van de buitenhouder 3 zijn dus concentrisch.

25 Wanneer het product P uit de binnenhouder 2 gepompt wordt, neemt het volume van de binnenhouder 2 af, omdat er geen omgevingslucht wordt toegelaten. Er wordt in de binnenhouder 2 dus een onderdruk gecreëerd, waardoor de binnenhouder 2 ineen krimpt. De gekrompen binnenhouder 2' is in de figuur weergegeven 30 met stippellijnen. Hierdoor wordt een onderdruk gecreëerd in de tussenruimte 4, waardoor omgevingslucht A via de beluchtingsopening 5 wordt aangezogen. Zo wordt de druk in de 1 * 5 tussenruimte 4 weer gelijk aan de omgevingsdruk en wordt voorkomen dat de buitenhouder 3 wordt vervormd.

Nadat het afgeven van product P uit de binnenhouder 2 is beëindigd zal de binnenhouder 2 onder invloed van het gewicht 5 van het daarin resterende product P uitzakken, zoals met stippellijnen weergegeven in figuur 2.

Wanneer nu opnieuw product P afgegeven wordt uit de binnenhouder 2, door het bedienen van de pomp 7, zal de binnenhouder 2 weer verder samentrekken. Als gevolg van de 10 drukverdeling in de binnenhouder 2 zal dit het eerst gebeuren in de directe nabijheid van de pomp 7, dus nabij de af gif teopening 9, zoals met stippellijnen weergegeven in figuur 3. Hierdoor wordt de binnenhouder 2' dus in feite dichtgeknepen, waardoor de afgifte van het product P wordt bemoeilijkt of zelfs 15 onmogelijk gemaakt. Uiteindelijk heeft dit tot gevolg dat een deel van het product P in de binnenhouder 2 zal achterblijven en niet gebruikt kan worden.

Een afgifte-inrichting 101 volgens de uitvinding omvat eveneens een flexibele binnenhouder 102, een relatief stijvere 20 buitenhouder 103, een tussenruimte 104 en een beluchtingsopening 105 voor het naar de tussenruimte 104 aanzuigen van omgevingslucht A (fig. 4) . De binnenhouder 102 en de buitenhouder 103 zijn daarbij elk van kunststof vervaardigd, bijvoorbeeld PET voor de buitenhouder 103 en PET of PP voor de binnenhouder 102. 25 Ook andere kunststoffen zijn echter denkbaar. In het getoonde voorbeeld is deze beluchtingsopening 105 diametraal tegenover de afgif teopening 109 van de binnenhouder 102 en de opening 108 in de hals 106 van de buitenhouder 103 gevormd. Op deze hals 106 is wederom een pomp 107 aangebracht, waarmee het product P uit 30 de binnenhouder 102 gepompt kan worden.

Volgens de uitvinding is de afgifte-inrichting verder voorzien van middelen 110 voor het in de tussenruimte 104 opsluiten van de aangezogen omgevingslucht A. Deze 1 * 6 opsluitmiddelen 110 omvatten hier een afsluiter 111 die samenwerkt met de be lucht ingsopening 105. Deze afsluiter 111 is ingericht om de beluchtingsopening 105 tijdens het afgeven van het product P vrij te geven en deze na het afgeven van het product 5 P weer af te sluiten.

Daartoe is de afsluiter 111 in het getoonde voorbeeld uitgevoerd als een eenwegklep. Het vrijgeven van de beluchtingsopening 105 vindt daarbij plaats onder invloed van de onderdruk in de tussenruimte 104, waardoor de eenwegklep 111 10 wordt geopend. Het is mogelijk om het weer afsluiten van de beluchtingsopening 105 uitsluitend te laten aansturen door het wegvallen van de onderdruk in de tussenruimte 104 wanneer de pomp 107 niet langer bediend wordt. Daarnaast is het denkbaar dat het weer afsluiten van de beluchtingsopening 105 mede wordt bereikt 15 door een veerkracht, waarmee de afsluiter 111 wordt voorgespannen naar zijn gesloten stand. Zo wordt de afsluiter 111 sneller gesloten zodra het afgeven van het product P is beëindigd, maar daar staat tegenover dat het iets langer zal duren voordat deze wordt geopend wanneer de pomp 107 wordt 20 bediend, omdat dan de onderdruk eerst de voorspankracht moet overwinnen.

Wanneer het product P uit de binnenhouder 102 volgens de uitvinding gepompt wordt, neemt het volume van de binnenhouder 102 af en wordt daarin een onderdruk gecreëerd, waardoor de 25 binnenhouder 102 ineen krimpt. De gekrompen binnenhouder 102' is in figuur 4 wederom weergegeven met stippellijnen. Hierdoor wordt een onderdruk gecreëerd in de tussenruimte 104, waardoor de afsluiter 111 de beluchtingsopening vrijgeeft en omgevingslucht A kan worden aangezogen. Zo wordt de druk in de 30 tussenruimte 104 weer gelijk aan de omgevingsdruk en wordt voorkomen dat de buitenhouder 103 wordt vervormd.

Nadat het afgeven van product P uit de binnenhouder 102 is beëindigd zal de onderdruk in de binnenhouder 102 en in de I > 7 tussenruimte 104 wegvallen, waardoor de afsluiter 111 de beluchtingsopening 105 zal afsluiten (fig. 5). Hierdoor wordt de aangezogen lucht A opgesloten in de tussenruimte 104. In tegenstelling tot de situatie bij de afgifte-inrichting 1 5 volgens de stand van de techniek kan de binnenhouder 102 dus niet uitzakken onder invloed van het gewicht van het daarin resterende product P, maar wordt deze gesteund door de opgesloten lucht A en behoudt deze zijn relatief brede, het verloop van de buitenhouder 103 volgende vorm.

10 Wanneer nu opnieuw product P afgegeven wordt uit de binnenhouder 102, door het bedienen van de pomp 107, zal de binnenhouder 102 weer verder samentrekken. Hierdoor ontstaat weer een onderdruk in de tussenruimte 104, zodat de afsluiter 111 de beluchtingsopening 105 weer vrijgeeft en omgevingslucht 15 A kan worden aangezogen (fig. 6). Doordat de binnenhouder 102 zijn vorm behouden heeft en dicht tegen de wand van de buitenhouder 103 ligt, zal het samentrekken van de binnenhouder 102 vooral daar plaatsvinden waar de omgevingslucht A eenvoudig toe kan stromen. De samentrekking wordt dus geconcentreerd 2 0 tussen de beluchtingsopening 105 en de zijde van de binnenhouder 102 die van de afgifteopening 109 afgekeerd is, en het risico van samenknijpen van de binnenhouder 102 in de nabijheid van de afgifteopening 109 wordt geminimaliseerd. De afgifte van het product P kan dus onbelemmerd plaatsvinden, zodat er 25 uiteindelijk geen product P in de binnenhouder 102 zal achterblijven. De inhoud van de binnenhouder 102 kan dus in zijn geheel gebruikt worden.

Hierdoor is de afgifte-inrichting 101 volgens de uitvinding geschikt voor toepassingen waarvoor in het verleden 30 tubes gebruikt werden, die immers ook geheel geleegd kunnen worden. Ten opzichte van een tube heeft de afgifte-inrichting volgens de uitvinding het voordeel, dat er geen lucht bij het product P kan komen, zodat de kwaliteit daarvan constant blijft.

8 j

Bij een praktische toepassing van de afgifte-inrichting 201 zijn de binnenhouder 202 en de buitenhouder 203 door spuitgieten voorgevormd en vervolgens opgeblazen tot hun eindvorm (fig. 7) . Daarbij vertoont de binnenhouder 202 een 5 uitstekend deel 212 dat door de beluchtingsopening 205 steekt en waarop een bevestigingselement 213 gelast of gelijmd wordt.

Hierdoor wordt de binnenhouder 202 ook met zijn van de afgifteopening 209 afgekeerde zijde in de buitenhouder 203 gefixeerd, doordat het bevestigingselement 213 groter is dan de 10 beluchtingsopening 205. In het getoonde voorbeeld is overigens nog een voet 216 aan de buitenhouder 203 bevestigd, waardoor de afgif te-inrichting 201 ondanks zijn bolle onderzijde stabiel op een ondergrond geplaatst kan worden.

De afsluiter 211 wordt in dit voorbeeld gevormd door een 15 huis 214 dat rond de beluchtingsopening 205 aan de buitenhouder wordt bevestigd, bijvoorbeeld gelast of gelijmd, en een daarin opgenomen kleporgaan 215. Dit kleporgaan 215 vertoont twee veerkrachtig vervormbare lippen, die onder invloed van een onderdruk in de tussenruimte 204 van elkaar bewogen kunnen worden 20 om omgevingslucht A toe te laten (fig. 8), maar die bij het wegvallen van de onderdruk weer tegen elkaar komen te rusten als gevolg van hun veerkracht. Ook wanneer de buitenhouder 203 wordt opgepakt en daarbij iets wordt ingeknepen, zorgt de daarbij optredende druk in de tussenruimte 204 ervoor dat het kleporgaan 25 215 gesloten blijft (fig. 9).

In figuren 10 tot 14 worden schematisch nog enkele mogelijke configuraties van de afgifte-inrichting volgens de uitvinding getoond.

De uitvoering van figuur 10 komt overeen met die van 30 figuren 4 tot 6, waarbij de binnenhouder 102 slechts ter plaatse van zijn afgifteopening 109 met de buitenhouder 103 verbonden is. In figuur 11 is een soortgelijke afgifte-inrichting 301 getoond, waarbij echter in de binnenhouder 102 nog een stijve 9 buis 317 is opgenomen. Deze buis 317 dient om het risico op samenknijpen van de binnenhouder 302 in de nabijheid van de afgifteopening 309 nog verder te verminderen.

De uitvoering van figuur 12 komt weer overeen met die 5 van figuren 7 tot 9, waarbij de binnenhouder 202 ook aan zijn diametraal tegenover de afgifteopening 209 gelegen zijde met de buitenhouder 203 verbonden is. De afgifte-inrichting 401 van figuur 13 komt overeen met die van figuur 12, maar is weer voorzien van een buis 417. In tegenstelling tot de uitvoering 10 van figuur 11 hoeft deze buis 417 niet stijf te zijn, omdat de binnenhouder 402 immers ook ter plaatse van de beluchtingsopening 405 met de buitenhouder 403 verbonden is.

Tenslotte is in figuur 14 nog een variant van de afgifte-inrichting 501 getoond, waarbij de binnenhouder 502 over 15 zijn bovenste helft aan de buitenhouder 503 bevestigd is door middel van lijmen of lassen. Bij deze uitvoeringsvorm zal het onderste deel van de binnenhouder 502 tijdens het afgeven van het product P gaandeweg in het bovenste deel getrokken worden, dus als het ware omklappen, zodat de binnenhouder 502 geheel 20 geleegd kan worden.

Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat deze daartoe niet is beperkt, maar op velerlei wijze kan worden gevarieerd binnen het kader van de nu volgende conclusies.

1036085

Claims

1. Werkwijze voor het afgeven van een product uit een flexibele binnenhouder die in een relatief stijvere buitenhouder 5 is opgenomen, waarbij tijdens het afgeven van het product omgevingslucht door ten minste één beluchtingsopening wordt aangezogen naar een tussenruimte tussen de binnenhouder en de buitenhouder, met het kenmerk, dat de aangezogèn omgevingslucht na het afgeven van het product in de tussenruimte wordt 10 opgesloten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ten minste ene beluchtingsopening tijdens het af geven van het product door een onderdruk in de tussenruimte wordt vrijgegeven en na het afgeven van het product wordt afgesloten.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de ten minste ene beluchtingsopening na het afgeven van het product wordt afgesloten door het wegvallen van de onderdruk.

4. Werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat de ten minste ene beluchtingsopening na het afgeven van het 20 product wordt afgesloten door een veerkracht.

5. Inrichting voor het afgeven van een product, omvattende: - een flexibele binnenhouder waarin het product is opgenomen, 25. een relatief stijvere buitenhouder waarin de flexibele binnenhouder is opgenomen, waarbij tussen de binnenhouder en de buitenhouder een tussenruimte is gevormd, en - ten minste één in de buitenhouder gevormde beluchtingsopening voor het naar de tussenruimte aanzuigen van 30 omgevingslucht, gekenmerkt door middelen voor het in de tussenruimte opsluiten van de aangezogen omgevingslucht. 1036085

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de opsluitmiddelen een met de ten minste ene beluchtingsopening samenwerkende afsluiter omvatten, die ingericht is om de ten minste ene beluchtingsopening tijdens het afgeven van het 5 product door een onderdruk in de tussenruimte vrij te geven en deze na het afgeven van het product af te sluiten.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de afsluiter een eenwegklep is, die ingericht is om door de onderdruk in de tussenruimte geopend te worden en door het 10 wegvallen van de onderdruk na het afgeven van het product gesloten te worden.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt door middelen voor het naar zijn gesloten stand voorspannen van de afsluiter.

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de afsluiter een kleporgaan omvat en de voorspanmiddelen geïntegreerd zijn met het kleporgaan, dat veerkrachtig vervormbaar is.

10. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de binnenhouder en de buitenhouder concentrische afgifteopeningen vertonen en de ten minste ene beluchtingsopening in hoofdzaak diametraal tegenover de afgifteopeningen is gevormd. 1036085